Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van de Toeristenbelasting 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de Toeristenbelasting 2020

De raad van de gemeente Westerveld;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2019;

gelet op de artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van de Toeristenbelasting 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. vakantieonderkomens: woningen, chalets, stacaravans en andere verblijven met maximaal acht slaapplaatsen in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e. groepsaccommodaties: woningen en andere verblijven met meer dan acht slaapplaatsen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, op vaste standplaatsen, in groeps- of andere accommodaties tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

  • Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2. verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

  • 3. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 6 Vaststelling van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht alsmede het aantal malen dat is overnacht, wordt met betrekking tot vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten, mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen en groepsaccommodaties bepaald op basis van het nachtverblijfregister van de belastingplichtige.

  • 2. In geval de belastingplichtige niet beschikt over een geautomatiseerd nachtverblijfregister, kan door de gemeente een bij te houden nachtverblijfregister worden verstrekt.

Artikel 7 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot mobiele kampeeronderkomens op vaste standplaatsen welke:

    • ten hoogste drie maanden wordt gebruikt, bepaald op 2,3;

    • meer dan drie doch ten hoogste zeven maanden wordt gebruikt, bepaald op 2,2;

    • meer dan zeven doch ten hoogste twaalf maanden wordt gebruikt, bepaald op 1,8.

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt: ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van:

    • ten hoogste drie maanden, bepaald op 31,6;

    • meer dan drie doch ten hoogste zeven maanden, bepaald op 51,0;

    • meer dan zeven doch ten hoogste twaalf maanden bepaald op 84,5.

Artikel 8 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 7 berekende aantal overnachtingen.

Artikel 9 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,25.

Artikel 10 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 11 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 13 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar doch niet vóór 1 mei kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 14 Termijn van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. Ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen toeristenbelasting, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan, minder is dan € 50.000,--, moeten de aanslagen in 3 gelijke termijnen worden betaald waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de laatste dag van de maand valt op een dag waarop er geen betalingsverkeer mogelijk is via de bank, dan zal de desbetreffende termijn worden afgeschreven op de laatste dag van de maand waarop wel betalingsverkeer mogelijk is. De exacte vervaldata worden vermeld op het aanslagbiljet.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de drie termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 15 Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2. De belastingplichtige die niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen vier weken na het verstrijken van zesentwintig weken, bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3. Ieder, die een uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen, is verplicht binnen twee weken na de datum van uitnodiging de aangifte ingevuld en ondertekend op het gemeentehuis te bezorgen of doen bezorgen.

Artikel 16 Nachtverblijfregister

  • 1. De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2. Ingeval de belastingplichtige zelf beschikt over een geautomatiseerd nachtverblijfregister, dan wordt dit als zodanig aangemerkt.

  • 3. Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft gegevens tenminste betreffende:

    • a.

      naam en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal personen van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 4. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, bedoelde ambtenaar is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zonodig onder door hen te stellen voorwaarden.

  • 5. Met betrekking tot verblijf, ter zake waarvan de belasting wordt geheven naar een forfaitaire regeling, is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid genoemde gegevens.

Artikel 17 Kwijtschelding van belasting

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening toeristenbelasting 2017" vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van 17 december 2019.

de raadsgriffier, de voorzitter,

R. J. van der Veen H. Jager