Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2018

De Raad van de gemeente Weert,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2017;

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;

Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door de college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2018

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • -

    cliëntondersteuning: een onafhankelijke (kosteloze) cliëntondersteuner die de jeugdige of zijn ouders helpt om de hulpvraag duidelijker te krijgen, keuzes te maken, de juiste hulp te organiseren en verschillende hulpsoorten op elkaar af te stemmen;

  • -

    eigen kracht: het vermogen van mensen om zelf, dan wel met het sociale netwerk, oplossingen aan te dragen voor de hulpvraag en deze (deels) zelf uit te voeren;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • -

    naaste familie: een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de pgb-houder en waarmee de pgb-houder geen arbeidsovereenkomst aangaat;

  • -

    niet-professional in loondienst: een persoon in loondienst, niet zijnde een zorgprofessional, waarmee de pgb-houder een arbeidsovereenkomst aangaat;

  • -

    ondersteuningsplan: een door het college vastgesteld plan over de te behalen resultaten en de inzet van activiteiten;

  • -

    overige voorziening: jeugdhulp als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    professionele organisatie: een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van jeugdhulp;

  • -

    wet: Jeugdwet;

  • -

    zorgprofessional in loondienst: een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg;

  • -

    zzp’r of freelancer: een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van jeugdhulp.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van (algemene, collectieve) overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Basisvoorzieningen;

    • b.

      Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG):

      • 1)

        Informatie en advies;

      • 2)

        Lichte opvoed-ondersteuning;

      • 3)

        Ambulante hulp;

    • c.

      Veilig Thuis;

    • d.

      Kindertelefoon;

    • e.

      Vertrouwenspersoon;

    • f.

      Onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Persoonlijke verzorging;

    • b.

      Begeleiding individueel en groep, welke niet verleend wordt door de basisvoorzieningen;

    • c.

      Behandeling individueel en groep;

    • d.

      Behandeling dyslexie

    • e.

      Logeren;

    • f.

      Verblijf met begeleiding dan wel behandeling;

    • g.

      Forensische zorg;

    • h.

      Spoedeisende zorg (crisis);

    • i.

      Gesloten jeugdzorg;

    • j.

      Vervoer;

    • k.

      Jeugdbescherming;

    • l.

      Jeugdreclassering.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5.

  • 3. Als de te verlenen individuele voorziening behandeling individueel zwaar en/of verblijf met begeleiding dan wel behandeling betreft, neemt het college hierover een toekenningsbesluit en legt dit vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikel 5. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de beoogde duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen mogelijk relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      voor welk beoogd resultaat het pgb dient te worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de beoogde duur van het pgb is;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      de rechten en plichten die aan het ontvangen van een pgb zijn verbonden.

Artikel 6. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

  • 2. Een pgb wordt geweigerd indien:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders geen volledig ondersteuningsplan hebben overlegd volgens het door het college vastgestelde model;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders weigeren het ondersteuningsplan desgevraagd met het college te bespreken of, na voor bespreking van het ondersteuningsplan te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnen.

  • 3. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een ondersteuningsplan;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • d.

      is afgeleid van het voor 2014 geldende tarief (prijsniveau december 2013) voor pgb’s op grond van de toenmalige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

    • e.

      wordt vastgesteld op basis van de volgende categorieën:

      • ·

        Categorie A: ondersteuning door een professionele organisatie: 100% van het tarief;

      • ·

        Categorie B: ondersteuning door een ZZP’r of freelancer: 80% van het tarief;

      • ·

        Categorie C: ondersteuning door een zorgprofessional in loondienst: 80% van het tarief;

      • ·

        Categorie D: ondersteuning door een niet professional in loondienst: het wettelijk minimumloon, waarbij dit tarief vermeerderd wordt met 20% voor de werkgeverslasten indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst;

      • ·

        Categorie E: ondersteuning door naaste familie: wettelijk minimumloon, waarbij dit tarief vermeerderd wordt met 20% voor de werkgeverslasten indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding en de kwaliteit van de uitvoering bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

Artikel 9. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 10. Klachtenregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 11. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en onderstening.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 12. Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het beleidsplan geëvalueerd, waarna verslag over doeltreffendheid en doelmatigheid aan de raad wordt voorgelegd.

Artikel 13. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2015 wordt ingetrokken per 1 januari 2018.

  • 2. De jeugdige en zijn ouders houden recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen dan wel de periode waarvoor deze voorziening is verstrekt is geëindigd.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2018.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2015, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Weert 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Weert, 14 november 2017.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE WEERT
De griffier,
De voorzitter,
         
drs. Griffier
Burgemeester MPM

Toelichting

Toelichting