Algemene regels voor het watersysteem en de wegen 2014

Geldend van 09-01-2015 t/m heden

Intitulé

Algemene regels voor het watersysteem en de wegen 2014

Algemene regels voor het watersysteem en de wegen 2014

Algemene regels op grond van de keur 2014 voor waterschap Hollandse Delta

1. Inleiding

Inhoudsopgave

Inleiding

Algemene regels waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, grondwater en wegen

WW 1. Verwijderen objecten

WW 2. Bodemonderzoek

WW 3. Kabels en leidingen

WW 4. Gras en eenjarige gewassen

Algemene regels waterkeringen

WK 1. Beplanting

WK 2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen

WK 3. Tijdelijke en eenvoudig demontabele objecten

WK 4. Onderhoud aan wegbermen en het plaatsen van verkeersborden

WK 5. Erfverharding

Algemene regels oppervlaktewaterlichamen

WT 1. Steigers en vlonders

WT 2. Bruggen

WT 3. Beschoeiing

WT 4. Damwanden

WT 5. Versnelde afvoer via nieuw verhard oppervlak

WT 6. Anti-worteldoek

WT 7. Dam met duiker

WT 8. Dempen

WT 9. Graven

WT 10. Bomen

WT 11. Natuurvriendelijke oever

WT 12. Afrasteringen

WT 13. Lozen en onttrekken via een voorziening

Algemene regels wegen

WE 1. Evenementen op wegen

WE 2. Veekerende afrastering

WE 3. Uitweg

Algemene regels grondwater

GW 1. Onttrekking voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering

GW 2. Onttrekking voor brandblusvoorziening

GW 3. Onttrekking voor grondwatersanering

GW 4. Onttrekking voor beregening, bevloeiing en veedrenking

GW 5. Onttrekking voor overige doeleinden

Bijlagen

Kaart 1. Oppervlaktewaterlichamen uitgesloten van WT 2. Bruggen

Kaart 2. Gebiedsindeling onttrekkingen grondwater

Principetekening 1. Steigers en vlonders

Principetekening 2. Bruggen

Principetekening 3. Beschoeiing

Principetekening 4. Damwanden

Principetekening 5. Dam met duiker

Principetekening 6. Natuurvriendelijke oever

Principetekening 7. Permanente lozings- of onttrekkingsvoorziening

Principetekening 8. Drainageleidingen

 

Inleiding

In principe zijn alle handelingen, werken, activiteiten en gedragingen, die op de één of andere manier van invloed (kunnen) zijn op waterstaatwerken, verboden volgens de keur van Hollandse Delta 2014. Voor specifieke activiteiten kan een (water)vergunning worden verleend. In de beleidsregels is voor veel activiteiten beschreven of en onder welke voorwaarden vergunningen kunnen worden verleend. Een vergunningaanvraag doorloopt een wettelijke procedure, welke doorgaans een aantal weken in beslag neemt.

De ervaring leert dat bepaalde, regelmatig voorkomende, activiteiten in, of in de directe omgeving van waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen, weinig invloed hebben op de staat van deze beheersobjecten van het waterschap. Voor deze weinig risicovolle en regelmatig voorkomende activiteiten heeft het waterschap de afweging gemaakt dat ze niet langer vergunningplichtig zijn, indien voldaan wordt aan de gestelde criteria en voorwaarden. Hierdoor worden de administratieve lasten voor zowel het waterschap als voor burgers en bedrijven verminderd.

Door het stellen van algemene regels zijn de betreffende activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht. Wel dienen ze in de meeste gevallen aan het waterschap te worden gemeld. Aan het behandelen van een melding zijn geen legeskosten verbonden. Indien bij een melding blijkt dat wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde criteria en voorwaarden, dienen de activiteiten te worden aangepast om alsnog conform de algemene regels te worden uitgevoerd, of dient een vergunningaanvraag te worden ingediend. Wanneer sprake is van een werk waarbij zowel vergunningplichtige als meldingplichtige activiteiten worden uitgevoerd, kan voor alle activiteiten gezamenlijk een vergunningaanvraag worden ingediend.

Het is voor veel activiteiten denkbaar dat daarmee belangen van derden (bijvoorbeeld aangrenzende eigenaren) zijn gemoeid. Een melding op grond van een algemene regel geeft niet het recht om activiteiten uit te voeren op eigendomsgrenzen met derden of op eigendommen van derden. Degene die gebruik maakt van een algemene regel dient in dat geval voor een eventuele toestemming of machtiging van derden te zorgen.

ALGEMENE REGELS WATERKERINGEN, OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN, GRONDWATER EN WEGEN

WW 1. Verwijderen objecten

WW 2. Bodemonderzoek

WW 3. Kabels en leidingen

WW 4. Gras en eenjarige gewassen

WW 1. Verwijderen objecten

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 4.3, lid c, van de keur, voor het verwijderen van objecten in, op, boven, over, onder of naast een weg, wegberm, waterstaatswerk en/of bijbehorende beschermingszone, voor zover het:

een object in een oppervlaktewaterlichaam en/of bijbehorende beschermingszone betreft dat:

1. gelegen is op en/of aansluit op percelen waarvan initiatiefnemer rechthebbende is;

2. geen onderdeel uitmaakt van een onderhoudsroute;

3. geen peilscheidend, waterkerend of peilregulerende functie heeft;

4. niet gelegen is in een aangewezen vaarweg;

een object in een waterkering en/of bijbehorende beschermingszone betreft dat:

5. gelegen is op en/of aansluit op percelen waarvan initiatiefnemer rechthebbende is;

6. niet gelegen is in duin- en/of strandgebied;

7. geen onderdeel uitmaakt van een onderhoudsroute;

8. geen (gedeeltelijke) grond- of waterkerende functie heeft;

9. in geval van een kabel en/of leiding niet dieper ligt dan 1,20 m beneden maaiveld;

10. een oppervlak heeft van maximaal 10 m2 in/op de waterkering;

11. in de waterkering niet dieper dan 0,60 m beneden maaiveld is gefundeerd;

12. in de beschermingszone niet dieper dan 1,00 m beneden maaiveld is gefundeerd;

een object in een weg of wegberm betreft dat:

13. gelegen is op en/of aansluit op percelen waarvan initiatiefnemer rechthebbende is;

14. niet gelegen is onder een 45-graden lijn gemeten vanuit de zijkant wegverharding;

15. geen (gedeeltelijke) grond- of waterkerende functie heeft;

16. geen noodzakelijke verkeersfunctie vervult;

17. geen onderdeel uitmaakt van de constructie van de weg;

18. geen onderdeel uitmaakt van een onderhoudsroute;

19. waarvoor de wegverharding niet hoeft te worden opgebroken;

een kabel/leiding onder een weg gelegen op een waterkering betreft die;

20. gelegen is op en/of aansluit op percelen waarvan initiatiefnemer rechthebbende is;

21. niet gelegen is in duin- en/of strandgebied;

22. niet dieper dan 1,20 m onder maaiveld is gelegen;

23. de weg haaks kruist.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

voor zover het een oppervlaktewaterlichaam betreft:

1. verwijdert het object volledig uit het oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone, inclusief bijbehorende werken;

2. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

3. brengt het oppervlaktewaterlichaam na verwijdering van het object terug op de afmetingen conform het naastgelegen profiel;

4. verlegt eventuele vrijkomende kabels en leidingen conform de algemene regel ‘WW 3. Kabels en leidingen’;

5. beschermt taluds op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

6. damt het oppervlaktewaterlichaam, indien nodig, niet eerder af dan na overleg met de toezichthouder van het waterschap;

7. verwijdert bestaande kabels en/of leidingen die uit gebruik zijn of worden genomen volledig;

voor zover het een waterkering betreft:

8. verwijdert het object uit de primaire waterkering niet in periode 1 oktober tot 1 april;

9. verwijdert het object in open ontgraving;

10. voert de activiteiten aaneengesloten uit en houdt de uitvoeringsduur zo kort mogelijk;

11. dicht zowel voor het einde van de dagelijkse werktijd als na de voltooiing van het werk de ontgraving op de waterkering met de uitkomende grond tot een proctordichtheid van 98%;

12. hindert bij het verwijderen van het object de afwatering van de waterkering en het omliggende terrein niet;

13. verwijdert het object volledig uit de waterkering en/of beschermingszone, inclusief bijbehorende werken;

14. verwijdert funderingspalen van bouwwerken tot 1,00 m onder maaiveld;

15. herstelt na verwijdering van het object direct het maaiveld of dijktalud waarbij een minimale kleilaag van 1,00 m blijft gehandhaafd of wordt aangebracht. De aangebrachte klei moet erosiebestendigheid categorie 1 of 2 hebben;

16. vergraaft niet meer grond dan nodig is;

17. verwijdert bij het rooien van beplanting de boomstronken en wortels uit de bodem tot een maximale diepte van 1,00 m onder maaiveld;

18. voert gerooide bomen, takken, wortels en andere boom- en/of struikresten af;

19. sluit het te herstellen talud aan overeenkomend aan de aangrenzende taluds;

20. zaait de bodem, direct nadat deze is aangevuld, als volgt in:

 

Type graszaadmengsel

Inzaai (kg/ha)

Doorzaai (kg/ha)

Beweid

D1

100-150

50-75

Niet beweid

D2

100-150

50-75

 

21. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;

 

voor zover het een weg of wegberm betreft:

22. verwijdert het object volledig uit de wegberm, met uitzondering van boomwortels onder de weg;

23. verricht niet meer grondroeringen dan noodzakelijk voor de verwijdering;

24. voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de weg;

25. herstelt de wegberm, dicht eventuele ontgravingen tot maaiveld en werkt het oppervlak af zoals het naastgelegen profiel;

26. slaat uit te graven grond niet binnen 1,00 m uit de kant verharding op;

27. draagt er zorg voor dat uitvoering van de activiteiten geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en dat het verkeer zo min mogelijk hinder van de werkzaamheden heeft;

28. en voor zover het een kabel/leiding betreft:

a. verwijdert de kabel/leiding volledig uit de weg;

b. zaagt een sleuf voor een wegkruising in asfalt te allen tijde op klinkermaat;

c. herstelt wegverhardingen conform de ‘Regeling Herstel wegopbrekingen’.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van het te verwijderen object (inclusief fundering), ten opzichte van het waterstaatswerk en/of de weg, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Op grond van artikel 4.3, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Beplanting: Bomen, struiken en lage beplanting, uitgezonderd gras.

 

Risico’s

Het verwijderen van een object uit een oppervlaktewaterlichaam heeft een positief effect op de waterhuishouding, met name omdat daardoor de doorstroming van het water verbetert. Het verwijderen van een object van een waterkering is positief voor de stabiliteit en het onderhoud van de waterkering. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een object is er in gelegen dat ingravingen tot een minimum worden beperkt en het oppervlaktewaterlichaam, weg en/of de waterkering in goede staat wordt hersteld. De risico’s bij het verwijderen van een object zijn zo gering dat kan worden volstaan met een algemene regel.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WW 2. Bodemonderzoek

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 4.3 van de keur, voor het uitvoeren van bodemonderzoek voor zover:

1. het handmatig en/of mechanisch onderzoek binnen het waterstaatswerk, bijbehorende beschermingszone en/of in de wegberm, bestaat uit:

a. sonderingen;

b. handboringen met een maximale diameter van 0,15 m;

c. aanbrengen van peilbuizen;

2. het handmatige en mechanisch onderzoek in de waterkering en beschermingszone buitendijks niet plaatsvindt in de periode tussen 1 oktober en 1 april;

3. peilbuizen niet dieper reiken dan 1,00 m onder de gemiddelde laagste freatische grondwaterstand;

4. het onderzoek niet plaatsvindt in duin- en/of strandgebied;

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voert afzonderlijke sonderingen of boringen uit op tenminste 10,00 m afstand van elkaar;

2. verwijdert niet meer in gebruik zijnde peilbuizen;

3. dicht gaten die zijn ontstaan door de werkzaamheden afdoende met zwelklei of bentoniet,

4. werkt peilbuizen af op maaiveldniveau met een straatpot, of markeert en beschermd peilbuizen op zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en dat beschadiging tijdens onderhoudswerkzaamheden uitgesloten zijn;

5. steekt voorafgaand aan de werkzaamheden de graszoden uit en plaatst deze na uitvoering van de werkzaamheden terug;

6. brengt peilbuizen in de waterkering en bijbehorende beschermingszone handmatig aan zonder gebruik van een spuitlans;

7. brengt het werkterrein direct na de voltooiing van de activiteiten in een nette staat en in gelijke gesteldheid terug;

8. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, diepte van de peilbuizen t.o.v. de gemiddelde laagste freatische grondwaterstand, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Op grond van artikel 4.3, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Bodemonderzoek: Een onderzoek ter bepaling van de inhoud, kwaliteit of gesteldheid van de bodem.

Risico’s

Voor grondonderzoek worden vaak grondboringen en sonderingen uitgevoerd en peilbuizen aangebracht binnen waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, de bijbehorende beschermingszones of de wegberm. Deze activiteiten hebben een zeer gering effect op de staat van een waterkering, oppervlaktewaterlichaam of wegberm doordat de grondroeringen zijn gelimiteerd in de toegestane onderlinge afstand, manier van uitvoeren en diepte.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WW 3. Kabels en leidingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 4.3 van de keur, voor het aanleggen en behouden van kabels en leidingen, voor zover het:

een kabel en/of leiding in en nabij een oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone betreft die:

1. in een sleuf parallel aan het oppervlaktewaterlichaam in de beschermingszone op 0,50 m vanaf de insteek wordt gelegd, en/of

2. een oppervlaktewaterlichaam, brug en/of duiker kruist en daarbij minimaal 1,50 m bij hoofdwatergangen en minimaal 1,00 m bij alle andere oppervlaktewaterlichamen onder de vaste bodem en taluds wordt gelegd, en/of

3. een duiker onderlangs of bovenlangs kruist;

een kabel in de waterkering en/of beschermingszone betreft die:

4. in open ontgraving wordt gelegd, en/of

5. in een mantelbuis mag worden gelegd zover wordt voldaan aan het volgende:

a. de mantelbuis is gelegen of wordt gelegd ter plaatse van zijwegen en/of dijkafritten met een gesloten verharding, en

b. de mantelbuis alleen parallel aan de waterkering en buiten het leggerprofiel wordt aangebracht, en

c. de mantelbuis wordt aangebracht via open ontgraving of via een persing;

6. geen in de waterkering aanwezige waterstaatskundige kunstwerken kruist;

7. niet in duin- en/of strandgebied wordt gelegd;

8. een waterkering haaks kruist waarbij de onderkant van de kabel boven maatgevend hoogwater en onder de kleilaag wordt aangebracht;

9. in parallelligging in de wegberm van de binnenkruin en/of de beschermingszone, maar niet in het dijktalud wordt gelegd;

10. ten behoeve van een individuele eindgebruiker functioneert;

11. een maximale tracélengte heeft van 200 m;

12. een maximale capaciteit heeft van 3x80 A;

een drukleiding in de waterkering en/of beschermingszone betreft die:

13. in open ontgraving wordt gelegd, en/of

14. in een mantelbuis mag worden gelegd zover wordt voldaan aan het volgende:

a. de mantelbuis is gelegen of wordt gelegd ter plaatse van zijwegen en/of dijkafritten met een gesloten verharding, en

b. de mantelbuis alleen parallel aan de waterkering en buiten het leggerprofiel wordt aangebracht, en

c. de mantelbuis wordt aangebracht via open ontgraving of via een persing;

15. geen in de waterkering aanwezige waterstaatskundige kunstwerken kruist;

16. niet in duin- en/of strandgebied wordt gelegd;

17. een waterkering haaks kruist waarbij de onderkant van de leiding boven maatgevend hoogwater en onder de kleilaag wordt aangebracht;

18. in parallelligging onder de kleilaag en in de wegberm van de binnenkruin en/of de beschermingszone, maar niet in het dijktalud wordt gelegd;

19. een maximale buitendiameter heeft van 110 mm;

20. een maximale druk heeft van 3,50 bar voor drinkwater;

21. een maximale druk heeft van 0,20 bar voor gas;

22. ten behoeve van een individuele eindgebruiker functioneert;

23. een maximale tracélengte heeft van 200 m;

een vrijvervalriolering in de waterkering en/of beschermingszone betreft die:

24. in open ontgraving wordt gelegd;

25. niet in duin- en/of strandgebied wordt gelegd;

26. ten behoeve van een individuele eindgebruiker functioneert;

27. een maximale tracélengte heeft van 200 m;

28. geen in de waterkering aanwezige waterstaatskundige kunstwerken kruist;

29. een waterkering haaks kruist waarbij de onderkant van de rioolleiding boven maatgevend hoogwater en onder de kleilaag wordt aangebracht;

30. in parallelligging in de wegberm van de binnenkruin en/of de beschermingszone, maar niet in het dijktalud wordt gelegd;

31. een maximale binnendiameter heeft van 315 mm;

een kabel en/of leiding in en/of nabij een weg betreft die:

32. in parallelligging op een afstand van de wegverharding wordt gelegd die tenminste gelijk is aan de diepte waarop de kabel en/of leiding wordt gelegd;

33. een weg welke niet is gelegen op een waterkering, haaks kruist door middel van een sleufloze techniek, waarbij de kabel en/of leiding minimaal 1,25 m onder het wegdek wordt aangebracht;

34. een weg welke is gelegen op een waterkering, haaks kruist door middel van een open ontgraving, waarbij de kabel en/of leiding boven maatgevend hoogwater en onder de kleilaag wordt aangebracht.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

in het algemeen:

1. ontwerpt, legt aan, en beheert de leiding conform de geldende NEN-normen;

2. voert de kabel en/of leidingwerkzaamheden uit zonder onderbreking waarbij alle aanwijzingen door of namens het waterschap onmiddellijk worden opgevolgd;

3. zorgt ervoor dat na voltooiing van de uitvoering van de werkzaamheden dat alle achtergebleven materialen, bagger, losse grond, gereedschappen, werktuigen en/of tijdelijke voorzienin­gen zijn verwijderd;

4. legt een nieuwe kabel en/of leiding die wordt gelegd op een bestaand tracé, zoveel mogelijk in de sleuf van de oude/bestaande kabel en/of leiding;

5. mag ter bepaling van de exacte ligging van bestaande kabels en/of leidingen een proefsleuf graven met maximale afmetingen van 0,50 m breed, 2,00 m lang en 1,20 m diep;

6. ontgraaft laagsgewijs waarbij verschillende grondsoorten gescheiden worden;

7. dicht alle ontgravingen met de uitkomende grond, zo nodig aangevuld met gelijkwaardige grond, die in lagen van maximaal 0,20 m mechanisch vast moet worden aangedrukt. De grond moet ter plaatse zoveel mogelijk dezelfde samenstelling, opbouw en draagkracht verkrijgen als voor aanvang van het graafwerk het geval was;

8. brengt de oorspronkelijke afdekking, bezoding, dijktaludverdediging, wegverharding en dergelijke aan op de gedichte sleuf;

9. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;

10. is verantwoordelijk voor herstelwerkzaamheden tot één jaar na uitvoering van de werkzaamheden;

11. verwijdert en voert bestaande kabels en/of leidingen die buiten gebruik worden of zijn gesteld, volledig uit het waterstaatswerk conform algemene regel ´WW 1. Verwijderen objecten´ voor zover de diepteligging van het werk niet groter is dan 1,20 m onder maaiveld of de vaste bodem;

voor zover het een oppervlaktewaterlichaam betreft:

12. houdt de afstand tussen de insteek van het oppervlaktewaterlichaam en de ontgraving zo groot mogelijk;

13. werkt het oppervlaktewaterlichaam af conform oorspronkelijk talud en beschermd deze op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

14. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

15. voert de werkzaamheden in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam zodanig uit dat de stabiliteit van taluds niet nadelig wordt beïn­vloed;

16. werkt de taluds en waterbodem onder strak profiel af;

17. beschadigt de duikerbuizen niet als de kabel en/of leiding via een dam met duiker een oppervlaktewaterlichaam kruist;

voor zover het een waterkering betreft:

18. worden drukleidingen minimaal uitgevoerd in PE100 SDR11;

19. voert werkzaamheden in waterkeringen, bestemd voor het keren van zee- en rivierwater, en bijbehorende beschermingszones niet uit tussen 1 oktober en 1 april.

20. graaft een sleuf niet dieper en breder dan strikt noodzakelijk is, met een maximum van 1,00 m diep en 0,50 m breed;

21. brengt een mantelbuis aan die voldoet aan het volgende:

a. lengte bedraagt maximaal 10,00 m;

b. geen grotere diameter dan voor het doel noodzakelijk, tot een maximale buitendiameter van 125 mm;

c. onder bestaande verhardingen kan de mantelbuis in de gebruiksfase optredende uitwendige belastingen opvangen zonder dat er vervormingen aan de mantelbuis optreden;

d. mag via een persing alleen stalen mantelbuizen aanbrengen;

e. dicht een mantelbuis waterdicht af;

22. beperkt het aantal lassen in de waterkering tot het absolute minimum;

23. koppelt drukleidingen door middel van spiegellassen of electrolasmoffen;

24. voorziet een drukleiding van afsluiters conform de geldende NEN-normen als de leiding een waterkering kruist, dit om de leiding drukloos te kunnen maken. Deze afsluiters moeten te allen tijde bereikbaar en bedienbaar zijn;

25. laat geen holle ruimtes ontstaan ten gevolge van de ondergrondse werken;

voor zover het een weg betreft:

26. ontgraaft en slaat de uit de sleuf afkomstige grond zodanig op dat de boven­laag met een dikte van 0,15 m tot 0,20 m cm niet vermengd wordt met de overige grond;

27. vult een sleuf in de wegberm als volgt aan:

a. met het uitgekomen materiaal (in omgekeerde volgorde) in lagen van 0,20 m;

b. iedere laag wordt apart verdicht tot een proctordichtheid van 98%;

c. als bovenlaag wordt de uitkomende grasmat teruggebracht of de bovenlaag wordt ingezaaid met bermgraszaadmengsel;

28. draagt er zorg voor dat de activiteiten afwatering van het weglichaam over de bermen en/of taluds niet ontoelaatbaar belemmeren;

29. zorgt ervoor dat het verkeer zo min mogelijk hinder van de werkzaamheden ondervindt;

30. past wegafzettingen toe die voldoen aan de CROW-publicatie 96b.

31. zorgt voor een door het waterschap goedgekeurde omleidingsroute indien een weg volledig wordt afgesloten;

32. herstelt de wegverharding conform de ‘Regeling Herstel wegopbrekingen’.

Artikel 3 Maatwerk

Het waterschap kan met betrekking tot de aanleg van bijbehorende voorzieningen, zoals schakelkasten, afdekplaten en reduceerstations, maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van de locatie, constructie en wijze van uitvoering.

Artikel 4 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit ten opzichte van het waterstaatswerk, bestaand en nieuw tracé, type kabel/leiding, materiaalkeuze en toe te passen bijbehorende voorzieningen, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 5 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur, voor handelingen waarvoor algemene regels zijn gesteld, maatwerkvoorschriften stellen.

Op grond van artikel 4.3, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

(Druk- of pijp)leidingen: Buis of samenstel van buizen waardoor een stof (vast, vloeibaar of gas) verpompt wordt of stroomt.

Kabel: Een geïsoleerde draadvormige elektrische geleider, meestal gemaakt van koper en bedoeld voor het transport van elektrische energie of elektrische signalen. Leidingen met een diameter van maximaal 40 mm die gebruikt worden voor (glasvezel)kabels worden beschouwd als een kabel.

Gestuurde boring: Een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals oppervlaktewaterlichamen diep onder het maaiveld kunnen worden gepasseerd.

Insteek: Snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.

Vaste bodem: Bodem van het oppervlaktewaterlichaam zoals deze is vastgelegd in de legger of, indien deze maatvoering ontbreekt, de werkelijke bodem wanneer deze is ontdaan van slib en/of bagger.

Duiker: Buis in gronddam gelegen in een oppervlaktewaterlichaam

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger.

Risico’s

Aan de uitvoering van de werkzaamheden in deze beheersobjecten kunnen risico’s zijn verbonden, welke in het algemeen goed kunnen worden afgewogen in het kader van beoordeling van vergunningsaan­vra­gen. Met het vaststellen van een algemene regel, waarmee een vrijstelling van de vergunningsplicht wordt bereikt, moet er vooral zekerheid bestaan over de omvang van die risico’s.

De werkzaamheden in de bovenvermelde beheersobjecten worden veelal uitgevoerd door of namens nutsbedrijven die voorzieningen van algemeen nut en in het algemeen belang aanleggen. In dit verband wordt onder voorzieningen van algemeen nut verstaan, gas-, water, elektriciteits-, telecommunicatie­voorzieningen en riolering. Door deze bedrijven worden in het beheersgebied jaarlijks honderden werken uitgevoerd. Omdat het om vele aanvragen met betrekking tot soortgelijke werken gaat en de risico’s in algemene zin goed kunnen worden beheerd, leent deze activiteit zich voor een Algemene Regel. Aan de in principe aanwezige risico’s van het vergunningsvrij werken wordt voldoende tegemoet gekomen door onderstaande toetsingscriteria en voorwaarden.

Oppervlaktewaterlichamen (inclusief vaarwegen)

Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen betreft voornamelijk de stabiliteit van de oever van het betreffende water. Kabels en leidingen worden veelal geplaatst door middel van een open ontgraving en/of een gestuurde boring. Wanneer deze werkzaamheden te dicht op de insteek van het water worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan oppervlaktewaterlichamen en/of ten gevolge van scheepvaart op de als vaarweg aangewezen oppervlaktewaterlichamen.

Waterkeringen

Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van waterkeringen is de stabiliteit van de waterkering. Indien wordt voldaan aan de criteria en voorwaarden, hebben deze werkzaamheden een gering effect op de staat van een waterkering. Daarom kan de vergunningplicht voor het aanleggen en behouden van deze kabels en leidingen vervangen worden door algemene regels.

Wegen

Het waterschap heeft veel wegen buiten de bebouwde kom in beheer. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op deze wegen. Het leggen van kabels en leidingen is een veel voorkomend werk langs of onder de weg, door het stellen van criteria en voorschriften in deze regeling kan het belang van de weg voldoende worden gewaarborgd.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WW 4. Gras en eenjarige gewassen

Artikel 1 Criterium

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 4.3 van de keur, voor het aanbrengen en behouden van gras of eenjarige gewassen langs een weg en/of in de beschermingszone van een waterstaatswerk voor zover het betreffende perceel een agrarische bestemming heeft.

Artikel 2 Overgangsrecht

Indien voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van dit besluit een vergunning krachtens artikel 3.2 van de keur in werking was, worden de voorschriften van die vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de keur.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Op grond van artikel 4.3, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.

Risico’s

Het aanbrengen en behouden van gras of eenjarige gewassen op agrarische percelen heeft een zeer gering effect op de waterhuishoudkundige, waterstaatkundige en wegenbelangen. Om deze reden is voor het aanbrengen en behouden van deze gewassen langs een weg en/of in de beschermingszone van een waterkering of oppervlaktewaterlichaam geen vergunning op grond van de keur vereist. Ook hoeft geen melding te worden gedaan. Voor deze gewassen geldt dat het waterschap voor jaarlijks onderhoud, de beschermingszone doorgaans gebruikt ofwel vóór dat de gewassen zijn geplant, ofwel nadat deze zijn geoogst.

Melding

Voor deze activiteit geldt geen meldingsplicht.

ALGEMENE REGELS WATERKERINGEN

WK 1. Beplanting

WK 2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen

WK 3. Tijdelijke en eenvoudig demontabele objecten

WK 4. Onderhoud aan wegbermen en het plaatsen van verkeersborden

WK 5. Erfverharding

WK 1. Beplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van beplanting voor zover deze:

1. in de zonering van een regionale waterkering wordt geplaatst;

2. niet in of nabij een weg en/of oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst;

3. niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst;

4. in tuinen en parken wordt geplaatst;

5. indien het bomen betreft, op tenminste 3,00 m uit de kruin van de waterkering worden geplaatst.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. brengt geen voorzieningen aan voor beluchting, drainage of watervoorziening;

2. beperkt ingravingen tot een minimum en dicht deze aan het eind van elke werkdag met het uitgekomen materiaal;

3. Voorkomt dat overhangend hout hinder of gevaarlijke situaties veroorzaakt.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit ten opzichte van de waterkering, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Tuin: Door particulieren aangelegde sierpercelen behorend bij een private woning.

Park: Openbaar terrein, beheerd door een gemeente met bomen en paden, waar mensen komen om hun vrije tijd door te brengen.

Kruin van de waterkering: Het ‘platte’ vlak tussen de kruinlijnen.

Beplanting: Bomen, struiken en lage beplanting, uitgezonderd gras.

Voorzieningen voor beluchting, drainage en watertoevoer: Werken ten behoeve van beluchting, drainage en watertoevoer voor de beplanting die in de waterkering worden aangebracht. Hiervan uitgesloten zijn bovengrondse regelbare en afsluitbare irrigatiesystemen.

Risico’s

Wijzigingen in de inrichting van gronden rondom de woning zijn in principe vergunningplichtig terwijl het afwegingskader van de vergunning niet zal wijzigen. Voor waterkeringen waar bij vergunning is bepaald dat het toelaatbaar is om een openbaar park of particuliere tuin in te richten is het niet effectief wijzigingen in de vergunde situatie steeds weer bij vergunning te reguleren. Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat aan deze werkzaamheden voorwaarden worden gesteld om bijvoorbeeld een eventuele ontgrondingskuil door een ontwortelde boom zo klein mogelijk te houden. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap op basis van voorschriften, toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WK 2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een hekwerk, schutting en/of afrastering voor zover het:

een veekerende afrastering betreft, die:

1. op de waterkering en/of bijbehorende beschermingszone wordt geplaatst;

2. niet in of nabij een weg en/of oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst;

3. niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst;

4. een maximale hoogte van 1,20 m heeft, maar niet hoger is dan voor het doel toereikend is;

5. met de palen een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld bereikt;

een schutting en/of hekwerk betreft, die:

6. op woonpercelen in de beschermingszone van de waterkering wordt geplaatst;

7. niet in of nabij een weg en/of oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst;

8. niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst;

9. met een maximale hoogte van 1,80 m wordt geplaatst;

10. op palen met een maximale diepte van 0,90 m onder maaiveld wordt geplaatst en/of wordt gefundeerd met poeren met een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. houdt de constructie in een goede staat van onderhoud;

2. houdt de op en langs de waterkering onderhoudspaden gelegen 4,00 m brede onderhoudspaden toegankelijk voor inspectie en onderhoud door middel van een poort;

3. zorgt ervoor dat eventuele poorten te allen tijde door de toezichthouder te openen zijn;

4. zorgt ervoor dat de draden van een afrastering over onderhoudspaden of onderhoudsstroken, gemakkelijk met de hand verwijderd kunnen worden en zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen;

5. slaat en/of drukt de palen van een afrastering in de grond.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit (inclusief fundering), legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Afrastering: Eenvoudige constructie bestaande uit houten palen met draad of gaas ten behoeve van het keren van vee.

Schutting: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend dichte delen.

Hekwerk: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend open delen.

Binnenkruin: Virtuele lijn die overgang vormt tussen talud en bovenzijde waterkering, gelegen in de binnendijkse berm.

Risico’s

Van belang is dat onderhoudspaden langs waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Middels de gestelde criteria en voorwaarden worden de risico’s voor de waterkering tot een minimum beperkt. De werkzaamheden hebben een zeer gering effect op de staat van een waterkering.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WK 3. Tijdelijke en eenvoudig demontabele objecten

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor

het plaatsen en behouden van een tijdelijk of eenvoudig demontabel object voor zover:

1. deze niet in of nabij een weg en/of oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst;

2. deze niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst;

3. een tijdelijk object zonder fundering wordt geplaatst op bestaand maaiveld op de waterkering of in de beschermingszone, met uitzondering van de dijktaluds;

4. een eenvoudig demontabel object in de beschermingszone van een waterkering wordt geplaatst;

5. bij een eenvoudig demontabel object geen grondroeringen plaatsvinden dieper dan 0,30 m onder maaiveld;

6. bij een eenvoudig demontabel object geen gestorte fundering wordt toegepast.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. graaft het te plaatsen object (met uitzondering van de fundering) niet in;

2. voorkomt verlaging of verhoging van het huidige maaiveld anders dan de natuurlijke achtergrondzettingen ter plaatse;

3. brengt een stellaag aan die qua gewicht niet minder is dan dat van de verwijderde bovenlaag;

4. houdt doorgaande onderhoudsroutes vrij van objecten.

5. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen.

Artikel 3 Melding

1. Degene die een eenvoudig demontabel object plaatst als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit (inclusief eventuele fundering), legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Eenvoudig demontabel object: Een niet-kapitaal intensief object dat wordt geplaatst op een prefab niet-gestorte fundering en dat snel en eenvoudig op handmatige wijze kan worden verwijderd. Voorbeelden zijn een kippenhok, fietsenrek, blokhut-tuinhuisje.

Tijdelijk object: Een object dat op bestaand maaiveld wordt geplaatst zonder fundering. Voorbeelden zijn een container, kliko, bloempotten, terrasmeubilair.

Risico’s

Het plaatsen van tijdelijke objecten op het waterstaatswerk of de bijbehorende beschermingszone betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk waaraan weinig waterhuishoudkundige risico’s zijn verbonden. Aan realiseren van eenvoudig demontabele objecten in de beschermingszone van de waterkering zijn ook weinig risico’s verbonden. Omdat deze objecten verplaatsbaar of eenvoudig demontabel zijn, kunnen deze worden verwijderd of verplaatst indien dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van groot onderhoud of dijkverbetering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WK 4. Onderhoud aan wegbermen en het plaatsen van verkeersborden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het uitvoeren van onderhoud aan wegbermen en het plaatsen van verkeersborden in de wegberm op/in een waterkering en/of beschermingszone, voor zover:

1. deze activiteiten niet in of nabij een oppervlaktewaterlichaam worden uitgevoerd;

2. deze activiteiten niet in duin- en/of strandgebied worden uitgevoerd;

3. het roven en aanvullen betreft van een berm langs een weg, en/of

4. het plaatsen van verkeersborden betreft die nodig zijn ten behoeve van de verkeersveiligheid, en

5. de verkeersborden niet in het dijktalud worden geplaatst.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voert alle materialen die vrijkomen bij de werkzaamheden af;

2. gebruikt het dijktalud niet als opslagplaats voor materiaal of materieel;

3. voorziet palen van verkeersborden niet van een betonnen voet;

4. slaat of drukt de palen in de grond tot een maximale diepte van 0,90 m;

5. vult de wegberm aan met uit de werkzaamheden voortgekomen grond;

6. zaait de aangevulde grond als volgt in met een graszaadmengsel:

 

Type graszaadmengsel

Inzaai (kg/ha)

Doorzaai (kg/ha)

Beweid

D1

100-150

50-75

Niet beweid

D2

100-150

50-75

 

 

 

 

7. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Verkeersborden: Borden die voldoen aan bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

 

Roven van een berm: Verwijderen van de bovenlaag van de wegberm ter verbetering van de afwatering van de weg.

 

Risico’s

Op veel waterkeringen zijn wegen aanwezig waaraan kleinschalig onderhoud moet worden gepleegd (het roven en aanvullen van bermen). Daarnaast is voor de verkeersveiligheid het plaatsen van verkeersborden noodzakelijk. De impact van deze werken op de waterkering zijn kleinschalig en de relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. De algemene regel is van toepassing op de wegen waar het waterschap zelf geen wegbeheerder is, op basis van de keur geldt geen vergunningplicht voor het waterschap. De algemene regel is hiermee bedoeld voor overige wegbeheerders zoals gemeenten.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WK 5. Erfverharding

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en het behouden van gesloten erfverharding in de beschermingszone van een waterkering voor zover:

1. deze niet nabij een weg en/of oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd;

2. deze niet in duin- en/of strandgebied wordt aangelegd;  

3. deze niet op het dijktalud wordt aangelegd;

4. deze wordt aangelegd op percelen met een woonbestemming;

5. niet meer dan 500 m2 oppervlak aan verharding wordt aangelegd.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. ontgraaft voor de aanleg van de verharding en bijbehorende stellaag niet dieper aan dan 0,30 m onder bestaand maaiveld;

2. behoudt onder de verharding en de stellaag, een kleilaag van tenminste 1,00 m dik;

3. legt de verharding zodanig aan dat de afstroming van het hemelwater niet richting de waterkering gaat, dat de afwatering van de waterkering niet wordt gehinderd wordt en dat geen vernatting optreedt ter plaatse van de teen van de waterkering;

4. zaait de aangevulde grond als volgt in met een graszaadmengsel:

 

 

Type graszaadmengsel

Inzaai (kg/ha)

Doorzaai (kg/ha)

Beweid

D1

100-150

50-75

Niet beweid

D2

100-150

50-75

 

5. treft, wanneer op 1 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Gesloten verharding: Dit betreft asfaltverharding, straatklinkers, sierbestrating als tegels. Deze algemene regel geldt niet voor halfverhardingen zoals grind.

 

Teen van de waterkering: De lijn of het knikpunt, waar het hellende vlak van de waterkering en maaiveld elkaar snijden of geacht worden elkaar te snijden.

 

Risico’s

De waterkering moet te allen tijde zijn voorzien van een erosiebestendige deklaag. De meeste verhardingen op particuliere percelen zijn dit echter niet. Door de aanleg van verhardingen te beperken tot de beschermingszone van de waterkering is het risico op verzwakte dijkbekleiding uitgesloten. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

ALGEMENE REGELS OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN

WT 1. Steigers en vlonders

WT 2. Bruggen

WT 3. Beschoeiing

WT 4. Damwanden

WT 5. Versnelde afvoer via nieuw verhard oppervlak

WT 6. Anti-worteldoek

WT 7. Dam met duiker

WT 8. Dempen

WT 9. Graven

WT 10. Bomen

WT 11. Natuurvriendelijke oever

WT 12. Afrasteringen

WT 13. Lozen en onttrekken via een voorziening

WT 1. Steigers en vlonders

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een steiger en/of vlonder, voor zover:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. deze wordt aangelegd op 2,50 m uit de perceelgrens die haaks staat op een oppervlaktewaterlichaam in beheer en onderhoud bij het waterschap, en op 1,50 m uit de perceelgrens die haaks staat op overige oppervlaktewaterlichamen;

3. deze aansluit op eigendom van de initiatiefnemer of rechthebbende;

4. een steiger niet wordt aangelegd:

a. binnen een natuurvriendelijke oever;

b. in een oppervlaktewaterlichaam met specifieke natuurdoeleinden;

c. in een hoofdwatergang;

5. deze wordt aangelegd en behouden in of aan een oppervlaktewaterlichaam met een minimale waterbreedte van 3,00 m;

6. het oppervlaktewaterlichaam en de steiger voldoen aan de volgende maatvoering:

Breedte oppervlakte-waterlichaam

Maximale breedte steiger/vlonder

(gemeten vanaf de waterlijn)

Maximale lengte steiger/vlonder (parallel gemeten aan de insteek)

> 3 m

1/10 van de breedte van het oppervlaktewaterlichaam met een maximum van 1,50 m

maximaal de helft van de lengte van het perceel met een maximum van 4,00 m

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. hanteert principetekening 1 als uitgangspunt voor de uitvoering.

2. wijzigt de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam niet;

3. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

4. houdt het werk en 1,00 m rondom het werk de een goede staat van onderhoud;

5. brengt taludbescherming aan onder de steiger;

6. plaatst geen bouwwerk op de steiger;

7. legt de onderkant van de steiger en/of vlonder aan op minimaal 0,30 m boven het hoogste gehanteerde peil.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, waaronder locatie van de steiger of vlonder ten opzichte van het oppervlaktewaterlichaam en de perceelgrens, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

 

Steiger: Constructie die over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel.

 

Vlonder: Constructie op het maaiveld grenzend aan het oppervlaktewaterlichaam. Hieronder vallen mede houten vloeren.

 

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

 

Insteek: Snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.

 

Risico’s

Het aanleggen en behouden van een steiger, vlonder betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Om rondom de diverse waterstaatswerken doelmatig onderhoud te kunnen uitvoeren, moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor het materieel om te kunnen manoeuvreren. Door een minimale afstand waterstaatswerken aan te houden, kan worden gegarandeerd dat de bestaande uitvoeringsmethode voor onderhoud kan worden behouden.

 

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Door de risicovolle locaties, zoals gevoelige natuur, uit te sluiten van deze algemene regel kan het aanleggen van steigers en vlonders onder voorwaarden worden toegestaan.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 2. Bruggen

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een brug over een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een waterkering en/of beschermingszone;

2. deze niet wordt aangelegd en behouden in oppervlaktewaterlichamen zoals weergegeven op kaart 1 in de bijlage;

3. deze wordt aangelegd op minimaal 10 m van een naastgelegen ondersteunend kunstwerk;

4. de landhoofden en/of pijlers niet in het natte profiel worden geplaatst;

5. deze voldoet aan de volgende maatvoering:

 

Categorie

Brughoogte boven hoogst vigerend peil

Brugbreedte boven het oppervlaktewater-lichaam

1. Primaire watergang breder dan of gelijk aan 3,50 m op de waterlijn en met tenminste 1,00 m waterdiepte op hoogst vigerend peil

Minimaal 1,10 m over tenminste 2,50 m breedte

Maximaal 4,00 m

2. Oppervlaktewaterlichamen breder dan 14,00 m op de waterlijn en met tenminste 1,00 m waterdiepte op hoogst vigerend peil

Minimaal 1,10 m over tenminste 2,50 m breedte

Maximaal 10,00 m

3. Primaire watergang smaller dan 3,50 m op de waterlijn en met minder dan 1,00 m waterdiepte op hoogst vigerend peil

Minimaal 0,60 m

Maximaal 4,00 m

4. Alle buiten de categorieën 1, 2 en 3 vallende oppervlaktewaterlichamen

Minimaal 0,60 m

Maximaal 4,00 m

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. tast de stabiliteit van de oevers niet aan met de brughoofden;

2. fundeert de brug zodanig dat wordt voorkomen dat deze meer zakt dan de natuurlijke maaivelddaling;

3. damt het oppervlaktewaterlichaam, indien nodig, niet eerder af dan na overleg met de toezichthouder van het waterschap;

4. beschermt taluds op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking en hanteert principetekening 2 als uitgangspunt voor de uitvoering;

5. herstelt het oppervlaktewaterlichaam zoals het bestaande, naastgelegen profiel;

6. voldoet, indien de brug aansluit op een weg in beheer bij het waterschap, aan de algemene regel ‘WE 3. Uitweg’.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de brug(gen) ten opzichte van het oppervlaktewaterlichaam, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Brug: Werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam.

 

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

 

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger.

 

Bestaand profiel: Het profiel van het oppervlaktewaterlichaam zoals het daadwerkelijk aanwezig is.

 

Primaire watergang: Oppervlaktewaterlichamen die als zodanig in de legger van waterschap Hollandse Delta zijn aangegeven. De typen oppervlaktewaterlichamen die hieronder vallen zijn: hoofdwatergang, boezemwater en inlaat- en uitwateringsgeul.

 

Risico’s

Het aanbrengen van bruggen over de oppervlaktewaterlichamen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. In deze regeling zijn waterkeringen uitgesloten voor wat betreft het aanleggen van een brug.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WT 3. Beschoeiing

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van beschoeiing in een oppervlaktewaterlichaam en indien van toepassing tevens in een waterkering, voor zover:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een weg;

2. deze niet wordt geplaatst:

a. binnen primaire watergangen, met uitzondering van het binnenwater de Waal;

b. binnen een natuurvriendelijke oever;

3. het talud van het oppervlaktewaterlichaam niet steiler is dan 1:2;

4. deze een maximale grondkerende hoogte heeft van 0,30 m.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. verkleint het natte profiel op hoogst vigerend peil van het oppervlaktewaterlichaam niet;

2. werkt de beschoeiing gronddicht af, zodat geen grond of aangevuld materiaal vanachter of van onder de beschoeiing in het oppervlaktewaterlichaam kan komen;

3. sluit de beschoeiing geheel aan op een eventueel reeds aanwezige beschoeiing;

4. construeert de beschoeiing zodanig dat geen ontoelaatbare vervorming kan plaatsvinden;

5. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren;

6. hanteert principetekening 3 voor de uitvoering.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de beschoeiing ten opzichte van het oppervlaktewaterlichaam, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

Beschoeiing: Constructie in de oeverlijn om de oever tegen afkalving te beschermen. Voorbeelden hiervan zijn beschoeiingen, bestaande uit een aan één gesloten rij palen of planken en betuiningen.

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger.

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

Primaire watergang: Oppervlaktewaterlichamen die als zodanig in de legger van waterschap Hollandse Delta zijn aangegeven. De typen oppervlaktewaterlichamen die hieronder vallen zijn: hoofdwatergang, boezemwater en inlaat- en uitwateringsgeul.

Risico’s

Het aanbrengen van oeverbeschermende beschoeiingen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WT 4. Damwanden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur,

voor het plaatsen en behouden van een damwand in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover deze:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. deze niet wordt geplaatst:

a. binnen oppervlaktewaterlichamen in gebieden met specifieke natuurdoeleinden;

b. binnen een primaire watergang;

c. binnen een natuurvriendelijke oever;

3. niet hoger is dan de halve breedte van het oppervlaktewaterlichaam, gemeten op het hoogst vigerend peil.

4. op de volgende locatie wordt aangebracht:

Taludhelling

Locatie damwand

Flauwer dan 1:3

Tenminste 0,20 m boven hoogst vigerend peil

Steiler dan 1:3

Op of boven hoogst vigerend peil

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. construeert de damwand zodanig dat geen ontoelaatbare vervorming kan plaatsvinden;

2. laat de damwand niet boven maaiveld uitsteken;

3. werkt de damwand gronddicht af, zodat geen grond of aangevuld materiaal vanachter of van onder de damwand in het oppervlaktewaterlichaam terecht kan komen;

4. sluit de damwand geheel aan op reeds aanwezige constructies;

5. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

6. hanteert principetekening 4 als uitgangspunt voor de uitvoering.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

 

Damwand: grondkerende constructie die in een oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen.

 

Insteek: Snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.

 

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

 

Primaire watergang: Oppervlaktewaterlichamen die als zodanig in de legger van waterschap Hollandse Delta zijn aangegeven. De typen oppervlaktewaterlichamen die hieronder vallen zijn: hoofdwatergang, boezemwater en inlaat- en uitwateringsgeul.

 

Risico’s

Op een aantal locaties is het onwenselijk damwanden te plaatsen via een algemene regel, zoals in/nabij een weg, waterkering of primaire watergang, omdat in deze specifieke gevallen de sterkte van de damwand berekend moet worden. Natuurvriendelijke oevers verliezen hun werking op de ecologische en chemische waterkwaliteit bij toepassing van een damwand.

De toegestane hoogte van de damwand is gerelateerd aan de breedte van het oppervlaktewaterlichaam. Indien de damwand faalt, is de tijdelijke situatie toelaatbaar doordat een voldoende (tijdelijk) doorstroomprofiel is gewaarborgd. Om te voorkomen dat de aanleg van een damwand de bergingscapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam sterk verminderd, zijn criteria opgenomen ten aanzien van de locatie van de damwand in het talud.

Buiten deze locaties betreft het aanbrengen van damwand vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 5. Versnelde afvoer via nieuw verhard oppervlak

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de keur, voor het versneld afvoeren van hemelwater van nieuw verhard oppervlak naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

1. het totaal oppervlak aan nieuw verhard oppervlak in landelijk gebied niet meer bedraagt dan 1500 m2 en in stedelijk gebied niet meer bedraagt dan 500 m2;

2. het geen deeluitbreiding betreft van een groter planologisch geheel/inrichting waarvoor reeds een melding is gedaan op grond van deze algemene regel of een vergunning is verleend.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. Brengt, indien wordt geloosd op oppervlaktewater, een uitstroomvoorziening aan conform ‘WT 13. Lozen en onttrekken via een inrichting’.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

 

Risico’s

Binnen het stedelijk gebied worden afspraken gemaakt tussen de gemeente en het waterschap over waar en hoe watertekorten worden opgelost. Omdat stedelijke wateropgaven veelal complex zijn om op te lossen en er binnen postzegelplannen kleiner dan 500m² veelal geen water te vinden in worden deze postzegelplannen vrijgesteld van compensatie. Binnen het landelijk gebied is deze problematiek anders van aard. Buien zijn langduriger van aard maar minder hevig, gelijktijdig is er veel open land waardoor de neerslag vertraagd wordt afgevoerd naar het watersysteem. Vanwege deze vertraagde afvoer en veelal lagere bui-intensiteit kunnen verharde oppervlakken tot 1500m² worden vrijgesteld van compensatieplicht. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 6. Anti-worteldoek

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van anti-worteldoek voor zover deze:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. wordt aangelegd op het talud van een oppervlaktewaterlichaam dat grenst aan een bedrijfsperceel in stedelijk gebied en/of een particuliere tuin;

3. niet wordt aangelegd op het talud van een oppervlaktewaterlichaam met een natuurvriendelijke oever, een aangewezen vaarweg en/of een oppervlaktewaterlichaam met specifieke natuurdoeleinden.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. zet het anti-worteldoek zodanig vast dat voorkomen wordt dat deze in het oppervlaktewaterlichaam terecht komt of kan opwaaien;

2. plaatst eventueel een beschoeiing in het talud conform algemene regel ‘WT 3. Beschoeiing’ waarachter het anti-worteldoek wordt vastgezet

3. houdt eventuele begroeiing zo laag mogelijk met een maximale hoogte van 0,30 m.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Stedelijk gebied: Gebied dat zich bevindt binnen de door de betrokken gemeente als ‘bebouwde kom’ aangewezen gebied.

 

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

 

Risico’s

Bij veel tuinen van particulieren en bedrijven wordt anti-worteldoek op het talud van oppervlaktewaterlichamen toegepast om de tuin ter plaatse een net afgewerkt karakter te geven en het onderhoud te vergemakkelijken. Het aanleggen en behouden van anti-worteldoek is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 WT 7. Dam met duiker

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen, verlengen, vervangen en behouden van een dam met duiker in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

1. dit plaatsvindt in een secundaire watergang met een breedte op de waterlijn smaller dan 2,50 m;

2. deze activiteiten niet in duin- en/of strandgebied worden uitgevoerd;

3. deze wordt aangelegd op minimaal 10,00 m van een bestaand ondersteunend kunstwerk;

4. deze wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten;

5. deze bedoeld is als de eerste perceelontsluiting en aansluit op eigendom van de initiatiefnemer of rechthebbende;

6. in de nieuwe situatie de volledige duiker voldoet aan de volgende maatvoering:

Onderdeel

Criteria

Type duiker

Rond

 

Maximale totale duikerlengte

Particulier gebruik

10,00m

Maximale totale duikerlengte

Bedrijfsmatig gebruik

12,00m

Minimale inwendige diameter duiker

Landelijk gebied

0,50m

Minimale inwendige diameter duiker

Stedelijk gebied

0,60m

Hoeveelheid lucht in de duiker t.o.v. hoogst vigerend peil

Droge sloot

2/3

Hoeveelheid lucht in de duiker t.o.v. hoogst vigerend peil

Watervoerende sloot

1/3

 

Uitsteken van de duiker buiten de dam

0,10m

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. damt het oppervlaktewaterlichaam, indien nodig, niet eerder af dan na overleg met de toezichthouder van het waterschap;

2. verwijderd slib op locatie van de aan te leggen dam met duiker

3. legt de duiker in het midden van het oppervlaktewaterlichaam aan;

4. voorziet verbindingen tussen duikerelementen van een waterdichte afdichting;

5. beschermt het talud van de dam met duiker op doelmatige wijze tegen uitspoeling;

6. fundeert de duiker dusdanig dat verzakken van deze duiker, met meer dan de natuurlijke maaivelddaling, wordt voorkomen;

7. verwijdert bij vervanging de oude duiker volledig;

8. verlengt een bestaande duiker met hetzelfde materiaal duikerbuis;

9. past een betonbuis, of een buis van gelijkwaardig materiaal toe (geen staal en/of spirosol);

10. voorziet, indien wenselijk, de uiteinden van de duiker van frontmuren geplaatst op een fundatie;

11. verankert de frontmuren van de duiker onderling;

12. houdt de constructie in een goede staat van onderhoud;

13. hanteert principetekening 5 als uitgangspunt voor de uitvoering;

14. voldoet, indien de dam met duiker fungeert als eerste perceelontsluiting naar een weg in beheer bij het waterschap, aan de algemene regel ‘WE 3. Uitweg’.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, diameter en materiaalkeuze van de duiker, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Duiker: Buis in gronddam gelegen in een oppervlaktewaterlichaam.

 

Secundaire watergang: Oppervlaktewaterlichamen die als zodanig in de legger van waterschap Hollandse Delta zijn aangegeven. De typen oppervlaktewaterlichamen die hieronder vallen zijn: dijksloot, wegsloot spoorsloot en overig water.

 

Risico’s

Het aanleggen, verlengen of vervangen van een dam met duiker is een veel voorkomende activiteit. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

In secundaire oppervlaktewaterlichamen heeft het aanbrengen van een dam met duiker een gering effect op de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam, indien aan de gestelde criteria en voorwaarden wordt voldaan. Om de doorstroming te waarborgen is de lengte van de duiker gelimiteerd en een minimale grootte van de diameter bepaald. De diameter verschilt in stedelijk gebied en landelijk gebied, omdat buien in stedelijk gebied in het algemeen sneller tot hogere afvoerdebieten leiden. Het betreft in deze algemene regel alleen de eerste perceelontsluiting. De demping van het oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van de eerste perceelonsluiting is vrijgesteld van de compensatieplicht.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 8. Dempen

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

1. dit niet plaatsvindt in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. het een secundair oppervlaktewaterlichaam betreft tot en met 4,50 m waterbreedte;

3. het geen oppervlaktewaterlichaam betreft met een natuurvriendelijke oever en/of specifieke natuurdoeleinden;

4. het wateroppervlak van de demping tenminste gelijkwaardig wordt gecompenseerd, waarbij:

a. een bestaand secundair oppervlaktewaterlichaam wordt verbreed met tenminste 0,20 m op de waterlijn en/of het graven van een nieuw secundair oppervlaktewater;

b. deze compensatie binnen hetzelfde peilgebied plaatsvindt.

5. door de demping:

a. een oppervlaktewaterlichaam niet wordt afgesloten van het watersysteem;

b. de doorstroming niet ontoelaatbaar wordt belemmerd;

c. geen nieuw doodlopend oppervlaktewaterlichaam wordt gecreëerd;

6. de demping wordt aangelegd op minimaal 10,00 m afstand van een ondersteunend kunstwerk;

7. de eventuele duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten;

8. bij toepassing van een duiker in het oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de criteria in onderstaande tabel:

 

Waterbreedte

Maximale duikerlengte

Minimale duikerdiameter

Compensatie

Landelijk gebied

Stedelijk gebied

Tot 2,50 m

12 m

0,50 m

0,60 m

Tot 30 m²

2,50 tot 3,00 m

12 m

0,80 m

0,90 m

30 tot 36 m²

3,00 tot 3,50 m

12 m

1,00 m

1,00 m

36 tot 42 m²

3,50 tot en met 4,50 m

12 m

1,25 m

1,25 m

42 tot 54 m²

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. beschermt het talud van de demping op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

2. voert de compensatie vooraf aan of gelijktijdig met de demping uit;

3. houdt de gehele constructie in een goede staat van onderhoud;

4. draagt ervoor zorg dat taluds van het nieuw te graven of verbreden oppervlaktewaterlichaam en het bestaande oppervlaktewater vloeiend op elkaar aansluiten en een helling hebben niet steiler dan 2:3;

5. voert de compensatie uit conform de algemene regel ‘WT 9. Graven’.

6. voldoet bij het toepassen van een duiker in de demping aan de volgende voorwaarden:

a. de duiker wordt dusdanig gefundeerd dat verzakken, met meer dan de natuurlijke maaivelddaling, van deze duiker wordt voorkomen, en

b. de duiker wordt in het midden van het oppervlaktewaterlichaam aangelegd, en

c. verbindingen tussen de eventuele duikerelementen worden van een waterdichte afdichting voorzien, en

d. de duiker moet zijn vervaardigt van beton, of een buis van gelijkwaardig materiaal toe, en

e. de uiteinden van de duiker moeten, indien wenselijk, worden van frontmuren van geplaatst op een fundatie, en

f. eventuele frontmuren van de duiker moeten onderling worden verankerd;

g. principetekening 5 wordt als uitgangspunt voor de uitvoering gehanteerd.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van het te dempen oppervlaktewaterlichaam en de te realiseren compensatie, diameter en materiaalkeuze van de eventuele duiker, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Bergingscapaciteit: Het volume water dat geborgen kan worden tussen het streefpeil en het aanvaardbaar hoogste peil.

 

Duiker: Buis in gronddam gelegen in een oppervlaktewaterlichaam.

 

Peilgebied: Gebied als aangewezen in een peilbesluit waarbinnen eenzelfde waterstand wordt gehandhaafd.

 

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

 

Risico’s

Het dempen van een secundair oppervlaktewaterlichaam is een veel voorkomende activiteit die onder voorwaarden via een algemene regel kan worden uitgevoerd. Dit betreft oppervlaktewaterlichamen met voornamelijk een waterbergende functie. De relevante waterhuishoudkundige belangen worden voldoende gewaarborgd door de eis van het graven van nieuw water ter compensatie. Hierbij wordt aangesloten op de algemene regel ‘WT 9. Graven’. Daarnaast mag de demping zelf geen negatieve effecten hebben op de doorstroming en kwaliteit van het omliggende watersysteem, zodat het afsluiten van een oppervlaktewaterlichaam of het creëren van doodlopende oppervlaktewaterlichamen is uitgesloten.

Indien in de demping een duiker wordt aangebracht zijn criteria opgenomen om de doorstroming te waarborgen. Zo is de lengte van de duiker gelimiteerd en is een minimale grootte van de diameter bepaald. De diameter verschilt in stedelijk gebied en landelijk gebied, omdat buien in stedelijk gebied in het algemeen sneller tot hogere afvoerdebieten leiden. Indien een langere duiker benodigd is, vergt dit een locatie specifieke toets op de hydrologische effecten, die in een vergunning moeten worden beoordeeld en afgewogen.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 9. Graven

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het graven, verbreden en behouden van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

1. dit niet plaatsvindt in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. de verbreding in een secundair oppervlaktewaterlichaam plaatsvindt;

3. door het graven:

a. geen verbinding ontstaat tussen verschillende peilgebieden, en

b. geen nieuw doodlopend oppervlaktewaterlichaam worden gecreëerd, en

c. het oppervlaktewaterlichaam in verbinding staat met het watersysteem.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. sluit taluds van het nieuw te graven of verbreden oppervlaktewaterlichaam, en het bestaande oppervlaktewater vloeiend op elkaar aan;

2. brengt bij nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam taluds aan met een helling niet steiler dan 2:3;

3. handhaaft bij verbreding van een oppervlaktewaterlichaam minimaal de bestaande taludhelling of flauwer;

4. beschermt taluds op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

5. plaatst in de beschermingszone van een aangrenzend oppervlaktewaterlichaam een dam met duiker met een bovenbreedte van minimaal 5,00 m en voldoet aan de algemene regel ‘WT 7 Dam met duiker’ indien het nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam wordt aangesloten op een oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij het waterschap;

6. verbreedt een bestaand oppervlaktewaterlichaam met tenminste 0,20 m op de waterlijn;

7. houdt bij een volledig nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam de volgende maatvoering aan:

Waterbreedte

Minimale bodembreedte

Minimale waterdiepte t.o.v. laagst vigerend peil

Tot 4,00 m

0,50m

0,50 m

Vanaf 4,00 m

1,00 m

1,00 m

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van het te graven of verbreden oppervlaktewaterlichaam en eventuele dammen met duikers, diameter en materiaalkeuze van de duiker, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Peilgebied: Gebied als aangewezen in een peilbesluit waarbinnen eenzelfde waterstand wordt gehandhaafd.

 

Duiker: Buis in gronddam gelegen in een oppervlaktewaterlichaam.

 

Risico’s

Het graven of vergraven van een oppervlaktewaterlichaam betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Door de risicovolle werkzaamheden, zoals het verbinden van verschillende peilgebieden, uit te sluiten van deze algemene regel kan het graven en vergraven van water onder voorwaarden worden toegestaan.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 10. Bomen

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanplanten en behouden van bomen in de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen, voor zover:

1. deze niet worden geplant in/nabij een weg, waterkering en/of beschermingszone;

2. het knotbomen betreffen;

3. deze in volgroeide vorm ten opzichte van de het oppervlaktewaterlichaam, voldoet aan de volgende maatgeving:

a. hoogte tussen maaiveld en kruin boom: 2,00 m;

b. afstand tot de insteek: 0,50 m tot 1,00 m;

c. afstand tot andere bomen of objecten: 10,00 m.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. verwijdert dode, zieke, of beschadigde bomen en de wortelresten conform algemene regel ‘WW 1. Verwijderen objecten’;

2. wijzigt de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam zoals vastgelegd in de legger niet;

3. onderhoudt de (knot)bomen en snoeit de (knot)bomen op zodat er geen takken afhangen binnen 5,00 m boven maaiveld.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, waaronder afstand van de boom tot de insteek en bomen of andere objecten, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Insteek: Snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.

 

Risico’s

Het aanleggen en behouden van bomen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 11. Natuurvriendelijke oever

 

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een natuurvriendelijke oever langs een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

1. deze niet wordt aangelegd in/nabij een weg, waterkering en/of bijbehorende beschermingszone;

2. het geen dijk- en/of spoorsloot betreft

3. geen oppervlaktewaterlichaam wordt gedempt of versmald;

4. de natuurvriendelijke oever minimaal 25 m lang is;

5. het oppervlaktewaterlichaam een minimale waterdiepte heeft van 0,50 m ten opzichte van laagst vigerend peil.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voorziet de plas-drasoever die wordt aangelegd met een nevengeul om de 25,00 m van een opening van minimaal 1,00 m breed;

2. beschermt taluds op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

3. voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de beschoeiing, het talud of maaiveld, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterdoorvoer;

4. hanteert principetekening 6 als uitgangspunt voor de uitvoering.

5. hanteert, indien een plas-drasoever wordt aangelegd, de volgende maatgeving:

a. de plas-drasoever is minimaal 2,00 m breed;

b. de diepte van de plas- drasoever is 10 tot 40 cm onder het laagst vigerend peil;

c. het talud onder de plas-drasoever is 1:2 of flauwer of afgewerkt met een beschoeiing;

d. het talud boven de plas-drasoever is 1:3 of flauwer;

6. legt, bij afwezigheid van een plas-dras oever, het gehele talud aan met een helling van minimaal 1:3;

7. eventuele aanplant van vegetatie bestaat uit inheemse soorten.

 

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, waaronder taludhellingen, breedte en diepte van de eventuele plas-drasoever, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

 

Profiel: Breedte en diepte van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger.

 

Natuurvriendelijke oever: Oever die zo is aangelegd dat het niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te verbeteren, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken. Oever aangelegd conform algemene regel ‘WT 11. Natuurvriendelijke oever’.

 

Risico’s

Het aanleggen van een natuurvriendelijke oever betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen, zoals het behoudt van het doorstroomprofiel en de bescherming van het talud tegen uitspoeling, worden gewaarborgd door het stellen van voorwaarden. De criteria en voorwaarden hebben met name betrekking op de inrichting van de natuurvriendelijke oever waarmee wordt beoogd een interessante habitat te creëren voor diverse flora en fauna.

Dijksloten, spoorsloten en oppervlaktewaterlichamen langs een weg of waterkering worden uitgesloten van deze algemene regel, omdat het verflauwen van het talud een negatieve invloed kan hebben op de sterkte van de oever en de functie die deze vervuld voor het naastgelegen perceel.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

 

WT 12. Afrasteringen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een afrastering langs een oppervlaktewaterlichaam, voor zover deze:

1. niet wordt aangelegd in een waterkering, beschermingszones en/of langs een weg;

2. wordt aangelegd op minimaal 0,50 m en maximaal 1,00 m vanaf de insteek van het oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. plaatst de afrastering parallel aan het water;

2. de afrastering niet hoger is dan 1,00 m boven maaiveld;

3. legt de constructie zodanig aan dat deze eenvoudig verwijderbaar is.

Artikel 3 Overgangsrecht

Indien voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van dit besluit een vergunning krachtens artikel 3.2 van de keur in werking was, worden de voorschriften van die vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de keur.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Afrastering: Eenvoudige constructie bestaande uit houten palen met draad of gaas

Risico’s

Afrasteringen kunnen enerzijds worden gezien als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze anderzijds, in de vorm van een veekering, juist voorkomen dat het vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantast. Wanneer aan de criteria en voorwaarden wordt voldaan komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, indien nodig, vrij eenvoudig worden verwijderd.

Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

Melding

Voor deze activiteit geldt geen meldingsplicht.

WT 13. Lozen en onttrekken via een voorziening

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid en artikel 3.4, van de keur, voor het onttrekken aan en/of brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam en/of het plaatsen en behouden van een onttrekking- en/of lozingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

1. maximaal 300 m³/u wordt onttrokken, en/of

2. maximaal 450 m³/u wordt geloosd;

3. de onttrekking- en/of lozingsvoorziening niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

2. beschermt taluds en bodem op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

3. beëindigt de onttrekking of lozing direct indien sprake is van een calamiteit als genoemd in artikel 3.7 van de keur;

en, in geval van een tijdelijke lozings- en/of onttrekkingsvoorziening:

4. behoudt de voorziening niet langer dan voor het doel noodzakelijk;

5. gebruikt een constructie die binnen 24 uur uit het oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone kan zijn verwijderd;

6. verwijdert de tijdelijke voorziening uit de beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam indien noodzakelijk voor beheer- en onderhoudswerkzaamheden;

en, in geval van een permanente lozings- en of onttrekkingsvoorziening:

7. legt de voorziening verzonken in het talud en buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam aan en hanteert hierbij principetekening 7;

8. fundeert de voorziening zodanig dat verzakken, met meer dan de natuurlijke maaivelddaling, wordt voorkomen;

9. legt de voorziening zodanig aan dat de beschermingszone vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft;

10. legt het ondergronds leidingwerk in de beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam zodanig aan dat hieraan geen schade kan ontstaan tijdens onderhoudswerkzaamheden;

11. voorziet uitmondingen van drainageleidingen van een taludgoot om uitspoeling van het talud te voorkomen en hanteert hierbij principetekening 8.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit aan het waterschap:

a. tenminste drie weken voor aanvang bij het plaatsen en behouden van een permanente onttrekkings- en/of lozingsvoorziening;

b. tenminste 24 uur voor aanvang bij een lozing vanaf 60 m³/u;

c. tenminste 24 uur voor aanvang bij een onttrekking vanaf 20 m³/u;

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, constructie en afmetingen van de lozings-/onttrekkingsvoorziening, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen, te vervoeren of te laten liggen.

Op grond van artikel 3.4 van de keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger.

Permanente lozings-/ onttrekkingsvoorziening: Een voorziening voor het onttrekken en/of lozen van water in oppervlaktewater met een langdurig karakter.

Tijdelijke lozings-/ onttrekkingsvoorziening: Een eenvoudig te verwijderen en tijdelijk benodigde voorziening voor het onttrekken en/of lozen van water in oppervlaktewater. Bijvoorbeeld voor het beregenen van gewassen.

Risico’s

Het onttrekken van oppervlaktewater via een voorziening betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door van het meest maatgevende oppervlaktewaterlichaam te berekenen wat de kritische hoeveelheid water is die er aan kan worden onttrokken of er op kan worden geloosd. Om te voorkomen dat cumulatie van lozingen of onttrekkingen problemen oplevert is een marge in acht genomen in de bepaling van de kritische hoeveelheid water.

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

ALGEMENE REGELS WEGEN

WE 1. Evenementen op wegen

WE 2. Veekerende afrastering

WE 3. Uitweg

WE 1. Evenementen op wegen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3, lid a, van de keur, voor het houden van evenementen op wegen en het plaatsen van borden bij evenementen, voor zover:

1. de bruikbaarheid van de weg voor verkeer niet langer dan 1 dag wordt beperkt;

2. de bereikbaarheid van achterliggende percelen, bedrijven en woningen doelmatig wordt gegarandeerd;

3. de bereikbaarheid voor hulpdiensten wordt gegarandeerd;

4. wedstrijdachtige activiteiten met motorvoertuigen op de weg geen deel uitmaken van het evenement;

5. op de weg gedurende het evenement geen werkzaamheden of andere evenementen plaatsvinden;

6. gebiedsontsluitingswegen alleen tijdelijk worden gepasseerd;

7. het evenement op onderstaande gebiedsontsluitingswegen tussen 9.00 u en 15.30 u wordt gehouden:

a. Rotterdamseweg te Ridderkerk;

b. Verbindingsweg te Ridderkerk;

c. IJsselmondse Randweg te Barendrecht;

d. Hendrik Ydenweg te Hendrik Ido Ambacht;

e. Munnikensteeg te Zwijndrecht.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. neemt maatregelen om de veiligheid van de overige weggebruikers te garanderen;

2. neemt maatregelen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te waarborgen;

3. neemt maatregelen om de bereikbaarheid van achterliggende percelen, bedrijven en woningen te waarborgen;

4. neemt maatregelen om schade aan de weg te voorkomen;

5. meldt eventuele schade aan (fiets)paden of wegen als gevolg van het evenement zo snel mogelijk aan het waterschap;

6. is verplicht, indien noodzakelijk voor de organisatie van het evenement, tijdelijk verkeersborden en markeringen te plaatsen, in verband met het omleiden van het verkeer;

7. plaatst verkeersborden en markeringen conform CROW 96b en NEN-EN 12899-1;

8. plaatst verkeersborden en markeringen voor het evenement niet langer dan strikt noodzakelijk;

9. is tijdens en na afloop van het evenement verantwoordelijk voor het schoonhouden van de weg en het bijbehorende wegmeubilair;

10. maakt de te treffen verkeersmaatregelen minimaal één week voor aanvang van het evenement bekend in de plaatselijke krant;

11. informeert per brief omwonenden en andere belanghebbenden.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de organisatie van het evenement;

b. het adres of de locatie waar het evenement plaatsvindt en routebeschrijving;

c. de aard en omvang van het evenement en omschrijving van het gebruik van de weg;

d. aanvang en duur van het evenement en het gebruik van de weg;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, eventuele bebording en bewegwijzering (omleiding), legenda en noordpijl;

f. routebeschrijving.

3. De uitvoering van het evenement kan plaatsvinden na ontvangst van de instemmingsbrief van het waterschap en op het in deze brief aangegeven tijdstip.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens artikel 4.3, lid a, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de vergunning gelijkgesteld met nadere regels als bedoeld in artikel 4.8 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 4.3, lid a van de keur, is het verboden zonder vergunning van het bestuur een weg te gebruiken in strijd met het doel ervan. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Gebiedsontsluitingsweg: Dit type wegen ontsluit grote (landelijke) gebieden en woonkernen naar stroomwegen. De indeling van wegen in de verschillende typen wegen is op te vragen bij het waterschap.

Risico’s

Het houden van evenementen op wegen is een veel voorkomende activiteit die onder voorwaarden via een algemene regel kan worden uitgevoerd. Er zijn diverse criteria opgenomen waardoor de overlast naar omwonenden en gebruikers van de weg door het evenement zoveel mogelijk wordt beperkt. Belangrijke ontsluitingswegen vallen deels buiten de algemene regel, omdat de doorstroming van het verkeer teveel hinder ondervindt van een evenement. Gebiedsontsluitingswegen is een beperking met betrekking tot het type evenement. Hier kan alleen gebruik gemaakt worden van de weg als het evenement de weg passeert, zoals bij wieler- of hardloopwedstrijden. Bij tijdelijke afsluiting van een weg dient een bebordingsplan te worden ingezonden bij de melding.

Melding

De melding kan schriftelijk worden gedaan via een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WE 2. Veekerende afrastering

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3, lid c van de keur, voor het plaatsen van een veekerende afrasteringen langs wegen, voor zover deze:

1. het zicht niet belemmert en botsvriendelijk is;

2. minimaal 1 m uit de kant wegverharding wordt geplaatst;

3. niet hoger is dan 1,20 m boven maaiveld;

4. niet in duin- en/of strandgebied wordt geplaatst.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. dient de afrastering in goede staat te onderhouden;

2. draagt er zorg voor dat de afrastering geen uitstekende delen bevat.

3. draagt er zorg voor dat uitvoering van de activiteiten geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, ten opzichte van de weg, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens artikel 4.3, lid c, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de vergunning gelijkgesteld met nadere regels als bedoeld in artikel 4.8 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 4.3, lid c van de keur, is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, naast of onder de weg. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Afrastering: Eenvoudige constructie bestaande uit houten palen met draad of gaas.

Botsvriendelijk: Het materiaal van de afrastering dient mee te buigen, dan wel af te breken wanneer het botsing komt met motorvoertuigen, zodat het voertuig niet te abrupt tot stilstand komt. Ook mag geen prikkeldraad en/of stroomdraad gebruikt worden.

Risico’s

Het plaatsen van een veekerende afrastering betreft een relatief eenvoudig werk dat geen negatieve effecten heeft op de constructie van de weg. Door de botsvriendelijke en lage constructie heeft de afrastering geen negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid. De relevante wegenbelangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

Melding

De melding kan schriftelijk worden gedaan via een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

WE 3. Uitweg

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3, lid b van de keur, voor het maken van een uitweg, voor zover:

1. het de eerste uitweg van een kadastraal perceel betreft;

2. de uitweg aansluit op een erftoegangsweg type 1 of 2;

3. de breedte van de uitweg maximaal:

a. 8,00 m is bij ontsluiting van een landbouwperceel;

b. 4,50 m is bij ontsluiting van een bedrijfsperceel waar voor de reguliere bedrijfsvoering grote voertuigen in en uit moeten rijden;

c. 3,50 m is voor ontsluiting van overige percelen;

4. de uitweg op ten minste 5,00 m afstand ligt van uitwegen, bochten, kruisingen en zebrapaden;

5. het zicht vanuit de uitweg op de openbare weg niet wordt gehinderd binnen een afstand van 5,00 m naar beide kanten;

6. deze niet in duin- en/of strandgebied wordt aangelegd.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voorziet de uitweg, over een breedte van tenminste 1,00 m, gezien vanuit de zijkant van de verharding van de openbare weg, van afwijkend, gesloten verhardingsmateriaal, niet zijnde grasbetontegels, schors, schelpen, grind e.d.;

2. voorziet de uitweg van een funderingsconstructie die afgestemd is op de ondergrond ter plaatse en het gebruik van de uitweg;

3. voldoet, indien de uitweg wordt aangelegd over een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap, aan één van de algemene regels ‘WT 2. Bruggen’ of ‘WT 7. Dam met duiker’.

4. draagt er zorg voor dat de uitweg blijvend gelijkmatig aansluit op de weg;

5. construeert de uitweg zodanig dat voertuigen bij het in- en uitrijden niet door de berm rijden, door de uitweg te voorzien van afgeschuinde hoeken van 45 graden en maximaal 1,5 m lang;

6. zorgt voor een gelijkwaardige afwatering van de uitweg, zodanig dat het water niet afvloeit naar de weg of daarop blijft staan;

7. draagt er zorg voor dat uitvoering van de activiteiten geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid.

Artikel 3 Melding

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;

e. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, ten opzichte van de weg, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

4. De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens artikel 4.3, lid b, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de vergunning gelijkgesteld met nadere regels als bedoeld in artikel 4.8 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 4.3, lid b van de keur, is het verboden zonder vergunning van het bestuur een weg aan te leggen en/of veranderingen aan de weg aan te brengen. Op grond van artikel 4.8 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Uitweg: Ontsluiting van een perceel naar de openbare weg

Grote voertuigen: Voertuigen van een formaat vergelijkbaar met een truck met oplegger.

Erftoegangsweg: Dit type wegen ontsluit voornamelijk aanliggende percelen en zijn toegankelijk voor alle verkeer (landbouwverkeer, bestemmingsverkeer). De indeling van wegen in de verschillende typen wegen is op te vragen bij het waterschap.

Risico’s

Het maken van een uitweg naar een erftoegangsweg is een veel voorkomende activiteit. De relevante wegenbelangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Door de risicovolle werkzaamheden, zoals het realiseren van een uitweg naar een gebiedsontsluitingsweg, uit te sluiten van deze algemene regel kan het maken van een uitweg worden toegestaan.

Melding

De melding kan schriftelijk worden gedaan via een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

ALGEMENE REGELS GRONDWATER

GW 1. Onttrekking voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering

GW 2. Onttrekking voor brandblusvoorziening

GW 3. Onttrekking voor grondwatersanering

GW 4. Onttrekking voor beregening, bevloeiing en veedrenking

GW 5. Onttrekking voor overige doeleinden

GW 1. Onttrekking voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering, indien de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat in kaart 2, bedoeld in de bijlage, is aangewezen als:

1. gebieden A en/of B, voor zover de onttrekking niet:

a. meer bedraagt dan 60 m3 per uur, en

b. meer bedraagt dan 20.000 m3 per maand, en

c. meer bedraagt dan 50.000 m3 in totaal, en

d. langer duurt dan 26 weken;

2. gebied C, voor zover de onttrekking niet:

a. meer bedraagt dan 150 m3 per uur, en

b. meer bedraagt dan 50.000 m3 per maand, en

c. meer bedraagt dan 200.000 m3 in totaal, en

d. langer duurt dan 26 weken;

3. gebieden B en/of C, voor zover de onttrekking niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur en 50.000 m3 per jaar.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

2. plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast;

3. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

4. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

5. brengt bij een retourbemaling het grondwater in het watervoerende pakket terug waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

6. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en;

7. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meet- en rapportageplicht

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1, meldt dit:

a. bij een onttrekking langer dan 48 uur, maar korter dan 8 weken, ten minste 5 werkdagen voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap;

b. bij een onttrekking langer dan acht weken, ten minste vier weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt, naast het bepaalde in het Waterbesluit en de Waterregeling ten aanzien van te verstrekken gegevens, ook vermeld/bijgevoegd:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die langer dan 48 uur activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

a. meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

b. meldt het einde van de activiteiten binnen twee werkdagen na beëindiging af via het Waterschapsloket (afmelding).

4. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel voert de meet- en rapportageverplichting, zoals bedoeld in artikel 6.11 van het Waterbesluit, uit. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking plaatsvindt in gebieden B of C en de onttrekking minder bedraagt dan 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar.

5. De uitvoering van de meldingsplichtige werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Bouwputbemaling: Een bouwputbemaling is het onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van activiteiten in de bodem. Voorbeelden van deze activiteiten zijn: het aanleggen van kabels, leidingen of riolering en het bouwen van kelders. De bouwputbemaling kan via verschillende methoden worden uitgevoerd.

Proefbronnering: Een proefbronnering is het onttrekken van grondwater met als doel het onderzoeken van de hoeveelheid grondwater dat tijdens toekomstige activiteiten moet worden onttrokken. Een proefbronnering is veelal kortdurend en duurt maximaal 30 dagen.

Grondsanering: Bij een grondsanering wordt veelal in verontreinigde grond gegraven. Indien de verontreiniging zich uitsluitend in de bodem en niet in het grondwater bevindt, is de onttrekking van grondwater vergelijkbaar met een bouwputbemaling. Het doel is het uitvoeren van de activiteiten.

Spanningsbemaling: Het onttrekken van grondwater uit het watervoerende pakket met als doel de opwaartse druk te verlagen om opbarsten van de bodem te voorkomen.

Freatisch grondwater: Het eerste grondwater dat men aantreft als men gaat graven. Dit grondwater staat rechtstreeks in verbinding met atmosferische luchtdruk.

Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag of door oppervlaktewater.

Retourbemaling: Het onttrokken grondwater, waar aan geen stoffen zijn toegevoegd, in hetzelfde watervoerende pakket als waaruit het is onttrokken, terugbrengen.

Motivering

Gebiedsbenadering

De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (hoogst beschermde klasse), B-gebieden (tussenklasse) en C-gebieden (laagst beschermde klasse).

A-gebieden zijn milieubeschermingsgebieden zoals aangewezen in de Provinciale Milieuverordening. In deze gebieden zijn bouwputbemalingen de laagste te onttrekken debieten toegestaan vanwege de bescherming van drinkwaterwinning.

B-gebieden zijn kwetsbare gebieden waarin beperkte grondwateronttrekkingen zijn toegestaan. De indeling in kwetsbaar gebied is gebaseerd op de verwachting van negatieve effecten, bijvoorbeeld zetting vanwege de aanwezige grondsoort, of op gevoeligheid voor grondwaterstandsverlagingen, zoals in natuurgebieden.

C-gebieden zijn alle overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta waar bij hogere onttrekkingsdebieten geen negatieve effecten worden verwacht.

Combinatie van een grondsanering met een grondwatersanering

Een combinatie van een grondsanering met een grondwatersanering is veel voorkomend. Indien beide activiteiten voldoen aan de afzonderlijke algemene regels, worden geen problemen voorzien ten aanzien van effecten. Indien één activiteit niet voldoet aan de algemene regel en daardoor vergunningplichtig is, wordt in de vergunningaanvraag ook onderzocht wat de effecten in combinatie met de andere activiteit is. Het is voor een vergunningaanvraag noodzakelijk om alle onttrekkingen in de nabije omgeving te betrekken in de effectenstudie. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat bij uitvoering van beide activiteiten geen onaanvaardbare effecten ontstaan. Dit wordt met de vergunning gereguleerd.

Maximale verlaging grondwaterstand/stijghoogte

De freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket mag niet meer worden verlaagd dan noodzakelijk. Dit betekent in ieder geval dat de freatische grondwaterstand niet meer mag worden verlaagd dan 0,5 meter beneden het actuele ontgravingsniveau. Hierdoor kan de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket per fase van de activiteiten verschillen, afhankelijk van de ontgravingsdiepte per fase.

Peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Voor de handhaafbaarheid van de maximale verlaging van de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket is het noodzakelijk dat het niveau gemeten kan worden. Hiervoor moet een peilbuis of meetput op een doelmatige locatie worden geplaatst. Vanuit het streven naar zo laag mogelijke lasten, is het plaatsen van een peilbuis of meetput niet bij alle onttrekkingen voorgeschreven. Deze verplichting beperkt zich tot de onttrekkingen via spanningsbemaling.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen

met het oog op de bescherming van het watersysteem. Ten aanzien van monitoring van effecten van de grondonttrekking, retourbemaling en de locatie en diepte van peilbuizen of meetputten.

Locatie peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Afhankelijk van de aard van de onttrekking en de specifieke locatie kan de locatie van de peilbuis of meetput belangrijk zijn. In deze gevallen kan het bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschrijven waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

Peilbuis of meetput bij freatische onttrekkingen

Bij freatische onttrekkingen is het plaatsen van een peilbuis of meetput in beginsel niet noodzakelijk. Deze algemene regel schrijft dit daarom niet voor. Desondanks kan de lokale situatie aanleiding geven tot het plaatsen van een peilbuis of meetput. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van zettinggevoelige objecten. Met een maatwerkvoorschrift kan het bestuur in deze uitzonderlijke situaties een peilbuis of meetput voorschrijven. Hierbij kan tevens worden bepaald waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Terugbrengen grondwater

Indien retourbemaling wordt toegepast, is het vanuit een oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk dat het grondwater wordt teruggebracht in het grondwaterpakket waaruit het is onttrokken. Hiermee wordt ongewenste uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten voorkomen.

Verplichte retourbemaling

Het uitgangspunt van deze algemene regel is: verstandig omgaan met grondwater. Onttrekkingen van grondwater uit de zoetwaterreserve kunnen dit uitgangspunt in gevaar brengen. Indien de onttrekking een te grote impact heeft op de zoetwaterreserve is het mogelijk om retourbemaling via een maatwerkvoorschrift af te dwingen. Hierbij wordt het grondwater teruggebracht in de zoetwaterreserve.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, lid 2 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet- en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen (maximaal 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar) niet gelden.

Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

1. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

2. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

3. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

4. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;

5. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

6. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

7. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

8. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

Vrijstelling meldplicht

Aan de meldplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen (maximale duur van 48 uur) onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meldplicht voor deze beperkte onttrekkingen niet geldt. Bij deze vrijgestelde onttrekkingen zijn nadelige effecten niet te verwachten. Indien aan één van deze criteria wordt voldaan, hoeft de onttrekking niet te worden gemeld. Wel moet aan de voorwaarden uit deze algemene regel worden voldaan.

Uitgangspunt is dat het een onttrekking betreft voor één werk of project waar, binnen de werkgrenzen, voor het uitvoering van het gehele werk of het totale project slechts maximaal 48 uur hoeft te worden onttrokken. Dit kan inhouden een onttrekking van 48 uur aaneengesloten, of een totale duur van afzonderlijke onttrekkingen van maximaal 48 uur.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

GW 2. Onttrekking voor brandblusvoorziening

Artikel 1 Criterium

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de keur, voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van een brandblusvoorziening, indien de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat in kaart 2, bedoeld in de bijlage, is aangewezen als gebied B of C.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

2. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt, en

3. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

4. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meet- en rapportageplicht

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt, naast het bepaalde in het Waterbesluit en de Waterregeling ten aanzien van te verstrekken gegevens, ook vermeld/bijgevoegd:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

a. meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

b. meldt het einde van de activiteiten binnen twee werkdagen na beëindiging af via het Waterschapsloket (afmelding).

4. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel hoeft niet te voldoen aan de meet- en rapportageverplichting, zoals bedoeld in artikel 6.11 van het Waterbesluit.

5. De uitvoering van de meldingsplichtige werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater ten behoeve van een brandblusvoorziening. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Onttrekken van grondwater ten behoeve van een brandblusvoorziening: Hieronder wordt, naast het onttrekken van grondwater in noodsituaties, ook verstaan het onttrekken ten behoeve van de aanleg, het testen en het regenereren van de bron. Indien transportleidingen moeten worden aangelegd, valt dit buiten de aanleg van de bron.

Een brandblusvoorziening is een voorziening die permanent aanwezig is, maar slechts in noodsituaties dienst zal doen. Een voorbeeld hiervan is een sprinklerinstallatie. Er wordt niet permanent grondwater onttrokken, maar slechts in noodsituaties, bij testen en regenereren. Indien een brandblusvoorziening ook voor andere doeleinden wordt gebruikt, wordt de voorziening niet als een brandblusvoorziening aangemerkt.

Bron: Locatie waar het grondwater via een filter, buis en pomp naar boven wordt gepompt. Leidingen ten behoeve van het vervoeren van opgepompt grondwater behoren niet tot de bron.

Regenereren: Het onderhouden van de bron ten behoeve van het behoud van pompcapaciteit.

Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag of door oppervlaktewater.

Motivering

Gebiedsbenadering

Grondwateronttrekkingen voor brandblusvoorzieningen komen veelal voor in gebieden waar onvoldoende oppervlaktewater dan wel leidingwater voorhanden is. Het onttrekken van grondwater voor bijvoorbeeld het blussen van branden kan dan de enig mogelijke oplossing zijn. Hier speelt uiteraard een groot maatschappelijk belang bij. Bovendien zal de grondwateronttrekking vrijwel nooit worden ingezet, alleen in noodsituaties en bij aanleg, testen en regenereren. De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (hoogst beschermde klasse), B-gebieden (tussenklasse) en C-gebieden (laagst beschermde klasse).

A-gebieden zijn milieubeschermingsgebieden zoals aangewezen in de Provinciale Milieuverordening. Ter bescherming van drinkwaterwinning en vanwege de vaak diepgelegen bronnen (nabij de drinkwatervoorraad) van een brandput, wordt voor deze gebieden geen algemene vrijstelling van de vergunningplicht gegeven.

B-gebieden zijn kwetsbare gebieden waarin beperkte grondwateronttrekkingen zijn toegestaan. De indeling in kwetsbaar gebied is gebaseerd op de verwachting van negatieve effecten, bijvoorbeeld zetting vanwege de aanwezige grondsoort, of op gevoeligheid voor grondwaterstandsverlagingen, zoals in natuurgebieden.

C-gebieden zijn alle overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta waar bij (tijdelijk) hogere onttrekkingsdebieten geen negatieve effecten worden verwacht.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, lid 2 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet- en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen (zoals aanleg, testen en regenereren) onevenredig groot. Daarnaast hoeft bij onttrekkingen in het kader van calamiteiten niet gemeten te worden. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte en incidenteel voorkomende onttrekkingen niet gelden.

Melding

De melding dient eenmalig te worden ingediend, bij de aanleg van de bron. Bij een onveranderde situatie in de onttrekking, binnen de gestelde criteria en volgens genoemde voorwaarden, blijft de melding voor onbepaalde tijd geldig.

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

1. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

2. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

3. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

4. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;

5. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

6. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

7. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

8. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

GW 3. Onttrekking voor grondwatersanering

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering indien de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat in de kaart 2, bedoeld in de bijlage, is aangewezen als gebied B en/of C, voor zover de onttrekking niet:

1. meer bedraagt dan 15 m3 per uur, en

2. meer bedraagt dan 4200 m³ per maand, en

3. langer duurt dan 4 jaar.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

2. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

3. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

4. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en;

5. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meet- en rapportageplicht

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste vier weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

2. De melding wordt gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt, naast het bepaalde in het Waterbesluit en de Waterregeling ten aanzien van te verstrekken gegevens, ook vermeld/bijgevoegd:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

a. meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

b. meldt het einde van de activiteiten binnen twee werkdagen na beëindiging af via het Waterschapsloket (afmelding).

4. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel voert de meet- en rapportageverplichting, zoals bedoeld in artikel 6.11 van het Waterbesluit, uit. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking plaatsvindt in gebieden B of C en de onttrekking minder bedraagt dan 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar.

5. De uitvoering van de meldingsplichtige werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Grondwatersanering: Een grondwatersanering is het onttrekken van verontreinigd grondwater met als doel de verontreinigde bodem te reinigen en het verontreinigde grondwater te verwijderen. Het onttrokken verontreinigde grondwater wordt in het algemeen na zuivering afgevoerd naar het gemeente riool of oppervlaktewater. De lozing wordt in andere wet- en regelgeving gereguleerd. Ook een onttrekking die wordt toegepast als beheermaatregel uitgevoerd in het kader van een saneringsplan valt onder deze algemene regel.

Freatisch grondwater: Het eerste grondwater dat men aantreft als men gaat graven. Dit grondwater staat rechtstreeks in verbinding met atmosferische luchtdruk.

Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag of door oppervlaktewater.

Motivering

De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (hoogst beschermde klasse), B-gebieden (tussenklasse) en C-gebieden (laagst beschermde klasse).

A-gebieden zijn milieubeschermingsgebieden zoals aangewezen in de Provinciale Milieuverordening. Ter bescherming van drinkwaterwinning en vanwege het veelal langdurige karakter van een grondwatersanering, wordt voor deze gebieden geen algemene vrijstelling van de vergunningplicht gegeven.

B-gebieden zijn kwetsbare gebieden waarin beperkte grondwateronttrekkingen zijn toegestaan. De indeling in kwetsbaar gebied is gebaseerd op de verwachting van negatieve effecten, bijvoorbeeld zetting vanwege de aanwezige grondsoort, of op gevoeligheid voor grondwaterstandsverlagingen, zoals in natuurgebieden.

C-gebieden zijn alle overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta waar bij langdurige onttrekkingen geen negatieve effecten worden verwacht.

Combinatie van een grondsanering met een grondwatersanering

Een combinatie van een grondsanering met een grondwatersanering is veel voorkomend. Indien beide activiteiten voldoen aan de afzonderlijke algemene regels, worden geen problemen voorzien ten aanzien van effecten. Indien één activiteit niet voldoet aan de algemene regel en daardoor vergunningplichtig is, wordt in de vergunningaanvraag ook onderzocht wat de effecten in combinatie met de andere activiteit is. Het is voor een vergunningaanvraag noodzakelijk om alle onttrekkingen in de nabije omgeving te betrekken in de effectenstudie. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat bij uitvoering van beide activiteiten geen onaanvaardbare effecten ontstaan. Dit wordt met de vergunning gereguleerd.

Hoeveelheid te onttrekken grondwater

De onttrekking van grondwater is noodzakelijk voor het verwijderen van de grondwaterverontreiniging. Voor het beheer van het grondwater is het echter belangrijk dat de onttrekking niet groter is dan noodzakelijk.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, lid 2 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet- en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen (maximaal 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar) niet gelden.

Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

1. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

2. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

3. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

4. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;

5. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

6. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

7. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

8. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

GW 4. Onttrekking voor beregening, bevloeiing en veedrenking

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor beregening, bevloeiing of veedrenking, indien de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat in kaart 2, bedoeld in de bijlage, is aangewezen als gebied B en/of C voor zover de onttrekking niet:

1. meer bedraagt dan 60 m3 per uur, en;

2. meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar, en;

3. langer duurt dan 5 aaneengesloten maanden per jaar.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

2. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

3. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

4. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meet- en rapportageplicht

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking minder bedraagt dan 1 m3 per uur.

2. De melding wordt gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt, naast het bepaalde in het Waterbesluit en de Waterregeling ten aanzien van te verstrekken gegevens, ook vermeld/bijgevoegd:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

a. meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

b. meldt het einde van de activiteiten binnen twee werkdagen na beëindiging af via het Waterschapsloket (afmelding).

4. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel voert de meet- en rapportageverplichting, zoals bedoeld in artikel 6.11 van het Waterbesluit, uit. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking plaatsvindt in gebieden B of C en de onttrekking minder bedraagt dan 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar.

5. De uitvoering van de meldingsplichtige werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Agrarische doeleinden: Een bemaling voor beregening, bevloeiing of veedrenking.

Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag of door oppervlaktewater.

Motivering

Gebiedsbenadering

In deze algemene regel is in de criteria geen onderscheid gemaakt in de verschillende gebieden. De lage debieten kunnen in alle gebieden (milieubeschermingsgebieden, kwetsbare gebieden en overige gebieden) worden toegestaan via een algemene regel.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Verbod bij waterschaarste

Artikel 3.7 van de keur bepaalt dat het waterschap tijdelijk een onttrekkingverbod kan instellen, indien er een tekort aan oppervlaktewater en/of grondwater ontstaat of dreigt te ontstaan.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, lid 2 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet- en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen (maximaal 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar) niet gelden.

Melding

De melding dient eenmalig te worden ingediend, bij de aanleg van de bron. Bij een onveranderde situatie in de onttrekking, binnen de gestelde criteria en volgens genoemde voorwaarden, kan blijven worden onttrokken. De melding hoeft niet regelmatig/jaarlijks te worden herhaald.

Vrijstelling meldplicht

Aan de meldplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen (maximaal 1 m3 per uur) onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meldplicht voor deze beperkte onttrekkingen niet geldt. Bij deze vrijgestelde onttrekkingen zijn nadelige effecten niet te verwachten. Indien aan één van deze criteria wordt voldaan, hoeft de onttrekking niet te worden gemeld. Wel moet aan de voorwaarden uit deze algemene regel worden voldaan.

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

1. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

2. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

3. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

4. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;

5. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

6. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

7. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

8. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

GW 5. Onttrekking voor overige doeleinden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor overige onttrekkingen die niet in andere algemene regels zijn verwoord, indien de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat in kaart 2, bedoeld in de bijlage, is aangewezen als gebied B en/of C voor zover:

1. de onttrekking niet meer bedraagt dan 1 m3 per uur, of

2. de onttrekking:

a. niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur, en

b. niet meer bedraagt dan 12.000 m3 per jaar, en

c. niet wordt uitgevoerd ten behoeve van het drooghouden van ondergrondse bouwwerken of gietwatervoorziening in de glastuinbouw, of

3. de onttrekking:

a. niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur, en

b. niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar, en

c. niet wordt uitgevoerd ten behoeve van het drooghouden van ondergrondse bouwwerken, gietwatervoorziening in de glastuinbouw, of koelwater.

Artikel 2 Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

1. voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

2. verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

3. voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en

4. informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meet- en rapportageplicht

1. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste drie weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking minder bedraagt dan 1 m3 per uur.

2. De melding wordt gedaan via een daarvoor aangeboden voorziening. Daarbij wordt, naast het bepaalde in het Waterbesluit en de Waterregeling ten aanzien van te verstrekken gegevens, ook vermeld/bijgevoegd:

a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

c. aanvang, einde en duur van de activiteiten;

d. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

3. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

a. meldt de aanvang van de activiteiten twee werkdagen van te voren via het Waterschapsloket (startmelding).

b. meldt het einde van de activiteiten binnen twee werkdagen na beëindiging af via het Waterschapsloket (afmelding).

4. Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel voert de meet- en rapportageverplichting, zoals bedoeld in artikel 6.11 van het Waterbesluit, uit. Deze verplichting is niet van toepassing indien de onttrekking minder bedraagt dan 1 m3 per uur.

5. De uitvoering van de meldingsplichtige werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4 Overgangsrecht

1. Een vergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

2. Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.6, van de keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9 van de keur.

3. Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.6 van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor overige onttrekkingen die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 3.9 van de keur kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Overige onttrekkingen: Een onttrekking van grondwater die niet valt onder bouwputbemalingen, sleufbemaling proefbronneringen, grondsaneringen, grondwatersaneringen, noodvoorzieningen (brandputten), agrarische beregening en veedrenking. Tevens geldt dat er geen polderprincipe oftewel permanent droog houden van werken mag plaats vinden.

Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag of door oppervlaktewater.

Motivering

De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (hoogst beschermde klasse), B-gebieden (tussenklasse) en C-gebieden (laagst beschermde klasse).

A-gebieden zijn milieubeschermingsgebieden zoals aangewezen in de Provinciale Milieuverordening. Ter bescherming van drinkwaterwinning en vanwege de mogelijk langdurige onttrekking, wordt voor deze gebieden geen algemene vrijstelling van de vergunningplicht gegeven.

B-gebieden zijn kwetsbare gebieden waarin beperkte grondwateronttrekkingen zijn toegestaan. De indeling in kwetsbaar gebied is gebaseerd op de verwachting van negatieve effecten, bijvoorbeeld zetting vanwege de aanwezige grondsoort, of op gevoeligheid voor grondwaterstandsverlagingen, zoals in natuurgebieden.

C-gebieden zijn alle overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta waar bij deze onttrekkingsdebieten geen negatieve effecten worden verwacht.

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

Indien de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

Meten en rapporteren

Op grond van artikel 6.11, lid 2 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet- en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

Vrijstelling meet- en rapportageplicht

Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen (maximaal 1 m3 per uur) niet gelden.

Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

1. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

2. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

3. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

4. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;

5. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

6. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;

7. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

8. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

Vrijstelling meldplicht

Aan de meldplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen (maximaal 1 m3 per uur) onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meldplicht voor deze beperkte onttrekkingen niet geldt. Bij deze vrijgestelde onttrekkingen zijn nadelige effecten niet te verwachten. Indien aan één van deze criteria wordt voldaan, hoeft de onttrekking niet te worden gemeld. Wel moet aan de voorwaarden uit deze algemene regel worden voldaan.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via www.wshd.nl.

BIJLAGEN KAARTEN EN PRINCIPETEKENINGEN

 

Kaart 1. Oppervlaktewaterlichamen uitgesloten van WT 2. Bruggen

kaart 1

Kaart 2. Gebiedsindeling onttrekkingen grondwater

kaart 2

Principetekening 1. Steigers en vlonders

principetekening 1

Principetekening 2. Bruggen

principetekening 2

Principetekening 3. Beschoeiing

principetekening 3

Principetekening 4. Damwanden

principetekening 4

Principetekening 5. Dam met duiker

principetekening 5

Principetekening 6. Natuurvriendelijke oever

principetekening 6

Principetekening 7. Permanente lozings- of onttrekkingsvoorziening

principetekening 7

Principetekening 8. Drainageleidingen

principetekening 8