de Algemene Subsidieverordening waterschap  Hollandse Delta 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m heden

Intitulé

de Algemene Subsidieverordening waterschap  Hollandse Delta 2009

DE VERENIGDE VERGADERING VANHET WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA;

op voordracht vandijkgraaf en heemraden  van waterschap Hollandse Delta d.d. 23 oktober  2007;

gelet op artikel  78, eerste lid, van de Waterschapswet en de Algemenewet bestuursrecht;

gezien het advies van de commissie  Middelen, Bestuurlijke Zaken en Handhaving  d.d. 14 november  2007;

BESLUIT:

vast te stellen "deAlgemene Subsidieverordening waterschap  Hollandse Delta 2009", luidende als volgt:

Paragraaf  1

Algemene bepalingen.

Artikel 1.1  Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing  van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

waterschap

waterschap Hollandse Delta;

b.

Verenigde Vergadering

de Verenigde Vergadering  van waterschap

 

 

Hollandse Delta;

c.

dijkgraaf en heemraden

dijkgraaf en heemraden  van waterschap

 

 

Hollandse Delta;

d.

de wet

de Algemene wet bestuursrecht;

e.

subsidie

subsidie als bedoeld in artikel  4.21  van de

 

 

Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 1.2  Reikwijdte.

 

Deze verordening isvan toepassing op alle te verstrekken subsidies, voor zover de aard en de strekking vande bepalingen  van deze verordening zich daartegen niet verzet.

 

Artikel 1.3  Procedurebepaling.

 

Op de verstrekking van subsidieszijn de bepalingen  van titel 4.2 van de wet van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 1.4  Bevoegdheid.

 

Dijkgraaf en heemraden  zijn bevoegdtot het nemen van besluiten omtrent verstrekking van subsidies.

 

Artikel 1.5  Beleidsregels.

 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die naar het oordeel van dijkgraaf en heemraden:

a.  duidelijk verband houden met de taken van het waterschap als genoemd in het waterschapsreglement, en

b.  geheel  of grotendeels gerealiseerd worden binnen  of in het belang  zijn  voor het beheersgebied van het  waterschap, en

c.  passen  binnen het  beleid  van het  waterschap.

2.  Dijkgraaf en heemraden stellen voor de verschillende subsidiale activiteiten afzonderlijke beleidsregels vast. In deze beleidsregels kunnen zij hetgeen in deze verordening is bepaald  nader verbijzonderen. Dijkgraaf en heemraden bieden  de beleidsregels na vaststelling ter kennisneming aan aan de Verenigde Vergadering.

Artikel 1.6  Subsidieplafonds.

Jaarlijks vermeldt de Verenigde Vergadering op de begroting de bedragen die hij beschikbaar stelt  voor  verstrekking van subsidie voor de verschillende subsidiabele activiteiten. Deze bedragen gelden als subsidieplafonds als bedoeld  in artikel 4:22 vande wet.

Artikel 1.7  Verdeling beschikbaar bedrag.

De verdeling van de subsidiegelden heeft  plaats overeenkomstig hetgeen in beleidsregels daaromtrent is bepaald.

Artikel 1.8  Rechtspersonen.

1.  Subsidie wordt niet verstrekt aan rechtspersonen met  een op het  maken van winst gerichte doelstelling.

2.  Subsidie wordt evenmin verstrekt aan rechtspersonen, waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met  fundamentele rechtsbeginselen.

3.  Indien naar het oordeel van dijkgraaf en heemraden subsidieverstrekking aangewezen is, kunnen zij  afwijken van het bepaalde in het eerste  lid.

Artikel 1.9  Weigeringsgronden.

1.  Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de wet weigeren dijkgraaf en heemraden in ieder geval  subsidie:

a.  indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet gericht zijn op het  waterschap, niet  ten goede  komen aan ngelanden van het

waterschap of niet op andere  wijze het belang van het waterschap dienen;

b.  indien deactiviteiten in strijd zijn  met  het  waterschapsbeleid;

c.  als de aanvrager naar het oordeel  van dijkgraaf en heemraden de beschikking heeft of kan krijgen over de geldmiddelen die noodzakelijk zijn om de activiteiten op behoorlijke wijze  te kunnen verrichten.

2.  Dijkgraaf en heemraden kunnen bij het  verstrekken van subsidie afwijken van het bepaalde in het  eerste lid, aanhef, onderdeel c, ten behoeve van activiteiten die van buitengewoon belang  zijn  voor  het  waterschap.

Paragraaf  2

De subsidieverlening.

Artikel 2.1  Subsidieverlening-subsidievaststelling.

Behoudens het bepaalde in paragraaf 7 van deze verordening, geven dijkgraaf en heemraden voorafgaande aan een subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.2  De aanvraag.

1.  Een aanvraag  voor een subsidie wordt ingediend tenminste dertien weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt, tenzij  dijkgraaf en heemraden een andere termijn hebben aangegeven. Dijkgraaf en heemraden kunnen besluiten aanvragen die buiten de in de vorige volzin genoemde termijn zijn ingediend, niet te behandelen.

2.  Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door dijkgraaf en heemraden vastgesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag  worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

a.  een beschrijving van de aard en omvang van de activiteiten en de daarmee

beoogde doelstellingen;

b.  een begroting van de aan de activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voorzien van een toelichting.

3.  Dijkgraaf en heemraden kunnen verlangen dat, naast de in het vorige lid bedoelde gegevens, bij de aanvraag  de volgende gegevens worden verstrekt:

a.  indien de aanvrager een privaatrechtelijk rechtspersoon is, haar statuten;

b.  de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel  2:361 van het

Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag;

c.  een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel  2:393 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in onderdeel  b genoemde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.

4.  Indien  voor dezelfde activiteiten tevens subsidie is aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet de aanvrager  aarvan mededeling in de aanvraag.

Artikel 2.3  Ontvangstbevestiging.

Dijkgraaf en heemraden  zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag om subsidie een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

Artikel 2.4  Beslistermijn.

Dijkgraaf en heemraden  beslissen binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

Paragraaf 3

Verplichtingen  van de subsidieontvanger.

Artikel 3.1  Doelgerichte verplichtingen.

Dijkgraaf en heemraden kunnen de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen dan die welke zijn genoemd in artikel 4:37 van de wet die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 3.2  Niet-doelgerichte verplichtingen.

Dijkgraaf en heemraden kunnen aan de subsidie verplichtingen verbinden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 3.3  Administratie.

1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie,  dat de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten  en verplichtingen, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen  worden nagegaan.

2.  De subsidieontvanger verleent inzage in de administratie indien zulks naar het oordeel van dijkgraaf en heemraden nodig is voor de beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie.

Artikel 3.4  Accountantsverklaring.

1. Indien subsidie is verleend voor een bedrag van € 100.000,- of hoger, is, onverminderd het bepaalde in artikel  4:78 van de wet, een accountantsverklaring vereist.

2.  Het bij de subsidieverlening verstrekte controleprotocol bevat nadere regels

waarmee de subsidieontvanger rekening dient te houden en die de accountant betrekt in het onderzoek.

3.  Dijkgraaf en heemraden kunnen vrijstelling of ontheffing verlenen van het

bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 4

De subsidievaststelling.

Artikel 4.1  De aanvraag.

1. De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van subsidie in, tenzij dijkgraaf en heemraden bij de verlening een andere termijn hebben aangegeven.

2.  De aanvraag gaat vergezeld van een financiële verantwoording en een activiteitenverslag, een en ander met onderliggende bewijsstukken.

3.  Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 2:361 van het Burgerlijk Wetboek dan wel dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van de financiele verantwoording de jaarrekening over.

4.  De aanvraag  tot vaststelling van de subsidie gaat tevens vergezeld van de in artikel 3.4, eerste lid, van deze verordening bedoelde accountantsverklaring en, indein deze is vereist, de verklaring als bedoeld in het derde lid van genoemd artikel  3.4.

Artikel 4.2 Het activiteitenverslag.

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde  en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Artikel 4.3  Beslistermijn.

Dijkgraaf en heemraden beslissen binnen zestien weken na ontvangst op de aanvraag.

Artikel 4.4  Hoogte vastgesteld subsidiebedrag.

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven waarin een bedrag is vermeld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, wordt zij vastgesteld op basis van de werkelijke kosten en baten van de activiteiten waarvoor zij is verleend.

Paragraaf  5

De betaling.

Artikel 5.1  De betaling.

De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling. De betaling vindt niet in termijnen plaats.

Artikel 5.2  Voorschotten.

1. Dijkgraaf en heemraden kunnen, aldan niet onder het  stellen van nadere voorwaarden, voorschotten verlenen op verleende subsidies.

2.  De voorschotten bedragen totaal ten hoogste 80% van de verleende subsidie.

Paragraaf 6

Intrekking  en wijziging.

Artikel 6.1  Intrekking en wijziging.

Dijkgraaf en heemraden kunnen de beschikking tot de subsidieverlening intrekken of wijzigen indien:

a.  conservatoir en/of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger;

b.  de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend;

c.  de subsidieontvanger instaat van faillissement is verklaard.

Paragraaf  7

Kleine  bijdragen regeling.

Artikel 7.1  Beschikking tot subsidievaststelling.

Voor activiteiten waarvoor het subsidiebedrag ten hoogste € 5.000,- bedraagt, kunnen dijkgraaf en heemraden bepalen dat alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.

Artikel 7.2  Schakelbepaling.

De overige bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard en de strekking van die bepalingen zich daartegen niet verzet.

Paragraaf 8

Verslaglegging.

Artikel 8.1  Verslag.

Onverminderd het bepaalde in artikel  4:24 Awb wordt het in dat artikel bedoelde verslag jaarlijks door dijkgraaf en heemraden aan de Verenigde Vergadering aangeboden.

Paragraaf 9

Slotbepalingen.

Artikel 9.1  Afstemmingsbepaling.

1.  Indien dijkgraaf en heemraden subsidie verstrekken voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, kunnen dijkgraaf en heemraden afwijken van deze verordening.

2. Het eerste lid is alleen van toepassing als afwijking wenselijk is ter afstemming van de op de betrokken subsidies toepasselijke voorschriften, mits daardoor de belangen met het oog waarop de bepalingen waarvan wordt afgeweken zijn gesteld, niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9.2  Inwerkingtreding.

1.  Behoudens het bepaalde in het tweede lid treedt deze verordening in werking op 1 januari 2009.

2.  Artikel  7.1 en, voor zover daarop betrekking hebbend, artikel  1.4 treden in werking met ingang van 1 januari  2008.

Artikel 9.3  Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald  als 'Algemene Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta 2009'.

Dordrecht, 29 november  2007.

De Verenigde Vergadering voornoemd,

Plaatsvervangend secretaris,

ir. J. van den Hoonaard

dijkgraaf,

ing. J. Geluk

Toelichting  behorende  bij  de Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta 2009.

I. Algemeen.

1.  Inleiding.

1.1  De Algemene wet bestuursrecht.

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kent een uitvoerige regeling over de rechtsfiguur subsidie. De Awb geeft een definitie van het begrip subsidie, waarmee deze rechtsfiguur wordt afgekaderd. Daarnaast geeft de Awb inzicht in de systematiek van subsidieverstrekking en een groot aantal procedurebepalingen. In de systematiek van de Awb zijn op de subsidieverstrekking de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Op het punt van de rechtsbescherming is de Awb helder.

Doordat de Awb een regeling geeft over de rechtsfiguur subsidie, staat de onderhavige Subsidieverordening waterschap  Hollandse Delta 2009 niet op zichzelf. Deze verordening wordt beheerst door de Awb. Voor de dagelijkse praktijk betekent dit dat de Subsidieverordening en de Awb steeds hand-in-hand moet worden toegepast.

Voor een goed begrip  van de Subsidieverordening en eencorrecte  toepassing ervan is enige basiskennis van de Awb daarom onontbeerlijk. In een bij deze toelichting behorende bijlage wordt ingezoomd  op de regeling in de Awb.Daarbij komen de volgende onderwerpen (globaal) aan de orde [noot 1]:

de systematiek van titel  4.2 Awb;

het begrip subsidie;

de wettelijke grondslag;

het subsidieplafond;

evaluatieplicht en de verplichting tot verslaggeving;

de Awb-systematiek van de subsidieverstrekking;

de rechtsbescherming;

de subsidieverlening (inclusief de uitvoeringsovereenkomst);

de subsidievaststelling;

wijziging en intrekking;

betaling en terugvordering;

per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

 

1.2  Achtergrond  Subsidieverordening.

 

Onder punt 2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting zal worden ingegaan op de achtergrond van de onverhavige Subsidieverordening. Achtereenvolgens zullen de volgende  onderwerpen worden belicht:

de aanleiding voor de Subsidieverordening;

het legaliteitsbeginsel;

de doelstelling van de Subsidieverordening;

de bevoegdheidsvraag;

activiteiten waarvoor subsidie wordt  verstrekt;

de opzet van de subsidieregeling;

de subsidieovereenkomst flexibiliteit.

2.  De Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta  2009.

2.1  Aanleiding Subsidieverordening.

Sinds de start van het nieuwe waterschap Hollandse Delta op 1 januari 2005 komt het voor dat subsidie wordt verstrekt. Hiervoor worden tal van constructies gebruikt. Soms wordt eenvoudigweg een geldbedrag toegezegd, in andere gevallen worden subsidieovereenkomsten aangegaan, in weer andere gevallen worden ingewikkelde inkoopmodules gehanteerd.

In de subsidiepraktijk van Hollandse Delta heerst onduidelijkheid over over het bestaan van een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekkingen en de (juridische) noodzaak van een wettelijke grondslag. Dit heeft aanzienlijke consequenties. Zo is niet altijd even duidelijk waarom in het ene geval wel en in het andere geval geen subsidie wordt verstrekt. Ook de verplichtingen waaronder subsidie  wordt verstrekt zijn niet altijd eenduidig. Ernstiger is dat subsidies worden verstrekt door geledingen binnen de organisatie die daartoe niet bevoegd zijn. Ten slotte worden de regels van de Awb over subsidie niet of niet altijd gevolgd, nog daargelaten het feit dat met de juridische inhoud en betekenis van de rechtsfiguur subsidie onvoldoende bekendheid bestaat.

Overigens werd ook vóór 1 januari 2005 door de rechtsvoorgangers van Hollandse Delta subsidie verstrekt. De geschetste knelpunten waren toen niet anders. De redenen voor

de beschreven subsidiepraktijk kunnen in het midden worden gelaten. Belangrijker is dat de knelpunten worden weggenomen. Dat kan alleen maar door onder de subsidiepraktijk een wettelijke grondslag te leggen.  De onderhavige Subsidieverordening voorziet  daarin.

2.2  Het legaliteitsbeginsel.

Opgemerkt is dat in de praktijk onduidelijkheid heerst over het bestaan van een wettelijke grondslag en de noodzaak daarvan.  Dit punt is van zo'n groot belang dat hier separaat nader op wordt ingegaan.

Het legaliteitsbeginsel zegt met zoveel woorden dat elke uitoefening van een bevoegdheid moet zijn terug te voeren op een wettelijk voorschrift. Anders gezegd, een bevoegdheid kan (en mag) slechts worden uitgeoefend indien en voor zover een wettelijk voorschrift daartoe de mogelijkheid biedt.

Als het gaat om subsidieverstrekking is dat nu juist het punt waar de subsidiepraktijk mank gaat. Er wordt subsidie verstrekt voor diverse activiteiten op diverse  wijzen  en door diverse geledingen binnen de organisatie, terwijl niet altijd eenduidig een wettelijke

grondslag valt aan te wijzen die voor subsidieverstrekking de bevoegdheid creëert.  Veelal is subsidieverstrekking ingebed in staand beleid. In sommige gevallen  steunt dat beleid op bestuursbesluiten.

Bestuursbesluiten sec kunnen echter niet dienen als wettelijke grondslag. Het zijn juist de bestuursbesluiten waarbij subsidie wordt verstrekt die behoren te steunen op een onderliggende wettelijke grondslag. Anders gezegd:een wettelijke regel dient de bevoegdheid te geven bestuursbesluiten te nemen inhoudende verstrekking van subsidie. De bevoegdheid tot subsidieverstrekking kan niet worden ontleend aan een bestuurbesluit, een dergelijke bevoegdheid wordt per definitie ontleend aan een wettelijke regel. Dat in concrete gevallen een bestuursbesluit nodig is die subsidieaanspraken in het leven roept, doet daar niet aan af.

Onbevoegd handelen kan aanmerkelijke riscio's met zich brengen, nog afgezien van ongewenste  precedentwerking. Een en ander klemt te meer nu bij subsidieverstrekking gelden in het geding zijn die zijn verkregen  door belastingheffing.

2.3  Doelstelling  Subsidieverordening.

De onderhavige Subsidieverordening beoogt een wettelijke basis te creëren die niet alleen de bevoegdheid toekent om subsidies te verstrekken, maar die ook antwoord geeft op de vraag door wie, waarvoor en onder welke verplichtingen subsidie  wordt verstrekt. Tevens wil de onderhavige Subsidieverordening duidelijk maken dat in de

subsidiepraktijk de (procedure)regels van de Awb moeten wordenv gevolgd. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Tegelijkertijd beoogt de Subsidieverordening een zorgvuldige omgang  met belastinggelden te waarborgen.

Gewezen is reeds op de nauwe samenhang tussen de onderhavige Subsidieverordening en de Awb. Blijkens de wetsgeschiedenis  beoogt de Awb-regeling:

- misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan;

- voldoende rechtszekerheid aan subsidieontvangers teverschaffen;

- overheidsuitgaven te beheersen.

Door de onderhavige Subsidieverordening te zien in nauwe samenhang met de Awb, worden met de Subsidieverordening indirecht ook de

de doelstellingen van de Awb gediend, doelstellingen die naadloos aansluiten bij de doelstelling van de onderhavige verordening. Bovendien sluit de onderhavige Subsidieverordening naadloos aan bij het Organisatie Ontwikkelingstraject, in het bijzonder  bij het Integriteittraject.

2.4  De bevoegdheidsvraag.

Bij de vraag wie bevoegd is besluiten te nemen omtrent subsidieverstrekking gelden de regels van de Waterschapswet omtrent de bevoegdheidsverdeling als uitgangspunt. Volgens de Waterschapswet  berust de bevoegdheid tot regeling en bestuur (ter behartiging van de taken die het waterschap in het reglement zijn opgedragen) bij het algemeen bestuur. Het kan echter zijn dat bevoegdheden zijn toegekend  aan

bijvoorbeeld het dagelijks bestuur, maar dan moet deze bevoegdheidstoekenning wel zijn terug te voeren op een wettelijk voorschrift (artikel 77 Waterschapswet).

Hiervan  uitgaande  geldt als uitgangspunt dat de Verenigde Vergadering moet worden aangemekrt als het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent subsidieverstrekking besluiten te nemen. Subsidieverstrekking door bijvoorbeeld het college van dijkgraaf en

heemraden  is niet mogelijk, tenzij  het college zijn bevoegdheid daartoe kan ontlenen  aan een wettelijk voorschrift.

De onderhavige verordening neemt alle twijfel over de bevoegdheidsvraag weg door de bevoegdheid tot subsidieverstrekking te leggen bij dijkgraaf en heemraden. Hiervoor wordt  verwezen  naar artikel  1.4. Aldus ontlenen dijkgraaf en heemraden  hun

bevoegdheid tot subsidieverstrekking rechtstreeks aan een wettelijk voorschrift waarmee aan het legaliteitsbeginsel is voldaan. Overigens hebben

dijkgraaf en heemraden de mogelijkheid hun bevoegdheid tot subsidieverstrekking te mandateren  aan het ambtelijk apparaat.

2.5  Activiteiten waarvoor  subsidie wordt  verstrekt.

In de praktijk wordt  vooral  voor de volgende activiteiten op de een of andere wijze subsidie versterkt:

verbreding van teeltvrije zones (akkerrandenregeling);

duurzaam  onkruid  beheer;

agrarische  projecten;

riolering buitengebied;

Stiwas-projecten;

gemeentelijke afkoppelplannen;

creëren open water.

Daarnaast  komt het voor dat ad hoc bijdragen worden verstrekt. Het gaat dan veelal over kleinere  bedragen  voor kleinere  projecten.

2.6  Opzet subsidieregeling.

De onderhavige subsidieregeling kent de volgende  opzet:

de (algemene) Subsidieverordening.

De Subsidieverordening regelt  in hoofdzaak de bevoegdheid tot besluitvorming rond subsidieverstrekking. Daarnaast geeft de Subsidieverordening (procedure)regels over de wijze waarop subsidie wordt verstrekt. De Subsidieverordening heeft een algemeen karakter, in die zin dat de verordening van toepassing  is in alle gevallen waarin subsidie wordt  verstrekt. Daarmee  vormt de Subsidieverordening in wezen het fundament waar de gehele subsidiepraktijk van Hollandse Delta op steunt.

koppeling  aan de begroting.

De vraag  voor welke activiteiten subsidie wordt verleend,  wordt beantwoord in de begroting. Jaarlijks bij de begrotingsbehandeling zullen als apart agendapunt daartoe strekkende voorstellen worden gedaan. De Verenigde Vergadering neemt hierover een besluit.

beleidsregels.

De verplichtingen waaronder  subsidie wordt verstrekt is welbeschouwd een kwestie  van uitvoeringsbeleid.Deze verplichtingen kunnen worden neergelegd  in beleidsregels. In de Subsidieverordening is een grondslag  gecreëerd  voor het opstellen van beleidsregels. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten omtrent subsidieverstrekking is in de voorliggende Subsidieverordening neergelegd bij dijkgraaf en heemraden. Gelet hierop behoort ook de opstelling van beleidsregels  tot het domein van dijkgraaf enheemraden. Uiteraard  zal daarbij  de Awb, in het bijzonder de regeling  over beleidsregels, in acht moeten worden genomen. De beleidsregels  zullen uiteindelijk ter kennisneming van de Verenigde Vergadering  worden gebracht.

2.7  Subsidieovereenkomsten.

In de subsidiepraktijk van Hollandse Delta wordt onder omstandigheden gebruik  gemaakt van subsidieovereenkomsten. Met name in relaties  tot collega-overheden kunnen dergelijke overeenkomsten grote  toegevoegde waarde hebben.Zo kan de subsidieverhouding met een collega-overheid beter tot zijn recht komen in een subsidieovereenkomst gezien het uitgesproken tweezijdige karàkter ervan. Ten aanzien van bepaalde subsidiabele activiteiten, bijvoorbeeld op het gebied van riolering, kunnen beide partners de wens hebben om op constructieve wijze met elkaar  samen te werken

en te komen tot een win-winsituatie. Juist subsidieovereenkomsten hebben op dit punt hun nut getoond.

Aan de subsidieovereenkomst blijft de subsidiepraktijk van Hollandse Delta daarom behoefte  houden. De Awb staat daar niet aan in de weg. De Awb maakt het namelijk mogelijk dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening overeenkomsten worden gesloten. Denkbaar  is zelfs dat in subsidieverhoudingen met collega-overheden de subsidie titel van de Awb in het geheel niet van toepassing is,hetgeen overigens  niet wegneemt  dat dergelijke verhoudingen beheerst blijven worden door de Awb [noot 2].

2.8  Flexibiliteit.

In beginsel  wordenop grond van de onderhavige verordening subsidies verstrekt volgens de systematiek van de Awb. Dit betekent  dat in eerste instantie middels  een beschikking subsidie  wordt  verleend,  waarna middelseen tweede beschikking desubsidie  wordt vastgesteld.

Zoals opgemerkt wordt  ad hoc wel eens bijdragen verstrekt. Het gaat daarbij  zoals gezegd veelal over kleinere  projecten. Toepassing van het tweetrapssysteem werkt  in die gevallen  ondoelmatig. De onderhavige verordening voorziet  in een zogeheten 'kleine bijdragenregeling', waarbij  de bijdrage  wordt  verstrekt middels  een beschikking tot subsidieverstrekking (eentrapssysteem).

Opgemerkt is ook dat de subsidiepraktijk vanHollandse Delta behoefte  blijft houden aan subsidieovereenkomsten. Zoals gezegd staat de Awb daar niet aan in de weg. In dat systeem komt  de subsidieovereenkomst in de plaatsvan de beschikking tot subsidievaststelling. In de overeenkomst kunnen  partijen verschillende afspraken vastleggen.  Voorwaarde  is wel dat de subsidieovereenkomst wordt  gesloten ter uitvoering van een beschikking totsubsidieverlening [Noot 3]. Het is op de punten  van de kleine  bijdragenregelingen de subsidieovereenkomst waar de onderhavige Subsidieverordening flexibiliteit toont.  Overigens kan vanzelfsprekendook

op deze punten  beleidworden uitgewerkt en vastgelegd  in beleidsregels.

Il.  Artikelsgewijzetoelichting.

Considerans.

De wettelijke grondslag  van de onderhavige Subsidieverordening wordt  gevormd  door zowelde Waterschapswet  als de Awb. De verordening is aanvullend ophetgeen reeds in de Awb is geregeld.  De verordening moet dan ook wordengelezen in nauwe samenhang met de Awb. In deze toelichting wordt  daarom  steeds naar de betreffende artikelenvan de Awb verwezen.

Paragraaf  1

Algemene bepalingen.

Artikel 1.1  Begripsomschrijvingen.

In onderdeel  e wordt  eenomschrijving gegeven van het begrip subsidie.  Aangesloten wordt  bijde definitie die de Awb in artikel  4:21, eerstelid, geeft van het begrip subsidie.

Artikel 1.2  Reikwijdte.

In het eerstelid van het onderhavige artikel  komt  het algemene  karakter  van de Subsidieverordening tot uitdrukking. De verordening isvan toepassing  in alle gevallen waarin subsidie wordt  verstrekt. Denkbaar  is dat in voorkomende gevallen  een onverkorte toepassing  van de onderhavige verordening tot niet-werkbare situaties  leidt. Als voorbeeld  dient de vermogenstoets als bedoeldin artikel  1.9, eerstelid, aanhef,

onderdeel  c. Om deze reden kent artikel  1.2 een ontsnappingsclausule: de verordening is

van toepassing, voor zover de aard en de strekking vande bepalingen  van de verordening zich daartegen  niet verzet.

Ingevolge artikel  4:21, derde lid, van de Awb is titel  4.2Awb niet van toepassing  op krachtens  wettelijk voorschrift verstrekte subsidies waarvoor  uitsluitend overheden  in aanmerking kunnen  komen.  Betreft  het daarentegen eensubsidie die ook door een gewone burger  kanworden aangevraagd, dan is titel  4.2 (en dus de onderhavige Subsidieverordening) gewoon van toepassing.

In de subsidiepraktijk van waterschap  Hollandse Deltawordt door het waterschap subsidie verstrektaan gemeenten  voor bijvoorbeeld activiteiten op het gebiedvan riolering in het buitengebied. In zijn algemeenheid geldt dat artikel  4.2 (en dus de onderhavige Subsidieverordening) gewoon van toepassing is, zolang de subsidie niet alleen door een gemeente, maar ook door een gewone burger  kan wordenaangevraagd. Betreft  het een subsidie  waarvoor  uitsluitend overheden  in aanmerking komen, dan geldt titel  4.2 (en dus de onderhavige Subsidieverordening) niet. Benadrukt  wordt  datvolgens artikel  4:21, derde lid, alleen titel  4.2 niet van toepassing is. De overige  bepalingen van de Awb blijven gewoon van toepassing. Concreetbetekent  dit dat "subsidieverstrekking" aan gemeenten  moet voldoenaan de algemene  beginselen  van behoorlijk bestuur, aan regels over termijnen, aan vereisten  die het legaliteitsbeginsel stelt met name op het

punt  van de bevoegdheid tottoekenning van "subsidies".

Artikel 1.3  Procedurebepaling.

De nauwe samenhang  met de Awb blijkt ook uit de procedure  die bij subsidieverstrekking moet  worden gevolgd. Dieprocedure  is uitgeschreven in titel  4.2.In artikel 1.3 is vastgelegd  dat die procedure  moet  worden gevolgd.

Artikel 1.4  Bevoegdheid.

Onder punt  2.4 van het algemeen  gedeelte van deze toelichting isopgemerkt dat dijkgraaf enheemraden  bevoegd zijn tot het nemen van besluiten  omtrent subsidieverstrekking, mits  zij deze bevoegdheid kunnen  ontlenen  aan een wettelijk voorschrift. In het onderhavige artikel  1.4 zijn dijkgraaf en heemraden  aangewezen als het bevoegdeorgaan ten aanzienvan subsidieverstrekking in concrete gevallen. Overigens is hier geen sprake van delegatie, maar van attributie waarbij  bevoegdheden rechtstreeks ontleend  worden aan de wet.

Artikel 1.5 Beleidsregels.

Het eerste lid van artikel  1.5 geeftdrie criteria  waaraan activiteiten moeten voldoen willen zij voor subsidiein aanmerking komen. Activiteiten moeten:

a.  duidelijk verband  houden met de taken van het waterschap als genoemd  in het reglement van bestuur  voorhet waterschap, en

b.  geheel of grotendeels  gerealiseerd  worden binnen of in het belang zijn voor hetbeheersgebied  van het waterschap, en

c.  passen binnen  het beleid van het waterschap.

Deze criteria  zijncumulatief, dat wil zeggen dat een activiteit alleen voor subsidie in aanmerking komt als aan alle drie genoemde  criteria  is voldaan.

In aansluiting op het derde criterium (namelijkdat de activiteit moet passen binnen  het beleidvan het waterschap)  is in het tweede lid vastgelegd  dat dijkgraaf enheemraden voor de verschillende subsidiabele  activiteiten elk afzonderlijk beleidsregels  vaststellen.

In deze beleidsregels wordt  onder meer vastgelegd  aan welke voorwaarden een concrete activiteit moet voldoen om voor subsidiein aanmerking te komen.Te denken valt aan activiteiten ophet gebied van:

verbreding van teeltvrije zones (akkerranderegeling);

duurzaam  onkruid  beheer;

agrarische  projecten;

rioleringen in het buitengebied; Stiwas- projecten;

gemeentelijke afkoppelplannen;

creëren van open water.

Het is niet noodzakelijk dat een activiteit verband  houdt  met één van de vorengenoemde gebieden.  Ook andere activiteiten kunnen  voor subsidiein aanmerking komen.  Als die activiteiten maar verband  houdenmet de taakstelling van het waterschap [Noot 4].  Activiteiten, die verband  houden met de taakstelling van het waterschap  maar geen verband  houden metde vorengenoemde gebieden, kunnen  dusvoor subsidie in aanmerking komen.  Als zodanig kunnen  onder meer worden aangemerkt:

activiteiten die zijn gericht  op bewustwording en mentaliteitsverandering vande bevolking ten aanzienvan het watersysteem ende waterkeringszorg;

activiteiten die milieuvriendelijk gedrag stimuleren ofvan belang zijn voor herstel, behoud en/of  bescherming van het watersysteem en van waardevolle elementen nabij  waterkeringen;

activiteiten die het maatschappelijk draagvlak voor het waterschap  vergroten;

activiteiten die ten goede komen aan de kennis over of de interesse  voorde taakuitoefening van het waterschap.

Dijkgraaf en heemraden geven ook voor deze activiteiten nadere invulling in beleidsregels.

In beleidsregels wordt  nietalleen vastgelegd  aan welke voorwaarden een concrete activiteit moet voldoen om voor subsidiein aanmerking te komen.In beleidsregels kunnen  ookde bepalingen  van de onderhavige Subsidieverordening nader worden verbijzonderd. De activiteiten waarvoor  subsidie wordt  verleend  zijn te zeer uiteenlopend dat het onmogelijk isom in een en dezelfdeverordening bepalingen  op te nemen die

voor alle activiteiten dekkend  is. Differentiatie isdaarom  gewenst. Beleidsregels  kunnen hierbij een goede rol vervullen, maar wel met de kanttekening dat de uitwerking in beleidsregels  gebeurt  binnen de kaders van de onderhavige verordening. Vandaar dat in het tweedelid van artikel  1.5is gekozen voor de term  'verbijzonderen'.

Overigens moeten de hier bedoeldebeleidsregels worden aangemerkt als beleidsregels in de zin van de Awb.

Artikel 1.6  Subsidieplafonds.

De Awb biedt de mogelijkheid ombij wettelijk voorschrift een subsidieplafond vast te stellen voor subsidies die krachtens  een subsidieregeling worden verstrekt. In artikel  1.6 is van deze mogelijkheid gebruik  gemaakt.  Dit artikel  bepaalt  dat de Verenigde Vergadering  jaarlijks een subsidieplafond vaststelt. Hierdoor  wordenopen eindregelingen voorkomen. Tezamen met de mogelijkheid vanartikel  4:34  Awb om in geval van subsidieverstrekking voorafgaand  aan de vaststelling van de begroting een begratingsvoorbehoud temaken, blijft de beheersbaarheid vansubsidie-uitgaven door

het waterschap  gewaarborgd.

Voor alle duidelijkheid: devaststelling van een begrotingspost impliceertniet dat daarmee tevens  het subsidieplafond wordt vastgesteld. Zoals gezegd, de vaststelling van het plafond gebeurt  bij afzonderlijk besluit.  Aldus is het ook mogelijk een plafond  vastte stellen op een lager bedrag dan het bedragvan de begrotingspost.

Artikel 1.7 Verdeling beschikbaar bedrag.

Als een subsidieplafond wordt  vastgesteld, dan moet tevens  wordenbepaald hoe het beschikbare  bedrag  wordt  verdeeld  (artikel 4:26, eerstelid).  Zoalsin de bij deze toelichting behorende  bijlage  is opgemerkt, zijn er verschillende manieren  om beschikbare  subsidiegelden  te verdelen.  Bij het waterschap  worden voor uiteenlopende activiteiten subsidieaanvragen ingediend. Hierdoor  is het niet mogelijk in de Subsidieverordening één verdelingscriterium vast te leggen.Differentiatie kan worden bereikt  door de criteria  voor verdeling  van subsidiegelden  op te nemen in de beleidsregels  voor de afzonderlijke subsidiabele  activiteiten. Artikel  1.7 voorziet  daarin.

In de beleidsregels  kunnen  tevens voorzieningen worden meegenomen om te voorkomen

dat subsidiebudgettente snel opdrogen.  Te denken valt aan een begrenzing  van subsidieverstrekking, uitgedrukt in een geldsbedrag  of een percentage  van het subsidieplafond.

Artikel 1.8  Rechtspersonen.

Subsidieverstrekking aan rechtspersonen heeft  niet plaatsals de doelstelling vande rechtspersoon  gericht  is op het makenvan winst. Subsidieverstrekking aan rechtspersonen heeft evenmin  plaats als de doelstelling ofde werkzaamheden van de rechtspersoon  in strijd  is met fundamentele rechtsbeginselen.

Het derde lid maakt  het mogelijk subsidie te verstrekken aan bijvoorbeeld agrarische bedrijven om een Individuele Behandeling van Afvalwater  (IBA)  te realiseren, ook al is dit bedrijf op zichzelfwel op winst gericht.

Artikel 1.9 Weigeringsgronden.

Het eerstelid, onderdeel a, eist dat bij de te subsidiëren  activiteit het belangvan het waterschap  'betrokken' moet zijn.  Die betrokkenheid is hier nader geconcretiseerd.

Op grond van onderdeel  b kan voor activiteiten die in strijd  zijn met nader aangewezen onderdelen  vanhet waterschapsbeleid subsidie wordengeweigerd. Onder waterschapsbeleid wordt  verstaan:  al die activiteiten binnen het beheersgebied  die aansluiten  bij de doelstellingen van het waterschap, zoals beschreven  staat in onder meerhet waterbeheersplan.

In onderdeelcis een vermogenstoets opgenomen  als weigeringsgrond. Afwijken  van de vermogenstoets kan volgenshet tweede lid alleen om zwaarwegende motieven.

Paragraaf 2

De subsidieverlening.

Artikel 2.1  Subsidieverlening - subsidievaststelling.

Op grond van de onderhavige verordening worden subsidies in principe  verstrekt volgens

het tweetrapssysteem vansubsidieverlening ensubsidievaststelling. Dit systeem  sluit

aan bij de systematiek van de Awb.

De Awb schrijft het tweetrapssysteem niet dwingend  voor.Ten eerste biedt artikel  4:29 de mogelijkheid om subsidiete verstrekken slechts over de band van subsidievaststelling waarbij  het moment  van subsidieverlening wordt overgeslagen. In de onderhavige verordening is van deze mogelijkheid gebruik  gemaakt  in het kader van de zogeheten

'kleine  bijdragen regeling' als bedoeld in paragraaf  7. Verder vloeit  uit artikel  4:29  voort dat volstaan  kan worden  met subsidievaststelling als de subsidieaanvraag wordt ingediend  na afloop van de te subsidiëren  activiteit of na afloop van het te subsidiëren tijdvak.

In het kader van de subsidieverleningmoet ook worden gewezen op de mogelijkheid die artikel  4:36  biedt om ter uitvoering van beschikkingen totsubsidieverlening overeenkomsten te sluiten.In het kader van de onderhavige verordening isde mogelijkheid van uitvoeringsovereenkomsten, mede in het licht van de subsidiepraktijk bij Hollandse Delta,nadrukkelijk onderkend. De uitvoeringsovereenkomst heeft in de verordening als zodanig echter geen plaats gekregen, omdat  de mogelijkheid tot het aangaan van een dergelijke overeenkomst al rechtstreeks uit de Awb voortvloeit.

Artikel 2.2  De aanvraag.

De termijn van dertien  wekenis ontleend  aan de in artikel  4:60  Awb geldende termijn voor boekjaarsubsidies.

De mogelijkheid subsidieaanvragen die niet op tijd  zijningediend  nietin behandeling te

nemen, vindt  zijn grond in artikel  4:5  Awb.

Op grond van artikel  4:37, eerstelid, onderdeel  c, van de Awb kan de subsidieontvanger de verplichting worden opgelegd vóór de subsidievaststelling gegevens en bescheiden te verstrekken die nodig zijn voor een beslissing  omtrent de subsidie. In artikel  2.2 van de onderhavige verordening wordt verm.eld welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag moeten  wordenverstrekt.

Paragraaf 3

Verplichtingen  van de subsidieontvanger.

Artikel 3.1  Doelgerichte verplichtingen.

Onder verwijzing naar hetgeenin de bijlage  is opgemerkt over verplichtingen van de subsidieontvanger, is in het onderhavige artikel  3.1, op voet van artikel  4:38  Awb, vastgelegd  dat bij de subsidieverlening ook andere doelgerichte verplichtingen kunnen worden opgelegd dan die welke zijn genoemd in artikel  4:37  Awb.

Artikel 3.2 Niet-doelgerichte verplichtingen.

Zoals in de bijlage  is opgemerkt, kunnen aan de subsidieverplichtingen worden verbonden  die niet strekken  tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.Artikel

4:39  Awb eist wel dat dit bij  wettelijk voorschrift is bepaald. Van deze mogelijkheid isin de onderhavige verordening gebruik  gemaakt.  Artikel  4:39, tweedelid, Awb stelt een randvoorwaarde aan dergelijke niet-doelgerichte verplichtingen. Deze verplichtingen

kunnen slechtsbetrekking hebben op de wijze waaropof de middelen  waarmee  de gesubsidieerde activiteit wordt  verricht.

Artikel 3.3  Administratie.

Artikel  4:37  Awb geeft de mogelijkheid aan de subsidieontvangerverplichtingen op te leggen met betrekking tot de administratie van aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden  inkomsten enuitgaven  en het afleggenvan rekening  en verantwoording. Het onderhavige artikel  3.3 bevat op dit punt een standaardverplichting. Het creëert  ook een inzagerecht  voor de subsidieverstrekker, zodat deze desgewenst  via de boeken controle kan uitoefenen  op de besteding  van de subsidiegelden. Met name in de gevallen  dat de subsidieontvangerin het kader van het afleggen  van rekening enverantwoording  geen accountantsrapportbehoeft  overte leggen, kan dit inzagerecht  van belang zijn.

Artikel 3.4  Accountantsverklaring.

In het onderhavige artikel  3.4 is tot uitdrukking gebracht  dat bij subsidies van

€ 100.000,- of hoger een accountantsverklaring moet  wordenovergelegd. De accountantsverklaring vereenvoudigt de vaststelling van de subsidie aanzienlijk envormt

een waarborg  tegen onjuist gebruik  van de subsidiegelden. Het accountantsonderzoek

kan zich ook uitstrekken tot de vraag of aan de subsidieverplichtingen is voldaan.

Paragraaf  4

De subsidievaststelling.

Artikel 4.2  Het  activiteitenverslag.

Uit het activiteitenverslag moet duidelijk worden wat het effectis (geweest)  van de verstrekte subsidie.

Artikel 4.4  Hoogte vastgesteld subsidiebedrag.

Uitgangspunt is dat subsidies die tot een bepaaldmaximum zijn verleend, altijd worden vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.  Aan de betreffende activiteit verbonden inkomsten worden dus in principe  altijd  afgetrokken, ook als daarmee  in de aanvraag  of de verlening niet uitdrukkelijk rekening  is gehouden.

Is subsidie  niet tot een bepaaldmaximum verleend,  dan zijn de mogelijkheden tot vaststelling vande subsidie op een lagerbedrag  dan het verleende  bedrag  beperkt. Artikel  4:46  van de Awb somt limitatief op onder welke omstandigheden vaststelling op een lager bedragmogelijk is. Daartoe behoort  nietde situatie  dat de subsidieontvanger de activiteiten heeft gerealiseerd  tegenlagere kosten en/of  meteen hogere opbrengst dan begroot.  Het verschil  tussen het batig saldovan de activiteit en de verleende subsidie  kan in dat geval niet worden teruggehaald. Bij niet tot een maximum verleende subsidies is het dan ook van belang dat de aanvraag  met bijbehorende stukken nauwkeurig wordt  getoetst.

Paragraaf 5

De betaling.

Artikel 5.1  De betaling.

Ingevolge artikel  4:52,tweede lid, Awb wordt  het subsidiebedrag betaald  binnen  vier wekenna de subsidievaststelling. Bij wettelijk voorschrift kan hiervan  worden afgeweken. Van deze mogelijkheid totafwijking is gebruik  gemaakt  door in de onderhavige verordening te bepalen dat de betaling  binnenzes weken zal plaatshebben.

Artikel  4:53, eerste lid, Awb opent de mogelijkheid het subsidiebedrag ingedeelten  te betalen. In de onderhavige verordening is deze mogelijkheid uitdrukkelijk uitgesloten.

Artikel 5.2  Geen voorschotten.

Artikel  4:54,eerste lid, Awb opent de mogelijkheid aan de subsidieontvanger

voorschotten te verlenen. Met het verlenen  van voorschotten kan vooruit worden gelopen opde betaling  van het subsidiebedrag zelf. In deonderhavige verordening is deze mogelijkheid echter uitdrukkelijk uitgesloten.

Paragraaf6

Intrekking  en wijziging.

Artikel 6.1  Intrekking en wijziging.

Zoals gezegd,is in de wet (afdeling 4.2.6)  een aantal gronden genoemd  waaronder  zowel de beschikking tot subsidieverlening als de beschikking tot subsidievaststelling kan worden ingetrokken of gewijzigd. Artikel  4:50, eerstelid, onder letter  c, Awb biedt de mogelijkheid dewettelijkeintrekkings-en wijzigingsgronden aan te vullen.  In artikel  6.1 van de onderhavige verordening is van deze mogelijkheid gebruik  gemaakt.

Paragraaf 7

Kleine bijdragen  regeling.

Artikel 7.1  Beschikking tot subsidievaststelling.

In de toelichting bij artikel  1.5is een aantal activiteiten genoemd  waarvoor  afzonderlijke beleidsregels  moeten  worden opgesteld.  Genoemd is onder andere de verbreding van teeltvrije zones en het creëren  vanopen water.  Vervolgens is een aantal activiteiten genoemd die ook voor subsidie in aanmerking kunnen  komen. Genoemdzijn onder meer activiteiten die een bijdrage leveren  aan het verbeteren van het (milieu)besef op het terrein  van het watersysteem en de waterkeringen en de inrichting van een en ander. Genoemd zijn ook activiteiten die ten goede komen aan de kennis over of de interesse voor de taakuitoefening van het waterschap.

Ten aanzien van laatstbedoeldeactiviteiten is denkbaar  dat het subsidiebedrag zolaag is dat het zogenoemde  tweetrapssysteem van subsidieverlening ensubsidievaststelling zijn doel voorbijschiet. In het onderhavige artikel  7.1 is daarom  de zogeheten'kleine bijdragen regeling' opgenomen.  Volgens die regeling  kunnen  voor activiteiten waarvoor het te subsidiëren  bedrag ten hoogste €: 5.000,-  bedraagt, worden gesubsidieerd volgens het eentrapssysteem van enkel subsidievaststelling. Zoals in de toelichting bij artikel  1.5 is opgemerkt, kunnen  dijkgraaf en heemraden  ook voor de hier bedoelde activiteiten nadere invulling geven in beleidsregels.

Paragraaf 8

Verslaglegging.

Artikel 8.1  Verslag.

Ingevolge artikel  4:24  Awbwordt, indien  een subsidieop een wettelijk voorschrift berust, ten minste  eenmaal in de vijf  jaareen verslag gepubliceerd over de doeltreffendheiden de effecten  van de subsidie in de praktijk. Deze publicatie  kanplaatshebben  in het jaarverslag vanhet waterschap.  Overigens is genoemd artikel  4:24  regelend  recht. In aanvulling op dit artikel  is in de onderhavige verordening opgenomen  dat dijkgraaf en heemraden  bedoeld verslag  aanbieden aan de Verenigde Vergadering.

Paragraaf9

Slotbepalingen.

Artikel 9.1  Afstemmingsbepaling.

In het onderhavige artikel  9.1 is de mogelijkheid gecreëerd  tot afstemming met voorschriften van anderesubsidieverstrekkende overheden.

Noot 1:  Bij het opstellen  van de bijlage  is onder meer het Handboek Algemenewet bestuursrecht (Samson, losbl.), commentaar bij titel  4.2,en Van Wijk/Konijnenbelt & Van Male, Hoofdstukken vanbestuursrecht, 1999, hoofdstuk  8, paragraaf  2, geraadpleegd.

Noot 2: Zie de bij deze toelichting behorende  bijlage, punt  2.2.

Noot 3:Voor verdere  informatie over de subsidieovereenkomst zij verwezen  naar de bij deze toelichting behorende  bijlage.

Noot 4: De taakstelling isgeformuleerd in artikel 3 van het reglement van bestuur  voorhet waterschap  (Besluit  van Provinciale Staten  van Zuid-Holland d.d. 19 februari  2003, Provinciaal Blad 2003, 60).  Artikel  3 luidt  als volgt:

"Artikel3.

1.  Het waterschap  heeft tot taak de waterstaatkundigeverzorging  van zijn  gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijkelichamen  is opgedragen.

2.  Dezetaak omvat:

a.  de zorg voor de waterkering;

b.  de zorg voor de waterhuishouding, te onderscheiden  in:

het kwantiteitsbeheer vanoppervlaktewateren;

het kwaliteitsbeheer van oppervlaktewateren;

c. de zorg voor de zuivering van stedelijk  afvalwater, hieronder  mede begrepen  het stedelijk  afvalwater datafkomstig is uit het beheersgebied  van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens  artikel15a, eerste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt  gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.

3.  De taak van het waterschap  omvat  mede de zorg voor de openbare  wegen buiten  de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet, met uitzondering van rijks- enprovinciale wegen,  een en ander voor zover die zorg op de dag voorafgaande  aan de datum  van

inwerkingtreding  van dit reglement berustte  bij een van de rechtsvoorgangersvan het waterschap.

4.  De taak van het waterschap  omvat  mede de zorg voor de toepassing  van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het primaire wateren  betreft waarvoor  het waterschap  is aangewezen  alsbevoegd gezag."

Bijlage als bedoeld in punt  1.1 van de Toelichting behorende bijde

Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta  2009.

De regeling  vande rechtsfiguur subsidie in de Algemenewet bestuursrecht.

1.  Systematiek vantitel4.2  Awb.

De rechtsfiguur subsidie  is geregeld  in titel  4.2 Awb. Deze titel  bestaat uit acht afdelingen. De eerste afdeling  4.2.1 kent een aantalinleidende  bepalingen, waaronder

een omschrijving van het begrip subsidiein artikel  4:21.  Afdeling 4.2.2  bevat  bepalingen over het subsidieplafond. Afdeling 4.2.3  gaatover de subsidieverlening. Volgens afdeling

4.2.4  kunnen  aan de subsidieontvangereen aantal verplichtingen worden opgelegd. Afdeling 4.2.5  handelt  over de subsidievaststelling. De afdelingen  4.2.6  en 4.2.7  gaan over intrekking enwijziging respectievelijk over de betaling  en terugvordering. Afdeling

4.2.8  ten slotte  handelt  over per boekjaar  verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

In verband  met de gelaagde structuur van de Awb zal bij de toepassing  van titel  4.2 ook achtmoeten  wordengeslagen op andere relevante regelingen  in de Awb. Te denken valt aan titel  4.1(algemene  bepalingen  over beschikkingen), afdeling  3.2 (zorgvuldigheid en belangenafweging) enafdeling  3.6 (bekendmaking en mededeling van besluiten).

2.  Begrip  subsidie.

2.1  Begripsomschrijving Awb.

Artikel  4:21 verstaat  onder het begrip subsidie:

"de aanspraak  op financiële  middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten vande aanvrager, anders dan als betaling  voor aan het bestuursorgaan geleverde  goederen of diensten."

Deze omschrijving van het begrip subsidiekent de volgende  elementen:

a.  aanspraak  op financiële  middelen;

b.  door een bestuursorgaan verstrekt;

c.  met het oog op bepaalde activiteiten vande aanvrager;

d.  andersdanalsbetaling  vooraanhet bestuursorgaan verleende  goederen  of diensten [Noot 1].

In de praktijk zal steeds,mede aan de hand van de wetsgeschiedenis  en de jurisprudentie,moeten  wordengetoetst  of en in hoeverre  aan deze elementen  is voldaan.

 

2.2  Uitzonderingen.

 

Artikel  4:21, tweedetot en met vierde lid, noemt een aantal situaties  waarin titel  4.2 niet van toepassing  is. Eén van deze situaties  is de aanspraak  op financiële  middelen  die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet  in verstrekking aanrechtspersonen die krachtens  publiekrecht zijn ingesteld  (derde  lid).

 

Voor de toepasselijkheid van titel 4.2 is doorslaggevend  devraag of de subsidie uitsluitend aan overheden  kan worden verstrekt. Als deze vraag met ja moet  worden beantwoord, dan zijn op grond van artikel  4:21, derde lid, de subsidiebepalingenvan titel 4.2 niet van toepassing.  Betreft  het daarentegen eensubsidie die ook door een gewone burger  kan worden aangevraagd, dan is titel  4.2 gewoonvan toepassing.

Voor alle duidelijkheid: in voorkomende gevallen  mag in subsidieverhoudingen met

andere overheden  titel  4.2 niet van toepassing  zijn, de overige  bepalingen  van de Awb blijven geheel overeind.

3.  Wettelijke grondslag.

3.1  Uitgangspunt.

Uitgangspunt is dat subsidie slechts wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt  voor welkeactiviteiten subsidie kan wordenverstrekt (artikel 4:23, eerste lid).  De Awb verplicht dus voor subsidieverstrekking een wettelijke grondslag  vast te stellen. Het vereiste  van een wettelijke grondslag  vindt  rechtstreeks zijn basisin het legaliteitsbeginsel.

Als redenen voor de noodzaakvan een wettelijke grondslag  kunnen  worden genoemd:

a.  het verschaffen  van rechtszekerheid (met  een wettelijke regeling  wordt duidelijkheid geschapen over de rechten  en plichten  van de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger);

b.  hettegengaan  vanmisbruik en oneigenlijk gebruik  van subsidies;

c.  de noodzaakvan een betere  beheersing  van overheidsuitgaven (de

subsidieverstrekkende overheid  wordt  gedwongen  zich af te vragen  welkedoelen met de subsidie  worden nagestreefd  en welke verplichtingen noodzakelijk zijn om die doelente bereiken).

3.2  Uitzonderingen.

In sommige  gevallen  is voor subsidieverstrekking geen wettelijke grondslag  vereist.  De

Awb spreekt  in dit verband  van"subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten".

Het derde lid van artikel  4:23  noemt  in onderdeel  c het geval waarinde subsidieverstrekking rechtstreeks zijn grondslag  vindt  in de begroting. Tussenkomst  van de wetgever  heeft alsdanweinig betekenis, zodatsubsidie kan wordenverstrekt zonder wettelijke grondslag.  Voorwaarde  hierbij is wel dat de begrotingspost zowel de subsidieontvangerals het maximumbedrag noemt.

Een ander geval waarin een wettelijke grondslag  niet is vereist, wordt  genoemd  in onderdeel  d van artikel  4:23,derde lid. Het gaat daarbij  om subsidieverstrekking in incidentele·gevallen, mits de subsidie  voor ten hoogste vier jaar  wordt  verstrekt. In de literatuur wordt als voorbeeld  genoemd de viering  van een eeuwfeest van een

vereniging, de organisatie van een groot  spektakel, een eenmalige  startsubsidie voor een

bepaald bedrijf. Volgens de jurisprudentie is van een incidenteel  geval sprakeals er geen beleid is dat voorziet  in subsidiering vande desbetreffende activiteit en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk omdat soort activiteiten tesubsidiëren [Noot 2].

3.3  Betekenis subsidietitel voor  niet-wettelijke  subsidies.

Het feit dat voor sommige  subsidieverstrekkingen geen wettelijke grondslag  is vereist, wil niet zeggendat titel  4.2 op niet-wettelijke subsidies niet van toepassing is. De subsidietitel van de Awb blijft ookvoor dergelijke subsidies van belang [Noot 3].  De Awb geeft immers  een materiele omschrijving van het begrip subsidie. Daarmee is de subsidietitel van toepassing  op elke verstrekking van financiële  middelen  die aan deze omschrijving

voldoen, ongeacht  of er een wettelijke grondslag  is. Verder wordt  op diverseplaatsen  in de subsidietitel rekening  gehouden  met niet-wettelijke subsidies en gelden voor dergelijke subsidies bijzondere regels.

4.  Het  subsidieplafond.

Artikel 4:25  biedtde mogelijkheid een subsidieplafond inte stellen. Van een subsidieplafond issprake als er voor een bepaalde periodeslechts een beperkt  bedrag beschikbaar  is voor een bepaald type subsidie  (artikel 4:22). Devaststelling van het subsidieplafond gebeurt  bij of krachtens  wettelijk voorschrift (artikel4:25, eerste lid). Hiermeeis tegelijkertijd uitgesproken dat voor niet-wettelijke subsidies geen subsidieplafond kan wordengehanteerd.

Het instrument vanhet subsidieplafond geeft de overheid, tezamen  met het begratingsvoorbehoud als bedoeld in artikel  4:34, de mogelijkheid om de uitgaven voor subsidiëring binnen de begroteposten te houden.

Als een subsidieplafond wordt  vastgesteld, dan moet tevens  worden bepaald  hoe het beschikbare  bedrag wordt  verdeeld  (artikel 4:26, eerste lid).  De subsidiepot kan op verschillende manieren  worden verdeeld, bijvoorbeeld opvolgorde  vanontvangst van de aanvraag  ('die het eerst komt,die het eerst maalt'), op basis van afweging  vanhet belang, prioriteitstelling, via een subsidieplan, loting, ponds-ponds verdeling, enz.

Een subsidieplafond moet  worden  bekendgemaakt. Dat moet  gebeuren  voor de aanvang vanhet tijdvak waarvoor  het subsidieplafond isvastgesteld. Als het subsidieplafond later bekend wordt  gemaakt,  heeft deze bekendmaking in principegeen gevolgen  voor voordien ingediende aanvragen  (artikelen 4:27  en 4:28). Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet de wijze van verdeling  worden vermeld  (artikel 4:26, tweede lid).

5.  Evaluatieplicht enverplichting tot  verslaggeving.

Artikel  4:24  Awb verplicht hetbestuur  totperiodieke  evaluatie  van en rapportage over de doeltreffendheiden de effecten  van de op de verordening berustende  subsidies. Deze verplichting beperkt  zich tot subsidies die op een wettelijk voorschrift berusten.

In geval van subsidieverstrekking inincidentele gevallen  alsbedoeld in artikel  4:23, derde lid, onderdeel  d, vloeit  uit het vierde lid van artikel  4:23  een verplichting tot verslaggeving voort.

De evaluatieplicht ende verplichting tot verslaggeving kunnen  worden gezien in het licht vanhet beheersen  van overheidsuitgaven.

6.  Awb-systematiek van de subsidieverstrekking.

6.1  Tweetrapssysteem.

In principe  bestaat in de systematiek vande Awb de subsidieverstrekking uit twee (formele) beslismomenten. Het eerste beslismoment bestaat  uit de subsidieverlening,het tweede beslismoment isde subsidievaststelling. Naast subsidieverlening en subsidievaststelling spreekt  de Awb over het begrip  'subsidieverstrekking'. Het is goed als helderheid  bestaat  over de precieze betekenis  van deze begrippen.

Subsidieverstrekking is de algemeneterm  voorhet geven van subsidie. Hieronder  vallen zowel de subsidieverlening alsde subsidievaststelling. In tegenstelling tot subsidieverleningen subsidievaststelling is subsidieverstrekking geen formeel besIismoment.

Subsidieverlening is de term  voor het inwilligen van een subsidieaanvraag.Met het inwilligen van de subsidieaanvraagwordt  de subsidie toegekend.  Met de verlening krijgt deaanvrager aanspraak  op financiële  middelen. De verlening vansubsidie is een besluit inde zin van de Awb. De subsidieverlening isgeregeld  in de artikelen 4:29  tot en met

4:36.

Subsidievaststelling is de term  voorhet vaststellen van het bedrag van de subsidie. Met de vaststelling van de subsidie ontstaat  een aanspraak  op betaling  van dit bedrag.Ook

de vaststelling vansubsidie is een besluit  in de zin van de Awb. De subsidievaststelling is geregeld  in de artikelen 4:42  tot en met 4:47.

6.2 Ratio  tweetrapssysteem.

Potentiële  subsidieontvangerswillen vaak weten of zij voor subsidiein aanmerking komen, voordat  zij beginnen  met de uitvoering van activiteiten. Met de beschikking tot subsidieverlening geeft het bestuursorgaan antwoord op deze vraag. De beschikking tot subsidieverlening geeft echter niet zondermeer een rechtop subsidie. Met de verleningsbeschikking spreekt  het bestuursorgaan immers  niet meer uit dan dat de aanvrager  de subsidie  zal verkrijgen als hij de gesubsidieerde activiteiten ook daadwerkelijk enook naar behoren  uitvoert. Deverleningsbeschikking vestigt  slechts een aanspraak  op subsidie.

Als de gesubsidieerde activiteit is uitgevoerd  of als de periode,waarvoor  subsidie  is verleend, is verlopen, wordt  de balans opgemaakt. Dan wordt  bezienof de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten heeft uitgevoerd en of hij aan alle verplichtingen heeft voldaan.  Heeftde subsidieontvanger de activiteiten niet verricht of heeft hij zich niet gehouden  aan de subsidieverplichtingen, dan kan de subsidie lager dan de verleningsbeschikking worden vastgesteld. Met de vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag verplicht het bestuursorgaan zich tot betaling  ervan.

6.3  Uitzonderingen ophet tweetrapssysteem.

Er zijn situaties  denkbaar  waarin het tweetrapssysteem onnodig  ingewikkeld is. Het gaat dan vaak om eenvoudige  gevallen,  zoals het geval waarinsubsidie wordt aangevraagd als de te subsidiëren  activiteit al is verricht. Soms ook staat het subsidiebedrag al vast. Te denken valt ook aan het geval waarineen eenmalige  stimuleringsbijdrage wordt verstrekt. Gedacht kan ook worden aan een activiteit die zo overzichtelijk is dat een voorafgaande  verleningsbeschikking niet nodig is.

In dit soort eenvoudige  situaties  kan de tussenstap  van subsidieverlening achterwege blijven. De subsidieverstrekking bestaat dan uitsluitend uit de subsidievaststelling. De Awb biedt nadrukkelijk demogelijkheid van subsidieverstrekking volgens een eentrapssysteem. Volgens artikel  4:29  kan aan de subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening voorafgaan, tenzij  bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De mogelijkheid van subsidieverstrekking volgens het eentrapssysteem moet dus wel uitdrukkelijk inde Subsidieverordening zijn opgenomen.  Overigens geeftartikel  4:43 enkele regels die specifiek  zijn toegesneden op het eentrapssysteem.

7.  Rechtsbescherming.

Zowel op het moment  van de subsidieverlening als op het moment  van de subsidievaststelling issprake van een beschikking. Een beschikking iseen besluit  in de zin van de Awb. Dit is van belangvoor de rechtsbescherming: zowel tegen de beschikking tot subsidieverlening alstegen die tot subsidievaststelling staat bezwaar en beroep open.

8.  De subsidieverlening.

8.1  Karakter.

Bij de subsidieverlening wordt  op aanvraag  subsidie verleend  vooreen bepaalde toekomstige activiteit. De subsidieverleninggaat aan de subsidievaststelling vooraf (artikelen 4:29  en 4:30). Dit maakt  dat uit de subsidieverlening een voorwaardelijke financiële  aanspraak  voortvloeit. Het voorwaardelijke schuilt  in het feit dat de aanvrager de subsidie  bij de subsidievaststelling zal verkrijgen als hij aan de gestelde verplichtingen voldoet.  De te subsidiëren  activiteit moet immers  welworden uitgevoerd en ook

overigens  moetde aanvrager  aan alle aan de subsidie verbonden  verplichtingen voldoen.

De subsidieverlening schept niet alleen een voorwaardelijke financiële aanspraak, de subsidieverlening is ook een aanspraak-in-beginsel. Volgens artikel  4:31, eerste lid, moet de beschikking tot subsidieverlening aangeven  op hoeveel subsidie de aanvrager mag rekenen.  De precieze omvang  hangtechter af van tal van toekomstige factoren. Vandaar aanspraak-in-beginsel.

8.2  Inhoud beschikking tot subsidieverlening.

De beschikking totsubsidieverlening moet in ieder geval de volgende  elementen bevatten:

a.  een omschrijving van de activiteiten waarvoor  subsidie  wordt  verleend  (artikel 4:30, eerste lid);

b. een vermeldin van het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waaropdit bedrag wordt  bepaald (artikel 4:31, eerste lid);

c.  een vermelding van het tijdvak in geval van doorlopende  activiteiten (artikel 4:32).

De beschikking tot subsidieverlening kandaarnaast  ook de volgende  elementen  bevatten

(artikelen 4:30- 4:34  en artikel  4:36):

a.  voorwaarden, bijvoorbeeld devoorwaarde dat bij begroting  voldoende  middelen ter beschikking zullen worden gesteld, of de voorwaarde dateen ander bestuursorgaan ook subsidie zal verlenen;

b.  verplichtingen waaraan de subsidieontvangermoet voldoen;

c.  de bepaling de voorwaarde  datter uitvoering van de beschikking  een overeenkomst moet  worden gesloten;

d.  de bepaling  dat voorschotten zullen worden verstrekt.

8.3  Weigeringsgronden.

De Awb geeft twee algemene  weigeringsgronden.Deze hangen samenmet het subsidieplafond enmet kennelijke onbetrouwbaarheid van de aanvrager.

Volgens artikel  4:25,  tweedelid, moet een subsidie  worden geweigerd  bij dreigende overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel  4:35  geeft de mogelijkheid onbetrouwbare aanvragers te weren. Artikel  4:35 noemt een aantal omstandigheden waarin de subsidieverleningin ieder geval kan worden geweigerd. Er moet  eengegronde  redenbestaan om aan te nemen dat:

a.  de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b.  de aanvrager niet  zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden  verplichtingen;

c.  de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening  en verantwoording zal

afleggen omtrent deverrichte activiteiten en de daaraan verbonden  uitgaven  en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn,

De subsidieverleningkan voorts in ieder geval worden geweigerd  indien de aanvrager:

a.  in het kader van de aanvraag  onjuiste ofonvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking  op de aanvraag zou hebben geleid;

b.  failliet  is verklaard ofaan hem surséance van betaling  is verleend  of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing  is verklaard, danwel een verzoek daartoe  bij de rechtbank  is ingediend.

De woorden 'in ieder geval'duiden erop dat beide opsommingen niet limitatief zijn. Er bestaat dus vrijheid omin de subsidieregeling andere weigeringsgronden opte nemen.

Als het voornemen bestaat  om de subsidieverleningte weigeren  of niet geheel toe te kennen,moet de aanvrager  eerstin de gelegenheid  wordengesteld om een zienswijze hieromtrent inte brengen  (artikel 4:7). Dithoudt in dat de aanvrager  schriftelijk op de hoogte moet  wordengebracht  vanhet voornemen. Daarbij  moet de aanvrager  de mogelijkheid worden geboden hier mondeling ofschriftelijk een reactie op te geven. Bij de definitieve beschikking omtrentde weigering  moet de reactie wordenmeegewogen.

8.4  Uitvoeringsovereenkomsten.

Artikel  4:36  maakt  het mogelijk uitvoeringsovereenkomsten te sluiten.  Dergelijke overeenkomsten strekken ter uitvoering vande beschikking  tot subsidieverlening. Dit impliceert dat aan de uitvoeringsovereenkomst altijd  eenbeschikking  tot subsidieverleningvooraf  gaat.De regeling  van de uitvoeringsovereenkomst in de Awb

betekent  derhalve  het einde van de beschikkingsvervangende subsidieovereenkomst. Een dergelijke overeenkomst doorkruist de Awb en is dus niet langertoegestaan. Overigens kan een bijzondere wet in formele  zin hiervan  afwijken entoestaan  dat subsidies wel per overeenkomstworden verstrekt. Aan de andere kant behoeft de beschikking tot subsidieverlening niet altijd  te worden gevolgd  dooreen beschikking  tot subsidievaststelling zodra wordt  gewerkt metuitvoeringsovereenkomsten (zie artikel 4:44, eerste lid, onder letter c.)

Binnen de constructie van artikel  4:36  wordt  er op de subsidieaanvraageen beschikking tot subsidieverlening gegeven.  Aan deze beschikking wordt  de opschortende voorwaarden verbonden  dat"de subsidieontvangermedewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering vande beschikking tot subsidieverlening" (artikel

4:33, onder letter  a). In de praktijk betekent  dit dat de werking  van de beschikking tot

subsidieverlening wordt opgeschort  tot het moment  van totstandkoming van de overeenkomst. Vaak treden  partijen eerst met elkaar  in overlegen wordt  pas wanneer overeenstemming is bereikt  overde inhoud van de uitvoeringsovereenkomst  een beschikking tot subsidieverleninggegeven.  De Awb staatdaar niet aan in de weg, zij het dat beslistermijnen die geldenten aanzien van subsidieaanvragenin het gedrang  kunnen komen.

Indien de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger niet tot een overeenkomst kunnen komen, zal er in beginsel geen subsidieverhoudingtussen beide partijen ontstaan  of

blijven bestaan.

De uitvoeringsovereenkomst mag geen doublure  van de beschikking  tot subsidieverlening worden of andersom.  De beschikking  totsubsidieverlening moet, net als de beschikking waarbij  geen uitvoeringsovereenkomst wordt  gesloten, voldoenaan alle wettelijke vereisten.  De beschikking tot subsidieverlening mag de wettelijke vereisten  wel in algemene  zin beschrijven, waarna de concrete uitwerking inde uitvoeringsovereenkomst wordt  vastgelegd.

De beschikking tot subsidieverlening alleen kan niet leiden tot een onvoorwaardelijke rechtsplicht voor de subsidieontvangerom de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren. Immers, de subsidieontvanger isniet verplicht de activiteiten uit te voeren  waarvoor  hem subsidie is verleend.  Alleen zal de subsidieop nul worden vastgesteld en moeten eventueel  verstrekte voorschotten worden terugbetaald als bij de subsidievaststelling wordt  geconstateerd dat de gesubsidieerde activiteit niet of niet naar behoren  is uitgevoerd.

In een uitvoeringsovereenkomst kanechter worden  bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten waarvoor  de subsidie wordt  verstrekt uit te voeren  (artikel 4:36, tweede lid).

 Van deze overeenkomst kan namelijk nakoming  worden gevorderd. Daarmee heeft de subsidieverstrekker meer zekerheid  dat de activiteiten ook daadwerkelijk zullen worden verricht.

8.5  Verplichtingen van de subsidieontvanger.

Artikel  4:37  noemt een aantal verplichtingen die bij de subsidieverlening kunnen  worden opgelegd. Deze verplichtingen kunnen  betrekking hebben op de aard en omvang  vande gesubsidieerde activiteiten, degevolgen  daarvan  voor derden, en op administratieve verplichtingen.

Daarnaast  kunnen andereverplichtingen worden opgelegd die strekken  tot verwezenlijking vanhet doel van de subsidie. Indien  de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden deze doelgerichte  verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift ofkrachtens  wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening. Indiende subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen  doelgerichte  verplichtingen worden opgelegd  bijde subsidieverlening (artikel 4:38).

Verplichtingen die niet strekken  tot verwezenlijking van het doel van de subsidie  kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden  voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. De Awb spreekt  in dit verband  overniet-doelgerichte verplichtingen. Dergelijke verplichtingen kunnen  slechts betrekking hebben op de wijzewaarop of de middelen waarmee  de gesubsidieerde activiteit wordt verricht (artikel 4:39).

De verplichtingen kunnen  na de subsidieverleningworden  uitgewerkt, voor zover de beschikking  tot subsidieverlening ditvermeldt (artikel 4:40).

9.  De subsidievaststelling.

9.1  Karakter.

De beschikking totsubsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidievast. Daarmee geeft de beschikking totsubsidievaststelling een definitieve aanspraak  op betaling  van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42).

9.2  Inhoud  beschikking tot subsidievaststelling.

De beschikking  tot subsidievaststelling noemt altijd  het vastgestelde subsidiebedrag. Wordt de subsidie rechtstreeks bij de subsidievaststelling toegekend  (dusvolgens het

eentrapssysteem), dan vermeldt debeschikking ingevolge  artikel  4:43:

a.  de aanvrager/subsidieontvanger;

b.  voor welke activiteiten subsidie wordt  verstrekt, eventueel  ook over welk tijdvak;

c.  het bedrag van de subsidie.

9.3  Aanvraag tot subsidievaststelling.

In principe  heeftde vaststelling van de subsidie plaats op aanvraag  (artikel 4:44). Net als bij de subsidieverleningligt het initiatief dusbij de subsidieontvanger.

Het eerste lid van artikel  4:44  noemt  drie uitzonderingen opdit uitgangspunt. Het tweede en derde lid geven regelsover de termijnen waarbinnen de aanvraag  moet worden ingediend. Als na afloop van een termijn geen aanvraag  is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld  (artikel 4:44, vierde  lid, en artikel  4:47).

9.4  Rekening en verantwoording.

Bij de aanvraag  moet  de subsidieontvanger aantonen  dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverbonden  verplichtingen. Verder moet de aanvrager  rekening  en verantwoording afleggen omtrent deaan de activiteiten verbonden  uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling vande subsidie van belang zijn (artikel 4:45). Aldus wordt  bij de subsidievaststelling achteraf  vastgesteld of en in hoeverre  de aanvrager heeft voldaan  aan de verplichtingen. Aan de hand hiervan stelt de beschikking  tot subsidievaststelling hetuiteindelijke subsidiebedrag vast.

9.5  Hoogte subsidiebedrag.

In principe  wordt  hetbedrag vastgesteld overeenkomstig desubsidieverlening. Het subsidiebedrag kan blijkens  artikel  4:46  lager wordenvastgesteld  indien:

a.  de activiteiten waarvoor  subsidie is verleend  niet of niet geheelhebben plaatsgevonden;

b.  de subsidieontvangerniet heeft voldaanaan de aan de subsidieverbonden verplichtingen;

c.  de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeftverstrekt en de verstrekking van juiste  of volledige  gegevens tot een andere beschikking  op de aanvraag  tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d.  de subsidieverleninganderszins onjuist was en de subsidieontvanger ditwist of behoorde  te weten.

Daarnaast  geldt  dat, voor zover het bedrag van de subsidieafhankelijk is van de werkelijkgemaakte  kostenvan de activiteiten waarvoor  subsidie  is verleend, dekosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen  worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking worden genomen.

10.  Wijziging enintrekking.

De Awb noemt  een aantal gronden  waaronder  zowel de beschikking tot subsidieverlening als de beschikking totsubsidievaststelling kan worden ingetrokken of gewijzigd. Artikel

4:50, eerstelid, onder letter  c, biedt de mogelijkheid de wettelijke intrekkings- en wijzigingsgronden aan te vullen.

Het is van belanghet wettelijk systeem  rond de intrekking en wijziging scherp in de gatente houden.  Opgemerkt is reeds dat in het wettelijk systeem onderscheid  wordt gemaakt  tussenenerzijds  hetmoment  vansubsidieverlening enanderzijds het moment vansubsidievaststelling. Dit onderscheid  komt  ookterug  bij de intrekking enwijziging.

Artikel  4:49  noemt  de gronden  waaronder  de subsidievaststelling kan worden ingetrokken of gewijzigd.

De artikelen 4:48  en 4:50  noemende gronden  waaronder  de subsidieverlening kan worden  ingetrokken of gewijzigd. In beide artikelen geldt  wel als voorwaarde dat de subsidie  nog niet is vastgesteld. Zolang de subsidie  niet is vastgesteld kan dus de subsidieverlening worden ingetrokken ofgewijzigd op de gronden  die de artikelen 4:48 en 4:50  noemen. Is eenmaal  de subsidievastgesteld, dan kan de subsidieverleningniet meer worden ingetrokken ofgewijzigd. Dan kan alleennog de subsidievaststelling worden  ingetrokken of gewijzigd, en dan alleen nog maar op de gronden  die zijn genoemd  in artikel  4:49.

Dit doet de vraag rijzen  watde verschillen  zijn tussen de artikelen 4:48  en 4:50.  Beide artikelen gaan immers  over de intrekking en wijziging vaneen (nog niet vastgestelde) subsidieverlening. Het eerste verschil is dat intrekking ofwijziging op grond van artikel

4:50  geen terugwerkende kracht  heeft.  Verder kan intrekking of wijziging opdie grond

alleen kan "met  inachtneming van een redelijke termijn". Ten derde verplicht artikel

4:50, tweedelid, het bestuursorgaan tot vergoeding van schade. Dit impliceert dat

intrekking of wijziging op grond van artikel  4:48  geenterugwerkende kracht  heeft,dat daarbij  geen redelijke termijnin acht behoeftte worden genomen,en voorts  dat het bestuursorgaan alsdan niet tot schadevergoeding verplicht is.

Een en ander is van belangomdat  de mogelijkheid tot aanvulling vanintrekkings- en wijzigingsgronden alleen in artikel  4:50  wordt  geboden. Concreetbetekent  dithet volgende.

Ten eerste gelden de aanvullende gronden  waaronder  kan wordeningetrokken of gewijzigd alleen voor het besluit  totsubsidieverlening.

Ten tweede geldt  ook voor de aanvullende gronden  dat het besluit  tot subsidieverlening slechts kan wordeningetrokken of gewijzigd met inachtneming vaneen redelijke termijn. Ten laatste  vloeit  uit artikel  4:50,  tweedelid, voort  dat de verplichting tot schadevergoeding niet geldt ten aanzienvan de aanvullende gronden.

Overigens zal het besluit  tot intrekking ofwijziging in alle gevallen  moeten voldoen  aan de algemene  beginselen van behoorlijk bestuur  (zorgvuldige voorbereiding, belangenafweging, motivering, etc.).

11.  Betaling enterugvordering.

Het subsidiebedrag wordt  overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van eventueel  betaalde voorschotten. Hetsubsidiebedrag wordt  in beginsel betaald  binnen  vier weken na de subsidievaststelling (artikel 4:52). Artikel  4:57  biedt eengrondslag  voorterugvordering van onverschuldigd betaalde  subsidiebedragenen voorschotten.

12.  Per boekjaar verstrekte subsidies  aan rechtspersonen.

Afdeling  4.2.8  tenslotte bevat een standaardregelingvoor per boekjaar  verstrekte subsidies aan rechtspersonen. In die afdeling  staanregels ter uitwerking van en ter aanvulling opde regels van de overige  afdelingen  van de subsidietitel, toegesneden  op de vermelde  specifieke  subsidiesoort. Het staat de subsidiërende overheid  vrij  om deze afdeling  al of niet van toepassing  te verklaren.

Noot 1: Voor een nadere uiteenzetting van deze elementen,zie Handboek (losbl.), artikelsgewijs commentaar art. 4:21,  en Van Wijk, a.w., pag. 434- 435.

Noot 2:

Zie bijvoorbeeld de uitspraak  van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van

State van 17 september  2003, AB 2004, 195.

Noot 3:

Vgl. Handboek  (losbl.), artikelsgewijs commentaar art.  4:23.