Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Westerkwartier 2020

Geldend van 11-09-2020 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2020

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Westerkwartier 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2, subsidies, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Westerkwartier 2019;

B E S L U I T :

vast te stellen de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Westerkwartier 2020.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • -

    Asv: de Algemene subsidieverordening gemeente Westerkwartier 2019;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gemeente: de gemeente Westerkwartier;

  • -

    aanvrager: houder die een kindcentrum exploiteert in de gemeente Westerkwartier;

  • -

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert in de gemeente Westerkwartier;

  • -

    kindercentrum: voorziening als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang gevestigd in de gemeente Westerkwartier en geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • -

    locatie: een locatie van een houder conform de wettelijke kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • -

    VE: voorschoolse educatie;

  • -

    VE-locatie: een locatie van een houder die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang, Wet IKK en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (VE), en als zodanig geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • -

    groep: een vaste groep kinderen in de dagopvang of peuteropvang, waarbinnen gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen worden opgevangen en reguliere peuters minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar krijgen en doelgroeppeuters maximaal 640 uur per jaar;

  • -

    dagopvang: een aanbod voor kinderen van 0 tot 4 jaar;

  • -

    peuteropvang: een kortdurend aanbod voor peuters van 2 tot 4 jaar (met een minimum van 240 uur en een maximum van 320 uur per jaar voor reguliere peuters en een maximum van 640 uur per jaar voor doelgroeppeuters);

  • -

    voorschoolse educatie (VE): uitvoering van een breed stimuleringsprogramma (met aandacht voor Nederlandse taalontwikkeling, denk-rekenontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en (psycho)motorische ontwikkeling), gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor jonge kinderen, als bedoeld in artikel 166,eerste en tweede lid, van de Wet primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen Voorschoolse educatie (VE) van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd. VE kan worden aangeboden als onderdeel van dagopvang (0 tot 4 jaar) of peuteropvang (2 tot 4 jaar) in een kindercentrum;

  • -

    ouder: ouder of verzorger van de peuter op wie de kinderopvang betrekking heeft;

  • -

    reguliere peuter: een in Westerkwartier woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar (zonder indicatie);

  • -

    doelgroeppeuter: een in Westerkwartier woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar (met indicatie);

  • -

    indicatie: een door het consultatiebureau in Westerkwartier afgegeven verklaring voor peuters die vallen onder de door het college vastgestelde doelgroepdefinitie;

  • -

    reguliere kindplaats: een kindplaats met een omvang van minimaal 6 en maximaal 12 uur per week (minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar) voor reguliere (niet-geïndiceerde) peuters gedurende minimaal 30 en maximaal 51 schoolweken. De minimaal 6 of maximaal 12 uur per week wordt aangeboden op minimaal 2 dagen per week en maximaal 6 uur per dag;

  • -

    VE-kindplaats: een kindplaats met een omvang van maximaal 16 uur per week (maximaal 640 uur per jaar) voor geïndiceerde doelgroeppeuters gedurende minimaal 40 en maximaal 51 schoolweken. De 16 uur wordt aangeboden op minimaal 3 dagen per week en maximaal 6 uur per dag;

  • -

    peuter van kinderopvangtoeslaggerechtigde ouders: in de gemeente Westerkwartier woonachtige peuter van 2 tot 4 jaar, van wie de ouders / verzorgers in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (kot);

  • -

    peuter van niet-kinderopvangtoeslaggerechtigde ouders: in de gemeente Westerkwartier woonachtige peuter van 2 tot 4 jaar, van wie de ouders / verzorgers niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (kot);

  • -

    kinderopvangtoeslag (kot): de vergoeding van de Belastingdienst die ouders / verzorgers kunnen aanvragen indienzij voldoen aan de voorwaarden van de Wet Kinderopvang;

  • -

    fiscaal maximaal uurtarief: door het Rijk bepaalde maximale fiscale uurtarief voor kinderdagopvang, geldend voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan;

  • -

    ouderbijdrage: het inkomensafhankelijke bedrag dat als vaste eigen bijdrage van de ouder / verzorger verschuldigd is voor kinderdagopvang;

  • -

    gratis uren: uren waarvoor de ouder / verzorger aan de houder geen ouderbijdrage verschuldigd is voor deelname van de doelgroeppeuter aan VE (voor maximaal 320 uur per jaar), ter bevordering van een hoog doelgroepbereik in de gemeente;

  • -

    landelijke kinderopvangtoeslagtabel:een jaarlijks door de overheid verstrekte tabel, waarin de eigen bijdrage van ouders / verzorgers van kinderen op basis van hun (verzamel)inkomen wordt vastgesteld;

  • -

    eenmalige startsubsidie voor VE: een subsidiebedrag per groep dat de gemeente beschikbaar stelt aan de houder, die daarmee in staat wordt gesteld de noodzakelijke wettelijke kwaliteitseisen van VE te realiseren;

  • -

    structurele VE-subsidie: een bedrag dat de houder van de gemeente ontvangt per geplaatste peuter per uur voor het aanbieden van kwaliteit van VE, boven op het fiscaal maximaal uurtarief kinderdagopvang. Dit bedrag is beschikbaar voor dagopvang en peuteropvang en wordt jaarlijks door de gemeente vastgesteld, passend binnen het subsidieplafond;

  • -

    inkomenscompensatie: de subsidie die de houder ontvangt van de gemeente voor reguliere en doelgroeppeuters van wie de ouders / verzorgers geen recht hebben op kinderopvangtoeslag tot het maximale fiscale uurtarief voor kinderopvang (voor minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar);

  • -

    exploitatiesubsidie: een subsidiebedrag dat de houder van de gemeente kan krijgen voor het kunnen verzorgen van een aanbod voor reguliere peuters en doelgroeppeuters op een locatie of VE-locatie in specifieke situaties (bijv. kleine kernen, aanwezigheid van weinig peuters), welke noodzakelijk is om dit aanbod te kunnen realiseren;

  • -

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang met gegevens van alle kinderopvangvoorzieningen in Nederland;

  • -

    Wko: Wet kinderopvang;

  • -

    Wet IKK: Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

  • -

    Wpo: Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Doel

  • 1. Met deze subsidieregeling wordt beoogd ouders / verzorgers van reguliere en doelgroeppeuters (2 tot 4 jaar) zo laagdrempelig mogelijk, te stimuleren om hun kinderen een kinderdagopvang of peuteropvang met of zonder VE te laten bezoeken, om zo kinderen een goede start op de basisschool te geven.

  • 2. Met deze subsidieregeling wordt voorts de houders van (bestaande en nieuwe) VE-locaties gelijk te behandelen, de algemene toegankelijkheid van VE te bevorderen, de kwaliteit van VE te stimuleren, de betaalbaarheid voor ouders te realiseren en de financiële houdbaarheid voor de gemeente te waarborgen.

Artikel 3 Subsidieaanvrager

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking houders van locaties in de gemeente Westerkwartier.

  • 2. De houders zijn verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van de ingevulde subsidieaanvraag.

  • 3. Houders die subsidie ontvangen nemen geregeld deel aan periodiek regulier overleg.

Paragraaf 2 Subsidiabele activiteiten

Artikel 4 Incidentele subsidie voor VE

  • 1. Houders die VE willen gaan aanbieden op een of meerdere groepen, komen in aanmerking voor een incidentele subsidie.

  • 2. Per groep wordt een eenmalige startsubsidie verleend voor het organiseren van de noodzakelijke kwaliteit van VE.

  • 3. Ter voorbereiding op het uitvoeren van VE is het nodig dat op betreffende groep:

    • a.

      beroepskrachten worden gekwalificeerd voor VE (bijv. werken met VVE-programma, VE-scholing, taalniveau 3F voor mondelinge en leesvaardigheden, opbrengstgericht werken);

    • b.

      een VVE-programma wordt aangeschaft en geïmplementeerd (opgenomen in Databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi); en

    • c.

      een daarop aansluitend kindvolgsysteem wordt aangeschaft en ingevoerd voor het periodiek volgen van de ontwikkeling van kinderen.

  • 4. Om subsidie te verkrijgen dient de houder een schriftelijke aanvraag waarin de activiteiten, de planning en de begroting worden vermeld dan wel bijgevoegd.

  • 5. De aanvraag wordt beoordeeld op onder meer de volgende punten:

    • a.

      de houder beschikt over een goede accommodatie;

    • b.

      de houder kan aantonen dat er doelgroeppeuters zijn of komen; of

    • c.

      de toezichthouder heeft in het lopende of voorgaande jaar niet meerder overtredingen geconstateerd.

  • 6. Na de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden en eenmalige subsidieverkrijging vraagt de houder een VE-registratie aan bij de gemeente Westerkwartier voor opname in het Landelijk Register Kinderopvang.

  • 7. In een inspectiebezoek van de toezichthouder kinderopvang wordt bepaald of de houder de kwaliteit van VE conform de wettelijke eisen heeft geregeld.

  • 8. Pas nadat de kwaliteit van VE volgens de inspectie op orde is, kan de houder structurele subsidie voor de kwaliteit van VE aanvragen.

  • 9. De eenmalige subsidie ter voorbereiding op het aanbieden van VE kan enkel worden aangevraagd door een houder als deze niet eerder een subsidie heeft verkregen. Dit betekent dat er geen subsidie wordt verleend aan een houder die al structurele subsidie voor VE krijgt en waar sprake is van een uitbreiding van het aantal groepen of waar sprake is van een uitbreiding van het aantal dagdelen van een bestaande groep om zo 960 uur VE door doelgroeppeuters te kunnen bieden.

  • 10. De eenmalige subsidie wordt voorts niet toegekend wanneer het een of meerdere groepen van een locatie betreft die reeds als VE-locatie geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang, maar waar sprake is van een overname door een andere houder.

  • 11. Bovendien moet voldoende zicht zijn op het realiseren van een adequaat en duurzaam aanbod van VE en het aantrekken en toelaten van doelgroeppeuters.

  • 12. Als een houder na toekenning van een eenmalige subsidie ter voorbereiding op het uitvoeren van kwaliteit van VE niet overgaat tot de aanvraag van de structurele subsidie voor het uitvoeren van VE, dan wordt de eenmalige subsidie teruggevorderd.

  • 13. De subsidie kan op elk moment van het jaar worden aangevraagd. Een traject van aanvraag tot beoordeling neemt maximaal een jaar in beslag.

Artikel 5 VE-locatie in het Landelijk Register Kinderopvang

Sluitstuk van de voorbereiding op het aanbieden van VE is het doorgeven van een wijziging voor het Landelijk Register Kinderopvang om opgenomen te worden als VE-locatie. Als gevolg van deze wijziging wordt de GGD ingezet om een inspectie uit te voeren naar de kwaliteit van VE. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt de locatie opgenomen als VE-locatie en kan de structurele subsidie worden aangevraagd.

Artikel 6 Structurele subsidie voor VE

  • 1. Voor het organiseren van VE wordt subsidie verleend aan de houder voor

    • a.

      toegang; en

    • b.

      kwaliteit van VE.

  • 2. Voor de subsidie voor de toegang zijn gelden onderstaande eisen:

    • a.

      met toegang wordt bedoeld de kosten tot de fiscaal maximum uurprijs kinderdagopvang;

    • b.

      de toegang is voor ouders / verzorgers inkomensafhankelijk voor minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar;

    • c.

      ouders / verzorgers met recht op kinderopvangtoeslag zijn verplicht dit aan te vragen;

    • d.

      ouders / verzorgers zonder recht op kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage op basis van de landelijke kinderopvangtoeslagtabel;

    • e.

      de gemeente betaalt een inkomenscompensatie aan de houder voor de reguliere en doelgroeppeuters van niet-kot-gerechtigde ouders;

    • f.

      de inkomenscompensatie bedoeld in lid 6 is voor reguliere peuters van niet-toeslaggerechtigde ouders ook beschikbaar voor houders die geen VE-locatie(s) hebben;

    • g.

      de gemeente financiert bovenop de eerste 320 uur per jaar nog eens tot een maximum van 320 uur per jaar voor doelgroeppeuters aan de houder (toegang én kwaliteit van VE), zodat ouders / verzorgers van doelgroeppeuters gratis dagdelen krijgen omwille van het doelgroepbereik;

    • h.

      wanneer ouders / verzorgers van reguliere peuters en doelgroeppeuters respectievelijk meer dan 320 of 640 uur per jaar afnemen, dan betalen zij deze extra uren zelf volgens de geldende vraagprijs van de houder.

  • 3. Voor de subsidie voor de kwaliteit van VE gelden de volgende eisen:

    • a.

      met kwaliteit van VE wordt onder meer bedoeld de kosten voor de extra taakuren voor beroepskrachten VE, de inrichting van de organisatie of het management, investering in materialen en activiteiten, permanente educatie van beroepskrachten VE, de pedagogisch beleidsmedewerker VE / hbo’er als coach of als (senior) beroepskracht VE op de groep, activiteiten en maatregelen ter bevordering van ouderbetrokkenheid, extra ondersteuning voor peuters met extra ondersteunings-behoeften, samenwerking en afstemming met het basisonderwijs (o.m. doorgaande lijn en warme overdracht voor doelgroeppeuters) en werven en toeleiden van doelgroeppeuters naar VE. Bijlage 1 bij deze subsidieregeling bevat een overzicht van de kenmerken van kwaliteit van VE die houders zullen moeten realiseren op de groep met de structurele subsidie voor VE. Het realiseren van kwaliteit van VE is een belangrijk gespreksonderwerp in de reguliere werkgroepen met de houders. Indien nodig en gewenst kan de toezichthouder kinderopvang bij de houders nagaan of en in hoeverre de nagestreefde kwaliteit van VE daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht;

    • b.

      de kwaliteit van VE wordt door de gemeente voor alle peuters volledig gesubsidieerd. De houder krijgt tot een maximum van 320 uur per jaar voor reguliere peuters en tot een maximum van 640 uur per jaar voor doelgroeppeuters vergoed voor het realiseren van kwaliteit van VE. Dit betekent voor ouders van doelgroeppeuters dat ze voor maximaal 320 uur per jaar geen eigen ouderbijdrage betalen;

    • c.

      wanneer een houder geen aanbod van 960 uur VE kan of wil arrangeren voor doelgroeppeuters tussen 2 en 4 jaar, bijvoorbeeld door middel van het vasthouden aan vier dagdelen van drie uur per dagdeel gedurende 40 weken per jaar, dan vervalt de subsidie voor kwaliteit van VE. Dan resteert voor de houder enkel de subsidie die beschikbaar is voor het verschaffen van toegang tot de locatie tot het fiscaal maximum uurtarief voor een minimum van 240 uur en maximum van 320 uur per jaar (inkomenscompensatie);

    • d.

      houders die bij het vormgeven van een reguliere kindplaats voor reguliere peuters willen afwijken van de 40-wekensystematiek (bijv. 2 dagdelen van 5,5 uur per dagdeel gedurende 30 weken per jaar) dienen hiervoor een beredeneerde motivatie te formuleren en te overleggen met de gemeente. De gemeente dient hierop een akkoord te geven eer de houder mag afwijken van de 40-wekensystematiek. Voor de goede orde: bij de invulling van een VE-kindplaats voor doelgroeppeuters kan en mag niet worden afgeweken van minimaal 40 weken en maximaal 51 weken per jaar.

Artikel 7 Exploitatiesubsidie t.b.v. kleine kernen

  • 1. Gelet op de kleine kernenproblematiek en de leefbaarheid in de dorpen in de gemeente is het mogelijk voor houders subsidie aan te vragen voor een financieel gezonde exploitatie. Deze vorm van subsidie is uitsluitend bedoeld voor houders om ook in kleine kernen een aanbod aan te kunnen (blijven) bieden.

  • 2. Houders komen in aanmerking voor exploitatiesubsidie als er (gemiddeld) minder dan 8 peuters, maar minimaal (gemiddeld) 4 peuters in een groep zijn. De exploitatiesubsidie bestaat uit het door de gemeente inkopen van maximaal 4 niet bezette reguliere kindplaatsen (per groep) van minimaal 240 of maximaal 320 uur per jaar, afhankelijk van het aanbod op de locatie.

  • 3. Voorwaarde is dat de exploitatiesubsidie noodzakelijk (zonder subsidie kan er geen aanbod geboden worden als gevolg van ‘marktfalen’), eenduidig (voor alle houders gelden dezelfde vereisten) en transparant is (voor alle houders is inzichtelijk hoe de subsidiewijze er uitziet).

  • 4. Voor de bepaling van de omvang van de eventuele exploitatiesubsidie wordt gerekend met het fiscale maximum uurtarief. Op deze wijze wordt de houder gestimuleerd om een vraagprijs voor ouders / verzorgers te hanteren die overeenkomstig de maximale rijksvergoeding is, zodat er geen sprake kan zijn van valse concurrentie.

Artikel 8 Verlenging VE-kindplaats

  • 1. De verlening van subsidie voor de VE-kindplaats van een doelgroeppeuter kan worden verlengd tot maximaal 3 maanden na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar.

  • 2. De verlenging van de subsidie als bedoeld in lid 1 kan alleen als een jeugdhulpverlener en houder, met instemming van de ouders / verzorgers, samen een gemotiveerde aanvraag indienen.

  • 3. De aanvraag moet uiterlijk worden ingediend als een kind 3 jaar en 10 maanden is.

  • 4. Op een aanvraag om verlenging wordt uiterlijk binnen uiterlijk zes weken, maar zoveel eerder als mogelijk, besloten.

Paragraaf 3 Subsidievereisten

Artikel 9 Eisen structurele subsidie voor peuteropvang en VE

  • 1. Voor het aanvragen van structurele subsidie voor peuteropvang en/of VE gelden de volgende eisen:

    • a.

      de structurele subsidie voor peuteropvang en VE wordt middels een daartoe opgesteld aanvraagformulier (door de gemeente) aangevraagd door de houder;

    • b.

      een aanvraag moet normaliter vóór 1 oktober van het voorafgaande jaar worden ingediend. Voor 2020/2021 geldt dat de aanvraag tussen 1 oktober en 30 november 2020 wordt ingediend. Indien de aanvraag uitstijgt boven de verleende subsidie van het voorgaande jaar, afgezien van de gebruikelijke indexering, dan dient de aanvraag te worden ingediend uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • c.

      de aanvraag bevat:

      • Informatie over het aantal peuters per locatie (peildatum 1 september van het voorafgaande jaar) waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      • Een onderverdeling naar categorieën peuters (doelgroeppeuters van niet-kot-ouders, doelgroeppeuters van kot-ouders, reguliere peuters van kot-ouders en reguliere peuters van niet-kot-ouders);

    • d.

      de houder brengt de subsidie in mindering op het door de ouder(s) van de peuters te betalen uurtarief voor gebruik van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats;

    • e.

      de houder bepaalt, aan de hand van door de ouders / verzorgers te verstrekken actuele inkomensgegevens, de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage van peuters van ouders die niet kot-gerechtigd is;

    • f.

      de subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de VE-locatie verlaat of wanneer het kind 4 jaar is geworden;

    • g.

      de houder rapporteert per kwartaal (januari – april – augustus) cumulatief het aantal geplaatste peuters (naar type).

  • 2. De gemeente kan (steekproefsgewijs) bij de houder nadere gegevens opvragen om de doel- en rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform subsidievereisten te controleren.

  • 3. De gegevens als bedoeld in lid 2 kunnen betreffen:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomsten van peuters waaruit aantal uren, type kindplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsing van doelgroeppeuters.

Artikel 10 Exploitatiesubsidie

Voor het aanvragen van exploitatiesubsidie moet de houder overleggen hoeveel peuters (gemiddeld) in een groep zitten (zie artikel 7). Tevens moet de houder op basis van een financiële onderbouwing aantonen dat er enkel een rendabel aanbod voor peuters kan worden gerealiseerd met hulp van de gemeente. Onderdeel van de financiële onderbouwing is inzage in de inkomsten en uitgaven, zoals de jaarrekening.

Artikel 11 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2. Het subsidieplafond is gebaseerd op de specifieke uitkering GOAB van dat jaar, middelen van het Rijk voor reguliere peuters van niet-kinderopvangtoeslaggerechtigde ouders en eigen middelen uit het gemeentefonds.

  • 3. Het college kan tussentijds de hoogte van het subsidieplafond wijzigen, mocht daartoe aanleiding bestaan.

  • 4. Verlening van subsidie vindt plaats op volgorde van de datum van ontvangst van complete aanvragen, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt waarbij echter bestaande locaties en groepen waarvoor houders het jaar daarvoor al subsidie voor VE kregen, voorrang krijgen. Houders die nog geen subsidie voor VE krijgen, maar een aantoonbare wachtlijst met doelgroeppeuters hebben, krijgen vervolgens eveneens voorrang.

Artikel 12 Hoogte incidentele subsidie voor VE

Een houder die met hulp van de gemeente VE wil aanbieden, kan een subsidie van maximaal € 7.500 per groep krijgen. De hoogte van het bedrag wordt bepaald op grond van het ingediende (werk)plan.

Artikel 13 Hoogte structurele subsidie voor VE

  • 1. De subsidie die de houder ontvangt per geplaatste peuter heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van de kinderopvangtoeslag dan wel inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De subsidie bestaat uit twee componenten:

    • a.

      toegang (inkomenscompensatie tot fiscaal maximaal uurtarief voor peuters van ouders die geen kinderopvangtoeslagrecht hebben);

    • b.

      kwaliteit van VE (de door het college vastgestelde VE-subsidie als opslag per uur per peuter).

  • 2. De subsidie die in mindering wordt gebracht op de ouderbijdrage wordt verstrekt aan de houder voor minimaal 240 en maximaal 320 uur voor reguliere peuters en maximaal 640 uur voor doelgroeppeuters voor het tijdvak van een jaar (cumulatief per kwartaal). Voor 2020 gaat het om de volgende subsidiebedragen:

Type peuter

Toegang (eerste 8 uur)

Kwaliteit van VE (tweede 8 uur)

Verstrekte subsidie per peuter

Reguliere peuter van kot-ouders

320 uur x € 2,26 = € 723,20

n.v.t.

€ 723,20

Reguliere peuter van niet-kot-ouders

Inkomenscompensatie voor 320 x € 8,17 (- €1,36*) x 320 + 320 uur x € 2,26 =

€ 2.902,40

n.v.t.

2.902,40

Doelgroeppeuter van kot-ouders

320 uur x € 2,26 = € 723,20

320 uur x € 8,17 + 320 uur x € 2,26 =

3.337,60 

€ 4.060,80

Doelgroeppeuter van niet-kot-ouders

Inkomenscompensatie voor 320 x € 8,17 (- €1,36*) x 320 + 320 uur x € 2,26 =

€ 2.902,40

320 uur x € 8,17 + 320 uur x € 2,26 =

€ 3.337,60

6.240,00

*Dit is afhankelijk van het feitelijke verzamelinkomen van de ouders. Hier is als voorbeeld een modaal inkomen genomen.

  • 3. Jaarlijks wordt door het college in oktober duidelijkheid verschaft over het subsidiebedrag van het daaropvolgende kalenderjaar. Eventuele procentuele stijgingen in het fiscaal maximum uurtarief op basis van indexering en/of inflatiecorrectie door het Rijk worden ook toegepast op de subsidie voor toegang en VE-kwaliteit (opslag per uur per peuter).

Artikel 14 Exploitatiebekostiging

  • 1. De hoogte van de exploitatievergoeding moet in verhouding staan tot het resultaat in termen van het bereik van peuters (zie artikel 7 en 10).

  • 2. De hoogte van de exploitatievergoeding is minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar per onbezette reguliere kindplaats, afhankelijk van het aanbod op de locatie. Het gaat dan respectievelijk om ongeveer € 1.634,40 (240 uur keer fiscaal maximum uurtarief minus eigen ouderbijdrage op basis van inkomen) per jaar en ongeveer € 2.179,20 (320 uur keer fiscaal maximum uurtarief minus eigen ouderbijdrage op basis van inkomen), waarbij hier als voorbeeld is gerekend met een eigen ouderbijdrage van gemiddeld € 1,36 per uur op basis van een modaal inkomen.

Artikel 15 Betaling en bevoorschotting

Bevoorschotting van de subsidie voor toegang en kwaliteit van VE geschiedt (voorafgaand of achteraf) per maand of kwartaal d.m.v. facturering door de houder op basis van daadwerkelijke bezette reguliere en VE-kindplaatsen.

Artikel 16 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. Uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, rapporteert de houder over het totaal van de hiervoor vermelde kwartaalgegevens.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van de afgesproken subsidie voor toegang en kwaliteit van VE en onderverdeling naar categorieën peuters.

Artikel 17 Weigeringsgronden

  • 1. Naast de weigeringsgronden in de Algemene Wet Bestuursrecht en de Asv kan subsidie worden geweigerd als de houder niet voldoet aan de vereisten zoals benoemd in de artikelen 5 tot en met 10.

  • 2. Ook kan subsidieverlening worden geweigerd als een groep bij aanvraag van de subsidie gemiddeld per week op locatieniveau minder dan 4 peuters telt.

  • 3. Voorst kan een subsidieverstrekking worden geweigerd indien de aanvrager op het moment van de subsidieaanvraag onderwerp is van een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure.

Artikel 18 Hardheidsclausule

  • 1. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze subsidieregeling af te wijken.

  • 2. Van het bepaalde in deze subsidieregeling kan tot 1 januari 2021 worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager gevolgen zou hebben omdat hij niet tijdig kan voldoen aan het bepaalde in deze subsidieregeling en de gevolgen daarvan onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen. De aanvraag zal alsdan beoordeeld worden op basis van de eisen die werden gesteld door de voormalige gemeenten Grootegast, Leek, Marum, Winsum en Zuidhorn.

Artikel 19 Inwerkingtreding en duur regeling

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 augustus 2020.

  • 2. Gelijktijdig met het in werking treden van deze verordening worden de volgende verordeningen en beleidsregels vervallen verklaard:

    • a.

      Subsidieverordening peuteropvang gemeente Leek 2011;

    • b.

      Subsidieverordening peuteropvang gemeente Zuidhorn per 1 januari 2017.

    • c.

      Beleidsregels subsidiëring peuterspeelzaalwerk 2016 (gemeente Marum).

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Westerkwartier 2020.

Ondertekening

Aldus besloten d.d. 1 september 2020,

het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Westerkwartier,

A. van der Tuuk, burgemeester

A. Schulting, secretaris

Bijlage 1 Kenmerken van kwaliteit van VE

Kwaliteitsaspecten

  • 1. Inrichting van de organisatie / management

Ontwerpen, uitvoeren, monitoren en evalueren van pedagogisch beleidsplan, werken als lerende organisatie, overleg voeren met werkgroep VVE, contacten met gemeente, afleggen van subsidieverantwoording, doorvoeren van vernieuwingen, stimuleren van pedagogisch leiderschap, uitvoeren van interne kwaliteitszorg, opbrengstgericht werken, realiseren van resultaatafspraken VVE, volgen van ontwikkeling van kinderen, inregelen inspectietoezicht VVE e.d.

  • 2. Permanente educatie o.g.v. opleidingsplan

Training, scholing, coaching, VIB en reflectie bij uitvoering VVE-programma, educatieve kwaliteit, executieve functies, rekening houden met verschillen in aanleg, interesse en behoeften, feedback, groepsmanagement, pedagogisch klimaat, opbrengstgericht werken e.d.

  • 3. Beredeneerd ontwikkelingsgericht aanbod in (ontluikende) taal-, reken-, sociaal-emotionele en psychomotorische ontwikkeling

Versterken van brede ontwikkeling, integrale benadering van ontwikkelingsdomeinen, diversiteit, inclusie en burgerschapsvorming e.d.

  • 4. Materialen, middelen en activiteiten

Aanschaf van uitdagend en interactief speelleermateriaal, iPads met educatieve apps, (prenten)boeken, themaboeken, uitstapjes, excursies, theaterbezoek e.d.

  • 5. Extra taken en uren voor beroepskrachten

Voorbereiden, uitvoeren en werken met doelgericht VVE-programma, professionalisering, contacten met de Jeugdgezondheidszorg, overdracht naar basisschool, afstemming vroegschoolse educatie e.d.

D.w.z. 3 uur extra per beroepskracht per week (6 uur per groep), bij 16 uitvoeringsuren per week.

  • 6. Activiteiten en maatregelen voor partnerschap met ouders

Opbouwen en onderhouden van relatie, versterken van ontwikkelingsondersteunend gedrag in de thuissituatie, organiseren van informatieve ouderbijeenkomsten, geven van opvoedtips, uitvoeren van huisbezoeken e.d.

  • 7. Samenwerking en afstemming met vroegschoolse educatie / basisonderwijs

Realiseren van doorgaande lijn in VVE, gezamenlijke scholing, werken met overdrachtsformulieren, realiseren van warme overdracht voor doelgroep e.d.

  • 8. Inzet van hbo’er als coach of als (senior) beroepskracht op de groep

Versterken van pedagogisch-didactisch handelen in de praktijk, instructie en coaching van beroepskrachten e.d.

D.w.z. 2 uur per week per groep (10 uur per doelgroeppeuter per jaar, max. 80 uur per jaar).

  • 9. Inzet van extra ondersteuning voor zorgpeuters

Signaleren, formuleren, uitvoeren, organiseren en coördineren van passende extra ondersteuning, opstellen van handelingsplannen, overleg met deskundigen van sociale wijkteams e.d.

  • 10. Werving en toeleiding van doelgroeppeuters

Extra inspanningen om doelgroeppeuters en ouders binnen te halen en te behouden, bijdragen aan hoog doelgroepbereik, voeren van motivatiegesprekken, verkrijgen van salarisgegevens ouders, innen van inkomensafhankelijke ouderbijdragen, helpdesk inrichten voor aanvragen KOT, inzet van ambassadeurs, ‘magneetouders’ uit eigen cultureel-etnische kring e.d.