Regeling vervallen per 12-08-2013

Verordening voor de rekenkamercommissie

Geldend van 07-07-2006 t/m 11-08-2013

Verordening voor de rekenkamercommissie

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. waterschap: Waterschap Rijn en IJssel;

  • b. commissie: rekenkamercommissie;

  • c. voorzitter: voorzitter van de commissie;

  • d. algemeen bestuur: algemeen bestuur van het waterschap;

  • e. college: college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap;

  • f. dijkgraaf: dijkgraaf van het waterschap;

  • g. extern lid: lid van de commissie, niet zijnde lid van het algemeen bestuur.

Artikel 2 (Taak van de commissie)

  • 1. Er is een commissie die door het algemeen bestuur wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie doet onderzoek naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde bestuur. Een door de commissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening.

Artikel 3 (Samenstelling, benoeming en volgorde van aftreden)

  • 1. De commissie bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur benoemt de voorzitter en de leden van de commissie. Twee leden worden benoemd door het algemeen bestuur uit zijn midden. De overige leden van de commissie, onder wie de voorzitter, zijn geen lid van het algemeen bestuur.

  • 3. De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 4. De leden van de commissie die het algemeen bestuur uit zijn midden kiest, worden benoemd voor een periode gelijk aan de lopende zittingsduur van het algemeen bestuur. Externe leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.

  • 5. De commissie stelt een rooster van aftreden vast voor de externe leden zodanig dat niet alle externe leden gelijktijdig aftreden. Op grond van het rooster van aftreden kunnen de externe leden, in afwijking van het bepaalde in de laatste volzin van het vierde lid, voor een periode korter dan vier jaar worden benoemd.

  • 6. Indien het lidmaatschap van een extern lid eindigt vóór het einde van zijn benoemingstermijn, treedt zijn opvolger af op het moment dat de benoemingstermijn van het vertrekkende lid zou zijn afgelopen.

  • 7. De leden kunnen ten hoogste eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 4 (Eed; verklaring en belofte)

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de commissie in de vergadering van het algemeen bestuur, in handen van de dijkgraaf, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

’Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamercommissie te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig. (Dat verklaar en beloof ik.)’

Artikel 5 (Nevenfuncties)

  • 1. De leden van de commissie maken openbaar welke andere functies zij vervullen.

  • 2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies.

  • 3. Een lid van de commissie is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale

      ombudsman;

    • g.

      Commissaris van de Koningin van de provincies waarin het waterschap is gelegen;

    • h.

      Gedeputeerde van de provincies waarin het waterschap is gelegen;

    • i.

      secretaris van de provincies waarin het waterschap is gelegen;

    • j.

      griffier van de provincies waarin het waterschap is gelegen;

    • k.

      burgemeester van een gemeente die in het gebied van het waterschap is gelegen;

    • l.

      ambtenaar, door of vanwege het waterschapsbestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt; 

    • m.

      ambtenaar, door of vanwege de provincie of het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op het waterschap.

  • 4. Een lid van de commissie mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van het waterschap of het waterschapsbestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het waterschap aangaan van:

    • 1e

      overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

    • 2e

      overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het waterschap;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • 1e

      het aannemen van werk ten behoeve van het waterschap;

    • 2e

      het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het waterschap;

    • 3e

      het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het waterschap;

    • 4e

      het verhuren van roerende zaken aan het waterschap;

    • 5e

      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het waterschap;

    • 6e

      het van het waterschap onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7e

      onderhands huren of pachten van het waterschap.

  • 5. Van het vierde lid, sub d, kan het algemeen bestuur ontheffing verlenen.

Artikel 6 (Ontslag)

  • 1. Het algemeen bestuur ontslaat de leden van de commissie

  • 2. Het lidmaatschap van een lid dat tevens lid van het algemeen bestuur is eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek

    • b.

      indien het lid aftreedt als lid van het algemeen bestuur;

    • c.

      indien het algemeen bestuur van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van lid van de commissie te vervullen.

  • 3. Het lidmaatschap van een extern lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien de termijn waarvoor hij benoemd is eindigt;

    • c.

      bij aanvaarding van een functie die naar het oordeel van het algemeen bestuur

      onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie;

    • d.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is

      veroordeeld, dan wel zulk een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • e.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • f.

      indien het lid door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie als lid van de

      commissie te vervullen.

Artikel 7 (Vergoeding leden)

  • 1. De externe leden van de commissie ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden die zij voor de commissie verrichten. Deze vergoeding wordt bij besluit van het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

Artikel 8 (Onderwerpselectie en onderzoeksopzet)

  • 1. De commissie kiest de onderwerpen voor haar onderzoek, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een verzoek doen aan de commissie tot het instellen van een onderzoek. Indien het algemeen bestuur een dergelijk verzoek heeft gedaan, bericht de commissie uiterlijk binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan.

  • 3. De commissie zendt de in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet ter kennisneming aan het algemeen bestuur.

Artikel 9 (Werkwijze)

  • 1. De commissie rapporteert de resultaten van haar onderzoek aan het algemeen bestuur.

  • 2. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 3. De commissie kan besluiten het algemeen bestuur tussentijds te informeren over de voortgang van het onderzoek.

  • 4. De commissie is bevoegd bij alle leden van het waterschapsbestuur en bij alle ambtenaren van het waterschap die mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen, die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het waterschapsbestuur en de ambtenaren van het waterschap zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 5. De commissie kan zich laten adviseren door de concerncontroller.

  • 6. De commissie vergadert in beslotenheid. De rapporten van de commissie zijn openbaar.

  • 7. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 8. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe deskundigheid inschakelen. De commissie kan ook rechtstreeks een verzoek richten aan de unit Control tot het doen van onderzoek. Het hoofd van de unit Control bepaalt of aan een dergelijk verzoek kan worden voldaan.

  • 9. De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun reactie aan de commissie te geven op de juistheid en volledigheid van het concept-onderzoeksrapport. Betrokkenen zijn in elk geval degenen, wier taakuitvoering (mede) onderwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie voorts als betrokkenen worden aangemerkt. De commissie stelt vervolgens het college in de gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste vier weken bedraagt, zijn reactie aan de commissie te geven op de conclusies en aanbevelingen van het concept-onderzoeksrapport.

  • 10. De commissie zendt een afschrift van haar onderzoeksrapport, de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van de betrokkenen op het (concept-)rapport aan het algemeen bestuur, het college en aan de betrokkenen.

Artikel 10 (Ambtelijke ondersteuning)

De commissie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een door de secretaris-directeur aan te wijzen ambtelijk secretaris.

Artikel 11 (Budget)

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget worden de kosten gebracht betreffende:

    • a.

      de vergoedingen aan de externe leden;

    • b.

      de externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn ingeschakeld;

    • c.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

Artikel 12 (Evaluatie)

Deze verordening wordt geëvalueerd vóór 1 juni 2008. Deze evaluatie strekt zich tevens uit tot de werking van de commissie.

Artikel 13 (Inwerkingtreding)

Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij is vastgesteld.

Artikel 14 (Citeertitel)

Deze verordening kan worden aangehaald als ’Verordening voor de rekenkamercommissie’.