Regeling vervallen per 01-09-2014

Algemene regels grondwateronttrekkingen en -infiltraties

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-08-2014

Intitulé

Algemene regels grondwateronttrekkingen en -infiltraties

Algemene regels grondwateronttrekkingen en -infiltraties

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

Overwegende:

  • -

    dat het uit efficiency-overwegingen wenselijk is, in plaats van de vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen, voor bepaalde categorieën daarvan algemene regels te stellen;

  • -

    gelet op artikel 3.9 van de Keur van het waterschap Hunze en Aa’s 2010.

besluit:

vast te stellen de volgende Algemene regels voor grondwateronttrekkingen en -infiltraties ter vervanging van de vergunningplicht op grond van artikel 3.7 van de Keur van het waterschap Hunze en Aa’s 2010:

A. Algemene regels in plaats van vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van BRONNERING, PROEF en GRONDSANERING

Grondwateronttrekkingen uitsluitend voor bronbemaling, een proef of grondsaneringen met een hoeveelheid van minder dan 5.000 m3 per etmaal gedurende de eerste 5 dagen van de onttrekking, van minder dan 3.000 m3 per etmaal gedurende de volgende dagen, van minder dan 50.000 m3 per aaneen gesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per 6 maand en de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden

zijn niet vergunningplichtig, mits:

  • a.

    melding en meting ervan plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften daarover in het Waterbesluit en de Waterregeling;

  • b.

    slecht waterdoorlatende lagen bij het boren van de put met klei worden afgedicht;

  • c.

    na afloop van de werkzaamheden de putten op een door het bestuur goed te keuren wijze worden afgedicht;

  • d.

    de verlaging van de grondwaterstand of potentiaal voor (water)bouwkundige of civieltechnische werken niet meer bedraagt dan 50 cm onder het kritische punt van de bouwput;

  • e.

    voor aanvang van de onttrekking overleg wordt gevoerd met het bestuur over de gevolgen van de onttrekking voor de aanwezige bodem- en grondwaterverontreiniging;

  • f.

    voor onttrekkingen met een duur van meer dan 30 dagen de verlaging van de grondwaterstand wordt bepaald aan de hand van een dagelijkse stijghoogtemeting in een waarnemingsbuis. De waarnemingsbuis wordt geplaatst binnen 5 m. van de rand van de bouwput ingeval van een gesloten bouwput en binnen 30 meter bij een open bouwput.

B. Algemene regels in plaats van vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van GRONDWATERSANERING

Grondwateronttrekkingen uitsluitend voor grondwatersaneringen met een hoeveelheid van minder dan 50.000 m3 per aaneen gesloten periode van 30 dagen en met een maximum van 200.000 m3 per jaar zijn niet vergunningplichtig, mits:

a. melding en meting ervan plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften daarover in het Waterbesluit en de Waterregeling;

  • b.

    in het op kaart 1 aangegeven “gebied met beperkte gebruiksmogelijkheden” gedurende de periode van 1 april tot 1 september het gezuiverde grondwater weer terug wordt gebracht op dezelfde diepte als waarop het is onttrokken, voor zover de onttrekking meer bedraagt dan 10.000 m3 per maand;

  • c.

    slecht waterdoorlatende lagen bij het boren van de put met klei worden afgedicht;

  • d.

    na afloop van de werkzaamheden de putten op een door het bestuur goed te keuren wijze worden afgedicht;

  • e.

    voor aanvang van de onttrekking overleg wordt gevoerd met het bestuur over de gevolgen van de onttrekking voor de aanwezige bodem- en grondwaterverontreiniging.

C. Algemene regels voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van BEREGENING of BEVLOEIING ALGEMEEN met hoeveelheden tussen 10 en 60 m3/uur

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen uitsluitend ten behoeve van beregening en bevloeiing met een te onttrekken hoeveelheid tussen 10 en 60 m3/uur zijn niet vergunningplichtig, mits:

    • a.

      melding en meting ervan plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften daarover in het Waterbesluit en de Waterregeling;

    • b.

      voor beregening van akkerbouwgrond en grasland jaarlijks maximaal 1500 m3 grondwater per ha. wordt gebruikt;

    • c.

      het slaan van de putten door een erkend boorbedrijf plaatsvindt.

    • d.

      geen grondwater wordt onttrokken als er naar het oordeel van het bestuur voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit beschikbaar is;

    • e.

      na afloop van de werkzaamheden de putten op een door het bestuur goed te keuren wijze worden afgedicht.

  • 2.

    Het is verboden in het op kaart 1 aangegeven “gebied met beperkte gebruiksmogelijkheden” meer dan 10 m3/uur grondwater te onttrekken voor beregening en bevloeiing van grasland en akkerbouw, behalve voor hoogsalderende teelten en vollegrondstuinbouw;

D. Algemene regels voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van BEREGENING of BEVLOEIING IN DE VEENKOLONIËN met hoeveelheden tussen 10 en 150 m3/uur

1. Grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing met een te onttrekken hoeveelheid tussen 10 en 60 m3 per uur zijn in het op kaart 2 aangegeven gebied niet vergunningplichtig, mits:

  • a.

    melding en meting ervan plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften daarover in het Waterbesluit en de Waterregeling;

  • b.

    voor beregening van akkerbouwgrond en grasland jaarlijks maximaal 1500 m3 grondwater per ha. wordt gebruikt;

  • c.

    het slaan van de putten door een erkend boorbedrijf plaatsvindt;

  • d.

    de afstand tussen de put en stenen gebouwen niet minder is dan 300 m.;

  • e.

    het filter dieper is dan aangegeven op de kaart 4;

  • f.

    na afloop van de werkzaamheden de putten op een door het bestuur goed te keuren wijze worden afgedicht.

    • 2.

      Grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing met een te onttrekken hoeveelheid tussen 60 en 150 m3 per uur zijn in het op kaart 3 aangegeven gebied niet vergunningplichtig, mits wordt voldaan aan de voorschriften onder D 1 a t/m f met dien verstande dat de afstand tussen de put en stenen gebouwen meer bedraagt dan 400 m.

E. Algemene regels voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van NOODVOORZIENINGEN

  • a.

    De inrichting mag maximaal drie maal per jaar worden getest.

  • b.

    Jaarlijks moet in de maand januari aan het bestuur het aantal malen dat de noodvoorziening gebruikt en/of getest is worden gemeld.

F. Ruimere toepassing in noodsituaties

In noodsituaties kan het bestuur het ontrekken van grondwater verbieden of toestaan op ruimere schaal dan in deze algemene regels is voorzien.

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 18 januari 2010 en gewijzigd in de vergadering van 5 december 2011.

Deze algemene regels treden in werking met ingang van 1 januari 2012.

Veendam, 5 december 2011.

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

Harm Küpers Alfred van Hall

Secretaris Directeur Dijkgraaf

Bijlage 1: kaart 1 met daarop aangegeven het gebied “met beperkte gebruiksmogelijkheden”,

Bijlage 2: kaart 2 van het veenkoloniaal gebied waarop het bepaalde onder D1 van toepassing is;

Bijlage 3: kaart 3 van het veenkoloniaal gebied waarop het bepaalde onder D 2 van toepassing is;

Bijlage 4: kaart 4 met de minimale filterdiepte.

TOELICHTING ALGEMEEN

Artikel 3.9 van de Keur geeft de mogelijkheid aan het dagelijks bestuur in de plaats van vergunningverlening algemene regels te stellen en tevens om in algemene regels algehele verboden op te nemen. Van die bevoegdheid wordt in deze algemene regels gebruik gemaakt voor nader te omschrijven grondwateronttrekkingen, te weten ten behoeve van:

  • -

    bronnering en grondsanering;

  • -

    grondwatersanering;

  • -

    beregening en bevloeiing algemeen

  • -

    beregening en bevloeiing in de Veenkoloniën en

  • -

    noodvoorzieningen.

De algemene regels zijn ontleend aan de tot de inwerkingtreding van de Waterwet geldende regelingen over dit onderwerp van de provincies Groningen en Drenthe, met uitzondering van de specifieke regels voor onttrekking van grondwater voor beregening in de Veenkoloniën. Dat onderdeel is bij wijziging vanaf 2012 toegevoegd als eigen beleid van het waterschap. Toen is ook de beperkte beregeningsperiode, die gold voor ons Drents waterschapsgebied, geschrapt.

Onttrekkingen die onder de algemene regels vallen moeten worden gemeld en gemeten overeenkomstig de bepalingen van het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur) en de Waterregeling (ministeriële regeling).

Het vergunningvereiste blijft in stand als niet wordt voldaan aan de verplichtingen die in de algemene regels zijn opgenomen.

TOELICHTING PER ONDERDEEL

A. Bronnering en grondsanering.

Niet vergunningplichtig, maar meldplichtig zijn onttrekkingen met een te onttrekken hoeveelheid van minder dan 50.000 m3 per aaneen gesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per 6 maand, mits de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden. Onttrekkingen langer dan zes maanden zijn vergunningplichtig, tenzij kleiner dan 10 m3 per uur en 5000 m3 per kwartaal.

Tevens is een etmaalmaximum opgenomen van 5.000 m3 gedurende de eerste vijf dagen en van 3.000 m3 voor de dagen daarna. Zodoende wordt ruimte gelaten de eerste dagen meer te onttrekken om het grondwater op het gewenste niveau te krijgen. Voor de dagen daarna is alleen stabilisatie nodig en kan worden volstaan met een maximum van 3.000 m3. Met deze maxima is de kans op schade vrijwel uitgesloten. Daarnaast blijven uiteraard de maxima per 30 dagen en per half jaar gelden.

De voorschriften, die zijn opgenomen in deze algemene regels, moeten worden nageleefd. Zo niet dan is een vergunning nodig en bij gebreke daaraan kan worden gehandhaafd wegens het niet beschikken over de vereiste vergunning.

Verder betreffen de voorschriften technische zaken, die voor, tijdens of na het onttrekken in acht genomen moeten worden.

B. Grondwatersaneringen.

Niet vergunningplichtig, maar meldplichtig zijn onttrekkingen met een hoeveelheid van minder dan 50.000 m3 per aaneen gesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per jaar. Specifieke voorwaarde hierbij is dat in “gebied met beperkte gebruiksmogelijkheden” (zie kaart 1; het betreft dezelfde gebieden als tot 2010 onder vigeur van de provinciale Omgevingsverordening Drenthe) in de periode van 1 april tot 1 september het gezuiverde grondwater weer wordt teruggebracht op dezelfde diepte als waarop het is onttrokken in die gevallen waarin de onttrekking meer bedraagt dan 10.000 m3 per maand.

De voorschriften, die zijn opgenomen in deze algemene regels, moeten worden nageleefd. Zo niet dan is een vergunning nodig en bij gebreke daaraan kan worden gehandhaafd wegens het niet beschikken over de vereiste vergunning.

Verder betreffen de voorschriften technische zaken, die voor, tijdens of na het onttrekken in acht genomen moeten worden.

C. Beregening of bevloeiing algemeen.

Volstaan kan worden met een melding van beregenings- en bevloeiingsonttrekkingen met een te onttrekken hoeveelheid van maximaal 60 m3/uur (vanaf 10 m3 /uur).

Als op jaarbasis meer dan 1500 m3 grondwater per ha. wordt onttrokken voor beregening van akkerbouwgrond of grasland dan is wel een vergunning nodig.

Een vergunning is ook nodig als er naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit beschikbaar is.

Het slaan van de putten moet door een erkend boorbedrijf plaatsvinden om een goede werkwijze te garanderen. Het waterschap kan advies geven over puttenconfiguratie.

Het tweede deel van de algemene regels voor beregening en bevloeiing algemeen bevat een absoluut verbod om in het “gebied met beperkte gebruiksmogelijkheden” grondwateronttrekkingen te doen groter dan 10 m3/uur voor beregening van grasland en akkerbouw, behalve voor hoogsalderende teelten en vollegrondstuinbouw . Het betreft dezelfde gebieden als tot 2010 onder vigeur van de provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Zie kaart 1. De reden voor deze beperking is de aanwezigheid van veel kwetsbare natuurwaarden in dit gebied.

Tot de hoogsalderende teelten behoren bloemen, bollen, sierteelt, fruit, bomen, graszaad en graszoden, pootaardappelen, cichorei, (glas) tuinbouw en sportvelden. Deze teelten hebben op een bepaald moment in de groei absoluut water nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Geen beregening betekent verlies van oogst.

Fabrieks- en consumptieaardappelen, granen, bieten en maïs behoren niet tot de hoogsalderende teelten. Deze gewassen kunnen zich na een droogteperiode vaak nog voldoende herstellen.

D. Beregening in de Veenkoloniën.

Onder de Veenkoloniën wordt in deze algemene regels verstaan het gebied, dat globaal wordt begrensd door de Duitse grens in het oosten, de Hondsrug en de Hunze in het Westen en het Winschoterdiep dan wel de kleigebieden in het Noorden. De exacte begrenzing is aangegeven op de kaarten, die bij dit onderdeel horen.

In de zomer wordt veel IJsselmeerwater aangevoerd naar de Veenkoloniën. Een deel hiervan wordt direct uit watergangen onttrokken voor beregening. Door het intensieve wijkenstelsels en de zandige ondergrond infiltreert in de Veenkoloniën het grootste deel echter in de ondergrond. Slechts 10 tot 20% van het geïnfiltreerde water komt via capillaire nalevering ten goede aan gewassen. Bovendien gebeurt dat alleen in de laagste en minst droogtegevoelige delen van de peilgebieden. Door beregenen uit grondwater toe te staan komt een groter deel van het geïnfiltreerde water ten goede aan gewassen op de hogere en droogtegevoeliger delen en wordt het aangevoerde IJsselmeerwater dus efficiënter benut.

Daarnaast neemt in de Veenkoloniën de vraag naar beregening toe. Door de klimaatwijziging is te verwachten dat die vraag nog verder zal groeien. Als gevolg van de huidige regelgeving leidt dat tot meer onttrekking uit oppervlaktewater, terwijl we plaatselijk al aanlopen tegen de grenzen van de aanvoercapaciteit van ons oppervlaktewaterstelsel. We moeten dan bijvoorbeeld boeren om en om overdag en ’s nachts laten beregen. Door, onder bepaalde voorwaarden, in de Veenkoloniën ook beregenen uit grondwater toe te staan kunnen we aan die toenemende vraag naar beregenen voldoen zonder extra IJsselmeerwater aan te voeren.

Voor wat betreft de voorwaarden, die aan het beregenen zonder vergunning in de Veenkoloniën zijn verbonden kan nog het volgende worden opgemerkt.

Als op jaarbasis meer dan 1500 m3 grondwater per ha. wordt onttrokken voor beregening van akkerbouwgrond of grasland dan is wel een vergunning nodig.

Het slaan van de putten moet door een erkend boorbedrijf plaatsvinden om een goede werkwijze te garanderen. Het waterschap kan advies geven over puttenconfiguratie.

De begrenzing van de gebieden op de kaarten 2 en 3 is zodanig gekozen dat er, ter voorkoming van schade, voldoende afstand blijft tussen de onttrekkingsput en kwetsbare gebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en concentraties van bebouwing (in verband met de zettingsgevoeligheid). Niet in de kaarten is verwerkt de wenselijke afstand tussen de onttrekking en individuele stenen gebouwen. Daarom is die voorwaarde nog expliciet genoemd in de algemene regels zelf. De op de kaarten aangeven begrenzing is op perceelsniveau beschikbaar en in te zien door de onttrekkers.

De filters moeten voldoende diep worden geplaatst om de effecten op het ondiepe grondwater beperkt te houden. Op kaart 4 staan de minimale diepten aangeven waarop onttrokken moet worden.

E. Noodvoorzieningen

Het onttrekken van grondwater ten behoeve van noodvoorzieningen is niet vergunningplichting. In dit onderdeel is het aantal toegestane testen per jaar geregeld en het opgeven van het aantal keren dat de noodvoorziening is gebruikt of getest.

F. Noodsituaties

Deze bepaling geeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om in noodsituaties af te wijken van de algemene regels.

Bijlagen 1, 2, 3 en 4: zie www.hunzeenaas.nlhttp://www.hunzeenaas.nl