Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2003

Geldend van 06-12-2013 t/m 19-06-2019

Intitulé

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2003

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 14 januari 2003;

gezien het advies van de Commissie Algemene Zaken, Veiligheid, Volksgezondheid, Stadstoezicht, Handhaving openbare orde, Coördinatie wijk- en dorpsraden en specifiek financiële aangelegenheden d.d. 3 februari 2003;

De raad van de gemeente Weert;

Gelet op artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2003.

Paragraaf 1 Ambtelijke bijstand

Artikel 1

  • 1. Een raadslid, danwel commissielid-niet zijnde raadslid, heeft recht op en wendt zich tot de griffier of een ambtenaar met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang;

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

      Een commissielid-niet zijnde raadslid heeft dit recht voor zover de gevraagde informatie, de inzage of het afschrift van documenten betrekking heeft op het werkgebied van de commissie, waarin het lid zitting heeft.

  • 2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, wordt door de griffier, een medewerker van de griffie of (al dan niet op verzoek van de griffier) door een ambtenaar gegeven.

  • 3. Indien de ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

  • 4. Een raadslid, danwel commissielid-niet zijnde raadslid, heeft recht op en wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand. Een commissielid-niet zijnde raadslid heeft dit recht voor zover de gevraagde informatie, de inzage of het afschrift van documenten betrekking heeft op het werkgebied van de commissie, waarin het lid zitting heeft. Onder bijstand dient te worden verstaan het verzamelen en verwerken van informatie en het verlenen van (redactionele danwel inhoudelijke) ondersteuning bij de vormgeving van voorstellen, amendementen, moties en dergelijke.

  • 5. De bijstand, bedoeld in het vierde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend, kan de griffier de secretaris verzoeken, één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen. In geval van meer complexe danwel politiek gevoelige verzoeken om bijstand, wordt het verzoek om bijstand door griffier en secretaris via het management in de organisatie uitgezet.

Artikel 2

  • 1. Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier of de secretaris ambtelijke bijstand, als bedoeld in artikel 1, eerste en vierde lid, tenzij:

    • a.

      het raadslid danwel het commissielid-niet zijnde raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad, resp. de commissie, waarin het lid zitting heeft;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden.

  • 2. De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de burgemeester, de griffier en aan het raadslid danwel commissielid-niet zijnde raadslid, dat het verzoek heeft ingediend.

  • 4. De griffier danwel een medewerker van de griffie verleent ambtelijke bijstand, tenzij:

    • a.

      het raadslid danwel het commissielid-niet zijnde raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad, resp. de commissie, waarin het lid zitting heeft;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden.

  • 5. Indien de bijstand om deze redenen wordt geweigerd, deelt de griffier dit met redenen omkleed mede aan de burgemeester en het raadslid danwel commissielid-niet zijnde raadslid, dat het verzoek om bijstand heeft ingediend.

  • 6. Bij verzoeken om feitelijke informatie, inzage in of afschrift van documenten en verzoeken om bijstand mag de ambtenaar, die informatie verstrekt of bijstand verleent, niet tot geheimhouding verplicht worden.

Artikel 3

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris of door de griffier wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid danwel het commissielid-niet zijnde raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk met redenen omkleed over het verzoek. De burgemeester kan besluiten de zaak voor te leggen aan het presidium.

Artikel 4

  • 1. Indien een raadslid danwel een commissielid-niet zijnde raadslid niet tevreden is over de ambtelijke bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

  • 3. De burgemeester kan besluiten de zaak voor te leggen aan het presidium.

Paragraaf 2 Fractieondersteuning

Artikel 5

  • 1. De fracties, zoals bedoeld in het “Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad”, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2. Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 3.700,- voor elke fractie. Daarnaast ontvangt elke fractie jaarlijks een bedrag van € 50,- per raadszetel.

Artikel 6

  • 1. Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 2. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • b.

      betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie;

    • c.

      giften;

    • d.

      uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen;

    • e.

      algemene opleidingen voor raads- en commissieleden tenzij deze inhoudelijk gerelateerd zijn aan de politieke uitgangspunten van de deelnemers.

  • 3. Indien bij het afleggen van verantwoording aan de raad als bedoeld in artikel 10 blijkt, dat een fractie (een deel van) het budget niet overeenkomstig het tweede en derde lid heeft aangewend, vordert de raad het (gedeelte van) het betreffende voorschot terug.

Artikel 7

  • 1. De bijdrage voor fractieondersteuning wordt, vóór 31 januari van enig kalenderjaar, als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt.

  • 2. In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

  • 3. Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de raad de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 10, derde lid.

Artikel 8

  • 1. Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage

    • a.

      bij vermindering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

    • b.

      bij vermeerdering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

  • 2. Bij splitsing van een fractie wordt het vaste gedeelte van de ingevolge artikel 5, tweede lid, voor de oorspronkelijke fractie vastgestelde bijdrage aan fractieondersteuning, berekend over het resterende kalenderjaar, binnen een maand na splitsing teruggestort. Het variabele gedeelte van de op grond van artikel 5, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie wordt verdeeld over de nieuwe fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden. De door splitsing ontstane fracties hebben elk recht op een vast gedeelte aan fractieondersteuning, als bedoeld in artikel 5, tweede lid. De hoogte hiervan wordt voor het resterende kalenderjaar berekend en binnen een maand na splitsing beschikbaar gesteld.

  • 3. Bij samenvoeging van fracties worden zowel het vaste gedeelte als het variabele gedeelte van de voor de op te heffen fractie(s) vastgestelde bijdrage voor fractieondersteuning, berekend over het resterende kalenderjaar, binnen een maand na samenvoeging teruggestort. Voor de door samenvoeging ontstane fractie wordt de hoogte van zowel het vaste gedeelte als het variabele gedeelte aan fractieondersteuning, als bedoeld in artikel 5, tweede lid voor het resterende kalenderjaar berekend en binnen een maand na samenvoeging beschikbaar gesteld.

Artikel 9

  • 1. De raad reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage toekomend aan een fractie ter besteding door die fractie in volgende jaren.

  • 2. De reserve is niet groter dan 30% van de bijdrage, die de fractie in het voorgaande kalenderjaar toekwam ingevolge artikel 5, tweede lid.

  • 3. Het beroep in enig jaar op de opgebouwde reserve, komt tot uitdrukking in de afrekening als bedoeld in artikel 10 over dat jaar. Bevoorschotting vindt desgevraagd plaats.

  • 4. De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 5. Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere.

  • 6. Bij splitsing van een fractie wordt de reserve verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden, voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 30% van de bijdrage die de oorspronkelijke fractie in het voorgaande kalenderjaar ontving.

  • 7. Bij samenvoeging van fracties worden de reserves van de oorspronkelijke fracties samengevoegd, waarbij de reserve van de ontstane fractie niet meer mag bedragen dan 30% van de bijdrage, die deze fractie in een kalenderjaar toekomt ingevolge artikel 5, tweede lid.

Artikel 10

  • 1. Elke fractie legt binnen 2 maanden na het einde van het kalenderjaar aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning voor de raadswerkzaamheden in Weert onder overlegging van een verslag met daarbij behorende bewijsmiddelen en eventuele toelichting. Uitgaven waaromtrent op 1 maart geen verantwoording is afgelegd (door middel van verslag, bewijsstukken en eventuele toelichting) worden niet betrokken bij de verantwoording en kunnen niet ten laste van het fractiebudget worden gebracht.

  • 2. Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan de raad.

  • 3. De raad stelt na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

    • b.

      de wijziging van de reserve;

    • c.

      de resterende reserve;

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 11

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de financiële middelen die een fractie ontvangt.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2003.

Artikel 13

De “Regeling inzake het verstrekken van ambtelijke bijstand aan de leden van de gemeenteraad”, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1994, ingangsdatum 1 februari 1995, wordt ingetrokken met ingang van 1 maart 2003.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 20 februari 2003 en gewijzigd op 10 juni 2004, 2 februari 2006, 2 november 2006, 9 februari 2011 en 30 oktober 2013.
De griffier,                    De burgemeester,

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Dit artikel is door de Wet dualisering gemeentebestuur ingrijpend gewijzigd. Het legt in lid 1 expliciet vast, dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast ingevolge lid 2 een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet op grond van lid 3 bij verordening worden geregeld.

De oude modelregeling ambtelijke bijstand is aangepast aan het nieuwe dualistische bestuursstelsel. Dit heeft geleid tot de nodige veranderingen. Het meest opvallend is de centrale rol van de griffier. Dit nieuwe instituut, dat bij uitstek bedoeld is voor het verlenen van hulp aan raadsleden, wordt het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie.

De burgemeester vervult ook een nieuwe rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen. De positie van de burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer en als degene die uiteindelijk het laatste woord heeft. De Staatscommissie dualisme en lokale democratie had ook al geadviseerd tot een dergelijke rol van de burgemeester.

De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. De wijziging van artikel 103 van de Gemeentewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier. Dat de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet, dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang zijn. Voor specialistische hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties en regelingen zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie, die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

De nieuwe formulering van artikel 33 lid 1 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan. De gemeente Weert heeft ervoor gekozen de commissieleden-niet zijnde raadsleden eveneens onder de werking van paragraaf 1 van deze verordening te laten vallen, echter slechts voor zover het verzoeken om informatie danwel bijstand betreft aangaande het werkgebied van de commissie, waarin het lid zitting heeft.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Ook in het organisatiebesluit en instructie voor de griffier zijn bepalingen opgenomen over het verlenen van ambtelijke bijstand aan onder andere de leden van de gemeenteraad. Uiteraard is afstemming tussen de verschillende regelingen noodzakelijk. Er is echter geen enkel bezwaar tegen integratie ten aanzien van de verschillende onderwerpen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen, die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijken. Door aan ieder raadslid een recht op informatie en op ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie toe te kennen wordt een extra garantie geboden, dat dit recht ook geëffectueerd kan worden. Het recht op informatie en bijstand geldt blijkens deze verordening eveneens voor commissieleden-niet zijnde raadsleden. Het dient daarbij wel te gaan om informatie en bijstand, die betrekking heeft op het werkgebied van de commissie, waarin de betreffende persoon zitting heeft. Een verzoek om informatie danwel bijstand, afkomstig van een commissielid-niet zijnde raadslid, zal eerder niet gehonoreerd worden dan een verzoek van een raadslid.

Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid danwel een commissielid-niet zijnde raadslid contact opnemen met een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie of met de griffier, die het verzoek zelf kan afhandelen of het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de ambtelijke organisatie.

Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid van bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikel 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn veelal uitgewerkt in het reglement van orde voor de raad, het reglement van orde voor het college en de verordening op de raadscommissies.

Er is voor gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Verzoeken om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties danwel andersoortige bijstand worden bij de griffie ingediend. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt ertoe, dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten wordt. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de secretaris de ambtenaar, die de bijstand verleent, moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijkerwijs tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe, dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld, die onder gezag van het college staan, en worden dus niet griffiemedewerkers bedoeld. Dit neemt niet weg, dat ook medewerkers van de griffie ook ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

Op grond van het derde lid is er bij twijfel een rol voor de secretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft.

Artikelen 2 en 3

Beoordeling of één van de in artikel 2 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. Ook het recht op bijstand van de griffier wordt beperkt door twee uitzonderingssituaties. Hiermee wordt voorkomen, dat raadsleden de griffier om advies verzoeken in kwesties, die los staan van de gemeentelijke taakvelden. Bovendien dient de griffier, evenals de overige ambtenaren en de secretaris, te waken voor bescherming van het belang van de gemeente. Ook de griffier kan derhalve op basis van artikel 2, leden 4 en 5 besluiten de gevraagde bijstand te weigeren. In artikel 3 is aangegeven, dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede, dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). De burgemeester kan ook besluiten een zaak voor te leggen aan het presidium. Reden hiervoor is enerzijds de spagaat, waarin de burgemeester nog steeds verkeert en welke een beslissing kan bemoeilijken, en anderzijds het bieden van een mogelijkheid voor de voltallige raad om als hoogste gemeentelijke orgaan een beslissing te nemen. Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg de burgemeester verzoeken verantwoording over zijn besluit af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

Geheimhouding wordt in de gemeentelijke praktijk niet wenselijk geacht. De betreffende ambtenaar kan daardoor namelijk in een moeilijke positie ten opzichte van zijn portefeuillehouder komen te verkeren. De mogelijkheid om aan de behandelend ambtenaar geheimhouding op te leggen is daarom uitgesloten. Uiteraard kan de griffier, gezien de vertrouwensrelatie tussen griffier en raadsleden en gelet op de specifieke aard van de functie van griffier, wel om geheimhouding worden verzocht.

Artikel 4

Ook indien – naar de mening van het raadslid danwel commissielid-niet zijnde raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris. De burgemeester kan ook besluiten de zaak voor te leggen aan het presidium. Hiervoor geldt dezelfde reden als hiervoor bij artikel 3 is aangegeven.

Artikel 5

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert, dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch, dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen.

Artikel 6

De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten voor wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Het budget mag niet worden gebruikt voor:

  • ·

    Uitgaven in strijd met wettelijke bepalingen en regelingen;

  • ·

    Betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties anders dan aan een fractie geleverde en gedeclareerde diensten of goederen;

  • ·

    Giften;

  • ·

    Uitgaven, die bestreden dienen te worden uit de vergoedingen ingevolge het rechtspositiebesluit raadsleden en commissieleden;

  • ·

    Opleidingen voor raads- en commissieleden (hiervoor is een afzonderlijk budget beschikbaar).

Door bovengenoemde uitzonderingen wordt voorkomen, dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning. Algemene opleidingen voor raads- en commissieleden die meestal worden georganiseerd door de griffie(r) dienen bekostigd te worden uit de gemeentelijke bedrijfsvoering en dientengevolge niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning. Deze cursussen worden veelal verzorgd door politiek neutrale instituten. Politiek georiënteerde cursussen zijn een aangelegenheid van de fracties en kunnen daarom bekostigd worden uit de fractieondersteuning en eigen bijdragen van fractieleden.

Het budget is wel bedoeld voor bijvoorbeeld (niet limitatief):

  • ·

    de versterking van de kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol;

  • ·

    het moet in ieder geval gaan om raadswerkzaamheden;

  • ·

    het inhuren van externe deskundigen voor advies niet zijnde controle, contra-expertise of second opinion;

  • ·

    fractie-ondersteuning in de vorm van secretariële, procesmatige of inhoudelijke ondersteuning;

  • ·

    faciliteiten voor fractiesecretariaat en fractieondersteuners;

  • ·

    het doen van onderzoek;

  • ·

    het opzetten en onderhouden van een website, waarmee een fractie zich aan de inwoners van de gemeente presenteert (geen verkiezingscampagne), haar standpunten verwoordt en burgers laat meepraten over (actuele) onderwerpen;

  • ·

    het organiseren van bijeenkomsten met burgers in het kader van de volksvertegenwoordigende rol van raadsleden (geen verkiezingscampagne); onderdeel in dit verband zijn zaalhuur, advertenties en organisatie;

  • ·

    het houden van een spreekuur voor burgers;

  • ·

    het geven van voorlichting aan burgers over actuele onderwerpen.

Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat, kan deze inhoudelijk niet te zeer gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.

Indien blijkt, dat het geld onrechtmatig is besteed, kan dit aan het eind van het jaar teruggevorderd worden.

Artikel 7

De bijdrage wordt als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot in twee gedeelten gesplitst. Aangezien deze verordening op 1 maart 2003 in werking treedt, zal de bijdrage voor fractieondersteuning voor 2003 worden berekend over een periode van 10 maanden en vóór 31 maart 2003 als voorschot worden verstrekt. Het is logisch, dat het aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad (zie artikel 8).

Artikel 8

Het spreekt vanzelf, dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. De regeling heeft tot gevolg, dat fracties, die kleiner worden (of geheel verdwijnen) nog over de gehele maand waarin de nieuwe raad voor het eerst vergadert de bijdrage ontvangen. Voor fracties, die groter worden (of nieuwe fracties) gaat de bijdrage per diezelfde maand in. Dat betekent, dat de totale bijdrage voor fractieondersteuning in een verkiezingsjaar hoger uitvalt dan in andere jaren. Dit is niet te vermijden.

Voor de gevallen, waarin een fractie wordt gesplitst of waarin fracties worden samengevoegd, is een regeling opgenomen om te voorkomen, dat een gesplitste fractie over te weinig budget voor fractieondersteuning beschikt en samengevoegde fracties over te veel. Het is billijker om binnen een maand na splitsing c.q. samenvoeging de fractieondersteuning opnieuw te berekenen dan pas na afloop van het kalenderjaar.

Artikel 9

De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De reserve is dan ook aan een maximum gebonden.

Ook met betrekking tot de reserve is het van belang, dat goed wordt omgegaan met een mogelijke splitsing of samenvoeging van (een) fractie(s). De regeling in het zesde lid regelt, dat de reserve naar evenredigheid verdeeld wordt over de nieuw ontstane fracties. Indien een splitsing kort na de verkiezingen plaatsvindt zou een conflict kunnen ontstaan over de verdeling van de reserve. De regeling laat er echter geen twijfel over bestaan, dat ook in dat geval de reserve verdeeld moet worden. De regeling in het zevende lid ziet op de samenvoeging van fracties.

Artikel 10

De controle van het verslag kan door de accountant meegenomen worden bij de controle op de jaarrekening. Uit het verslag en de accountantsverklaring kan naar voren komen, dat er een verrekening dient plaats te vinden met het verstrekte voorschot. Indien niet verrekend kan worden, bijvoorbeeld omdat een fractie uit de raad verdwijnt, zal de raad het ten onrechte uitgekeerde voorschot kunnen terugvorderen. Dit is ook het geval, indien een fractie haar bijdrage in strijd met artikel 6 heeft besteed, hetgeen blijkt uit de jaaropgave/jaarlijkse verantwoording.

Artikel 11

Indien fractieondersteuning de vorm heeft van financiële middelen is sprake van een subsidie als bedoeld in titel 4.2 Awb. Bij de invoering van het recht op fractieondersteuning is niet stilgestaan bij de verhouding met de Awb. In veel gemeenten wordt echter inmiddels de fractieondersteuning met toepassing van titel 4.2 Awb aangewend. Dit is de formeel juiste wijze van handelen.

Artikelen 12 en 13

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.