Regeling vervallen per 01-01-2021

Algemene regels kwantiteit Keur waterschap Vechtstromen

Geldend van 13-02-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Algemene regels kwantiteit Keur waterschap Vechtstromen

Kenmerk: B2015/u982

Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen;

gezien het voorstel d.d.;

gelet op artikel 3.2, 3.3 en 3.8 van de Keur waterschap Vechtstromen;

BESLUIT

vast te stellen de Algemene regels kwantiteit Keur waterschap Vechtstromen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze algemene regel wordt verstaan onder:

  • 1.

    (Druk- of pijp)leidingen: alle leidingen die geen lozingswerk zijn, dat wil zeggen, niet in open verbinding staan met oppervlaktewater.

  • 2.

    Gestuurde boring: een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals oppervlaktewaterlichamen diep onder het maaiveld kunnen worden gepasseerd.

  • 3.

    Insteek: snijlijn van het bovenwatertalud met het aangrenzende maaiveld.

  • 4.

    Kabel: transportmedium, veelal voor elektriciteit of communicatie, zonder holle ruimte. Leidingen met een diameter van maximaal 40 mm die gebruikt worden voor (glasvezel)kabels worden beschouwd als een kabel.

  • 5.

    Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

  • 6.

    Onttrekkingvoorziening: een constructie om water uit een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

  • 7.

    Profiel: breedte en diepte van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of Keurkaart.

  • 8.

    Talud: talud als bedoeld in de legger wateren.

Artikel 2 Kabels en leidingen

  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, verwijderen of behouden van kabels of leidingen in of onder een oppervlaktewaterlichaam of in een bijbehorende beschermingszone, voor zover:

    • a.

      de druk in de leiding niet groter is dan 10 bar;

    • b.

      de diameter van de leiding (buis) niet groter is dan 1 meter;

    • c.

      de spanning op de kabel niet hoger is dan 100 kV;

    • d.

      de kabel of leiding evenwijdig aan het oppervlaktewaterlichaam in een wegberm wordt aangelegd;

    • e.

      de kabel of leiding, als bedoeld in het vorige lid, minimaal 2 meter uit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd;

    • f.

      bij een ontgraving de afstand tussen de ontgraving en de insteek van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 1 meter bedraagt;

    • g.

      bij een kruising met de bovenzijde van een duiker de kabel of leiding door een mantelbuis wordt aangelegd die tenminste 3 meter uitsteekt aan weerszijden van de duiker en tenminste 1 meter gronddekking heeft;

    • h.

      bij aanleg van kabels en leidingen waarbij het oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone wordt gekruist, de kabels en leidingen tenminste 1 meter uit de insteek en 1 meter onder de vaste bodem van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd.

    • i.

      De kabel of leiding dient in de beschermingszone in alle gevallen 1 meter onder maaiveldhoogte worden aangelegd.

  • 2. Degene die kabels of leidingen aanlegt, verwijdert, of behoudt als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      beïnvloedt tijdens het aanleggen of verwijderen van kabels of leidingen de stabiliteit van de taluds niet negatief;

    • b.

      vult direct na het aanleggen van de kabel of leiding de ontgraving aan [en zaait dit in];

    • c.

      belemmert de aan- en afvoer van water niet;

    • d.

      treft, in geval van breuk of lekkage van een leiding maatregelen om verdergaande lekkage te voorkomen;

    • e.

      belemmert het beheer en onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet;

    • f.

      verwijdert kabels en leidingen die buiten gebruik worden gesteld.

Artikel 3 Lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam

  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur voor het brengen van water aan een oppervlaktewaterlichaam voor zover de pompcapaciteit van de lozingsinstallatie niet meer bedraagt dan 60 m3/h.

  • 2. Degene die water brengt en een lozingsvoorziening aanlegt of behoudt als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      fundeert een permanente lozingsvoorziening op deugdelijke wijze, zodat verzakkingen, uitspoeling en beschadiging van het talud en waterbodem wordt voorkomen die de waterdoorvoer belemmeren;

    • b.

      gebruikt deugdelijk en niet uitlogend materiaal voor de lozingsvoorziening;

    • c.

      legt de lozingsvoorziening aan zodat de beschermingszone vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft;

    • d.

      verwijdert drijfvuil en zand- en slibafzettingen, en

    • e.

      verwijdert de lozingsvoorziening op eerste aanzegging van het bestuur indien naar het oordeel van het bestuur deze geen functie meer vervult.

    • f.

      belemmert beheer en onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet.

Artikel 4 Onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam

  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

    • a.

      de pompcapaciteit van de onttrekkingsinstallatie niet meer bedraagt dan 60 m3/h;

    • b.

      het eerst benedenstrooms gelegen peilregulerend kunstwerk nog overstroomt;

    • c.

      niet onttrokken wordt ten behoeve van beregening uit een door het bestuur aangewezen beschermd oppervlaktewaterlichaam waaruit onttrekken is verboden.

    • d.

      een eventueel aan te leggen onttrekkingvoorziening verzonken in het talud en buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd.

  • 2. Degene die water onttrekt en een onttrekkingvoorziening aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

    • a.

      fundeert een permanente onttrekkingvoorziening, zodat geen verzakkingen, uitspoeling en

    • b.

      gebruikt deugdelijk en niet uitlogend materiaal voor de onttrekkingvoorziening;

    • c.

      legt de onttrekkingvoorziening aan zodat de beschermingszone vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft;

    • d.

      verwijdert drijfvuil en zand- en slibafzettingen;

    • e.

      verwijdert de onttrekkingvoorziening op eerste aanzegging van het bestuur indien naar het oordeel van het bestuur deze geen functie meer vervult, en

    • f.

      belemmert beheer en onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet.

Artikel 5 Melding

  • 1. Degene die kabels of leidingen aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. Degene die onderhouds- of herstelwerkzaamheden gaat uitvoeren aan aanwezige kabels en leidingen meldt dit tenminste 2 werkdagen voor aanvang van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3. Degene die water loost in of onttrekt aan een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 3 en 4, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de lozing aan het bestuur als de te lozen hoeveelheid meer bedraagt dan 10 m3 per uur.

  • 4. Vindt de melding digitaal plaats dan wordt gebruik gemaakt van het electronische formulier op www.omgevingsloket.nl.

  • 5. Vindt de melding schriftelijk plaats, dan dient dit het meldingsformulier te worden gedownload via www.omgevingsloket.nl. Op verzoek van de aanvrager wordt door het waterschap een formulier beschikbaar gesteld.

Artikel 6 Overgangsrecht

  • 1. Indien voor een activiteit, bedoeld in de artikel 2, 3 en 4, direct voor inwerkingtreding van dit besluit een vergunning krachtens artikel 3.2 of 3.3. van de Keur in werking was, worden de voorschriften van die vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.

  • 2. Indien voor het uitvoeren van een activiteit, bedoeld in de artikel 2,3 en 4, direct voor inwerkingtreding van dit besluit een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 3. Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingplichtige activiteiten, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 december 2015 te Almelo.

Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen,
dr. S.M.M. Kuks, interim-watergraaf drs. O. Dijkstra, secretaris

Toelichting

Algemene toelichting

Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur, is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.

Op grond van artikel 3.3 van de Keur is het verboden om water te brengen in en water te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam zonder watervergunning.

Op grond van artikel 3.8 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Kabels en leidingen

Het leggen van kabels en leidingen onder of over oppervlaktewaterlichamen en hun beschermingszone komt zeer veel voor. Het gebeurt veelal door gespecialiseerde bedrijven in opdracht van nutsbedrijven. Algemene regels borgen de waterstaatkundige belangen voldoende.

Artikel 3 Brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam

Het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam tot 60 m3/h is een relatief eenvoudig en vooral in de agrarische sector een veel voorkomende handeling waarvoor een permanent lozingsvoorziening in het talud van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd. Het is daarbij van belang dat het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewater niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van de lozingsvoorziening. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

Deze algemene regel ziet niet op afvoer van hemelwater die rechtstreeks via een werk in het oppervlaktewaterlichaam wordt gebracht.

Artikel 4 Onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam

Het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam tot 60 m3/h is een relatief eenvoudig en vooral in de agrarische sector een veel voorkomende handeling waarvoor een permanent onttrekkingpunt in het talud van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd. Het is daarbij van belang dat het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewater niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van de onttrekkingvoorziening. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

Het eerste lid onder b is opgenomen ter bescherming van het betreffende pand van het oppervlaktewaterlichaam waaruit wordt onttrokken. Met een pand wordt bedoeld het stuk oppervlaktewaterlichaam tussen 2 opeenvolgende peilregulerende kunstwerken, waarbij een vistrap ook als peilregulerend kunstwerk wordt beschouwd. Wanneer de afvoer over het eerst benedenstrooms gelegen peilregulerende kunstwerk of onderleider stagneert, ontstaat het risico dat het betreffende pand droog komt te staan door onttrekking uit het oppervlaktewaterlichaam. Dit is niet wenselijk voor het watersysteem en niet voor de ecologische toestand van het systeem.

De vrijstelling van de vergunningplicht geldt niet voor het onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen in de ‘Algemene regel voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van beregening en/of bevloeiing Keur waterschap Vechtstromen’.

Artikel 5 Meldplicht

Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

Daarnaast is het van belang om inzicht te hebben in de hoeveelheden water die wordt geloosd en onttrokken, zodat beleid hierop kan worden afgestemd. Voor het lozen en onttrekken van water is een meldplicht opgenomen indien de te lozen of onttrekken water meer dan 10 m3 per uur bedraagt.

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Artikel 6 Overgangsrecht

In dit artikel is onder meer bepaald dat de voorschriften uit bestaande vergunningen als maatwerkvoorschrift blijven bestaan. De komt van deze algemene regel heeft voor de reeds vergunde onttrekkingen dus geen gevolgen.

Ook is geregeld dat vergunningaanvragen voor het onttrekken van grondwater waarvoor op grond van de algemene regel vrijstelling geldt als een melding worden aangemeld. Hierdoor worden extra handelingen voor de aanvrager voorkomen.