Aanpak plaagsoorten in beheergebied van Noorderzijlvest

Geldend van 30-03-2016 t/m heden

Intitulé

Aanpak plaagsoorten in beheergebied van Noorderzijlvest

Aanpak plaagsoorten in beheergebied van Noorderzijlvest 2016

Samenvatting  

Aanleiding

Noorderzijlvest heeft in toenemende mate te maken met plaagsoorten. Plaagsoorten zijn planten- en diersoorten en soorten micro-organismen die tot problemen leiden bij het uitvoeren van de primaire waterbeheertaken (veilig, voldoende en schoon water). Het betreft vooral de Grote waternavel maar er zijn meer potentiële plaagsoorten. Vanwege de overlast, kosten en negatieve publiciteit is een structurele aanpak noodzakelijk. Tevens vraagt Europese en landelijke wet- en regelgeving om actie op dit vlak.

Doel en reikwijdte nota

Het doel van de beleidsnota is om de overlast door plaagsoorten tegen minimale kosten zoveel mogelijk te verminderen. De nota heeft alleen betrekking op de soorten die overlast veroorzaken bij de uitvoering van de primaire waterschapstaken en op de wateren en waterstaatswerken waarover het waterschap het beheer voert. De nota kent een snelle beleidscyclus om flexibel en effectief in te kunnen spelen op veranderingen.

Strategie en werkwijze

Omdat ‘Voorkómen is beter dan genezen’ ook geldt voor plaagsoortenbestrijding, volgt Noorderzijlvest de twee onderstaande sporen:

 

Spoor 1 Preventie

Voorkómen dat plaagsoorten zich in het gebied vestigen, doet Noorderzijlvest door het:

  • -

    afstemmen en kennis uitwisselen met verschillende organisaties

  • -

    voorlichten van particulieren via de website en folders

  • -

    uitvoeren van een risico-analyse voorafgaand aan veldwerkzaamheden

  • -

    registreren van soortwaarnemingen en incidenten

  • -

    opleiden van de eigen buitendienstmedewerkers

  • -

    plaatsen van een meldportaal op de website

 

Spoor 2 Elimineren, beheersen of accepteren

Indien uit monitoring blijkt dat een plaagsoort toch aanwezig is, dan kiest Noorderzijlvest ervoor om de soort uit het gehele gebied, lokaal of niet te verwijderen. Vroegtijdig en intensief verwijderen heeft de voorkeur. Noorderzijlvest:

  • -

    verwijdert plaagsoorten bij voorkeur op fysieke wijze

  • -

    baseert zich voor de methodiek op bestaande protocollen en afwegingskaders

  • -

    volgt de bepalingen uit de Flora- en Faunawet

 

Benodigde capaciteit

De capaciteit die voor het bestrijden van plaagsoorten nodig is, bedraagt naar schatting circa 170 mandagen per jaar. Het is een schatting, omdat het nieuw beleid betreft en de benodigde capaciteit jaarlijks kan variëren, mede door weersvariaties (zachte winter bevordert ontwikkeling van de Grote waternavel). Echter, met de aanpak in deze nota krijgt het waterschap steeds meer inzicht in de benodigde capaciteit.

Inleiding  1.1 Aanleiding 

Toenemende overlast van plaagsoorten

Waterschap Noorderzijlvest heeft net als andere waterschappen in toenemende mate te kampen met plaagsoorten. Plaagsoorten zijn planten- en diersoorten en soorten micro-organismen die tot problemen leiden bij het uitvoeren van de primaire waterbeheertaken (veilig, voldoende en schoon water) of het gebruik van water. Ze kunnen ook een risico vormen voor de volksgezondheid en biodiversiteit. Dit zijn meestal invasieve exoten (zie kader). De effecten van plaagsoorten lopen uiteen van het verzwakken van dijken en het stremmen van de wateraanvoer en –afvoer tot het verslechteren van de chemische of biologische waterkwaliteit.

afbeelding binnen de regeling

  

Vooral Grote waternavel en mogelijk ook andere soorten

Waterschap Noorderzijlvest ondervindt sinds 2006 vooral problemen met de Grote waternavel (zie foto omslag). Dit is een waterplant die dichte matten in de watergang vormt en daardoor de doorstroming belemmert en het onderwaterleven verstikt. In de jaren 2011 tot en met 2013 was er door de strenge winters in die jaren nauwelijks overlast maar na de zeer zachte winter van 2013/2014 was het probleem echter in volle hevigheid terug.

Daarnaast zijn in het beheergebied verschillende soorten rivierkreeften aanwezig zijn. Deze soorten graven holen in de oever, knippen waterplanten af en eten visbroed. De mate waarin deze soorten voor problemen zorgen, heeft het waterschap nog niet goed in beeld.

Een structurele en efficiënte aanpak van plaagsoorten is nodig

Een structurele en efficiënte aanpak van de Grote waternavel en andere plaagsoorten heeft Noorderzijlvest vooralsnog niet ontwikkeld maar is gezien de schade, kosten en de (negatieve) publiciteit als gevolg van deze soorten gewenst. Daarom heeft het waterschap het opstellen van beleid ten aanzien van plaagsoorten als maatregel opgenomen in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. Deze beleidsnota voorziet in die wens.

Tevens heeft Noorderzijlvest in 2014 gekozen voor een extensiever beheer en onderhoud van het watersysteem om vooral waterkwaliteitsdoelstellingen sneller te behalen. Dit is omschreven in het Beheer- en onderhoudsplan, het BOP, dat op 26 november 2014 door het Algemeen Bestuur is vastgesteld. In dit BOP is geconstateerd dat exotenbeheer een aparte aanpak vergt, die buiten het BOP valt. Deze beleidsnota geeft invulling aan deze leemte.

Daarnaast liggen er vanuit Europese en Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van plaagsoorten en invasieve exoten verschillende taken voor het waterschap (zie bijlage 1). In deze beleidsnota maakt het waterschap duidelijk hoe het deze taken invult.

1.2 Doel van deze nota

In deze nota beschrijft het waterschap zijn aanpak voor het kosteneffectief bestrijden van plaagsoorten. Deze aanpak moet ertoe leiden dat de overlast die deze soorten bij de uitvoering van de primaire waterschapstaken veroorzaken, tegen minimale kosten zoveel mogelijk te verminderen.

1.3 Reikwijdte van deze nota 

Alleen soorten die overlast bezorgen bij de uitvoering van de primaire waterschapstaken

Deze nota richt zich alleen op de soorten die tot schade of overlast kunnen leiden bij de uitvoering van de primaire taken van het waterschap (veilig, voldoende en schoon water), met inachtneming van de status die de betreffende soorten hebben binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving (zie bijlage 1). De muskusrat en de beverrat zijn weliswaar plaagsoorten maar de bestrijding van deze soorten valt buiten de scope van dit beleidsdocument, omdat het waterschap hiervoor reeds beleid heeft ontwikkeld.

Alleen wateren en waterstaatswerken waarover het waterschap het beheer voert

Deze beleidsnota richt zich op de wateren en waterstaatswerken waarover het waterschap Noorderzijlvest het beheer heeft. Dit betreft onder andere de hoofdwatergangen, schouwsloten, duikers, sluizen, dijken, en keringen. De voorzieningen die bij de waterstaatswerken horen, vallen eveneens binnen de reikwijdte van deze nota.

Een snelle beleidscyclus om flexibel en effectief in te kunnen spelen op veranderingen

De natuur is dynamisch, waardoor de groep van plaagsoorten kan veranderen. Kennis over soorten en maatregelen, evenals wet- en regelgeving, is net zo dynamisch. Daarom wordt de in deze nota beschreven aanpak elke drie jaar geëvalueerd en op basis van de opgedane ervaringen en de nieuwste kennis en inzichten aangepast, indien nodig is. Zodoende kan het waterschap flexibel inspelen op de problemen met plaagsoorten.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de strategie die het waterschap voor de bestrijding van plaagsoorten hanteert. Deze verschilt per soort. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de werkzaamheden voor het kosteneffectief bestrijden van plaagsoorten. En hoofdstuk 4 gaat in op de capaciteit die bij het waterschap nodig is voor het bestrijden van plaagsoorten.

Aanpak plaagsoorten 2.1 Voorkómen is beter dan genezen

Het gezegde ‘Voorkómen is beter dan genezen’ geldt ook voor plaagsoortenbestrijding. Daarom volgt het waterschap bij de bestrijding van plaagsoorten de twee volgende sporen:

 

Spoor 1: Preventie

Het waterschap voorkomt allereerst dat plaagsoorten het beheergebied binnendringen, zich in het gebied vestigen en verspreiden. Door monitoring houdt het waterschap in de gaten of en welke plaagsoorten desondanks het beheergebied zijn binnengedrongen en een plek in het beheergebied hebben gevonden. Zie paragraaf 2.1.1.

 

Spoor 2: Elimineren, beheersen of accepteren

Indien blijkt dat een plaagsoort in het beheergebied aanwezig is, kiest het waterschap afhankelijk van de ernst en de mogelijkheden ervoor om de soort te elimineren, te beheersen of te accepteren. Hierbij geldt dat hoe sneller het waterschap in kan grijpen, des te beter de soort uit het gehele beheergebied verwijderd kan worden. Zie paragraaf 2.1.2.

2.1.1 Preventie

Preventie omvat maatregelen om:

 

  • 1.

    te voorkómen dat een plaagsoort het beheergebied binnenkomt

Op Europese en landelijke schaal is wet- en regelgeving van kracht die moet voorkómen dat allerlei plaagsoorten Europa en Nederland binnengebracht worden of binnenkomen (zie bijlage 1). Die wet- en regelgeving is gericht op het tegengaan van de handel in en het uitzetten van plaagsoorten. Voorbeelden zijn de “EU-verordening betreffende preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten” en het landelijke “Convenant Waterplanten”. Preventie is daarmee voornamelijk een taak van overheden maar ook voor het waterschap liggen er vanuit de Europese en landelijke wet- en regelgeving taken. Deze hebben vooral betrekking op de te volgen werkwijze bij beheer en onderhoud. Daarnaast zijn er communicatieve taken die voortvloeien uit het Convenant Waterplanten.

 

  • 2.

    te voorkómen dat een plaagsoort zich in het beheergebied vestigt en verspreidt

Een goed functionerend ecosysteem is beter bestand tegen negatieve invloeden van buitenaf, zoals de binnenkomst van invasieve exoten, dan een minder goed functionerend systeem. Het waterschap heeft, vooral ingegeven door de Kaderrichtlijn Water, de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om het ecologisch functioneren van watersystemen te verbeteren. Daar gaat het waterschap in de komende jaren verder mee. De verwachting is dat deze maatregelen ertoe bijdragen dat invasieve exoten zich minder goed kunnen vestigen en verspreiden in het beheergebied.

 

  • 3.

    de verspreiding van soorten in het beheergebied in beeld te brengen

Om vroegtijdig in te kunnen grijpen bij een plaagsoortenprobleem is het noodzakelijk om goed zicht te hebben op de verspreiding van die soorten in het beheergebied. Dit kan op twee manieren:

  • -

    Het gericht inventariseren van gebieden op de aanwezigheid of effecten van plaagsoorten door het waterschap of onderzoeksbureau;

  • -

    Het bevorderen van het doorgeven en het registreren van betrouwbare veldwaarnemingen die ingelanden, waterschapsmedewerkers of medewerkers van marktpartijen doen.

 

Beide methoden vereisen onder andere dat waarnemers de plaagsoorten of de schade die deze soorten aanrichten, herkennen. Daarnaast is een databasesysteem nodig om de waarnemingen in op te slaan (zie paragraaf 3.1).

2.1.3 Elimineren, beheersen of accepteren

Indien uit de monitoring blijkt dat een plaagsoort in het beheergebied aanwezig is, dan heeft het waterschap de keuze om deze te elimineren, te beheersen of te accepteren. Deze keuze hangt vooral af van:

  • -

    de aard en omvang van de problematiek. Dit is afhankelijk van de eigenschappen, dichtheid en spreiding van de soort;

  • -

    de kosten en de effectiviteit van de maatregelen die het waterschap (binnen de maatschappelijke en wettelijke kaders) tot zijn beschikking heeft.

 

Elimineren

Het vroegtijdig en intensief verwijderen van een (potentiële) plaagsoort uit het gehele beheergebied heeft indien mogelijk de voorkeur, zodat grootschalige problemen met plaagsoorten voorkomen kunnen worden. Een intensieve aanpak blijkt op basis van de ervaringscijfers uit België en Nederland die in figuur 1 weergegeven zijn, op langer termijn ook de meest kosteneffectieve aanpak. Alleen op korte termijn zijn investeringen nodig. Vroegtijdig verwijderen heeft als voordeel dat de soort zich nog maar in een beperkte mate door het gebied heeft kunnen verspreiden, waardoor de totale inspanning en de kosten voor het geheel verwijderen van de soort laag gehouden kunnen worden.

Beheersen

Soms is vroegtijdig en intensief verwijderen niet (meer) mogelijk. Dit is het geval wanneer:

  • -

    de soort zich wijd heeft kunnen verspreiden door het gebied, bijvoorbeeld doordat;

  • *

    de soort niet herkend werd, of

  • *

    de aanwezigheid van de soort in het gebied lange tijd onopgemerkt is gebleven, of

  • *

    de risico’s lange tijd onderschat of niet bekend waren

  • -

    de kosten voor een totale eliminatie te hoog geworden zijn.

 

In die situatie is de beste strategie om de soort te beheersen, ofwel om de soort onder controle te houden. Dit komt er in praktijk op neer dat de soort intensief verwijderd wordt op de plekken waar deze tot onacceptabele overlast leidt, en geaccepteerd wordt op de plekken waar er geen problemen zijn. Noorderzijlvest past deze strategie bijvoorbeeld toe bij de Grote waternavel.

 

Accepteren

Accepteren houdt in dat de soort getolereerd wordt, omdat het niet tot problemen leidt. Het verwijderen van de soort wordt in de reguliere beheerwerkzaamheden meegenomen. Dit is een strategie die kan worden toegepast op soorten waarvan bekend is dat de schadelijkheid gering is. Ook voor ingeburgerde soorten (zoals Gewone waterpest) is dit een geschikte strategie, die reeds wordt toegepast.

afbeelding binnen de regeling

 2.2 Aanpak per soort

2.2.1 Aandachtsoorten

Noorderzijlvest ondervindt tot nu toe voornamelijk overlast van waterplanten. Dit betreft vooral de Grote waternavel maar soms ook andere waterplantsoorten. Daarom gaat de aandacht vooral uit naar deze soorten. Dat geldt ook voor een aantal waterplantsoorten die weliswaar nog niet in het beheergebied gesignaleerd zijn maar wel aanwezig kunnen zijn, doordat ze bijvoorbeeld elders in het land zijn gesignaleerd of in het verleden in het gebied verhandeld zijn. Tabel 1 geeft een overzicht van deze aandachtsoorten.

 

Let wel, de implementatie van de ‘EU Verordening Invasieve Exoten, nr. 1143/2014’ heeft tot gevolg dat voor de daarin opgenomen soorten op landelijk niveau afzonderlijke beheerplannen worden opgesteld (zie bijlage 1). De waterschappen worden bij het opstellen van de beheerplannen betrokken. De beheerplannen zijn op zijn vroegst in de eerste helft van 2017 gereed. De gevolgen voor de wijze waarop Noorderzijlvest plaagsoorten bestrijdt, zijn nog niet bekend. Noorderzijlvest volgt de ontwikkelingen op de voet. Eventuele gevolgen worden tijdens de periodieke rapportagemomenten gecommuniceerd.

Tabel 1. De bestrijdingsaanpak die Noorderzijlvest voor de aandachtsoorten hanteert. Het betreft waterplantsoorten die veel overlast veroorzaken en die in het beheergebied van Noorderzijlvest aanwezig zijn of kunnen zijn, bijvoorbeeld doordat ze nabij het beheergebied zijn waargenomen of in het verleden verhandeld zijn in het beheergebied. Uitleg symbolen: ++ : Sterk effect/Sterk relevant voor het waterbeheer; +: duidelijk effect/relevant voor het waterbeheer; = effect/relevantie onbekend; - geen effect of relevantie. Op basis van de sterke van het effect of de relevantie voor het waterbeheer is de te volgen strategie geselecteerd.

 

Soort

Verspreiding binnen NZV

Rele-vantie water-beheer

Groei-vorm

Effectomschrijving

strategie

Methode

Beperking waterafvoer

Beperking waterfunctie

Waterkwaliteit ecologie

Waterkwaliteit chemie

Biodiversiteit lokaal

Biodiversiteit regionaal

Egeria

Zeer zeldzaam

-

Submers

=

=

+

+

+

-

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Grote waternavel

Algemeen

++

Emers

+

++

++

+

+

+

Beheersen

Handmatig verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

Grote kroosvaren

Zeer algemeen

+

Drijvend

-

+

++

++

++

+

Accepteren

Verbeteren waterkwaliteit, bij problemen doorspoelen of machinaal verwijderen

Kleine kroosvaren

Zeer zeldzaam

-

Drijvend

-

=

++

++

++

-

Accepteren

Verbeteren waterkwaliteit, bij problemen doorspoelen of machinaal verwijderen

Verspreidbladige waterpest

(Nog) afwezig

-

Submers

=

=

+

+

+

-

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Waterteunisbloem

Zeldzaam

++

Emers

+

++

++

+

+

+

Elimineren

Handmatig verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

Kleine waterteunisbloem

(Nog) afwezig

++

Emers

+

++

++

+

+

-

Elimineren

Handmatig verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

Parelvederkruid

Zeer zeldzaam

+

Submers

=

=

++

+

+

-

Elimineren

Handmatig verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

Ongelijkbladig vederkruid

Zeer zeldzaam

+

Submers

=

=

++

+

+

-

Elimineren

Machinaal verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

Moerashyacint

Vrij zeldzaam

-

Emers

-

-

-

-

=

-

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Kleine vlotvaren

(Nog) afwezig

-

Drijvend

-

+

++

++

++

-

Accepteren

Verbeteren waterkwaliteit, bij problemen doorspoelen of machinaal verwijderen

Moeraslantaarn

Zeer zeldzaam

-

Emers

-

-

-

-

=

-

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Watersla

Zeer zeldzaam

-

Emers

-

+

++

++

++

-

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Watercrassula

Algemeen

+

Emers

-

-

++

-

++

+

Elimineren

Machinaal verwijderen; verwijderd materiaal afvoeren

Waterwaaier

Zeer zeldzaam

++

Submers

+

+

+

+

++

-

Elimineren

Handmatig verwijderen totdat plant volledig is uitgeroeid; verwijderd materiaal afvoeren

2.2.2. Andere (potentiële) plaagsoorten

Naast deze waterplantsoorten is het bekend dat in het beheergebied van Noorderzijlvest andere potentiële plaagsoorten aanwezig zijn. De risico’s zijn klein of onbekend. Daarom kiest het waterschap er vooralsnog voor om de aanwezigheid of effecten van deze soorten te monitoren of om de soorten bij overlast ad hoc te bestrijden. Deze soorten of soortgroepen zijn in tabel 2 opgenomen.

Tabel 2. De bestrijdingsaanpak die Noorderzijlvest hanteert voor potentiële plaagsoorten.

Soortgroep

Aanwezigheid bij NZV

Effecten op het waterbeheer

Kosten

Mogelijkheid tot bestrijding

Strategie

Waterplanten

(zeer) algemeen

groot

Groot

reëel

Zie tabel 1

Landplanten

algemeen

gering

Matig

goed

Ad hoc bestrijding bij overlast

Macrofauna

(zeer) algemeen

Onbekend

Onbekend

Gering

Monitoren verspreiding en effecten

Kreeften en Wolhandkrab

Lokaal algemeen

Onbekend

Onbekend

Gering

Monitoren verspreiding en effecten

Invasieve grondels

Nog zeldzaam

Potentieel groot

Onbekend

Gering

Monitoren verspreiding en effecten

Overige invasieve vissen

Zeldzaam

Potentieel groot

Gering

Gering tot reëel

Monitoren verspreiding en effecten

Quagga- en Zebramosselen

Onbekend

Potentieel groot

Potentieel groot

Gering

Monitoren verspreiding en effecten

Reptielen en amfibiën

Zeldzaam

Gering

 

Goed

Monitoren verspreiding en effecten

Vogels

Algemeen

Gering

Gering

Reëel

Ad hoc bestrijding bij overlast

Overige zoogdieren

Zeldzaam

Potentieel groot

Potentieel groot

Goed

Ad hoc bestrijding bij overlast

Muskus- en beverrat

(zeer) algemeen

Groot

Potentieel groot

Goed

Bestrijding via bestaand beleid MuRa

  2.3 Aanpak per watertype

In de Keur van Noorderzijlvest zijn drie typen oppervlaktewateren onderscheiden, namelijk hoofdwatergangen, schouwsloten en overige wateren. Deze typen verschillen in het beheerregime en uitvoerende beheerinstantie. Daardoor verschilt ook de aanpak van plaagsoorten per type watergang. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

In hoofdwatergangen bestrijdt het waterschap plaagsoorten

Hoofdwatergangen zijn in beheer bij het waterschap en het waterschap voert in deze watergangen ook het onderhoud uit. In deze watergangen wordt de bestrijding van invasieve exotische waterplanten door het waterschap in eigen beheer uitgevoerd, of door een aannemer onder directe aansturing van het waterschap.

 

In schouwsloten bestrijdt de eigenaar de plaagsoorten

Schouwsloten zijn niet bij het waterschap in beheer, maar zijn wel van belang voor de waterhuishouding. Daarom worden ze jaarlijks op grond van de Keur geschouwd. Wanneer de staat van onderhoud te wensen over laat, wordt de eigenaar of beheerder op grond van de Keur gevraagd de watergang te schonen. De Keur biedt de ruimte om de eigenaar/beheerder van een sloot de aanwezige invasieve exotische waterplanten op diens kosten te laten opruimen. Indien via een communicatietraject met de eigenaar/beheerder geen overeenstemming kan worden bereikt, kan verwijdering van plaagsoorten door de eigenaar/beheerder worden afgedwongen (bestuursdwang). Verwijdering dient dan onder toezicht van het waterschap plaats te vinden om er zeker van te zijn dat verwijdering ook effectief worden uitgevoerd. Het is ook mogelijk dat het waterschap de werkzaamheden uitvoert maar de kosten verhaalt op de eigenaar/beheerder.

De bestrijding in overige oppervlaktewateren gaat in overleg

Voor de bestrijding van plaagsoorten in overige wateren zoekt het waterschap overleg met de eigenaar/beheerder. Het beheer en onderhoud van overige oppervlaktewateren wordt door andere partijen dan het waterschap uitgevoerd. De Keur biedt geen mogelijkheden om het verwijderen van plaagsoorten af te dwingen. Het beleid is dat medewerkers van Noorderzijlvest in gesprek gaan met de eigenaar/beheerder, en deze ervan proberen te overtuigen de plaagsoorten te verwijderen. Indien dit nodig wordt geacht (bij sterk schadelijke soorten of bij kans op overlast) kan ook worden besloten dat de beheer- en onderhoudsdienst van het waterschap zelf de bestrijding ter hand neemt. Hiervoor is toestemming van de eigenaar/beheerder nodig.

  

Werkwijze 3.1 Preventie 

Preventie doet Noorderzijlvest door het:

 

  • 1.

    afstemmen en kennis uitwisselen met verschillende organisaties

    Het bestrijden van plaagsoorten in ons beheergebied heeft door het sterke koloniserende vermogen van vooral de invasieve exoten alleen zin als gebiedspartners, zoals overheden, buurwaterschappen en belangenorganisaties, ook passende en effectieve maatregelen treffen. Dit doen zij. Zo ziet de overheid toe op de naleving van afspraken ten aanzien van de (internationale) handel in waterplanten en hebben andere waterschappen eveneens plaagsoortenbeleid opgesteld of zijn hiermee bezig (zie Colombon en Rosenbrand, 2016). Een effectieve bestrijding vereist dat deze partijen goed met elkaar communiceren en afstemmen.

     

    Tevens is het belangrijk dat het waterschap goed weet welke soorten een bedreiging kunnen vormen, wat de beste bestrijdingsmogelijkheden zijn en dergelijke. Dit doet het waterschap met literatuurstudie zelf. De kennis hoeft het waterschap niet zelf te genereren. De boven genoemde organisaties doen ervaringen op. En kennisinstituten genereren eveneens kennis ten aanzien van plaagsoorten en invasieve exoten. Het uitwisselen van kennis is daarom effectief.

     

    Het afstemmen van werkzaamheden en het uitwisselen van kennis vindt plaats binnen verschillende overlegstructuren en werkgroepen, zoals de werkgroep Plaagsoorten van de Unie van Waterschappen. Daarnaast zijn er kennisbijeenkomsten, van bijvoorbeeld de STOWA. Het waterschap sluit zich aan bij dergelijke overlegstructuren en bezoekt die kennisbijeenkomsten. Bruikbare kennis en ervaringen verankert het waterschap binnen de organisatie.

     

  • 2.

    voorlichten van particulieren via de website en folders

    Noorderzijlvest heeft vanuit het Convenant Waterplanten een taak ten aanzien van voorlichting. De voorlichting vanuit het waterschap richt zich hoofdzakelijk op particulieren. Het waterschap geeft voorlichting over plaagsoorten via:

  • -

    De website: er is al een pagina op de website van Noorderzijlvest specifiek over de Grote waternavel. Het waterschap bekijkt of deze webpagina aanpassingen behoeft;

  • -

    Een folder: een folder van Noorderzijlvest over plaagsoorten bestaat momenteel niet en zal daarom worden opgesteld. Naast de inhoud is de verspreidingswijze een punt van aandacht.  

    Op de website en in de folder gaat Noorderzijlvest in op de noodzaak van bestrijding en preventie, handvatten voor preventie en soortherkenning en de mogelijkheden om waarnemingen te melden (zie ook ‘Meldportaal op de website’).

     

  • 3.

    uitvoeren van een risico-analyse voorafgaand aan veldwerkzaamheden

    Bij onder andere bagger-, onderhouds- en herinrichtingswerkzaamheden bestaat er een kans dat eventueel aanwezige plaagsoorten zich verder verspreiden. Soorten kunnen dan door bijvoorbeeld grondtransport, afstromend maaisel en onderhoudsmaterieel in andere delen van het beheergebied terechtkomen. Daarom onderzoekt waterschap voorafgaand aan dergelijke werkzaamheden of er plaagsoorten op de betreffende locatie verwacht kunnen worden.

     

    Indien plaagsoorten verwacht worden, dan neemt het waterschap maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen. Dit doet het waterschap, afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden, door bijvoorbeeld stroomafwaarts drijfschermen te plaatsen, indrogend maaisel op de kant of tijdens transport af te dekken.

     

  • 4.

    registreren van soortwaarnemingen en incidenten

    Vroegtijdig ingrijpen vereist een goede registratie van soortwaarnemingen en incidenten. Dit is ook van belang om meer zicht te krijgen op de invloed en kosten van plaagsoorten op de uitvoering van de primaire waterschapstaken. De veldwaarnemingen komen onder andere van waterschapsmedewerkers, ingelanden en onderzoeksbureaus. Voor de registratie van veldwaarnemingen maakt Noorderzijlvest momenteel gebruik van de Nationale Database Flora- en Fauna (NDFF). Tevens is er de iWaterplant-app, die ook te vinden is op onze website. Beide systemen hebben hun voor- en nadelen. Het waterschap houdt beide systemen tegen het licht en optimaliseert, indien nodig, het intern en extern gebruik ervan.

     

    Er dient een intern registratiesysteem te worden opgezet van locaties binnen het beheergebied van Noorderzijlvest waar problemen met plaagsoorten zijn ontstaan. Dit registratiesysteem wordt ondergebracht bij ‘Beheer en Onderhoud’, waardoor een goede link met de buitendienst gewaarborgd is. Vastleggen van de incidenten in een Excel-tabel lijkt vooralsnog voldoende. Zaken die geregistreerd worden, zijn onder andere:

  • -

    de locatie van het probleem

  • -

    de betreffende soort

  • -

    de aard en omvang van de overlast of schade

  • -

    de ondernomen beheermaatregel

  • -

    de kosten als gevolg van het incident

  • -

    het succes van de getroffen maatregelen

  • -

    benodigde vervolgacties 

  • 5.

    opleiden van de eigen buitendienstmedewerkers

    De veldmedewerkers van het waterschap vormen de voornaamste groep van potentiële waarnemers, omdat zij op vrijwel alle plekken in het beheergebied komen en zij vanuit hun werk een focus hebben op (bedreigingen voor) het watersysteem. Zij worden daarom opgeleid omtrent de problematiek, zoals soortherkenning, het gebruik van de registratiesystemen en verwijderingsmethoden.

     

  • 6.

    plaatsen van een meldportaal op de website

    Op de website van Noorderzijlvest is een meldportaal aanwezig. Waarnemingen kunnen via een online meldingsformulier of telefonisch aan het waterschap worden gemeld. Deze meldingen worden doorgegeven aan de teamleiders van ‘Beheer en Onderhoud’. Het waterschap bekijkt of het meldportaal en achterliggende procedure aanpassing behoeven.

      

3.2 Elimineren, beheersen of accepteren

Bij elimineren en beheersen worden plaagsoorten verwijderd. De verwijderingsmethode kan bij beide strategieën dezelfde zijn. Alleen het schaalniveau waarop het verwijderen gebeurt, verschilt. Bij accepteren worden plaagsoorten verwijderd tijdens reguliere werkzaamheden.

 

Noorderzijlvest:

 

  • 1.

    verwijdert plaagsoorten bij voorkeur op fysieke wijze

    Wat betreft het verwijderen van plaagsoorten bestaan verschillende methoden, namelijk:

  • -

    Fysiek verwijderen:

    • *

      Handmatig verwijderen: bijvoorbeeld uittrekken, uitsteken, afdekken en wegvangen

    • *

      Mechanisch: bijvoorbeeld maaien, afgraven en grond zeven

    • *

      Natuurlijk: bijvoorbeeld begrazen, inunderen en droogzetten

  • -

    Behandelen:

    • *

      Biologisch: bijvoorbeeld behandelen of spuiten met biologische middelen en inzet van natuurlijke vijanden

    • *

      Chemisch: bijvoorbeeld behandelen of spuiten met chemische middelen 

      Noorderzijlvest kiest bij voorkeur voor een fysieke verwijderingsmethode, omdat daarbij de negatieve invloed op het ecosysteem op gecontroleerde wijze binnen de perken gehouden kan worden. Handmatig verwijderen is het effectiefst maar het duurst. Het waterschap gebruikt een handmatige verwijderingsmethode alleen als het probleem kleinschalig is. Indien de plaagsoortenpopulatie te groot is geworden, dan kiest het waterschap voor een mechanische of een natuurlijke manier van fysiek verwijderen. Andere methoden zet het waterschap alleen in, als het niet anders kan.

       

  • 2.

    baseert zich voor de methodiek op bestaande protocollen en afwegingskaders

    De uiteindelijke keuze voor een van de verwijderingsmethoden hangt af van verschillende factoren zoals de effectiviteit, kosten, lokale omstandigheden, populatiegrootte en negatieve neveneffecten. Teamleiders van ‘Beheer en Onderhoud’ maken deze keuze, al of niet met de ondersteuning van een ecoloog bij Noorderzijlvest. De keuze baseren ze op richtlijnen uit bestaande protocollen, zoals het Protocol Bestrijding van Grote waternavel (INVEXO, 2013b), en afwegingskaders, zoals het Concept-Afwegingskader Beheersing Invasieve Oever- en Waterplanten (STOWA, 2014).

     

    Uit de meeste protocollen en afwegingskaders komt naar voren dat voor een succesvolle verwijdering van plaagsoorten de behandeling meerdere keren, soms ook in de navolgende jaren, herhaald moet worden of dat een aantal methoden opeenvolgend ingezet moet worden. Soms is het alleen noodzakelijk om na de initiële verwijderingsactie te controleren of alles weg is en eventueel achtergebleven (delen van) individuen te verwijderen. Dit hangt af onder andere af van de ingezette methodiek en soort.

     

  • 3.

    volgt de bepalingen uit de Flora- en Faunawet

    Bij het verwijderen van plaagsoorten houdt Noorderzijlvest eveneens rekening met de aanwezigheid van beschermde soorten. Daarbij volgt het waterschap de bepalingen uit de Flora- en Faunawet. Het is niet toegestaan om beschermde soorten, zoals broedende vogels, te verstoren – ook niet wanneer het verwijdering van plaagsoorten betreft. Het waterschap dient passende maatregelen te treffen om overtredingen van de Flora- en Faunawet te voorkomen. De Gedragscode Flora- en faunawet voor Waterschappen (Unie van Waterschappen, 2012) biedt hiervoor handvatten.

     

    Let wel, de landelijke ‘Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen’, die het waterschap hanteert bij veldwerkzaamheden, wordt in 2017 landelijk geëvalueerd. De komst van een nieuwe versie van de gedragscode kan gevolgen hebben voor de wijze waarop het waterschap met plaagsoorten omgaat.

      

  Benodigde capaciteit

De aanpak van plaagsoorten vergt de nodige capaciteit. In dit hoofdstuk wordt de benodigde capaciteit op basis van de werkzaamheden die in de voorgaande hoofdstukken beschreven zijn, inzichtelijk gemaakt. Tabel 3 geeft een overzicht van de benodigde capaciteit voor de bestrijding plaagsoorten door Noorderzijlvest. Het evalueren en bijstellen van het plaagsoortenbeleid is in het overzicht opgenomen, omdat het capaciteit vergt.

 

Voor een effectieve plaagsoortenbestrijding is een duidelijk aanspreekpunt noodzakelijk. Die persoon houdt het overzicht over de werkzaamheden omtrent de plaagsoortenbestrijding en stemt de werkzaamheden intern en extern af. Intern wordt uitgezocht wie deze rol het beste kan invullen. De meest voor de hand liggende persoon is een teamleider van ‘Beheer en Onderhoud’. Daar is in tabel 3 vanuit gegaan.

 

Tabel 3 Benodigde capaciteit bij de aanpak van plaagsoorten door Noorderzijlvest. * De benodigde capaciteit voor het verwijderen van plaagsoorten is gebaseerd op ervaringscijfers van Noorderzijlvest voor het verwijderen van de Grote waternavel. **Het verwijderen van plaagsoorten besteedt Noorderzijlvest veelal uit.

Activiteiten

Betrokken personen

Deelproces

aantal personen

# dagen per jaar

Spoor 1: Preventie

Afstemmen en kennis uitwisselen met verschillende organisaties

Teamleider

Beheer en Onderhoud

1

5

Ecoloog

Strategie en Beleid

1

3

Voorlichten van particulieren via de website en folders

Teamleider

Beheer en Onderhoud

1

1

Communicatiedeskundige

Communicatie

1

1

Ecoloog

Strategie en Beleid

1

1

Uitvoeren van een risico-analyse voorafgaand aan veldwerkzaamheden

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

21

Registreren van soortwaarnemingen en incidenten

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

19

Buitendienstmedewerker

Beheer en Onderhoud

50

12,5

Opleiden van de eigen buitendienstmedewerkers

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

6

Buitendienstmedewerker

Beheer en Onderhoud

50

12,5

Ecoloog

Strategie en Beleid

1

1

Plaatsen van een meldportaal op de website

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

4

Spoor 2: Elimineren, beheersen of accepteren

Plaagsoorten verwijderen*

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

12,5

Buitendienstmedewerker**

Beheer en Onderhoud

2

65

Evalueren en bijstellen plaagsoortenbeleid

Evalueren en bijstellen

Teamleider

Beheer en Onderhoud

4

6

Buitendienstmedewerker

Beheer en Onderhoud

3

0,5

Communicatiedeskundige

Communicatie

1

0,5

Ecoloog

Strategie en Beleid

1

0,5

Jaarlijks benodigde capaciteit (mandagen)

172

  

De benodigde capaciteit is een grove schatting, omdat het nieuw beleid betreft. In praktijk is het waterschap al bezig met het verwijderen van plaagsoorten. Het gaat om de Grote waternavel. Het aantal mandagen dat hiermee gemoeid is, vormt de basis voor het bepalen van de benodigde capaciteit voor het verwijderen van plaagsoorten. Het daadwerkelijk verwijderen besteedt het waterschap veelal uit aan de sociale werkvoorziening. Echter, het waterschap verkrijgt met de aanpak die in deze beleidsnota beschreven is, gaandeweg meer inzicht in de benodigde capaciteit voor het bestrijden van plaagsoorten.

 

Tevens kan de benodigde capaciteit jaarlijks variëren, doordat problemen met plaagsoorten onder andere afhankelijk zijn van het weer. Een zachte winter kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de Grote waternavel in de zomer massaal aanwezig is, zoals het waterschap reeds heeft ondervonden.

             Geraadpleegde bronnen

Collombon, M. en F.Rosenbrand, 2016. Beleidsnota Plaagsoortenbestrijding; in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Februari 2016, concept.

INVEXO, 2013a. Invasieve exoten in Vlaanderen en Zuid-Nederland; Eindrapport ‘Activiteit 2’: Casus Grote waternavel en andere invasieve (water)planten. Maart 2013, www.invexo.eu

INVEXO, 2013b. Protocol voor bestrijding van Grote waternavel. Maart 2013, www.invexo.eu

STOWA, 2014. Concept-Afwegingskader Beheersing Invasieve Oever- en Waterplanten. Rapport 2014-20, ISBN 978.90.5773.652.0

Unie van Waterschappen, 2012. Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Maart 2012.

Bijlagen  Bijlage 1: Wet- en regelgeving  

Deze bijlage geeft een overzicht van de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van exotische planten en dieren in Nederland.

Europese wet- en regelgeving

 

Verdrag inzake biodiversiteit Besluit 93/626 EEG

Nederland heeft het Verdrag inzake biodiversiteit in 1992, samen met 186 andere landen, ondertekend. Doel van dit verdrag is het beschermen van de soortenvariatie (biodiversiteit) binnen én buiten het eigen land. Met name artikel 8, lid h is van belang. Dit artikel verplicht iedere lidstaat voor zover mogelijk en passend om de binnenkomst van uitheemse soorten die bedreigend zijn voor ecosystemen, habitats of soorten te voorkomen, dan wel deze te beheersen of uit te roeien.

Verordening (EU) Nr. 1143/2014

Voluit heet deze verordening “EU-verordening betreffende preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten”. Deze verordening is op 1 januari 2015 van kracht geworden. In de verordening is als overweging meegenomen dat iedere lidstaat onder het Verdrag inzake biodiversiteit (zie hiervoor) gebonden is aan het beschermen van biodiversiteit. Daar hoort volgens verordening Nr. 1143/2014 ook het bestrijden van invasieve exoten bij, voor zover deze schadelijk zijn. In de verordening is verder opgenomen, dat er een Europese lijst (EU-lijst) zal worden opgesteld van prioritaire exoten, die met voorrang bestreden dienen te worden. Deze lijst is op 4 december 2015 aangenomen en omvat de volgende soorten:

  • -

    Zoetwaterplanten: Grote waternavel, Kleine Waterteunisbloem, Parelvederkruid, Verspreidbladige waterpest, Waterhyacint, Waterteunisbloem en Waterwaaier.

  • -

    Zoogdieren: Beverrat

  • -

    Zoetwaterinvertebraten: Californische Rivierkreeft, Chinese wolhandkrab, Geknobbelde amerikaanse rivierkreeft, Gevlekte amerikaanse rivierkreeft, Marmerkreeft, Rode amerikaanse rivierkreeft

  • -

    Zoetwatervissen: Amurgrondel, Blauwband

  • -

    Reptielen/amfibiën: Rood- en Geelwang- en Geelbuikschildpad

 

De verordening schrijft verder voor dat EU-lidstaten binnen een tijdspanne van 18 maanden na opname van een soort op de EU-lijst over doeltreffende beheersmaatregelen voor de betreffende soorten dienen te beschikken. Dit gebeurt in overleg met de waterschappen. Voor de implementatie van de EU-verordening Nr. 1143/2014 nemen het rijk en de provincies het voortouw. Mogelijk wordt in een later stadium inzet van de waterschappen verlangd (bijvoorbeeld bij bestrijding in het veld). Implementatie vindt waarschijnlijk plaats via de nieuwe Wet Natuurbescherming, die naar verwachting begin 2017 gereed zal zijn.

 

UICN-richtlijn

De International Union for the Conservation of Nature (IUCN), een internationaal samenwerkingsverband van 86 landen waarbij ook Nederland is aangesloten, geeft in de richtlijn “Guidelines for Reintroductions and Other Conservation Translocations” aan, dat het introduceren van uitheemse soorten risicovol is. Daarom stelt de richtlijn dat introductie van uitheemse soorten moet worden vermeden.

Op Europees niveau zijn er naast voornoemde beleidsregels op dit moment geen regels ten aanzien van het daadwerkelijk bestrijden van exoten (STOWA 2014: Concept-afwegingskader beheersing invasieve oever- en waterplanten).

Nationale wet- en regelgeving

De Waterwet

De doelstelling van de Waterwet is het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met:

  • -

    het beschermen en verbeteren van chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;

  • -

    het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.

De Waterwet kent dus zowel kwantiteits- als kwaliteitsdoelstellingen. Door de doelstelling “verbeteren van ecologische kwaliteit van watersystemen” wordt een meer integrale benadering van waterbeheer nagestreefd. Dit heeft ook gevolgen voor beheer en onderhoud.

Flora- en faunawet

Op nationaal niveau is ook de Flora- en faunawet van belang. De Flora- en faunawet beschermt individuen van plant- en diersoorten. De meeste exotische planten en dieren vallen niet onder de werking van de Flora- en faunawet. Belangrijke uitzondering is echter de Grote waternavel: De Flora- en faunawet verbiedt het bezit van deze soort. De op stapel staande integrale Wet Natuurbescherming, waar de bestaande Flora- en faunawet in opgaat, zal naar verwachting de verantwoordelijkheid voor de exotenbestrijding en beheer explicieter regelen.

Noorderzijlvest hanteert de landelijke ‘Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen’ om het verstoren, beschadigen en doden van beschermde soorten tijdens veldwerkzaamheden tegen te gaan. Deze gedragscode wordt in 2017 landelijk geëvalueerd.

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is het belangrijkste waterkwaliteitskader van de waterschappen in Nederland. De KRW is een Europese richtlijn, die sinds 2000 van kracht is. De Kaderrichtlijn Water onderscheidt twee doelstellingen:

 

  • -

    Het behalen van een Goede Chemische Toestand (GCT);

  • -

    Het behalen van een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) voor de sterk veranderde en kunstmatige wateren.

Deze doelstellingen dienen uiterlijk in 2027 te zijn behaald. Dit is een verplichting die Nederland in Europees verband is aangegaan. Om de gestelde doelen te behalen hebben de waterschappen maatregelen geformuleerd.

De chemische doelstelling wordt afgemeten aan de gehalten van verschillende chemische stoffen in de waterkolom (onder andere stikstof, fosfaat en zuurstof). De ecologische doelen worden afgemeten aan de aanwezigheid (of juist afwezigheid) van bepaalde kenmerkende soorten vissen, waterdieren, waterplanten en algen. Hoewel de exotische soorten niet meewegen in de beoordeling volgens de KRW-methode, is de KRW toch een belangrijk beleidskader: exoten kunnen door hun aanwezigheid andere soorten verdrukken of de chemische waterkwaliteit nadelig beïnvloeden. Exoten kunnen daardoor het behalen van de KRW-doelen in de weg staan.

Beleidsnota invasieve exoten van het Rijk

In de Beleidsnota Invasieve Exoten uit 2007 van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. Dit beleid gaat uit van een drietrapsbenadering om het probleem van invasieve exoten aan te pakken: preventie, eliminatie en isolatie & beheer. Het rijk ziet vooral preventie als haar taak. Lagere overheden en terreinbeheerders staan aan de lat voor de praktische invulling van de omgang met exoten.

Het Team Invasieve Exoten

Het Team Invasieve Exoten (TIE) ondersteunt het ministerie van EZ bij de uitvoering van het exotenbeleid, onder andere door middel van advisering, het (laten) uitvoeren van onderzoek en monitoring, communicatie en voorlichting. Ook zijn door het TIE risico-analyses van verschillende soorten opgesteld.

Convenant waterplanten

In het Convenant Waterplanten uit 2010 maakten de Unie van Waterschappen, de minister van LNV en verenigingen van bedrijven werkzaam op het gebied van telen, handelen en verkopen van planten, afspraken over het voorkomen van de introductie en verspreiding van invasieve exotische waterplanten. Het convenant is in 2015 verlengd. De bedrijven verplichten zich:

  • -

    een aantal planten niet aan de consument te leveren of in eigen beheer te gebruiken; soorten uit bijlage 1 van het convenant: watercrassula (Crassula helmsii), hydrilla (Hydrilla verticillata), grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides), grote waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora), kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides) en parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum);

  • -

    een aantal planten bij verhandeling te voorzien van informatie over veilig gebruik en bij verkoop te voorzien van informatie om verspreiding te voorkomen; soorten uit bijlage 2: kroosvarens (Azolla sp.), Waterwaaier (Cabomba caroliniana), Waterhyacinth (Eichhornia crassipes), Argentijnse waterpest (Egeria densa), Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllum heterophyllum), Watersla (Pistia stratiotes) en Grote vlotvaren (Salvinia molesta).

Ook voor de waterschappen zijn verplichtingen in het convenant vastgelegd (Artikelen 2 en 3): De Unie van Waterschappen spant zich in om alle nieuwe vondsten van uitheemse soorten anders dan Grote waternavel door de waterschappen te laten melden aan de Plantenziektenkundige Dienst. Daarnaast bevordert de Unie van waterschappen dat er publiekscampagnes worden georganiseerd die zijn gericht op het voorkomen van introducties van exoten in het oppervlaktewater. De Plantenziektenkundige Dienst van het ministerie van Economische Zaken ziet toe op naleving van het convenant. In 2014 is het convenant geëvalueerd. Uit de conclusies blijkt dat het convenant functioneert en zal worden verlengd.

Provinciaal beleid

Op dit moment is er bij de provincies Groningen en Drenthe geen specifiek beleid met betrekking tot bestrijding van exoten. Wel vindt afstemming plaats tussen provincies en rijk, over de verschillende EU-richtlijnen (zie het kopje “Europa”).

Relevant waterschapsbeleid

Keur en Legger

De Keur is een verordening met daarin regels die het waterschap hanteert bij de bescherming van o.a. oppervlaktewateren. De Keur geeft de rechten en plichten aan voor de onderhoudsplichtigen. De

Legger is een verzameling (technische) tekeningen van het waterschap. In de Legger is uitgewerkt welke wateren en keringen waterschap Noorderzijvest in eigendom, beheer en onderhoud heeft. De Legger geeft ook aan tot waar het regime van de Keur van toepassing is.

In de Keur van Noorderzijlvest zijn drie ‘soorten’ oppervlaktewateren onderscheiden:

  • -

    Hoofdwatergangen; dit zijn die watergangen (behoudens schouwsloten) die (doorgaans) in beheer en onderhoud zijn bij waterschap Noorderzijlvest.

  • -

    Schouwsloten; dit zijn die watergangen die niet bij het waterschap in onderhoud zijn, maar die wel van belang zijn voor het waterkwantiteitsbeheer (aan- en afvoer van water).

  • -

    Overige oppervlaktewaterlichamen; dit zijn alle wateren die geen hoofdwatergang of schouwsloot zijn. Het beheer en onderhoud van overige waterlichamen wordt door andere partijen dan het waterschap uitgevoerd.

In de Keur staat dat de onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen onder meer verplicht zijn om, voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen, en afval daaruit te verwijderen. Met het functioneren van het waterlichaam wordt het functioneren in kwantitatieve én in kwalitatieve zin bedoeld. Het niet nakomen van deze verplichting is middels bestuursdwang afdwingbaar. Dit artikel is toepasbaar voor het beheren van invasieve exoten.

Waterbeheerplan 2016-2021

Op 1 juli 2015 heeft het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het waterbeheerprogramma vormt het belangrijkste beleidskader van het waterschap. In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 is opgenomen dat het waterschap in het begin van de planperiode beleid opstelt ten aanzien van de bestrijding van exoten.

Het Beheer- en onderhoudsplan (BOP)

In het beheer- en onderhoudsplan (BOP) beschrijft Waterschap Noorderzijlvest op welke wijze het beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen wordt uitgevoerd. Het BOP is in 2014 door het Algemeen Bestuur van Waterschap Noorderzijlvest goedgekeurd. Eén van de belangrijkste doelen in het BOP is het implementeren van een nieuw maaibeleid, waarin wordt voldaan aan de bepalingen uit de Flora- en faunawet (ten aanzien van beschermde planten en dieren) en het uitvoeren van het maaibeleid op dusdanige wijze, dat de (ecologische) waterkwaliteit wordt geoptimaliseerd. Het BOP geeft geen specifieke richtlijnen voor de omgang met exoten.

De vigerende Keur van Waterschap Noorderzijlvest is verkrijgbaar op http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Waterschap%20Noorderzijlvest/386049/386049_1.html 

De legger van waterschap Noorderzijlvest is verkrijgbaar op https://www.noorderzijlvest.nl/regel-infobalie/meer-info-pagina/legger/