Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels voor parttime ondernemen Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert;overwegende dat,

  • het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent de verlening van bijstand aan personen die een uitkering ontvangen en werkzaamheden hebben anders dan in loondienst of als zelfstandig ondernemer als bedoeld in artikel 78f Bbz 2004

 

gelet op de Participatiewet en de notitie parttime ondernemen 2016

 

besluit vast te stellen de Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016;

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet (PW);

    • b.

      Bbz 2004: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

    • c.

      Ondernemen: alle activiteiten en werkzaamheden die leiden tot een inkomen uit zelfstandige activiteiten als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 of daarmee zijn gelijkgesteld en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • d.

      Loondienst: alle activiteiten en werkzaamheden die leiden tot een inkomen uit loondienst als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting artikel 3.1 onder 2b)

    • e.

      Parttime ondernemen (PTO): alle activiteiten die leiden tot een inkomen, dat niet als inkomen uit loondienst (inclusief uitzendwerk) of als inkomen zelfstandige activiteiten wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en die voor de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.1 onder punt 2c wet op de inkomstenbelasting 2001).

    • f.

      PTO-er: degene die inkomsten uit PTO heeft;

    • g.

      Parttime ondernemen omvat tevens alle andere termen waarmee PTO in regelingen en gebruik verder wordt aangeduid, zoals:

      • -

        - ZZP-er

      • -

        - hybride ondernemer

      • -

        - freelancer

      • -

        - marginale zelfstandigen (de activiteiten van een marginale zelfstandige zijn bescheiden van aard en niet gericht op het (op termijn) zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan)

Artikel 2 - Aanvragen

  • 1. Een aanvraag voor PTO wordt, onverminderd het gestelde in artikel 4:2 Awb, bij voorkeur ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Bij het verstrekken van dit formulier worden de voorwaarden en verplichtingen aan de PTO-er beschikbaar gesteld en toegelicht.

  • 3. Een aanvraag voor PTO wordt geïnitieerd door de klant of door een consulent en afgehandeld door de consulent – PTO.

Artikel 3 - Doelgroep

  • 1. Voor PTO komt in aanmerking de belanghebbende die:

    • -

      zelf of diens partner een uitkering van de gemeente ontvangt dan wel gaat ontvangen of,

    • -

      in een van de regelingen gaat instromen en

    • -

      die zich akkoord verklaard/verklaren met de voorwaarden en verplichtingen waaronder het volgen van de aangewezen workshops.

  • 2. Voorbeelden zijn:

    • a.

      Voorbereidingsfase (artikel 2 lid 3 Bbz 2004)

    • b.

      Parttime ondernemen bij volledige verdiencapaciteit, bijvoorbeeld:

      • -

        klanten PW die een bijverdienste kunnen verwerven

      • -

        nieuwe klanten PW waarbij een van de partners al bijverdienste had, naast een baan inloondienst/uitkering WW

    • c.

      Klanten met een verminderde verdiencapaciteit, waaronder:

      • -

        klanten met een tijdelijk verminderde verdiencapaciteit (denk vooral aan de toename van klanten met psychische gezondheidsproblemen, zoals depressiviteit of burn-out klachten)

      • -

        klanten met permanent mindere verdiencapaciteit (denk aan de voormalig Wajongers)

    • d.

      Klanten Ioaw/Ioaz of een partner die gebruik maakt van deze regeling.

Artikel 4 - Voorwaarden

  • 1. Belanghebbende verklaart zich bij het doen van een aanvraag akkoord te gaan met de volgende voorwaarden:

    • -

      Het verrichten van parttime zelfstandige activiteiten mag de mogelijkheid tot het vinden van een baan in loondienst niet in de weg staan en

    • -

      geen enkele beperking opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.

    • -

      Minder dan 800 uur per jaar in bedrijf werkzaam te zijn,

    • -

      PTO-ers zijn gehouden met betrekking tot de zelfstandige werkzaamheden te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen en eisen

    • -

      En marktconforme prijzen te hanteren ter voorkoming van oneerlijke concurrentie en belemmering van realisatie van eigen inkomen.

    • -

      De activiteiten moeten wel leiden tot duurzame vermindering van de bijstand indien men werkt naar vermogen, dan wel

    • -

      uitstroom op termijn bij volledige arbeidsverplichting en volledige arbeidsfitheid.

    • -

      De termijn waarop uitstroom is gerealiseerd wordt steeds individueel bepaald maar bedraagt ook bij klanten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt maximaal 5 jaar.

    • -

      Tenzij onomstotelijk en verifieerbaar is komen vast te staan dat volledige uitstroom niet mogelijk is door gezondheid, sociale omstandigheden of in de persoon gelegen factoren. In die situatie kan PTO betekenen dat men al naar vermogen werkt.

    • -

      Het volgen van de aangewezen workshops

  • 2. Belanghebbende moet toestemming vragen bij de afdeling Werk Inkomen en Zorg om met behoud van uitkering de zelfstandige activiteiten uit te voeren. Belanghebbende dient hiervoor een aanvraag in.

Artikel 5 - Verplichtingen

  • 1. PTO-ers moeten een deugdelijke boekhouding voeren (inclusief eenvoudige jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting);

  • 2. Jaarlijks verstrekt de PTO-er voor 1 april de jaarrekening en belastingaangifte inkomstenbelasting van het voorgaande jaar. Het College kan de inleverdatum desgevraagd op een ander tijdstip stellen.

  • 3. De aanslag inkomstenbelasting verstrekt hij zo snel mogelijk nadat hij deze van de belastingdienst heeft ontvangen, in elk geval voor het einde van het volgende boekjaar

  • 4. Het volgen van de aangewezen workshops, cursussen, trainingen, e.d.

  • 5. De PTO-er dient te beschikken over:

    • a.

      een geldige inschrijving van de kamer van koophandel,

    • b.

      een BTW nummer

    • c.

      Alle benodigde vergunningen t.b.v. rechtmatige vestiging

Artikel 6 - Inkomensbepaling

  • 1. De inkomsten worden definitief afgerekend op jaarbasis, gelijklopend aan een boekjaar, conform de werkwijze in het kader van het Bbz 2004

  • 2. Voor de bepaling van het inkomen van de PTO gelden in beginsel de bepalingen van de Wet op de Inkomstenbelasting voor inkomsten uit overige werkzaamheden.

  • 3. Van de hoogte van de kosten stelt de gemeente vast of deze in verhouding tot de inkomsten staan. De kosten worden zo nodig bijgesteld.

  • 4. De inkomsten worden per maand volledig gekort, waarbij al rekening wordt gehouden met fiscale consequenties.

  • 5. Dit betekent dat op alle inkomsten uit PTO het percentage bruto-netto op de inkomsten in mindering wordt gebracht, zoals dat is vermeld in artikel 6 Bbz 2004.

  • 6. De zelfstandige reserveert dit bedrag, het verschil tussen de inkomsten uit zelfstandige activiteiten en de vermindering als bedoeld in artikel 6 Bbz 2004, zelf voor de betaling van inkomstenbelasting.

  • 7. Van de hoogte van de kosten stelt de gemeente vast of deze in verhouding tot de inkomsten staan. De kosten worden zo nodig bijgesteld.

  • 8. Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de omzet wanneer het college deze heeft goedgekeurd. De PTO-er dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

  • 9. Kosten die in het kader van PTO niet toegestaan zijn, betreffen: investeringen, rentelasten, personeelskosten en huur bedrijfspand. Kosten die worden opgevoerd, in strijd met de belastingwetgeving, zijn evenmin aftrekbaar. Vervoerskosten, huisvestingskosten, verkoopkosten, afschrijving en opleiding zijn beperkt aftrekbaar.

  • 10. Gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit parttime zelfstandigheid is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst.

Artikel 7 - Overige bepalingen

  • 1. Toestemming tot PTO wordt ten hoogste voor een jaar verstrekt met de mogelijkheid tot velenging.

  • 2. Het college trekt de toekenning PTO in, respectievelijk verlengt PTO niet, als op enig moment blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 8 - Bevoegdheid

De bevoegdheid tot aanpassing van de in deze beleidsregels opgenomen bepalingen

berust bij het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening.

Artikel 9 - Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet

overeenkomt met de bedoeling van deze regels, is het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening bevoegd nadere regels, richtlijnen en richtprijzen vast te stellen. Indien het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening gebruik maakt van deze bevoegdheid stelt hij de verantwoordelijke wethouder hiervan in kennis.

Artikel 10 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 11 – Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2017 en wordenaangehaald als “Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Weert, 1 november 2016
De secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1: Voorgestelde beleid

Bijlage 1 Voorgestelde beleid

Bijlage 2: Aanvraagformulier

Bijlage 2 Aanvraagformulier

Bijlage 3: Exploitatiebegroting

Bijlage 3 Exploitatiebegroting

Bijlage 4: beschikking aan de klant

Bijlage 4 beschikking aan de klant

Bijlage 5: Formulier inkomen parttime ondernemen

Bijlage 5 Formulier inkomen parttime ondernemen

TOELICHTING BELEID PARTTIME ONDERNEMEN WEERT 2016

Ontwikkelingen PW, Bbz 2004 en daartussen

De arbeidsmarkt ziet er inmiddels anders uit dan enkele jaren geleden. De flexibele schil van de arbeidsmarkt groeit alleen maar. Er zijn veel kleine banen waarmee mensen geen minimuminkomen kunnen verdienen. Sociale diensten schikken zich daarom naar wat er kan. Parttime werk is beter dan geen werk. Dit stukje tekst komt uit de inleiding van de Divosa-monitor factsheet 2015 'Parttime werken in de bijstand' van juli 2015. Daarin zet Divosa de feiten over het onderwerp op een rij. Uit het onderzoek (Benchmarktgegevens 186 gemeenten) blijkt dat 9% van de bijstandsgerechtigden parttime werkt naast de uitkering. Naast de conclusie dat parttime werken steeds belangrijker wordt, blijkt uit de studie dat parttime werkenden rond de € 500,00 per maand verdienen. Bovendien stromen personen met parttime werk ruim twee keer zo vaak uit naar werk dan personen zonder parttime werk. Het onderzoek geeft geen informatie over parttime ondernemen.

Een (startende) zelfstandige kan alleen een beroep op bijstand (Bbz) doen wanneer er sprake is van een levensvatbaar bedrijf of beroep. Dit principe wordt gehanteerd om geen oneerlijke concurrentie te creëren. Een PW-er kan, gelet op dit uitgangspunt, in beginsel geen zelfstandige activiteiten met behoud van uitkering verrichten.

Tussen PW en Bbz bevindt zich een grijze zone die aanleiding kan geven tot onduidelijkheden en waarvoor (invulling van) beleidsregel en afspraken nodig zijn.

In verband daarmee heeft Divosa in oktober 2014 een werkwijzer uitgegeven met als titel “Werkwijzer Parttime ondernemers”.

De mogelijkheden van parttime werken beperkt zich dus niet tot werken in loondienst.

Binnen de PW i.c.m. Bbz bestaat de mogelijkheid voor klanten om zich tijdens een voorbereidingsperiode (van maximaal 12 maanden) te oriënteren op zelfstandig ondernemerschap. Dit staat in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Tijdens deze voorbereidingsperiode (ook wel pre-fase genoemd) worden vaker al op bescheiden schaal zelfstandige activiteiten verricht.

Er zijn al 2 groepen, waarvoor binnen de gemeente Weert nadere regels waren gesteld in het tussenliggende gebied:

  • 1.

    Voor de groep bijstandsgerechtigden die activiteiten verrichten die qua aard te beschouwen zijn als zelfstandige activiteiten, maar die niet vallen aan te merken als zelfstandige in de zin van het Bbz, omdat zij of niet kunnen voldoen aan het urencriterium of niet kunnen voldoen aan de levensvatbaarheidstoets. Deze richtlijn wordt aangehaald als de Herijking beleid “bescheiden schalers” en is in 2007 voor het laatst aangepast.

  • 2.

    Daarnaast bestaat de richtlijn “afwijking op regel(beleid bescheiden schalers): inzamelaars oude metalen eveneens van 2007.

Deze beide regelingen komen te vervallen als deze beleidsregel in werking treedt.

 

Om te voorkomen dat deze groepen bijstandsgerechtigden de echte zelfstandigen oneerlijk beconcurreren zijn in het verleden (beleids)regels gesteld omtrent ‘bescheiden schalers’.Tenslotte was er, binnen de tweede groep, een kleine subgroep met een aparte status (metaalverzamelaars).

Ook Ioaw-ers, Ioaz-ers, of wel ouderen met een aanvullende uitkering bevinden zich in het gebied tussen PW en Bbz.

 

Achtergrond maatschappelijke ontwikkelingen

In het sociale domein is het zwaartepunt en bijbehorende wetgeving verschoven van “verzorgen” naar “eigen verantwoordelijkheid” en “participeren”. De huidige bijstandswetgeving gaat uit van “werken naar vermogen”. Gemeenten zijn ten eerste gehouden een zo groot mogelijke uitstroom uit de bijstand te realiseren, zowel voor bestaande als nieuwe doelgroepen en om de instroom van nieuwe bijstandsgerechtigden te voorkomen. Kortom de zelfredzaamheid van de burger te bevorderen.

 

De burger is zich bewust van de steeds groter wordende eigen verantwoordelijkheid en de terugtrekkende overheid. In de praktijk betekent dit dat zowel vanuit financiële risicospreiding als uit oogpunt van “droombeleving” steeds meer mensen werken in loondienst met een vorm van ondernemen combineren. Ter illustratie: het op internet googelen van “parttime ondernemen” levert 119.000 hits op. In België, waar parttime ondernemen (werken in bijberoep) ook een fiscale status heeft, zou 7% van de beroepsbevolking naast een baan in loondienst ook een officiële nevenactiviteit bedrijven. Bij ons doet men voor de aangifte inkomstenbelasting aangifte van “inkomen uit overige werkzaamheden”, zonder dat dit fiscale faciliteiten met zich meebrengt.

Kortom: de grens tussen loondienst en ondernemen vervaagt.

 

Het bedrijfsleven reageert op lastenverzwaringen (zowel financiële verzwaring als privatisering en aanbestedingen, als regeldruk) van de overheid door flexibilisering van de arbeidsinzet. Dat uit zich door de toenemende mate van gebruik van uitzendkrachten, korte arbeidscontracten en de inzet van “ZZP-ers” en “freelancers”. Ook dit leidt tot een stijgende combinatie van werken in loondienst en enige vorm van ondernemen of omgekeerd.

 

Als gevolg van deregulering bij de overheid en herverdeling van werkzaamheden tussen instanties en economische en maatschappelijke ontwikkelingen breidt het werkveld van de bijstand en het “schemergebied” tussen loondienst en ondernemen zich uit.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen vragen ons om opnieuw na te denken over opstellen van beleid. In het “schemergebied” tussen zelfstandigheid en loondienst bestaat behoefte aan en de plicht tot het geven van een nadere invulling.

Het stellen van een nieuwe beleidsregel en het maken van werkafspraken is nodig om te zorgen voor een volledige dekking voor het werkveld tussen PW en Bbz 2004. Het moet gezien worden als nieuwe mogelijkheden om (gedeeltelijke) uitstroom richting zelfstandigheid te bevorderen. Alle activiteiten in het schemergebied worden in deze notitie samengevat met de term parttime ondernemen.

 

Beoogde doelgroepen parttime ondernemen binnen WIZ

Hierbij kan worden gedacht aan:

  • 1)

    Voorbereidingsperiode (gebaseerd op: artikel 2 lid 3 Bbz 2004)

  • 2)

    Parttime ondernemen bij volledige verdiencapaciteit, bijvoorbeeld:

    • -

      bestaande klanten PW die een bijverdienste kunnen verwerven

    • -

      nieuwe klanten PW waarbij een van de partners al bijverdienste had, naast een baan in loondienst/uitkering WW  

  • 3)

    Klanten met een verminderde verdiencapaciteit, waaronder:

    • -

      klanten met een tijdelijk verminderde verdiencapaciteit (denk vooral aan de toename van klanten met psychische gezondheidsproblemen, zoals depressiviteit of burn-out klachten)

    • -

      klanten met permanent mindere verdiencapaciteit (denk aan de voormalig Wajongers)

    • -

      klanten Ioaw/Ioaz of een partner die gebruik maakt van deze regeling. Ook binnen Ioaw en Ioaz bestaat immers de arbeidsverplichting.

      Bij de Ioaz is vanuit de historie opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten of zelfstandige activiteiten mag opstarten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 1.225 uur per jaar werkt, voldoet men niet  aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaz geen belemmering.

  • 4)

    Hardheidsclausule voor die personen die door een gevarieerd arbeidsverleden (bijvoorbeeld combinatie van loondienst/zelfstandig bedrijf) of in de persoon gelegen omstandigheden een beroep op parttime ondernemen doen. Deze hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk (bijvoorbeeld een ondernemer, ouder dan 55 jaar die niet in aanmerking komt voor Bbz oudere zelfstandige i.v.m. de 10 jaren eis)

 

Hieronder volgt een nadere toelichting van deze doelgroepen.

  

1. Voorbereidingsperiode ook wel pre-fase genoemd

Voor de voorbereidingsfase als genoemd onder 1 is een wettelijke basis aanwezig in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Ze maakt mogelijk dat mensen die een uitkering PW ontvangen gedeeltelijk worden vrijgesteld van de arbeidsverplichting en begeleiding krijgen bij de start. Benodigd beleid met betrekking tot deze groep heeft vooral betrekking op de wijze waarop de gemeente faciliteert. Nu is regel dat men zich eerst theoretisch voorbereid. De beleidsregel maakt het voor deze groep mogelijk om onder voorwaarden aan de slag te gaan en zichzelf te bewijzen in de praktijk. Daarnaast kunnen individueel workshops aangeboden worden zoals basis administratie, basis belastingen, ondernemersvaardigheden, I’m OK en dergelijke.

 

Kenmerken:

  • -

    maximaal 12 maanden voorbereiden (tot start bedrijf) op een volledige uitstroom naar zelfstandig ondernemerschap (voorportaal Bbz 2004)

  • -

    inkomensvrijlating en faciliteiten (inkomensvrijlating conform PW)

  • -

    begeleiding accepteren, workshop basis administratie/belastingen/ondernemersvaardigheden I’m OK

 

2. PTO bij volledige verdiencapaciteit

Bij deze doelgroep staat het vereiste tot progressie centraal. Steeds is het doel dat op termijn uitstroom wordt gerealiseerd. Hier kan het beoogde uitstroomtempo worden afgestemd op de inschatting van de individuele mogelijkheden. Met andere woorden hoe snel is uitstroom mogelijk?

 

De activiteiten kennen geen vrijblijvendheid. De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt blijft. Belangstellende maken een bewuste keuze voor beide trajecten. Wel moet natuurlijk e.e.a. op elkaar worden afgestemd. Men mag niet bijvoorbeeld zonder meer stoppen met activiteiten als parttime ondernemer. Ook kan de voorwaarde worden opgelegd dat men pas mag starten als parttime ondernemer als men een parttime baan heeft.

 

Dit vereist een nauwkeurige beoordeling van de individuele situatie en mogelijkheden, waarbij consulenten Bbz en consulenten werk en inkomen nauw moeten samenwerken om de (financiële) belangen van klant en gemeente zo goed mogelijk te waarborgen.

 

3. PTO bij permanent verminderde verdiencapaciteit

De verminderde verdiencapaciteit kan van medische, psychische of sociale aard zijn. Het moet gaan om  een objectiveerbaar gemaakte beperking waarbij wordt aangesloten bij de daarvoor geldende procedure die de PW kent.

De verdiencapaciteit wordt dan naar rato vastgesteld, waarbij in elk geval het minimumloon per uur moet worden verdiend.

 

Bij deze doelgroep moet steeds worden bezien in hoeverre een status quo op een bepaald niveau aanvaardbaar is. Met andere woorden of het plafond is bereikt en dat men “werkt naar vermogen”. Het is duidelijk dat ook deze status quo een regelmatige evaluatie behoeft.

Het mag overigens duidelijk zijn dat toestemming voor parttime zelfstandige activiteiten niet gegeven kan worden wanneer bij de klant in verband met zijn gezondheid, de verdiencapaciteit ontbreekt.

 

Zoals hiervoor vermeld, is in de Ioaz opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 800 uur per jaar werkt, voldoet men niet aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaw en de Ioaz geen belemmering om een bedrijf te starten. Ook binnen die regelingen bestaat immers de arbeidsverplichting. Indien duidelijk wordt dat de gekozen en uitgevoerde werkzaamheden alsnog kunnen uitgroeien tot een volledig bedrijf, kan worden bezien of men kan doorstromen (eventueel via Bbz) naar volledige zelfstandigheid.

   

4. Hardheidsclausule

Daarnaast is gedefinieerd welke overwegingen van belang zijn bij individualisering en toepassing van de hardheidsclausule. Zo blijkt in de praktijk, dat een deel van de klanten met een grote afstand door parttime ondernemen worden geactiveerd en vervolgens een baan vinden al dan niet in combinatie met zelfstandige activiteiten. Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een alleenstaande moeder met een fysieke beperking en met zorgplicht voor haar moeder.

Ook blijkt dat PW klanten, die alleen geloven in een bestaan als ondernemer, weer open te staan voor werk in loondienst na korte tijd zonder succes parttime ondernemen. Binnen deze groep is parttime ondernemen een prima mogelijkheid om zichzelf te bewijzen.

 

Het is echter ook bij deze groep nu aan de orde, dat uitstroom op termijn doel blijft en dat het traject wordt beëindigd als er geen progressie is. Het is niet de bedoeling dat PTO een vergaarbak/afvalputje wordt.

De hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk.

 

Bereik van het beleid PTO

Zoals hiervoor is vermeld, geldt de beleidsregel niet voor klanten uit de bijstand (PW), Ioaw en Ioaz die zich uitsluitend richten op het vinden van een baan in loondienst.

De beleidsregel is evenmin van toepassing op de gevestigde of startende zelfstandige; voor hen gelden de regels van het Bbz 2004.

 

De beleidsregel geldt wel voor de PW-ers, Ioaw-ers en Ioaz-ers, die:

  • -

    al dan niet met een (tijdelijk) beperkt arbeidsvermogen

  • -

    parttime, zelfstandige activiteiten verrichten

 

Doel van de regel voor PTO is om een soepele doorstroming te organiseren tussen de verschillende regelingen, zonder nieuwe barrières te bouwen. Dat betekent niet dat alles moet kunnen. De beleidsregel voorkomt misbruik en andere risico’s (in de vorm van: oneerlijke concurrentie met gevestigde of startende zelfstandigen, de zorgplicht van de gemeente en dat een aanzuigende werking ontstaat door ruimhartige toepassing van ondernemen in de PW).

 

De eerdere notities voor werken op bescheiden schaal worden hiermee ingetrokken.

 

Kenmerken en voorwaarden PTO

Bij alle groepen geldt, dat een aantal uniforme voorwaarden en verplichtingen in acht moeten worden genomen:

  • -

    Het verrichten van parttime zelfstandige activiteiten mag de mogelijkheid tot het vinden van een baan in loondienst niet in de weg staan

  • -

    geen enkele beperking opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.

  • -

    Minder dan 1225 uur per jaar in bedrijf werkzaam te zijn,

  • -

    Parttime ondernemers zijn gehouden met betrekking tot de zelfstandige werkzaamheden te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen

  • -

    En marktconforme prijzen te hanteren ter voorkoming van oneerlijke concurrentie en belemmering van realisatie van eigen inkomen.

  • -

    De PTO-er moet zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel

  • -

    De PTO-er moet voldoen aan alle wettelijke eisen

  • -

    De PTO-er moet een BTW-nummer aanvragen

  • -

    De activiteiten moeten wel leiden tot duurzame vermindering van de bijstand (bij verminderde verdiencapaciteit) dan wel uitstroom op termijn

  • -

    Zij moeten een deugdelijke boekhouding voeren (inclusief eenvoudige jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting) en tijdig overleggen

  • -

    De inkomsten worden per maand volledig gekort, waarbij rekening wordt gehouden met de toegestane kosten en een eenvoudige voorlopige inkomstenkorting. Ook wordt rekening gehouden met een bedrag voor belasting overeenkomstig het Bbz 2004 (artikel 6 Bbz) .

  • -

    Gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit parttime zelfstandigheid is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst

  • -

    Verplichte workshop Basis administratie en Basis belastingen volgen.

 

Aanvraagprocedure PTO

Wanneer de gemeente een klant toestaat om als parttime ondernemer zelfstandige activiteiten te verrichten zal, dit door middel van een getekende aanvraag van de klant en daaropvolgend een beschikking van de gemeente meegedeeld moeten worden.

Voorgesteld wordt om de parttime ondernemer toestemming te laten vragen voor het doen van de zelfstandige parttime activiteiten. Daarmee geeft de klant zelf de intentie tot het doen van een extra inspanning aan. De doelgroep komt/blijft dan ook als klantengroep met een speciaal kenmerk in beeld. Met de officiële aanvraag neemt de klant direct ook kennis van de voorwaarden die daaraan gesteld worden (zie bijlage 2). Bedoeling is de werkwijze eenvoudig te houden, zodat er geen onnodige drempels worden opgeworpen en minimale werkbelasting voor de dienst oplevert.

 

Ook wordt voorgesteld om, afhankelijk van het klantprofiel, de parttime ondernemer periodiek te prikkelen om na te denken over de mogelijkheid om door te groeien naar echte zelfstandige (eventueel met behulp van de oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap).

 

Evaluatie individuele voortgang

De toestemming tot parttime ondernemen zal verleend worden onder voorwaarden. Wanneer niet (langer) voldaan wordt aan de voorwaarden zal de toestemming moeten worden ingetrokken. Ook dit zal door middel van een besluit/beschikking moeten gebeuren.

Wanneer de klant door wil gaan met de zelfstandige activiteiten kan dit niet meer (hij voldoet immers niet meer aan de voorwaarden) met PW-uitkering of andere uitkering die hij heeft. Als het erom gaat dat de grens van 800 uur (of een combinatie van uren met de partner) wordt overschreden kan de klant eventueel een beroep op het Bbz 2004.

Wanneer de klant stopt met de zelfstandige activiteiten (als parttime ondernemer) moet daarvoor toestemming worden verleend.

 

Naast de voorwaarden zullen ook de algemene- en arbeidsverplichtingen, ook specifieke verplichtingen aan de uitkering worden verbonden. Bij het niet of niet volledig naleven van deze verplichtingen zal een maatregel bezien moeten worden.

 

Bijlagen

In de bijlagen zijn alle uitvoeringsdocumenten opgenomen.

Allereerst wordt het voorgestelde beleid samengevat (samenvatting en toelichting bijlage 1). Daarin wordt het Bbz nader toegelicht m.b.t. starters en voorbereidingsfase Bbz. Ook zijn daarin de criteria voor parttime ondernemen nader uitgewerkt.

 

Specifieke aandacht wordt gevraagd voor het onderdeel ‘inkomsten’ en ‘beschikking aan de klant’ in het voorgestelde beleid (bijlage 1).

In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn de documenten toegevoegd, behorend bij het voorgestelde beleid (bijlage 2 aanvraagformulier, bijlage 3 begroting, bijlage 4 beschikking + toelichting en bijlage 5 inkomstenformulier parttime ondernemen).

   

Marjon Hoogendam,

25 oktober 2016