Besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2016.

Geldend van 30-03-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2016.

het dagelijks bestuur van Werkzaak;

gelet op de artikelen 108 lid 2 en 147 lid 3 van de gemeentewet en de artikelen 7 en 10 van de Participatiewet;

gelet op artikel 2 lid 4 en 5, artikel 3 lid 1 en 3, artikel 4 lid 2, artikel 6 lid 4, artikel 8 lid 2 en artikel 9 van de Re-integratieverordeningen Participatiewet 2016 en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015, zoals vastgesteld door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten in Werkzaak resp. het Algemeen Bestuur Sociale Dienst Bommelerwaard in december 2015 resp. 2014;

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het aanbieden van re-integratievoorzieningen en loonkostensubsidie;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsomschrijvingen zoals opgenomen in de Re-integratieverordening Participatiewet 2016 zijn in deze regels van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2. Beleid en Financiën

Artikel 2. Prioritering in beleid

  • 1. Voor niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 7 lid 1a onder 7 van de Participatiewet geldt, dat ondersteuning en inzet van een noodzakelijk geachte voorziening alleen wordt geboden, indien het partnerinkomen niet meer bedraagt dan 130% van het netto Wettelijk Minimumloon als bedoeld in artikel 37 van de Participatiewet en het vermogen de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet niet overschrijdt.

  • 2. Verder geldt voor deze doelgroep dat:

    • a.

      er een passief beleid wordt gevoerd;

    • b.

      er een aanbod kan worden gedaan ingeval er sprake is van een gezin met een groot risico op bijstandsafhankelijkheid;

    • c.

      er een aanbod kan worden gedaan ingeval er sprake is van kwetsbare schoolverlaters en jongeren als bedoeld in artikel 10f onder a van de Participatiewet;

    • d.

      er een aanbod wordt gedaan indien er sprake is van een concrete arbeidsvraag;

    • e.

      hen in beginsel algemeen toegankelijke en incidentele voorzieningen worden geboden.

Hoofdstuk 3. Vormen van ondersteuning

Artikel 3. Algemene bepalingen ondersteuning

  • 1. Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een re-integratie- traject, waarbij zo nodig voorzieningen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, begeleiding en advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3. De werkzaamheden kunnen in eigen beheer worden uitgevoerd en/of door aan de gemeente gelieerde bedrijven en/of elders worden ingekocht.

  • 4. De ondersteuning op het gebied van re-integratie vindt plaats op basis van een overeengekomen plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de participatiewet. Dit plan van aanpak wordt opgesteld voor zowel belanghebbenden jonger dan 27 jaar als belanghebbenden ouder dan 27 jaar.

Artikel 4. Scholing

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt op basis van een individuele beoordeling en in het plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet jo. artikel 3 lid 4 van deze regels vast of aan belanghebbende een scholingstraject, als bedoeld in artikel 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2016, wordt aangeboden.

  • 2. Scholing wordt ingezet om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen en/of de maximale loonwaarde van de belanghebbende te bevorderen.

  • 3. Scholing wordt niet ingezet als naar het oordeel van het dagelijks bestuur dit de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat. Om dezelfde reden kan scholing ook beëindigd worden.

  • 4. Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing houdt het dagelijks bestuur rekening met de voor belanghebbende kortste weg naar duurzame arbeid en zijn arbeids- en opleidingsverleden.

  • 5. Bij de keuze van de scholing en de vergoeding van de kosten wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate scholingsmogelijkheid.

  • 6. Een scholingstraject dient binnen een jaar te worden afgerond, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om de termijn te verlengen.

  • 7. De maximaal te vergoeden kosten van een scholingstraject bedragen € 2.000, =.

  • 8. Geen scholing wordt aangeboden indien een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 5. Werkervaringsplaats

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan een belanghebbende een werkervaringsplaats aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het aanbod heeft als doel het activeren, stimuleren en motiveren van belanghebbende en het aanleren en ontwikkelen van elementaire werknemersvaardigheden, het opdoen van werkervaring en/of het opdoen en behouden van werkritme, waardoor de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot.

  • 3. Een werkervaringsplaats wordt voor een periode van maximaal 3 maanden aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan de in het vorige lid genoemde periode verlengen met maximaal 3 maanden, indien is vastgesteld dat belanghebbende een langere periode nodig heeft om de gestelde (leer)doelen te bereiken.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden in elk geval vastgelegd:

    • -

      het (leer) doel van de werkervaringsplaats;

    • -

      de activiteiten die belanghebbende gaat verrichten;

    • -

      duur en omvang van de werkervaringsplaats;

    • -

      indien aan de orde: afspraken over onkostenvergoedingen, verzekeringen en dergelijke;

    • -

      de wijze waarop en door wie de begeleiding, terugkoppeling en rapportage zal plaatsvinden.

  • 6. De activiteiten vinden plaats met behoud van uitkering.

Artikel 6. Proefplaatsing

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een proefplaatsing bij een werkgever aanbieden indien dit noodzakelijk wordt geacht voor inschakeling in arbeid.

  • 2. De proefplaatsing is gericht op het verkrijgen van een detacherings- of arbeidsovereenkomst bij een werkgever. De werkgever spreekt bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uit om bij gebleken geschiktheid belanghebbende een detacherings- of arbeidsovereenkomst aan te bieden.

  • 3. De proefplaatsing wordt aangeboden voor maximaal 40 uur per week voor een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden.

  • 4. Tijdens de proefplaatsing kan een loonwaardemeting worden uitgevoerd.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden in elk geval vastgelegd:

    • -

      het doel van de proefplaatsing;

    • -

      de werkzaamheden die belanghebbende gaat verrichten;

    • -

      duur en omvang van de proefplaatsing;

    • -

      de taken en verplichtingen;

    • -

      indien aan de orde afspraken over onkostenvergoedingen, verzekeringen en dergelijke.

  • 6. De werkzaamheden vinden plaats met behoud van uitkering.

Artikel 7. Loonkostensubsidie

  • 1. De doelgroep medisch uren beperkten als bedoeld in artikel 6b van de Participatiewet, komt niet in aanmerking voor loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, tenzij zij daarnaast ook per uur verminderd productief zijn en op grond daarvan wordt vastgesteld dat zij behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet.

  • 2. Voor de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 7 lid 1a onder 7 van de Participatiewet wordt ingevolge artikel 10c van de Participatiewet niet onderzocht en vastgesteld of deze persoon behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet.

  • 3. De additionele kosten die de werkgever eenmalig en structureel maakt worden in de rapportage van de Dariuz Works loonwaardemeting in beeld gebracht. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 4. Groepsplaatsing: ingeval een werkgever voornemens is opdrachten te verstrekken aan een groep personen uit de doelgroep loonkostensubsidie, kan het Dagelijks Bestuur de loonwaarde als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder g van de Participatiewet voor die groep personen vaststellen op basis van de feitelijke taken en werkzaamheden op de werkplek van één persoon van die groep personen, onder voorwaarde dat die taken en werkzaamheden voor alle personen van die groep representatief zijn.

Artikel 8. Beschut werk

  • 1. Het aantal plaatsen voor een beschutte werkomgeving als bedoeld in artikel 10b lid 4 sub c van de Participatiewet en artikel 6 lid 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2016 wordt per jaar vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorselectie van belanghebbenden als bedoeld in artikel 10b lid 2 van de Participatiewet en artikel 6 lid 2 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2016, voor een advies en vaststelling dat een belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden arbeidsmogelijkheden heeft, kan pas gebeuren indien aannemelijk is dat belanghebbende een loonwaarde heeft tussen de 20% en 40% van het wettelijk minimumloon.

  • 3. Beschut werk wordt aan belanghebbende gedurende de eerste 2 jaar aangeboden in de vorm van (een) tijdelijk(e) dienstverband(en).

  • 4. Binnen de in het vorige lid genoemde periode zal er elk jaar een assessment worden uitgevoerd om de arbeidsontwikkeling van belanghebbende te monitoren.

  • 5. Aan het eind van de periode van 2 jaar zal op grond van de in het vorige lid genoemde assessments een besluit worden genomen of tot een vast dienstverband zal worden overgegaan.

Artikel 9. Gesubsidieerd werk

  • 1. Gesubsidieerde dienstverbanden, waaronder begrepen de voormalige In- en Doorstroom banen en banen in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden, welke al bestonden bij de inwerkingtreding van de Participatiewet, blijven van kracht. Voor deze dienstverbanden worden voorzieningen ingezet om de subsidie af te bouwen dan wel doorstroom te bevorderen naar een dienstverband zonder subsidie of indien van toepassing, om te zetten in loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 7 van deze nadere regels.

  • 2. Een tijdelijke loonkostensubsidie ten behoeve van arbeidsplaatsing voor de duur van maximaal 6 maanden kan aan een werkgever worden geboden ten behoeve van personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen en die niet behoren tot de doelgroepen zoals bedoeld in artikel 7 en 8 van deze nadere regels.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde subsidie kan alleen worden verstrekt indien is vastgesteld dat:

  • a.

    de uitkeringsgerechtigde een afstand heeft tot de arbeidsmarkt en de plaatsing op regulier werk alleen met toepassing van een tijdelijke loonkostensubsidie tot stand kan komen;

  • b.

    indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 9 maanden;

  • c.

    er sprake is van uitstroom uit de uitkering.

Artikel 10. Detachering en work first-opties

Het dagelijks bestuur kan arbeid in een dienstverband met detachering aanbieden via een uitvoerende werkgever welke daartoe door het dagelijks bestuur wordt aangewezen met het doel afhankelijkheid van een uitkering op basis van de Participatiewet, IOAW of IOAZ te voor-komen, te verminderen of te beëindigen.

Artikel 11. Persoonlijke ondersteuning / Jobcoaching

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2016 in de vorm van een jobcoach aanbieden aan personen met een (arbeids)beperking, die in aanmerking komen voor loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2016.

  • 2. Bij jobcoaching gaat het om begeleiding op de werkplek op vaste tijden en gedurende een langere periode, waardoor de werknemer in staat is de taken die hem zijn opgedragen uit te voeren. Het doel is om een werknemer zelfstandig optimaal te laten functioneren.

  • 3. Voor inzet van een jobcoach zal worden aangesloten bij het kwalitatieve aspect van het protocol Jobcoach UWV.

Artikel 13. Zelfstandig ondernemerschap

In geval naar het oordeel van het dagelijks bestuur voor een persoon, die een uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt of gaat ontvangen, arbeidsinschakeling in loondienst minder haalbaar is dan het starten als zelfstandig ondernemer, biedt het dagelijks bestuur voor¬zieningen aan welke zijn gericht op de oriëntatie op en voorbereiding van een start als zelfstandig ondernemer.

Artikel 14. Vergoedingen en premies

  • 1. Een premie als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de Participatiewet wordt uitsluitend aangeboden aan personen die werkzaamheden uitvoeren op een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de Participatiewet. In artikel 5 lid 2 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2016 is de hoogte van de premie opgenomen.

  • 2. Naar het oordeel van het dagelijks bestuur draagt binnen het re-integratiebeleid een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel n en r van de Participatiewet en artikel 8 lid 2 IOAW en IOAZ niet bij aan de arbeidsinschakeling van personen die een uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen of gaan ontvangen. De hier bedoelde inkomensvrijlatingen worden daarom niet toegepast.

  • 3. Een vergoeding kan worden verstrekt voor aantoonbare noodzakelijk geachte verwervingskosten welke een persoon behorend tot de doelgroep als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de Participatiewet maakt in verband met activiteiten gericht op het verkrijgen of uitvoeren van arbeid in loondienst. De activiteiten moeten onderdeel uitmaken van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet jo. artikel 3 lid 4 van deze regels.

  • 4. Wanneer het gaat om verwervingskosten van personen die door Werkzaak zijn geplaatst op beschut werk of werk met loonkostensubsidie zal worden aangesloten bij de vergoedingsregeling(en) van Werkzaak die gelden voor deze medewerkers.

  • 5. Voor de verwervingskosten wordt geen vergoeding verstrekt indien een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 15. Flankerend beleid

Het dagelijks bestuur zorgt voor of biedt ondersteuning voor het verkrijgen van flankerende voor¬zieningen zoals bijzondere bijstand, schuldhulp, budget advisering, kinderopvang, welzijns-, en zorgvoorzieningen van de deelnemende gemeenten of verwijst door naar specialistische hulp.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 16. Interne richtlijnen

Ten behoeve van de uitvoering van deze nadere regels kan het dagelijks bestuur interne richtlijnen vaststellen.

Artikel 17. Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende(n) afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van de regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Beslissing dagelijks bestuur in gevallen waarin de nadere regels niet voorzien

In gevallen, de uitvoering van deze nadere regels betreffende waarin deze niet voorzien beslist het dagelijks bestuur.

Artikel 19. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2016 Werkzaak”.

  • 2. Deze nadere regels treden in werking per 1 januari 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur op 16 december 2015.

De secretaris,

mevr. E. Boer MBA

De voorzitter,

mevr. C.A.A. van Rhee- Oud Ammersveld