Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen 2018

Verordening schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen 2018

1. Algemene bepalingen    

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviseur: een extern deskundig en onafhankelijk persoon of

    schadeadviesbureau gespecialiseerd op het gebied van schadevergoeding als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, belast met het adviseren over de door het college te nemen beslissing op een verzoek tot schadevergoeding;

  • b.

    College: het college van Dijkgraaf en Heemraden van waterschap Hollandse Delta;

  • c.

    Extern advies: advies verleend door een extern deskundig onafhankelijk adviseur of extern onafhankelijk schadeadviesbureau op het gebied van schadevergoeding als bedoeld in artikel 1a van deze Verordening;

  • d.

    Schade:

    van het waterschap als bedoeld in artikel 7.14 e.v. van de Waterwet;

  • e.

    Verenigde Vergadering: de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta;

  • f.

    Verzoek: een aanvraag om een vergoeding van schade;

  • g.

    Verzoeker: de indiener van een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 2 van

    deze Verordening;

  • h.

    Waterschap: het waterschap Hollande Delta.

  

Artikel 2. Het verzoek om schadevergoeding

  • 1.

    Een verzoek om schadevergoeding wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Het verzoek is ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis;

    • d.

      de datum waarop verzoeker bekend is geworden met de schade;

    • e.

      een opgave van de aard en omvang van de geleden of te lijden schade;

    • f.

      een motivering;

    • g.

      voor zover redelijkerwijs mogelijk de hoogte van de gevraagde schadevergoeding en een specificatie daarvan.

  • 3.

    Verzoeker verschaft tevens de gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking heeft.

  • 4.

    Indien het verzoek betrekking heeft op een besluit waartegen verzoeker voornemens is bezwaar of beroep in te stellen, wordt dit in het verzoek vermeld.

  • 5.

    Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek binnen twee weken aan verzoeker en stelt verzoeker daarbij in kennis van de op grond van deze verordening te volgen procedure.

  • 6.

    Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede of het derde lid, stelt het college verzoeker in de gelegenheid het verzoek aan te vullen binnen een door het college te stellen redelijke termijn.

  • 7.

    Het college neemt het verzoek niet in behandeling indien het verzoek niet overeenkomstig het bepaalde in het tweede of derde lid is ingediend en van de geboden gelegenheid om het verzoek aan te vullen niet, niet tijdig of onvolledig gebruik is gemaakt.

       

2. Advisering  

 

Artikel 3. Afdoening van het verzoek zonder extern advies

 

1. Het college kan op het verzoek om schadevergoeding beslissen zonder extern advies van een adviseur in te winnen indien:

a. het verzoek zonder nader onderzoek voor toewijzing dan wel afwijzing vatbaar is;

b. qua aard en omvang niet voor externe advisering in aanmerking komt.

2. Indien geen extern advies wordt ingewonnen voor de afdoening van het verzoek, zijn de artikelen 4 tot en met 7 van deze verordening niet van toepassing.

  

Artikel 4. Afdoening van het verzoek met extern advies

1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3 wordt het verzoek voorgelegd aan een adviseur als bedoeld onder artikel 1, onder a, van deze Verordening.

2. Het college stelt het verzoek binnen vier weken na ontvangst in handen van de adviseur. Het college doet hiervan schriftelijk mededeling aan verzoeker. De mededeling bevat een opgave van de aangestelde adviseur.

  

Artikel 5. De adviseur

 

1. Afhankelijk van de complexiteit van het verzoek wijst het college één extern deskundig en onafhankelijk persoon of een extern onafhankelijk schadeadviesbureau gespecialiseerd op het gebied van schadevergoeding aan, welke wordt belast met de advisering inzake het verzoek om schadevergoeding.

2. De adviseur is onafhankelijk en onpartijdig en maakt geen deel uit van of is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een van de bestuursorganen van het waterschap.

3. Verzoeker kan het college verzoeken de adviseur te wraken vanwege feiten of omstandigheden die lijden tot twijfel bij verzoeker over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de adviseur. Het wrakingsverzoek geschiedt schriftelijk en dient te worden gemotiveerd.

4. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van het verzoek om wraking. Voordat het college op het wrakingsverzoek beslist, stelt het verzoeker en de adviseur in de gelegenheid te worden gehoord over het wrakingsverzoek.

  

Artikel 6. Taken en bevoegdheden van de adviseur

 

1. De adviseur stelt een onderzoek in en brengt in ieder geval advies uit over:

a. de aard en omvang van de schade;

b. het causaal verband tussen de schade en de rechtmatige uitoefening door het waterschap van zijn taak of bevoegdheid, waardoor verzoeker naar zijn oordeel schade lijdt of zal lijden;

c. de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker

behoort te blijven;

d. de vraag of vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd;

e. de hoogte van de door het college toe te kennen schadevergoeding;

f. een eventuele voordeelverrekening;

g. de vraag of en in hoeverre er aanleiding bestaat deskundigenkosten te vergoeden;

h. maatregelen of voorzieningen waardoor de schade anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan kan worden gemaakt.    

2. Het college en verzoeker stellen de gegevens en bescheiden ter beschikking aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van zijn taak.

3. De adviseur is bevoegd om indien hij dit nodig acht, een onderzoek in te stellen op de locatie van de schade. De adviseur stelt verzoeker en het college in de gelegenheid het onderzoek bij te wonen.

4. De adviseur is bevoegd inlichtingen en adviezen in te winnen bij derden. Indien hiermee kosten gemoeid zijn, oefent de adviseur deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het college.

5. De adviseur brengt in een rapport, gemotiveerd advies uit over zijn bevindingen.

  

Artikel 7. Procedure bij externe advisering

 

1. De adviseur kan verzoeker en het college in de gelegenheid stellen tijdens een hoorzitting hun standpunten mondeling toe te lichten. Partijen kunnen zich ter behartiging van hun belangen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

2. Verzoeker en het college kunnen tot tien dagen voor de hoorzitting nadere stukken indienen.

3. Van de hoorzitting wordt door of onder verantwoordelijkheid van de adviseur een verslag gemaakt dat bij het advies wordt gevoegd.

4. De adviseur brengt binnen twaalf weken nadat hij zijn opdracht heeft aanvaard, een conceptadvies uit dat aan partijen wordt toegezonden.

5. De adviseur kan de in lid 4 genoemde termijn (met opgaaf van redenen), eenmaal met maximaal twaalf weken verlengen, tenzij partijen anders overeenkomen. Van de verlenging wordt schriftelijk mededeling aan partijen gedaan.

6. Verzoeker en het college worden in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van vier weken, hun zienswijzen naar aanleiding van het conceptadvies schriftelijk bij de adviseur naar voren te brengen.

7. Het definitieve advies wordt door de adviseur binnen vier weken na afloop van de termijn om zienswijzen in te brengen, uitgebracht. De adviseur kan deze termijn eenmaal met maximaal zes weken verlengen. Van de verlenging wordt schriftelijk mededeling aan partijen gedaan.

8. De adviseur vermeldt bij het definitieve advies zijn overwegingen omtrent de tegen het conceptadvies door partijen ingebrachte zienswijzen.

3. Beslissing op het verzoek  

 

Artikel 8. Beslissing op het verzoek

1. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek of indien extern advies wordt ingewonnen, binnen twaalf weken na ontvangst van het definitieve advies op het verzoek om schadevergoeding.

2. Indien het college verzoeker krachtens artikel 2, zesde lid, van deze verordening uitnodigt zijn verzoek aan te vullen, wordt de in lid 1 genoemde beslistermijn opgeschort tot de dag waarop het verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn is verstreken. Van de opschorting wordt schriftelijk mededeling gedaan.

3. Het college kan de beslissing op het verzoek eenmaal met maximaal zes weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling aan verzoeker gedaan.

4. Indien rechtsmiddelen zijn of zullen worden aangewend tegen het besluit waardoor verzoeker naar zijn oordeel schade lijdt of zal lijden, kan het college de behandeling van het verzoek aanhouden tot en met de dag waarop dit besluit onherroepelijk is. Van de beslissing tot aanhouding wordt schriftelijk mededeling gedaan.

5. Indien bij de afdoening van het verzoek gebruik is gemaakt van een adviseur als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, dient bij de beslissing op het verzoek een afschrift te worden gevoegd van het door de adviseur uitgebrachte advies.

  

Artikel 9. Betaling

 

1. De schadevergoeding wordt bepaald in geld. Indien naar het oordeel van het college dit wenselijk is kan het college de vergoeding echter toekennen in een andere vorm dan betaling van een geldsom.

2. Als het besluit inzake schadevergoeding in de vorm van betaling van een geldsom betreft, is Titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

3. Als het besluit inzake schadevergoeding een andere vorm dan betaling van een geldsom betreft, wordt daarmee aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van de in artikel 8 bedoelde beslissing.

4. Indien er redelijkerwijs op voorhand van kan worden uitgegaan dat het verzoek om schadevergoeding zal worden toegekend, kan er een voorschot worden verleend aan verzoeker. Artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht is dan van toepassing.

  

Artikel 10. Intrekking en wijziging

 

1. Het college kan een beslissing op het verzoek als bedoeld in artikel 8 van deze verordening, intrekken of ten nadele van verzoeker wijzigen indien:

a. na het nemen van de beslissing feiten of omstandigheden bekend worden, waarvan het college ten tijde van het nemen van de beslissing niet op de hoogte was en redelijkerwijze ook niet van op de hoogte kon zijn geweest en op grond waarvan de schadevergoeding niet zou zijn toegekend of lager zou zijn vastgesteld.

b. de verzoeker onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing op het verzoek zou hebben geleid.

c. de hoogte van de toegekende schadevergoeding onjuist was en verzoeker dit wist of behoorde te weten.

2. Het besluit tot intrekking of wijziging en terugvordering werkt terug tot en met het tijdstip waarop de schadevergoeding is toegekend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3. Teveel betaalde bedragen moeten ingevolge artikel 4:87 Awb aan het waterschap worden terugbetaald binnen zes weken nadat de terugvorderingsbeschikking is bekendgemaakt aan verzoeker.

 4.Slotbepalingen   

 

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding

1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen 2018” .

2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018. Op de dag van inwerkingtreding vervalt de Verordening nadeelcompensatie waterschap Hollandse Delta 2008.

      

Ridderkerk, 30 november 2017

   

De Verenigde Vergadering

                         

Algemene toelichting

 

Aansprakelijkheid bij rechtmatig overheidshandelen

Waterschap Hollandse Delta neemt binnen haar taakuitoefening veel maatregelen en besluiten die in het algemene belang en rechtmatig genomen zijn. Burgers en bedrijven kunnen echter nadeel ondervinden door een optreden van het waterschap. In sommige situaties hebben zij dan ook recht op een tegemoetkoming in de schade.

  

Grondslag schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen

De grondslag voor schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen (nadeelcompensatie) ligt in het zogenaamde égalité-beginsel (gelijkheid voor de publieke lasten). Dit beginsel gaat er van uit dat de burgers zo veel mogelijk gelijkelijk de lasten dragen van maatregelen die de overheid in het algemeen belang oplegt. Een verplichting tot schadevergoeding is in zoverre alleen aanwezig als de last, die in het algemeen belang wordt opgelegd, ongelijk over de burgers is verdeeld. Op grond van het égalité-beginsel wordt enkel de onevenredige schade vergoed. Met onevenredige schade wordt gedoeld op het buiten het maatschappelijke risico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende schade.

 

Met de inwerkingtreding van de Waterwet in 2009 is in artikel 7.14 Waterwet voorzien in een algemene wettelijke regeling voor de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap. Wie schade lijdt, kan zich op deze regeling beroepen.

 

Ingevolge artikel 7.14 Waterwet kan aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

 

Uit artikel 7.14 Waterwet volgt een aantal criteria waaraan voldaan moet zijn, voordat schadevergoeding wordt toegekend:

1. Er moet sprake zijn van een rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap;

2. De schade moet het gevolg zijn van deze uitoefening van een taak of bevoegdheid;

3. De schade behoort niet of niet geheel tot de lasten van de gedupeerde te blijven;

4. De vergoeding van schade wordt niet of niet anderszins verzekerd.

  

Ad 1. Rechtmatig overheidshandelen

Er moet sprake zijn van rechtmatig overheidshandelen door het waterschap. Een voorwaarde voor een verzoek om schadevergoeding op grond van rechtmatige overheidsdaad is dat – indien de schadeoorzaak is gelegen in een besluit – het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden.

  

Ad 2. Causaal verband

De schade moet aantoonbaar het gevolg zijn van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap in het kader van het waterbeheer. Dit betekent dat artikel 7.14 Waterwet niet alleen betrekking heeft op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit, maar ook op schade die volgt uit de uitoefening van taken of bevoegdheden op grond van de Waterschapswet en de keur.

  

Ad 3. Schade die niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven.

De toekenning van schadevergoeding wordt beperkt omdat schade alleen voor vergoeding in aanmerking komt voor zover de schade niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat bij een verzoek om schadevergoeding er alleen aanspraak bestaat  op de vergoeding van onevenredige schade.

Met onevenredige schade wordt gedoeld op het buiten het maatschappelijke risico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende schade.

   

Schade die behoort tot het normaal maatschappelijk of ondernemersrisico komt niet voor vergoeding in aanmerking. Alleen onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico valt en op een beperkte groep belanghebbenden drukt, komt voor vergoeding in aanmerking.

  

Maatschappelijk risico

Onder de term maatschappelijk (of ondernemers-)risico wordt verstaan: algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening kan houden, ook al is nog niet bekend welke vorm en omvang een ontwikkeling zal hebben, waar en wanneer zij zal plaatsvinden of wat de aard en omvang van de nadelen die daaruit voortvloeien zullen zijn. Voorbeelden van ontwikkelingen die binnen het normaal risico vallen zijn onder andere het aanscherpen van vergunningvoorschriften naar aanleiding van de verscherping van het milieubeleid, maar ook de aanleg en onderhoud van waterstaatswerken en het versterken van waterkeringen.

 

Bij de beoordeling of iets daadwerkelijk tot het normaal maatschappelijk risico behoort, wordt rekening gehouden met de volgende omstandigheden:

- de aard van de schadeveroorzakende gebeurtenis (is het een normale uitoefening van een overheidstaak);

- het bestaan van gerechtvaardigde verwachtingen;

- de ernst en omvang van de schade;

- de aard van het getroffen belang (onderscheid tussen particulieren en ondernemers; deze laatsten hebben ook nog te maken met het normale bedrijfsrisico);

- de eventuele voordelige positie waarin betrokkene als gevolg van het overheidshandelen of – nalaten verkeert (heeft de handeling ook positieve gevolgen voor de betrokkene opgeleverd?);

- de mogelijkheid om het nadeel door te berekenen (heeft de gedupeerde de mogelijkheid om de schade door te berekenen aan derden?);

- in hoeverre heeft de benadeelde aan zijn schadebeperkingsplicht voldaan?

- de ‘voorzienbaarheid’ van de handeling: in hoeverre was de handeling te voorzien? Hierbij wordt onder andere gekeken naar de aard van de schadeveroorzakende maatregelen, het tijdstip en de plaats van de maatregel, enz.).

  

Risico aanvaarding/ Voorzienbaarheid

Van belang is het begrip ‘risicoaanvaarding’ of ‘voorzienbaarheid’. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen actieve risicoaanvaarding en passieve risicoaanvaarding

 

Actieve risicoaanvaarding

Bij actieve risicoaanvaarding geldt als criterium dat sprake is van aanvaarding indien, bezien vanuit de positie van een redelijk denkend en handelend burger, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat er een ongunstig besluit zou worden genomen.

Passieve risicoaanvaarding

Van passieve risicoaanvaarding is sprake indien de betrokkene stilgezeten heeft en daarmee een gunstig regime van voorschriften of beleid voorbij heeft laten gaan zonder dat hij daar gebruik van heeft gemaakt. Hij dient alert te zijn op ontwikkelingen in het beleid van de overheid, normale maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in zijn directe ontwikkelingen die mogelijk nadelige gevolgen voor hem kunnen opleveren.

  

Omvang maatschappelijk risico

Hoe groot het normaal maatschappelijk risico is, moet worden bepaald met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kunnen hierbij onder meer zijn de aard van de overheidshandeling en de aard en de omvang van de toegebrachte schade.

  

Ad 4. De vergoeding van schade wordt niet of niet anderszins verzekerd.

Vergoeding van schade blijft achterwege als deze reeds anderszins (voldoende) is verzekerd, bijvoorbeeld via aankoop of onteigening.

    

Grondslag van deze verordening

De algemene bevoegdheid tot het vaststellen van deze verordening berust op artikel 78 van de Waterschapwet. In artikel 7.14, tweede lid, van de Waterwet is de grondslag neergelegd voor het opstellen van de onderhavige verordening.

  

Artikelsgewijze toelichting

  

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze bepaling worden enkele kernbegrippen omschreven.

  

Artikel 2. Het verzoek om schadevergoeding

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, handelend over het aanvragen van een beschikking en artikel 7.14 van de Waterwet.

 

Lid 2

Het tweede lid noemt een aantal formele en materiële eisen. Bij de materiële eisen gaat het om gegevens die naar het oordeel van de aanvrager de aanvraag met argumenten onderbouwen en om gegevens die het waterschap nodig heeft om zich een beeld van de betrokken belangen te kunnen vormen.

 

Lid 3

Het derde lid is gebaseerd op artikel 3: 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit vloeit voort dat op het bestuursorgaan de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen. Het bestuursorgaan kan binnen redelijke grenzen daarvoor een beroep doen op de aanvrager. Welke gegevens nodig zijn voor een verantwoorde beslissing hangt af van het concrete geval.

 

Lid 6

In het zesde lid wordt bepaald welke de gevolgen zijn van het in strijd met de voorschriften van deze verordening indienen van een verzoek tot schadevergoeding. Het artikel sluit aan bij artikel 4:5 van de Awb. Het bevoegd gezag is op grond van de Algemene wet bestuursrecht verplicht de verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn gebrekkige verzoek te herstellen c.q. aan te vullen binnen een redelijke termijn na kennisgeving van het verzuim.

 

Lid 7

In het zevende lid wordt bepaald dat een verzoek niet zal worden behandeld indien het niet is ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede lid of derde lid en van de geboden gelegenheid om het verzoek aan te vullen niet, niet tijdig of onvolledig gebruik is gemaakt.

Het artikel sluit aan bij artikel 4:5 van de Awb. Het ontbreken van gegevens of bescheiden kan alleen leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, indien het niet mogelijk is zonder die gegevens of bescheiden op de aanvraag te beslissen.  Het besluit van het bevoegd gezag om een verzoek niet in behandeling te nemen, is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Tegen het besluit staat bezwaar en beroep open.

 

De verzoeker kan weigeren de aanvullende gegevens te verschaffen. Tegen de daarop volgende beslissing om het verzoek niet te behandelen of tegen een inhoudelijke beslissing staat bezwaar en beroep open.

 

Indien direct of bij een inhoudelijke beoordeling blijkt dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, komt de bepaling niet voor toepassing in aanmerking; er behoort dan een inhoudelijke beslissing tot afwijzing te volgen.

  

Artikel 3. Afdoening van het verzoek zonder extern advies

In bepaalde gevallen kan het college een verzoek om schadevergoeding zonder externe advisering behandelen omdat er bijvoorbeeld geen twijfel is over de oorzaak van de schade en het waterschap op basis van eigen beleid en deskundigheid de hoogte van de schadevergoeding kan vaststellen.

     

Artikel 4. Afdoening van het verzoek met extern advies

Zodra de beoordeling van het verzoek te complex wordt of specifieke deskundigheid vereist, kan

het college kan het verzoek om schadevergoeding voorleggen aan een adviseur zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening worden geraadpleegd.

  

Artikel 5. De adviseur

Afhankelijk van de complexiteit van het verzoek wijst het college één extern deskundig en onafhankelijk persoon of een extern onafhankelijk schadeadviesbureau gespecialiseerd op het gebied van schadevergoeding aan, welke wordt belast met de advisering inzake het verzoek om schadevergoeding.

  

Artikel 6. Taken en bevoegdheden van de adviseur

De adviseur adviseert het college over het verzoek om schadevergoeding en stelt daartoe een onderzoek in. Het onderzoek zal in het algemeen betrekking hebben op: het causaal verband, de omvang van de schade en de hoogte van de schadevergoeding. De in het artikel genoemde opsomming is niet limitatief. De adviseur zal in een rapport, gemotiveerd advies uitbrengen over zijn onderzoek naar de gegrondheid van het verzoek.

  

Artikel 7. Procedure bij externe advisering

Dit artikel bevat procedureregels over de werkwijze van de adviseur.

  

Artikel 8. Beslissing op het verzoek

Dit artikel bevat de termijnen waarbinnen het college een besluit moet nemen.

  

Artikel 9. Betaling

In dit artikel wordt bepaald dat de schadevergoeding wordt bepaald in geld of in een andere vorm dan betaling van een geldsom. Met schadevergoeding in een andere vorm dan betaling van een geldsom wordt bijvoorbeeld gedoeld op maatregelen in natura die geschikt zijn om het nadeel te beperken of ongedaan te maken.

 

Indien er redelijkerwijs op voorhand van kan worden uitgegaan dat het verzoek om schadevergoeding zal worden toegekend, kan er een voorschot worden verleend aan verzoeker. Artikel 4:95 Awb is in dit kader van toepassing.

  

Artikel 10. Intrekking en wijziging

In artikel 10 worden de gevallen genoemd waarin het waterschap een toegekende schadevergoeding zal terugvorderen. Gedacht moet dan worden aan de situatie dat ten tijde van het besluit tot toekenning niet alle feiten bekend waren, dat verzoeker onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel dat de hoogte onjuist was en de verzoeker dit wist of behoorde te weten.

 

Teveel betaalde bedragen moeten ingevolge artikel 4:87 Awb aan het waterschap worden terugbetaald binnen zes weken nadat de terugvorderingsbeschikking is bekendgemaakt.

  

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven hoe de verordening moet worden aangehaald en wanneer de verordening in werking treedt.