Beleidsregel correctie ingenomen water bedrijfsruimten 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel correctie ingenomen water bedrijfsruimten 2017

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

Overwegende dat het wenselijk is een beleidsregel vast te stellen ter bepaling van de correctie die wordt toegepast bij de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing, wanneer één of meerdere woonruimten in een bedrijfsruimte niet zijn aangesloten op een afzonderlijke watermeter;

dat het aanvullend wenselijk is in de beleidsregel een correctie te bepalen voor de hoeveelheid verbruikt afvalwater voor de persoonlijke verzorging van werknemers werkzaam in een bedrijfsruimte die wordt toegepast bij de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing, wanneer dat verbruik niet wordt vastgesteld door een afzonderlijke watermeter;

Gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 122k van de Waterschapswet en artikel 7.5 van de Waterwet;

  • -

    het bepaalde in het “Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009”;

  • -

    het bepaalde in de “Beleidsregels inzake de toepassing van de tabel afvalwatercoëfficiënten bij berekening vervuilingswaarde verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing 2010”;

BESLUIT:

vast te stellen de beleidsregel “correctie ingenomen water bedrijfsruimten 2017”

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsruimte: een bedrijfsruimte of een onderdeel ervan uit een van de bedrijfscategorieën, als opgenomen in het “Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009”;

  • b.

    klassentabel: de tabel, zoals opgenomen in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet dan wel als bedoeld in artikel 7.5, vijfde lid , van de Waterwet, die het aantal vervuilingswaarden per kubieke meter ingenomen water aangeeft;

  • c.

    ambtenaar belast met de heffing: de krachtens of bij gemeenschappelijke regeling aangewezen ambtenaar van een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

Artikel 2 Correctie woonruimte

  • 1.

    De ambtenaar belast met de heffing zal een correctie toepassen, als hij een aanslag voor een bedrijfsruimte vaststelt op basis van de hoeveelheid ingenomen water, wanneer die hoeveelheid is geregistreerd met een watermeter, waarop behalve de bedrijfsruimte één of meerdere woonruimten zijn aangesloten, terwijl een afzonderlijke watermeter voor de registratie van het verbruik van de woonruimte(n) ontbreekt.

  • 2.

    De correctie, als bedoeld in het vorige lid, bedraagt 46 kubieke meter water per bewoner van de woonruimte per heffingsjaar en wordt berekend op basis van klasse 8 uit de klassentabel.

Artikel 3 Correctie persoonlijke verzorging werknemer

  • 1.

    De ambtenaar belast met de heffing zal een correctie toepassen, als hij een aanslag voor een bedrijfsruimte vaststelt op basis van de hoeveelheid ingenomen water, terwijl het verbruikte water voor de persoonlijke verzorging van een werknemer niet met een afzonderlijke watermeter is geregistreerd.

  • 2.

    De correctie, als bedoeld in het vorige lid, bedraagt 11 kubieke meter water per werknemer, uitgedrukt in fulltime-equivalent (fte), per heffingsjaar en wordt berekend op basis van klasse 8 uit de klassentabel.

  • 3.

    De correctie, als bedoeld in het vorige lid, vindt uitsluitend plaats ten aanzien van bedrijfsruimten, die met een asterisk zijn aangeduid in de klassentabel.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel correctie ingenomen water bedrijfsruimten 2017”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland op 3 december 2016

de secretaris-directeur, ir. Z. C. Vonk

de dijkgraaf, ir. R.W. Bleker

Toelichting op de Beleidsregel correctie ingenomen water bedrijfsruimten 2017

Algemeen

1. Wettelijke grondslag

De ambtenaar belast met de heffing stelt de aanslag zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing vast op basis van de vervuilingswaarde van het ingenomen water. Voor de zogenaamde tabelbedrijven geldt dat zij de hoeveelheid ingenomen water moeten registreren. Meting, bemonstering en analyse van het afvalwater kan in die gevallen onder voorwaarden achterwege blijven. Bij verreweg de meeste bedrijven gebeurt dit ook en daar wordt het aantal vervuilingseenheden van het afvalwater naar zuurstofverbruik berekend met behulp van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Deze tabel is opgenomen in artikel 122k van de Waterschapswet dan wel artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet en overgenomen in de Verordening zuiveringsheffing en de Verordening verontreinigingsheffing van Waterschap Rivierenland. De klassentabel kent vijftien klassen met elk een afvalwatercoëfficiënt, gebaseerd op (het gemiddelde van een bandbreedte van) het aantal vervuilingseenheden per kubieke meter ingenomen water in het heffingsjaar.

De klassen zijn gebaseerd op het “Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009”. Het besluit deelt een bedrijfsruimte of een onderdeel ervan in naar bepaalde bedrijfscategorieën. Afhankelijk van de categorie is er sprake van een bepaalde vervuilingswaarde per kubieke meter ingenomen water. Deze vervuilingswaarden worden vervolgens vertaald naar de klassentabel.

2 Inhoud van deze beleidsregel

De beleidsregel beoogt rekening te houden met een tweetal wenselijke correcties bij de bepaling van de hoeveelheid ingenomen water en het daartoe vastleggen van een te hanteren wettelijke norm.

Ten eerste de situatie waarin één of meerdere woonruimten in een bedrijfsruimte zijn ondergebracht en deze woonruimten niet zijn aangesloten op een afzonderlijke watermeter. De registratie van het ingenomen water van de bedrijfsruimte en de woonruimte(n) is dan niet gescheiden. Het verbruik van de woonruimte(n) moet bij het ontbreken van een afzonderlijke watermeter worden geschat, ten einde een dubbele heffing te voorkomen. De woonruimte(n) moeten immers als zodanig aangeslagen worden en niet als bedrijfsruimte. Voor deze situatie legt de beleidsregel in artikel 2 vast dat op de hoeveelheid ingenomen water voor het bedrijf een correctie (aftrek) plaatsvindt van 46 kubieke meter per bewoner tegen klasse 8 uit de klassentabel. De berekening komt dan uit op één vervuilingswaarde per bewoner van een woonruimte.

Ten tweede de situatie waarin het verbruikte water voor de persoonlijke verzorging van de werknemers van het betrokken bedrijf niet via een afzonderlijke watermeter wordt geregistreerd. De klassentabel hanteert voor het water voor de persoonlijke verzorging een andere vervuilingswaarde dan voor het ingenomen water van het betrokken bedrijf uit de toepasselijke bedrijfscategorie. De klassentabel duidt met een asterisk aan voor welke bedrijfsruimten specifiek met een correctie voor de persoonlijke verzorging rekening moet worden gehouden.

De ambtenaar belast met de heffing zal ook in deze situatie een schatting van het door de werknemers verbruikte water moeten maken. Voor deze situatie legt de beleidsregel in artikel 3 vast dat op de hoeveelheid ingenomen water voor het bedrijf een correctie plaatsvindt van 11 kubieke meter tegen klasse 8 uit de klassentabel per werknemer, uitgedrukt in fulltime-equivalent (fte), per heffingsjaar. Als peildatum zal hiervoor 1 januari van het heffingsjaar worden toegepast. De totale hoeveelheid ingenomen water voor de persoonlijke verzorging wordt dan berekend door het aantal medewerkers naar fte te vermenigvuldigen met 11 kubieke meter. Deze hoeveelheid compenseert vervolgens een equivalent aan ingenomen bedrijfswater. De geschatte hoeveelheid van 11 kubieke meter is gebaseerd op landelijke kengetallen naar het gemiddeld watergebruik per werknemer naar fte per jaar.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Correctie woonruimte

In dit artikel is de eerste situatie uitgewerkt, zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting onder 2.

Artikel 3 Correctie persoonlijke verzorging werknemer

In dit artikel is de tweede situatie uitgewerkt, zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting onder 2.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

Eerste lid

De beleidsregel wordt conform artikel 73, derde lid, van de Waterschapswet bekendgemaakt in het waterschapsblad van Waterschap Rivierenland. De beleidsregel treedt na bekendmaking in werking met ingang van 1 januari 2017.

Tweede lid

Op basis van het tweede lid wordt de beleidsregel voorzien van een citeertitel.