Notitie “afwijken bestemmingsplan”

Geldend van 11-08-2011 t/m heden

Intitulé

Notitie “afwijken bestemmingsplan”

Hoofdstuk 1.5.1.1: Inleiding

1.1 Doel van de notitie

Per 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) in werking getreden. De wet en het besluit komen in de plaats van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985).

Daarnaast is op 1 oktober 2010 de Wabo (wet algemene bepalingen omgevingsrecht) tegelijkertijd met het Bor (Besluit omgevingsrecht) in werking getreden.

De Wro biedt, burgemeester en wethouders de mogelijkheid om af te wijken van geldende bestemmingsplannen. In de oude wet heette dit een “vrijstelling”. Onder de nieuwe wet heet dit voortaan “afwijken”. Op die wijze kunnen projecten van minder ingrijpende aard, zogenaamde ‘kruimelgevallen’, zonder tijdrovende procedures gerealiseerd worden. In tegenstelling tot het projectbesluit en het bestemmingsplan geldt voor deze ontheffing niet de eis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Met de inwerkingtreding van de Wabo worden deze kruimelgevallen overgeheveld van de Wro naar de Wabo. In deze notitie wordt ingegaan op de toepassing hiervan in de gemeente Westerveld.

Hier zit een punt voor nadere overweging:

  • -

    het feit dat het gaat om een afwijkingsbevoegdheid, geeft aan dat het geen automatisch recht is dat aan inwoners zonder meer wordt toegekend. De term “bevoegdheid om af te wijken “ geeft aan dat sprake is van een afweging.

  • -

    voor toepassing van deze afwijking is geen zogenaamde “ruimtelijke onderbouwing” nodig.

Onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing is dat alle relevante ruimtelijke aspecten van een locatie worden overwogen (ruimtelijke structuur, milieu, natuur en landschap, verkeer, etc). Dit onderzoek wordt in een rapport vastgelegd.

Echter, ook het toepassen van een bevoegdheid om af te wijken ontheffing vergt, op basis van het motiveringsbeginsel, een afweging van belangen. Hierbij moet bedacht worden dat de mogelijkheden van de ene burger, als gevolg van een toegepaste afwijking, een beperking of hinder voor een ander kunnen zijn.

In deze notitie wordt richting gegeven aan de mogelijkheden die de wet biedt om af te wijken van de bepalingen van een bestemmingsplan. De ruimtelijke situatie van de gemeente Westerveld dient hierbij als uitgangspunt.

1.2 Relatie met bestemmingsplannen.

Het ruimtelijk beleid dat een gemeente samen met haar bewoners wil voeren, wordt primair vastgelegd in bestemmingsplannen. In een bestemmingsplan worden, per categorie bestemming, regels gesteld voor de ruimtelijk invulling. Hierbij moet bedacht worden dat deze algemene regels per individuele locatie (perceel) verschillend kunnen uitpakken. Om hieraan een nadere nuancering te kunnen geven worden in bestemmingsplannen vrijstellingen/ontheffing- of wijzigingingsmogelijkheden opgenomen. Dit zijn de zogenaamde binnenplanse flexibiliteitbepalingen.

De wettelijke mogelijkheden waar deze notitie over gaat, vormen hier een aanvulling op.

Uit oogpunt van rechtszekerheid voor inwoners van de Gemeente Westerveld is het gewenst om mogelijkheden zoveel mogelijk vast te leggen in bestemmingsplannen. Voor een groot aantal dorpen is recent een nieuw bestemmingsplan vastgesteld; op dit moment wordt gewerkt aan herziening van het bestemmingsplan buitengebied; dit plan bevindt zich op dit moment (2011) in de fase van voorontwerp. Wanneer dit plan wordt vastgesteld, is voor het grootste deel van de gemeente sprake van actuele bestemmingsplannen. Voor een relatief klein aantal dorpen gelden dan nog verouderde bestemmingsplannen; deze staan ook op de nominatie voor herziening.

Vooruitlopend op de herziening van bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen is een facetbestemmingsplan gemaakt waarin met name de bijgebouwenregeling is geharmoniseerd. (Parapluregeling bijgebouwen, 2003)

De mogelijkheden die nu worden geboden door de Wabo kunnen deels worden benut om de verschillen die bestaan in de diverse bestemmingsplannen, ongedaan te maken. In die zin bevordert deze regeling de rechtsgelijkheid binnen de Gemeente Westerveld.

Aanvullend hierop biedt deze mogelijkheid om in specifieke gevallen voor burgers extra mogelijkheden te bieden als er geen ruimtelijke bezwaren bestaan.

In deze notitie is dit nader uitgewerkt. De mogelijkheden door toepassing van de Wabo worden besproken en er wordt zo mogelijk richting gegeven aan criteria. Met deze gegeven criteria zal per individueel geval een afweging gemaakt moeten worden; de gestelde criteria bieden een richting van denken maar vormen geen keurslijf.

In artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt onderscheid gemaakt tussen bebouwde kom en niet-bebouwde kom. Voor toepassing van onderstaande beleidsregels is het daarom van belang om te weten welke bebouwde kom grenzen bij toepassing van deze notitie gelden.

In het ontwerpplan buitengebied zijn dorpsgebieden buiten het plan gelaten; voor toepassing van de mogelijkheden in deze notitie worden deze grenzen aangehouden.

1.3 Opbouw van de notitie.

In het Besluit omgevingsrecht is een opsomming gegeven van (bouw)activiteiten (indien ze strijdig zijn met het bestemmingsplan) toch medewerking verleend kan worden door af te wijken van het bestemmingsplan. De gevallen waarvoor dit geldt zijn opgenomen in art 4 van het Bor. In artikel 5 zijn nadere voorwaarden opgenomen.

In onderstaande wordt eerst ingegaan op de mogelijkheden die genoemd zijn in artikel 4 van bijlage II van het Bor. Daarna wordt onder het kopje ‘Uitzonderingen”aangegeven wanneer de geboden mogelijkheden niet mogen worden benut.

Hoofdstuk 1.5.1.2 Inleidende regels

2.1Begrippen

Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde

Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in de grond;

Bouwwerk geen gebouw zijnde

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in de grond en omsloten wordt door maximaal 1 wand;

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;’

Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

Voorgevelrooilijn

De lijn die gelijk loopt met de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

Woning

Een complex van ruimten, uitsluitende bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

2.2Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen zoals schoorstenen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Oppervlak van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat wanneer sprake is van een dakoverstek dit meetelt (verticale projectie) indien het overstek groter is dan 70 cm danwel het gezamenlijk oppervlak van de overstekken groter is dan 4 m2;

2.3Procedure

In artikel 2.12 Wabo en in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven welke procedure doorlopen moet worden voor het verlenen van een ontheffing. In het kort:

a binnen 4 weken na ontvangst van een aanvraag wordt besloten of wordt afgeweken van het bestemmingspan

b als besloten wordt geen toepassing te geven aan deze mogelijkheid wordt dit geweigerd.

c als besloten wordt om de procedure te doorlopen, neemt het college van burgemeester en wethouders danwel een gemandateerde medewerker, het besluit tot voornemen om af te wijken, al dan niet gekoppeld aan een aanvraag bouwvergunning;

d dit voornemen wordt gepubliceerd in “Da’s mooi” en op de gemeentelijke website.

e het voornemen en de op het voornemen betrekkinghebbende stukken liggen vervolgens zes weken bij de publieksbalie ter inzage. Gedurende deze periode kan een ieder een zienswijze indienen;

f na afloop van de termijn van terinzagelegging beslissen burgemeester en wethouders of een gemandateerde medewerker binnen vier weken of de ontheffing daadwerkelijk wordt verleend;

g na bekendmaking van de daadwerkelijke afwijking, kan een belanghebbende binnen zes weken bezwaar of beroep aantekenen bij de rechtbank;

h de afwijking treedt in werking met ingang van de zevende week na de dag waarop zij bekend is gemaakt. Wanneer gedurende de bezwaar- of beroepstermijn tevens een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, wordt de werking van het besluit opgeschort totdat op het verzoek voor voorlopige voorziening is beslist.

Hoofdstuk 1.5.1.3 De beleidsregels.

In artikel 4 en 5 van bijlage II van het Bor is geformuleerd op welke zaken met toepassing van art 2.12 Wabo een omgevingsvergunning kan worden verleend waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. In onderstaande worden deze besproken. Hierbij wordt de volgende tekstopbouw gevolgd:

  • -

    onderwerp, 3.1 tot en met 3.10

  • -

    de wettelijke tekst wordt weergegeven

  • -

    de toepassing in Westerveld

  • -

    toegelicht wordt waarom welke keus is gemaakt.

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in

aanmerking:

3.1 Een bijbehorend bouwwerk.

De wettelijke tekst luidt als volgt:

1. een bijbehorend bouwwerk:

a. binnen de bebouwde kom,

b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

1°. niet hoger dan 5 m , tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2 , en

3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in

aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

Toepassing in Westerveld

  • -

    bijgebouwen bij een woning binnen de bebouwde kom worden mogelijk gemaakt tot maximaal 50 m2 bij rijenwoningen en tot maximaal 80 m2 bij twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Deze oppervlaktenorm komt overeen met de meest recente bestemmingsplannen.

  • -

    de norm van 80 m2 mag worden overschreden indien een karakteristiek bijgebouw is aangewend voor een recreatieappartement tot maximaal de oppervlakte van het recreatieappartement en het totaal aan bijgebouwen niet meer wordt dan 130 m2.

  • -

    de afstand van bijgebouwen bij een woning tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 2 meter.

  • -

    bijgebouwen bij andere functies dan wonen worden niet toegestaan

  • -

    de mogelijkheden voor een kas of een bedrijfsgebouw van lichte constructie worden niet benut.

Toelichting

In recente bestemmingsplannen is voor woondoeleinden een oppervlakte norm voor bijgebouwen opgenomen: 50 m2 bij rijenwoningen en 80 m2 bij vrijstaande of twee-onder-een-kap woningen. Door uit te gaan van dit gegeven kan deze buitenplanse ontheffing toepassing vinden in oudere, nog niet geactualiseerde plannen. Op deze manier ontstaat een grote mate van rechtsgelijkheid in de gemeente.

Voor de afstand van bijgebouwen tot (het verlengde van) de voorgevel gelden in verschillende bestemmingsplannen ook verschillende maten; dit heeft vooral te maken met de verschillende data waarop deze zijn vastgesteld. Vastgesteld kan worden dat de laatste jaren de behoefte aan ruimte toegenomen is; dit geldt zowel voor hoofd- als bijgebouwen. Tegen deze achtergrond valt te verklaren dat de afstand tot de voorgevel is afgenomen van standaard 4 meter in oude plannen tot standaard 2 meter in recente plannen. Door toepassing te geven aan ontheffing Wabo kan harmonisatie plaatsvinden tot alle bestemmingsplannen zijn geactualiseerd.

Voor het gehele gebied van de gemeente geldt als politieke doelstelling het stimuleren van recreatie. Dit heeft vorm gekregen in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied dat Bed & Breakfast bij recht is toegestaan in een woning. Deze functie is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw.

Daarnaast kent het voorontwerp bestemmingsplan de mogelijkheid om in karakteristieke bijgebouwen een recreatieappartement te realiseren. Hiermee wordt een tweetal doelstelling gerealiseerd:

  • -

    een karakteristiek bijgebouw wordt in stand gehouden omdat het voor een specifieke functie benut kan worden;

  • -

    de mogelijkheden voor recreatie worden hiermee verruimd.

Wanneer van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt wordt, gaat het ten koste van de ruimte aan bijgebouwen.

Om dit (deels) te kunnen compenseren, wordt de mogelijkheid geboden om door middel van Wabo het oppervlak aan bijgebouwen te verruimen met maximaal de oppervlakte van het recreatieappartement mits het totaal niet meer wordt dan 130 m2.

De mogelijkheid om af te wijken kan zich ook voordoen bij andere bestemmingen dan wonen. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. Reden hiervoor is dat andere bestemmingen (veelal bedrijven) vaak een specifieke bestemming hebben en gelet op de aard van de functie, een doordacht bouwvlak of bebouwingspercentage hebben gekregen. Hiermee is in het bestemmingsplan een afgewogen bestemming neergelegd en zijn de uitbreidingsmogelijkheden op de locatie toegesneden, Het openen van mogelijkheden om af te wijken zal in de praktijk vaak een loos gebaar vormen omdat andere belangen zich ertegen verzetten. Het bieden van schijnmogelijkheden wordt op deze manier voorkomen.

De mogelijkheden die Wabo voor kassen of bedrijfsgebouwen van lichte constructie worden niet

toegepast.

Dit wordt als volgt gemotiveerd.

In bestemmingsplannen in de gemeente Westerveld wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsgebouwen van lichte of zwaarder constructie. In die zin biedt deze ontheffingsmogelijkheid geen extra mogelijkheden.

Voor kassen geldt dat dit in de plannen van de voormalige gemeenten verschillend is geregeld. In het merendeel van de bestemmingen is het oprichten van kassen niet toegestaan; in kleine delen zijn kassen na ontheffing (in de oude plannen vrijstelling) mogelijk. .

In het nieuwe, in de fase van voorontwerp verkerende plan buitengebied, is het oprichten van kassen mogelijk na ontheffing voor zover het gaat om gebieden zonder specifieke landschappelijke waarden. In dat geval kan ontheffing worden verleend tot 500 m2. Bovenstaande regel ex Wabo is hierop geen verruiming maar een minder grote mogelijkheid.

Daarnaast kan vastgesteld worden dat door toenemende schaalvergroting in de landbouw, een kas van 100 m2 dermate beperkt is dat een adequate bedrijfsvoering hierin slechts in enkele gevallen leidt tot een bedrijfsmatige productie. De mogelijkheid die de wet hier biedt is praktisch gezien van zeer geringe betekenis.

Om die reden wordt thans afgezien om toepassing te geven aan de wettelijke afwijking; bij vaststelling van het nieuwe plan buitengebied komt een beter instrument tot leven.

3.2 nutsgebouwtjes

De wettelijke tekst luidt als volgt:

2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare

voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet

voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan

aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 5 m , en

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 ;

Toepassing in Westerveld.

-De mogelijkheden die Wabo biedt, worden zo nodig toegepast.

Toelichting:

Met deze mogelijkheid kunnen kleine gebouwtjes als trafostations, gasdruk- en –regelstations e.d. gebouwd worden. In de bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen zijn nutsvoorzieningen specifiek bestemd. Een algemene vrijstellingsmogelijkheid is niet opgenomen.

In het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied is een vrijstelling (vooralsnog) niet opgenomen.

Deze systematiek brengt met zich mee dat voor een nog niet bestaand gebouwtje voor nutsvoorzieningen in alle gevallen een planprocedure gevolgd moet worden. De Wabo voorziet in de mogelijkheid om deze gebouwtjes via afwijking te realiseren. Door van deze mogelijkheid gebruik te maken functioneert dit als een soort facetbestemmingsplan. Alleen voor gebouwtjes groter dan de 50 m2 is en blijft een specifieke bestemming nodig.

Hierbij wordt het volgende opgemerkt. Voor veel kleine gebouwtjes geldt reeds dat deze vergunningvrij kunnen worden gebouwd Tot 1 oktober 2010 kon dit via het Besluit bouwvergunningvrije en lichte bouwvergunningplichtige bouwwerken; deze mogelijkheden zijn overgenomen in art. 3 Bor. Dit geldt onder meer voor kleine grijze doosjes in het landschap voor telefonie, rioolgemaaltjes, kabel, e.d.

3.3 Een bouwwerk geen gebouw zijnde

De wettelijke tekst luidt als volgt:

3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a . niet hoger dan 10 m , en

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 ;

Toepassing in Westerveld:

In Westerveld wordt gebruik gemaakt van deze mogelijkheden waarbij:

  • -

    erfafscheidingen met een grotere hoogte dan waarvoor geen bouwvergunning nodig is, niet worden toegestaan.

  • -

    Voor het plaatsen van lichtmasten, doelnetten op sportvelden worden de mogelijkheden om af te wijken zonodig toegepast.

Toelichting:

Waar het hier om gaat zijn vooral perceelsafscheidingen (schuttingen, hekwerken), lichtmasten, doelnetten op sportvelden, etc. Er kunnen ook luifels, carports, verkeersmasten, matrixborden, kunstvoorwerpen, herdenkingsmonumenten, e.d. onder vallen.

Bij de diverse bestemmingsplannen komen onderling afwijkende maten voor voor erfafscheidingen; deze variëren van 1 meter voor de voorgevel en 2 of 2,5 meter achter de voorgevel. Ook kent Westerveld bestemmingsplannen die geen onderscheid maken tussen voor- of achter de voorgevel. Uit ruimtelijk oogpunt vormt het gebied voor de voorgevel de aanblik van een perceel; wanneer dit achter een meer dan 1 meter hoge schutting komt, neemt de ruimtelijke kwaliteit van het totale gebied af. Ook voor gebieden achter de voorgevel hebben hoge schuttingen geen positieve bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit; daartegenover staat de wens van bewoners om in de achtertuinen voldoende privacy te kunnen realiseren. In deze afweging van belangen wordt voor achterterreinen een hoogte van 2 meter aanvaardbaar geacht.

Opgemerkt wordt dat geen bouwvergunning nodig is (Bor) voor erfafscheidingen voor de voorgevellijn lager dan 1 meter en achter de voorgevellijn van maximaal 2 meter. Uit bovenstaande ruimtelijke overwegingen worden hogere erfafscheidingen niet mogelijk gemaakt.

Voor andere bouwwerken geen gebouw zijnde, gaat het veelal om specifieke wensen (bijvoorbeeld netten achter een doel op het sportveld, lichtmasten langs een weg), dat het op voorhand stellen van regels niet doelmatig is. Hierbij kan worden opgemerkt dat in het Bor het straatmeubilair tot de vergunningvrije bouwwerken is gerekend.

Vastgesteld kan worden dat een dergelijke regeling ook voorkomt in de plannen voor de bebouwde kom; in het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied is een dergelijke regeling niet opgenomen. Door hiervoor de wettelijke ruimte van Wabo te benutten is het opnemen van een regeling ook niet nodig. Wanneer deze systematiek ook voor toekomstige plannen wordt gehanteerd, ontstaat een verdere harmonisatie van bestemmingsplannen in de gemeente Westerveld.

3.4 Een dakkapel, dakopbouw of soortgelijke uitbreiding van een gebouw.

De wettelijke tekst luidt als volgt:

een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

Toepassing in Westerveld:

Deze mogelijkheid voor dakkapellen dakopbouwen en soortgelijke uitbreiding wordt toegepast

mits er sprake is van een positief oordeel uit oogpunt van Welstand.

Toelichting:

Voor dakkapellen e.d geldt dat een deel vergunningvrij gebouwd kan worden als deze voldoen aan eisen die hieraan gesteld worden. Deze mogelijkheid om af te wijken sluit hierop aan. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de aanvaardbaarheid van een dakkapel of dakopbouw erg afhankelijk is van de vorm van het dakvlak, de vorm en omvang van de gewenste opbouw en vooral de onderlinge verhoudingen hiertussen. (een kleine kapel op een groot dakvlak of een grote opbouw op een klein dakvlak kan ofwel erg klein ofwel erg dominant overkomen) Het is om die reden vrijwel onmogelijk om hiervoor met algemeen geldende criteria te komen.

Vanuit de wensen van bewoners van huizen kan de wens voor een dakkapel, -opbouw heel reëel zijn. Vanuit ruimtelijke overwegingen is niet elke vorm van opbouwen op daken een bijdrage aan de ruimtelijk kwaliteit. Dit kan in de praktijk het best getoetst worden door Welstand; om die reden wordt toepassing van de mogelijkheid om af te wijken afhankelijk gesteld van het Welstandsadvies.

3.5 Een antenne-installatie

De wettelijke regeling luidt als volgt:

g. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m ;

Toepassing in Westerveld:

De mogelijkheden die Wabo biedt, worden voor antennes voor zend- ontvangst- en antennemasten voor telecommunicatie niet toegepast.

Antennes voor niet-telecommunicatie kunnen, indien vrijstaand, worden opgericht tot 15 m.

Toelichting:

Het kan hierbij gaan om een tweetal ‘soorten ‘ antennemasten:

  • -

    masten voor telecommunicatie

  • -

    masten voor zendamateurs.

Het gebruik van telecommunicatiemiddelen is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Hiermee is ook de behoefte aan antennemasten om dit mogelijk te maken toegenomen. Uit ruimtelijke overwegingen worden deze masten, zeker in een landelijke gemeente als Westerveld, vanuit het landschap gezien niet als een verrijking ervaren. Om die reden is koppeling met bestaande hoge bouwwerken of koppeling aan bedrijventerreinen gewenst.

In het nog vast te stellen bestemmingsplan buitengebied is het oprichten van dergelijke antennemasten mogelijk mits:

  • -

    het niet mogelijk is om de antenne te plaatsen op een bestaand hoog bouwwerk als een hoogspanningsmast, torensilo of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk.

  • -

    Het niet mogelijk is om de antenne te plaatsen op een bedrijventerrein

  • -

    De mast radiografisch noodzakelijk is.

De mogelijkheid is gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee wordt tevens de bestemming van de grond waarop de antenne staat, gewijzigd. Eventuele aanpassingen aan de mast in een later stadium, zijn dan zonder procedures mogelijk. Bovendien is een binnenplanse wijzigingsprocedure korter (rechtstreeks beroep bij Raad van State) dan bij afwijking (eerst rechtbank, hoger beroep bij raad van State). Om die reden wordt van de mogelijkheid van Wabo voor antennes voor telecommunicatie geen gebruik gemaakt.

Opgemerkt wordt dat in bestaande bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen dikwijls een vrijstellingsprocedure is opgenomen. Bovenstaande beleidslijn betekent dat in nieuwe plannen wordt gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid.

Antennes voor zendamateurs.

Voor zendamateurs (mobilofoonantennes, radiozendamateurs) geldt dat de hoogte beperkt kan blijven tot 15 m. Een hoogte van 15 m blijkt in de praktijk voldoende. Deze kan worden gerealiseerd als vrijstaand bouwwerk dan wel als vergunningvrij bouwwerk op een bestaande gebouw. In dat geval is een maximum hoogte van 5 meter mogelijk; opgeteld bij een gebouwhoogte van 10 wordt op die manier ook een hoogte van 15 meter bereikt. Om die reden wordt de mogelijkheid van Wabo beperkt tot vrijstaande antennes tot maximaal 15 meter.

3.6 Een installatie voor warmtekrachtkoppeling bij glastuinbouwbedrijf.

De wettelijke tekst luidt als volgt:

een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;

Toepassing in Westerveld:

Van de mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt.

Toelichting:

Een installatie voor warmtekrachtkoppeling wekt stroom op; de restwarmte wordt toegepast voor verwarming van kassen. Een dergelijke installatie is rendabel wanneer meerdere bedrijven met elk meer dan een hectare aan kassen kunnen worden bediend. Om de gedachten te bepalen: in het tuinbouwgebied rondom Emmen, met een aantal honderden hectares aan kassen, zijn twee warmtekrachtinstallaties aanwezig.

Hiervan uit gaand zou ook gesteld kunnen worden dat van de mogelijkheid in voorkomende gevallen gebruik gemaakt wordt; dit zou het bieden van irreële ruimte zijn.

3.7 Mestvergistingsinstallaties

De wettelijke tekst luidt als volgt:

een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat

procedé genoemde nevenbestanddelen;

Toepassing in Westerveld:

Van de mogelijkheid wordt in Westerveld geen gebruik gemaakt.

Toelichting:

Een mestvergistingsinstallatie is in de meeste gevallen gekoppeld aan een agrarisch bedrijf. In het nieuwe, nog vast te stellen bestemmingsplan buitengebied, is een regeling voor dergelijke installaties opgenomen. Oprichting hiervan is mogelijk binnen de zogenaamde bouwblokken.

Met toepassing van de Wabo om af te wijken van bestemmingsplannen wordt ook de deur open gezet voor installaties buiten bouwvlakken. Uit landschappelijk oogpunt wordt dit afgewezen. Om die reden wordt geen ontheffing, buiten de mogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied opgenomen.

3.8 Het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen

De wettelijke tekst luidt als volgt:

h. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

Toepassing in Westerveld:

Voor evenementen in Westerveld wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wanneer dit verantwoord is uit oogpunt van openbare orde en veiligheid, verkeer en milieu.

Toelichting:

Deze mogelijkheid biedt ruimte om mee te werken aan evenementen met een min of meer incidenteel karakter. Wanneer het gaat om terreinen die hiervoor permanent zijn ingericht, is een gerichte bestemming voor de hand liggend. Voor alle overige gevallen kan deze mogelijkheid benut worden. Het gaat dan om een tijdelijk gebruik van gronden

Aangezien het gaat om evenementen van velerlei aard (bijv. een paardenevenement, een old-timerdag, een markt/braderie, etc) is het erg moeilijk om hieraan algemene criteria te formuleren. Wel lijkt het nodig om vooraf een goed te beeld te vormen van de effecten op gebied van openbare orde en veiligheid,verkeer en milieu. Om hierin adequaat inzicht te krijgen wordt aan de indieners gevraagd inzicht te geven in de volgende vragen:

  • -

    het parkeren en verwachting van bezoekersaantallen,

  • -

    geleiding van het verkeer naar en van het evenement;

  • -

    geluidproductie

  • -

    sanitaire voorzieningen

  • -

    opruimen van afval na afloop.

Met behulp van deze gegevens kan per geval een afweging gemaakt worden.

Opgemerkt wordt dat het hier gaat om af te wijken van de bepalingen van een bestemmingsplan; hier zonder zou sprake zijn van strijdig gebruik van een terrein. Naast deze afwijking op basis van de Wabo, is ook een vergunning nodig op grond van de APV (nieuw vastgesteld 10 juli 2010). De APV heeft als doelstelling het handhaven van de openbare orde; hiermee is de APV aanvullend op het bestemmingsplan. Wanneer of een aanvraag om af te wijken of een aanvraag APV bij de gemeente Westerveld binnen komt, is het van belang dit intern goed op elkaar af te stemmen.

3.9 Het wijzigen van het gebruik van bouwwerken in de bebouwde kom

De wettelijke regeling luidt als volgt:

het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a . binnen de bebouwde kom, en

b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m ;

Toepassing in Westerveld:

Deze mogelijkheid wordt, als het gaat om de oppervlakte van het gehele pand, benut met in acht neming van onderstaande toelichting.

Deze mogelijkheid wordt verder toegepast voor het toestaan voor beroepen aan huis mits wonen de hoofdfunctie blijft en niet meer dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen hiervoor wordt gebruikt en de oppervlakte niet groter is dan 50 m2.

Toelichting:

Deze mogelijkheid maakt het mogelijk om zonder planwijziging een ander gebruik in een bestaand bouwwerk (gebouw) uit te voeren.

In de bestemmingsplannen zijn op dit punt weloverwogen diverse bepalingen opgenomen; de vraag is of door toepassing van Wabo dit afgewogen beleid opzij gezet moet worden. Dit is niet voor de hand liggend. Om die reden wordt het bestaande beleid gehandhaafd. Hierbij gelden de volgende bepalingen:

  • -

    in bebouwde kommen is de vestiging van horeca gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid.

  • -

    In de bebouwde kommen is de vestiging van een seksinrichting/prostitutiebedrijf als strijdig gebruik opgenomen;

  • -

    Op bedrijventerreinen is de vestiging van zogenaamde BEVI-bedrijven uitgesloten;

  • -

    Op bedrijventerreinen is de vestiging van vuurwerkbedrijven uitgesloten;

  • -

    Op bedrijventerreinen is de vestiging van categorie C en D bedrijven van het Besluit m.e.r. 1994 niet toegestaan;

  • -

    Op bedrijventerreinen is de vestiging van detailhandel, met uitzondering van detailhandel die rechtstreeks voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten, niet toegestaan;

Door bovenstaande reeds geldende regels, is de toepassing van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan beperkt tot enkele gevallen. Hierbij kan gedacht worden aan een postkantoor dat zijn functie verliest, of een winkel buiten het winkelgebied die dicht gaat, etc.

Het is nagenoeg onmogelijk om voor dit beperkt aantal gevallen vooraf criteria op te stellen. Elke situatie is dermate verschillend, dat er per definitie sprake is van maatwerk op die plek. Het instrument, afwijken van het bestemmingsplan is dan een handig hulpmiddel. Uiteraard zal bij toepassing alle overige wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld milieuregelgeving.

Beroep aan huis.

In geldende bestemmingsplannen in Westerveld is het mogelijk gemaakt om een beroep aan huis mogelijk te maken. Restrictie is dat de hoofdfunctie wonen in stand blijft en niet meer dan 30 % van de oppervlakte tot een maximum van 50 m2 hiervoor benut wordt.

In veel gevallen wordt hierbij in de voorschriften van het bestemmingsplan verwezen naar een bijlage waarin een limitatieve lijst van beroepen/bedrijven is opgenomen. Hiermee worden andere beroepen/bedrijven onmogelijk zonder dat dit ruimtelijke en/of vanuit milieu te motiveren is. Om die reden wordt de mogelijkheid van 2.12 Wabo benut in dergelijk gevallen die ruimtelijk en/of vanuit milieu verantwoord zijn, medewerking te verlenen.

3.10 Het gebruiken van een recreatiewoning voor permanente bewoning.

De wettelijk regeling luidt als volgt:

het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a . de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet

concentratiegebieden ,

c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Toepassing in Westerveld.

De regeling omtrent permanente bewoning wordt in Westerveld conform dit beleid uitgevoerd.

Wanneer het gaat om uitbreiding van een recreatiewoning die past in het bestemmingsplan, wordt geen medewerking aan dit bouwplan verleend.

Toelichting:

Over deze regeling is de afgelopen jaren in Nederland veel te doen geweest. In de praktijk blijkt dat veel recreatiewoningen permanent bewoond worden. Op 31 oktober 2003 heeft de toenmalige minister besloten dat recreatiewoningen primair bedoeld zijn voor recreatie en voor de functie in principe ook beschikbaar moeten zijn. Voor die gevallen van permanente bewoning is een “uitsterfconstructie” geformuleerd.

In de gemeente Westerveld wordt deze regeling reeds toegepast. Mensen die conform de regeling permanent wonen, beschikken over een gedoogbeschikking; dit is een persoons- en objectgebonden beschikking waardoor in de praktijk sprake zal zijn van een uitsterfconstructie. Bij nieuwe gevallen die zich inschrijven in het Bevolkingsregister, wordt daarna een handhavingtraject ingesteld.

Het bestemmingsplan buitengebied, dat op dit moment in voorbereiding is, ondersteunt dit beleid door permanente bewoning tot strijdig gebruik te rekenen.

N.B. Nieuw is de bepaling dat de bewoner per 31 oktober 2003 meerderjarig was. Voorheen kon het voorkomen dat kinderen de bewoning van ouders voortzetten omdat er geen leeftijdscriterium gold; door toevoeging van het leeftijdscriterium is bewoningsopvolging door kinderen niet meer mogelijk. (tenzij die voldoen aan het criterium: meerderjarig sinds voor 31 oktober 2003)

Daarnaast speelt de vraag: hoe om te gaan met een bouwaanvraag voor een recreatiewoning die permanent bewoond wordt. Strikt genomen is een bouwaanvraag in dat geval niet ten dienste van de recreatieve bestemming omdat er permanent gewoond wordt.(bouwaanvraag is dan strijdig met de gebruiksbepaling). Om die reden wordt niet meegewerkt aan bouwplannen zolang er permanent wordt gewoond. Meewerken aan bouwplannen faciliteert het strijdig gebruik; het niet meewerken bevordert mogelijk dat men de woning verlaat om elders te gaan wonen.

3.11 Uitzonderingen.

Bovenstaande buitenplanse mogelijkheden zijn overgenomen uit artikel 4 van bijlage II van het Bor. In art 5 worden situatie genoemde waarbij hiervan geen gebruik gemaakt mag worden. Voor de gemeente Westerveld zijn de volgende situaties van belang:

  • -

    er mag niet sprake zijn van het uitbreiding van het aantal woningen

  • 3.

    12 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van deze regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Hoofdstuk 1.5.1.4 Citeerartikel

Dit besluit kan worden aangehaald als “Beleidsregels gemeente Westerveld artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 WABO.

1.5.2 Wabo-projectbesluit

Op 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) in werking treden. Kortweg brengt de Wabo ca. 25 regelingen, die de fysieke leefomgeving betreffen, samen in 1 omgevingsvergunning. Het gaat dan met name om de bouwvergunning, milieuvergunning, kapvergunning, uitritvergunning, afwijkingen bestemmingsplan. Een bouwvergunning heet vanaf

1 oktober 2010 dan ook “omgevingsvergunning”.

Een aanvraag wordt mede getoetst aan het bestemmingsplan. Past deze niet binnen het geldende bestemmingsplan en er motieven zijn om mee te werken, dan wordt gekeken naar de ontheffingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan. In de afgelopen tijd is gebleken dat bij de actualisering van bestemmingsplannen nog wat verschillen en kleine foutjes zitten. Dit wordt opgelost door een reparatiebestemmingsplan (veegplan) te maken.

Past het niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan (en reparatieplan), en medewerking wordt wenseljk geacht, dan moet gekeken worden naar de ontheffingsmogelijkheden die de Wabo zelf biedt (buitenplans). Om hier gebruik van te maken is het verstandig om een beleidskader vast te stellen ook in verband met eventuele juridische procedures. Een aanvraag om omgevingsvergunning welke in strijd is met het geldende bestemmingsplan is tevens een verzoek om een planologische afweging te maken. Dus je moet als bevoegd gezag kunnen motiveren waarom je wel of niet meewerkt. Over de toepassing van deze werkwijze wordt een apart voorstel aan u voorgelegd. Er is gekozen voor twee aparte voorstellen aangezien dit voorstel voor besluitvorming naar de raad moet.

Zijn bovengenoemde mogelijkheden niet toepasbaar dan moet beoordeeld worden of alsnog meegewerkt kan worden door middel van een projectbesluit of bestemmingsplanherziening. Tussen 1 juli 2008 (nieuwe Wro) en 1 oktober 2010 (Wabo) is in Westerveld geen gebruik gemaakt van het projectbesluit (de opvolger van de artikel 19 vrijstelling) omdat er nogal wat haken en ogen aan zaten. Deze haken en ogen zijn weliswaar door de Crisis-en herstelwet verdwenen maar aangezien een projectbesluit nagenoeg moest voldoen aan de dezelfde eisen als bij een bestemmingsplanherziening werd in Westerveld tot nu toe gekozen voor het laatste. Op deze manier werd ook de planologisch-juridische situatie en eventuele toekomstige mogelijkheden goed vastgelegd terwijl bij het projectbesluit alleen afgeweken kon worden voor een bepaald project.

Er is een groot aantal partiële herzieningen gevolgd en een aantal is nog in procedure. Deze plannen gaan met name over afwijkingen van de nog geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied (bijv. hoeveplan, Alberthoeve, De Eese). Er loopt momenteel een aantal partiële herzieningen vanuit komplannen (bijv. Univé-kantoor, Hotel Wesseling, Brink Vledder). Dit zijn zodanige afwijkingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen dat een partiële herziening de beste oplossing was/is.

Nu is daar artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo. In dit artikel is het projectbesluit uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen. In aanloop naar het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied kan het interessant zijn om wel gebruik te maken van dit artikel (het voormalige projectbesluit uit de Wro). De vereiste ruimtelijke onderbouwing kan vanuit het nieuwe plan voor het buitengebied snel gemaakt worden. De beleidskaders zijn reeds door de raad vastgelegd. Dit alles maakt het gebruik maken van dit artikel aantrekkelijker. Het biedt voordelen ten opzichte van een partiële herziening in de zin van minder kosten en snellere doorlooptijd.

Als het college van dit artikel gebruik wil maken om toch mee te kunnen werken aan een aanvraag om omgevingsvergunning dan dient de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Het is mogelijk om een lijst samen te stellen waarin een verklaring van geen bedenkingen door de raad niet vereist is (een algemene verklaring). In die gevallen is het college bevoegd gezag en handelt de aanvraag af. Wordt zo'n lijst niet vastgesteld dan zullen alle gevallen apart voorgelegd moeten worden aan de raad. In het kader van een goede en snelle dienstverlening past het om de raad voor te stellen zo’n lijst vast te stellen.

  • 1

    Het argument om meer gebruik te maken van de genoemde mogelijkheid uit de Wabo is met name gericht op de komst van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. Hiervoor liggen de beleidskaders vast en biedt daarmee mogelijkheden om een afwijkingsplan te voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Maar ook voor andere mogelijke afwijkingen van een bestemmingsplan waarbij geen gebruik gemaakt kan worden van de ontheffingsmogelijkheden, dient voorzien te worden in een snelle afhandelingprocedure.

  • 2

    Het voorstel past binnen de rolverdeling tussen een kaderstellende raad en een uitvoerend college. De Wabo schrijft in beginsel voor dat een afwijking van het bestemmingsplan voorgelegd moet worden aan de raad. Dit is logisch want de raad heeft immers het bestemmingsplan vastgesteld en een dergelijke aanvraag gaat de kaders van het bestemmingsplan voorbij. Als de raad van tevoren aangeeft, via een lijst op welke onderdelen hij voldoende kaders aanwezig acht, is geen verklaring van geen bedenking nodig. Het college kan dan binnen deze kaders het besluit op de aanvraag omgevingsvergunning nemen. Het college oordeelt dan zelfstandig of een activiteit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en tevens oordeelt het college over eventuele zienswijzen.

  • 3

    De voorgestelde werkwijze draagt bij aan de doelstelling van de Wabo: efficiënte en snellere doorloopprocedures.

  • 4

    De Wabo kent een afhandelingtermijn van 26 weken. Indien deze niet gehaald worden, kan de gemeente een dwangsom opgelegd krijgen. Met voorgestelde werkwijze wordt die kans beperkt. Het gaat bij afwijkingen van bestemmingsplannen vaak om complexe aanvragen waarbij meerdere disciplines om de hoek komen kijken. Een extra stap richting raad neemt zo’n 1,5 maand extra in beslag.

  • 5

    Werkdruk raad wordt verlicht: er is een aantal aanvragen voor plannen in het buitengebied die nu wachten op het nieuwe bestemmingsplan. Door middel van voorgestelde werkwijze kunnen deze aanvragen snel in behandeling worden genomen. Indien niet wordt gekozen voor de vaststelling van de lijst zullen deze aanvragen allemaal afzonderlijk voorgelegd moeten worden aan de raad.

Door middel van de genoemde afwijkingsprocedure uit de Wabo kunnen grote projecten, maar ook projecten met relatief weinig invloed op de omgeving, worden gerealiseerd. Het college is in beginsel bevoegd gezag voor alle omgevingsvergunningen, in een enkel geval is dat de provincie of een ministerie.

In Westerveld zal het college in de meeste gevallen het bevoegd gezag zijn. De verklaring van geen bedenkingen is integraal onderdeel van het besluit over de omgevingsvergunning.

Lijst van categorieën

In artikel 6.5 lid 3 van het Bor wordt de mogelijkheid geboden aan de raad om een lijst van categorieën vast te stellen waarbij een dergelijke verklaring van geen bedenkingen niet vereist is. In die gevallen is het college zelf bevoegd te beoordelen of een activiteit in overeenstemming of in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Voor de gemeente Westerveld is een lijst met categorieën opgesteld, waarin het college geen verklaring bij de raad hoeft te vragen. Deze gevallen zijn opgenomen in de bijlage behorende bij het raadsbesluit. Per situatie wordt aangegeven waarom deze op de lijst staat.

Procedure

Het college bevoegd gezag (in de meeste gevallen het college) beoordeelt een met het bestemmingsplan strijdige aanvraag om omgevingsvergunning en welke procedure van toepassing is. Er volgt dan een principebesluit. Indien de activiteit past binnen de vastgestelde lijst van categorieën dan wordt de procedure door het college verder afgehandeld. De keuze voor het projectbesluit uit de Wabo of een partiële herziening wordt in de overwegingen meegenomen. Als er sprake is van een complex plan waarbij de afwijking van het bestemmingsplan groot is en er is geen onderliggend beleid maar waar het college wel aan mee wenst te werken, dan zal in de regel gekozen worden voor een partiële herziening. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld bedrijfsontwikkeling of een positieve maatschappelijke ontwikkeling. Het Wabo-projectbesluit is dan een te licht middel. In het geval van een bestemmingsplanherziening zal het voorstel doorgezonden worden naar de raad. De raad heeft diverse malen aangegeven eerder betrokken te willen worden bij bestemmingsplanherzieningen. Dit is mogelijk door bij het nemen van een principebesluit tot het laten opstellen van een partiële herziening het voorstel voor te leggen aan de commissie ruimte.

Werkwijze intern

Op het moment een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, wordt deze getoetst aan o.a. het bestemmingsplan. Is het plan strijdig dan wordt deze voorgelegd aan de collega’s van Ruimtelijke Ordening. Het college wordt vervolgens voorgesteld een principebesluit te nemen. Bij een positief principebesluit wordt ook uitspraak gedaan over de te volgen procedure (of via 2.12, 1e lid sub a onder 3 Wabo of door middel van een partiële herziening). Indien het voldoet aan de vastgestelde lijst van categorieën waarvoor een algemene verklaring van geen bedenkingen geldt, hoeft het plan niet naar de raad. Bij een complex plan met een grote afwijking kan gekozen worden voor een partiële herziening welke de basis vormt voor een te verlenen omgevingsvergunning.

De motivering van een besluit op grond van artikel 2.12, 1e lid, sub a, onder 3 Wabo dient een goede ruimtelijke onderbouwing te hebben. Artikel 5.20 Bor verklaart voor de inhoud van het besluit de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Bro van overeenkomstige toepassing. Dit zijn de eisen die aan bestemmingsplan worden gesteld en een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo vraagt daarom evenveel voorbereiding als een bestemmingsplan waaronder ook het wettelijk vooroverleg.

De ruimtelijke onderbouwing moet deel uit gaan maken van het ontwerp van de omgevingsvergunning. De aanvrager dient zelf de ruimtelijke onderbouwing aan te laten leveren. De onderbouwing dient aan dezelfde eisen als een bestemmingsplan te voldoen dus veelal zal een aanvrager de onderbouwing moeten laten opstellen door een bureau. In het besluit wordt vervolgens verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing (zie voorbeeld conceptbesluit) en indien van toepassing de door de raad vastgestelde lijst van categorieën.

Er moet bij dit soort aanvragen een uitgebreide procedure gevolgd worden. Het ontwerp van de omgevingsvergunning wordt zes weken ter visie gelegd. Dit betekent dat alle andere mogelijke onderdelen (zoals bijv. milieu, aanleg, bouwen, kap etc.) hierin ook opgenomen moeten worden. Een ieder kan een zienswijze indienen bij het college. Eventuele zienswijzen worden verwerkt in het uiteindelijke besluit op de aanvraag omgevingsvergunning. Dit alles moet binnen een termijn van 26 weken (evt. met verlenging van 6 weken) afgerond zijn. Tegen deze omgevingsvergunning die voorbereid met een uitgebreide procedure staat rechtstreeks beroep open bij de rechtbank en nadien eventueel hoger beroep bij de Raad van State.

Lijst van categorieën van gevallen op grond van artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, waarin een verklaring van geen bedenkingen door de raad niet is vereist

Geen verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Westerveld is vereist in de volgende gevallen:

1.Indien reeds beleid is geformuleerd en vastgesteld door de Raad. Dit kan in veel vormen: een structuurplan, Kadernota , Nota van Uitgangspunten, ontwerpbestemmingsplan, vastgestelde stedenbouwkundige visie of een daarmee te vergelijken kader (mits vastgesteld door de raad van de gemeente Westerveld).

Toelichting: indien de raad kaders heeft vastgesteld, is het college gehouden aan deze kaders. Het kan hierbij bijv. gaan om activiteiten voortvloeiende uit een vastgestelde woonvisie of Structuurvisie met een uitvoeringsprogramma, een gemeentelijk verkeer-en vervoersplan, een landschapsontwikkelingsplan etc.

Voorafgaand aan een bestemmingsplan zoals actualisering van komplannen en het bestemmingsplan voor het buitengebied, worden kaders door de raad vastgesteld. Dit is gebeurd voor de onlangs geactualiseerde komplannen en het buitengebied (Kadernota en Nota van Uitgangspunten). Er is in aanloop naar het nieuwe plan voor het buitengebied veel opgelost door middel van partiële herzieningen en onlangs door het vastgestelde anticipatieplan. Maar het anticipatiplan ondervangt niet alle situaties. Door gebruik te maken van het Wabo-projectbesluit, kunnen particulieren en bedrijven eerder geholpen worden aan een vergunning terwijl men nu al lang wacht op de planologisch basis waarop een vergunning verleend kan worden. Te denken hierbij valt bijvoorbeeld aan uitbreiding van (recreatie)bedrijven. Het toekomstige ontwerpbestemmingsplan kan dan dienen als ruimtelijke onderbouwing die nodig is voor de aanvraag omgevingsvergunning.

Indien sprake is van een activiteit waarvoor geen beleidsuitgangspunten zijn vastgesteld en er wordt wel beroep gedaan op het “Wabo-projectbesluit” en de hiermee gepaard gaande verklaring van geen bedenkingen, zal deze afzonderlijk aan de raad voorgelegd worden.

2.Indien sprake is van herstructureringsplannen in de bebouwde kom waarbij het aantal woningen niet past binnen het vastgestelde bestemmingsplan of afgeweken moet worden van het bouwblok om realisatie mogelijk te maken.

Toelichting: het is bekend dat de woningbouwcorporatie bezig is met ontwikkeling van herstructureringsplannen. In de geldende bestemmingsplannen is vaak de bestaande situatie van bebouwing vastgelegd, door middel van het maximum aantal woningen en een bouwblok. Bij herstructureringsplannen kunnen de bestaande aantallen en/of de bestaande bouwblokken worden overschreden. Om dan niet meteen over te hoeven stappen op een bestemmingsplanherziening kan het Wabo-projectbesluit uitkomst bieden. Als voorbeeld: het bestemmingsplan voor Uffelte: de woningbouw corporatie wil gaan slopen en herbouwen maar het plan past niet naadloos in het geldende bestemmingsplan. De reparatie hiervan wordt meegenomen in het voorstel om een aantal bestemmingsplan te reparareren in een “veeg plan” maar gelet op het tijdsaspect, is het raadzaam mee te kunnen werken door middel van deze lijst. Indien het reparatieplan om wat voor reden vertraagt, dan kan door middel van het Wabo-projectbesluit meegewerkt worden.

3.Indien sprake is van realisering van maatschappelijke voorzieningen of voorzieningen ten behoeve van sport, recreatie en cultuur, dienstverlenende voorzieningen allen met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen de bebouwde kom (komplannen) , de maximale oppervlakte van 1500 m² bedraagt en de activiteit in overeenstemming is met rijks-provinciaal en gemeentelijk beleid.

Toelichting: van belang is om het voorzieningenniveau op peil te houden en nieuwe ontwikkelingen gestimuleerd kunnen worden. De meeste plannen voor de kommen en nu ook het plan buitengebied zijn flexibel van opzet. Toch zijn het vaak de vragen uit de praktijk die net niet passen in het flexibele plan of liggen de panden niet binnen de bestemming “centrumdoeleinden” waar het gebruik uitwisselbaar is binnen de bestemming. Als het toetsingskader voor aanvragen met een zorgonderdeel wordt vastgesteld biedt deze mogelijkheid een optie om sneller mee te kunnen werken dan door middel van een bestemmingsplanherziening. Het kan hierbij gaan om een functieverandering maar ook de bouw en/of uitbreiding van een voorziening.

4.Een naar aard en omvang beperkte aanleg, wijziging en/of reconstructie van weginfrastructuur (waaronder parkeerterreinen) en, in geval van een bestaande weg, het karakter van de weg niet wordt aangetast.

Toelichting: in bestaande bestemmingsplannen worden de huidige wegen en soms fiets-en wandelpaden opgenomen. De regels zien vaak niet toe op wijzigingen hierop, bijvoorbeeld aanleggen rotonde of aanbrengen of verleggen van paden en wegen of openbare parkeerplaatsen. Andere regels binnen de Wro zien hierop ook niet toe,dus rest de mogelijkheid uit de Wabo. Het is de afgelopen jaren een paar keer voorgekomen dat door middel van een artikel 19 vrijstellingsprocedure volgens de oude WRO infrastructurele aanpassingen zijn opgelost.

5.Indien de activiteit niet past binnen de door raad gestelde kaders en geweigerd wordt om toepassing te verlenen van 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo.

Toelichting: indien duidelijk is dat een activiteit in strijd is met gemeentelijk beleid is er geen noodzaak de raad alsnog om toestemming te vragen. Indien er sprake is van een twijfelgeval zal deze wel afzonderlijk aan de raad voorgelegd worden.

Vastgesteld in de raad van 31 mei 2011.