Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Weststellingwerf 2016

Geldend van 14-07-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Weststellingwerf 2016

Beleidsregels Weststellingwerf Wet Mbveo 2016

 1. Inleiding

Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (Wet Mbveo of Voetbalwet) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet bestaat uit nieuwe artikelen in de Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Te weten:

Gemeentewet

  • ·

    Artikel 172a Gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht

  • ·

    Artikel 172b Bevel naar ouders/ verzorgers van 12-minners

Wetboek van Strafvordering

• Artikel 509hh Gedragsaanwijzing door de officier van justitie inhoudende een gebiedsverbod, contactverbod, meldingsplicht of zich doen begeleiden bij hulpverlening

Wetboek van Strafrecht

  • ·

    Artikel 141a Strafbaarstelling van het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen

  • ·

    Artikel 184a Strafbaarstelling overtreding gedragsaanwijzing in verband met vrees voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens personen

  • ·

    Artikel 38v Lid 2 sub c toegevoegd; “De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen: op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn”

  • ·

    Lid 3, periode gewijzigd (was twee jaar). “De maatregel kan voor een periode van ten hoogste vijf jaren worden opgelegd.”

Deze wet geeft de burgemeester en de officier van justitie de mogelijkheid om maatregelen op te leggen aan personen die overlast veroorzaken of de openbare orde verstoren.

2. Wettelijkkader

Overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij groepsgerelateerde en/of individuele overlast, is onderstaand beleid geformuleerd.

Op grond van de wet Mbveo kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van drie maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd. Daarnaast is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte een gebiedsverbod, contactverbod of een meldingsplicht opleggen. Ook is het mogelijk om de verdachte te verplichten zich te doen begeleiden bij hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de Officier van Justitie (OvJ) een gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen (artikel 172a lid 5 Gemeentewet).

De wet is van toepassing op ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn dan kan naar de bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een ultimum remedium en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, ordeverstorende jeugdgroepen, harde kern voetbalhooligans etc.).

De bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden (noodbevel of noodverordening).

Met de invoering van de Wet Mbveo wordt ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken die hooligans maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige handeling aangemerkt.

De bevoegdheden voor de burgemeester worden opgenomen in de Gemeentewet (artikel 172a en b) en de bevoegdheden voor de officier van justitie in het Wetboek van Strafvordering (artikel 509hh). De strafbaarstelling voor voorbereidingshandelingen staat in artikel 141a en artikel 38v in het Wetboek van Strafrecht.

2.1 Bevoegdheden burgemeester

Gebiedsverbod ( artikel 172a lid 1 Gemeentewet)

1. De overlastgever die een gebiedsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.

2. Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor gedurende maximaal 90 dagen binnen een tijdsbestek van 24 maanden (artikel 172a lid 6 Gemeentewet).

3. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

4. De burgemeester wijzigt ingevolge lid 9 het verbod tussentijds ten gunste of ten nadele (lid 7) van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

5. De burgemeester heeft de mogelijkheid om een gebiedsverbod te laten gelden voor bepaalde tijden (bijvoorbeeld instellen van een individuele avondklok).

Groepsverbod ( artikel 172a lid 1 sub b Gemeentewet)

1. De overlastgever die een groepsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet zonder redelijk doel in groepsverband met meer dan drie andere personen ophouden in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats.

2. Het groepsverbod wordt opgelegd gedurende maximaal 90 dagen binnen een tijdsbestek van 24 maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

3. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

4. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste of ten nadele van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het groepsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

5. Het is mogelijk het groepsverbod te combineren met een meldplicht.

Meldingsplicht ( artikel 172a lid 1 sub c Gemeentewet)

1. De overlastgever die een meldingsplicht krijgt opgelegd, is verplicht zich bij een nader aangegeven instantie op een nader aangegeven tijdstip te melden of vanaf een bepaalde plaats.

2. De burgemeester kan een meldingsplicht als zelfstandige maatregel opleggen of in combinatie met een gebiedsverbod.

3. Van een bevel om zich te melden in een andere gemeente, wordt mededeling gedaan aan de burgemeester van die gemeente (artikel 172a lid 3 en 4 Gemeentewet).

4. De meldingsplicht wordt opgelegd gedurende maximaal 90 dagen een tijdsbestek van 24 maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

5. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

6. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste of ten nadele van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

7. Het is mogelijk de meldplicht te combineren met een groepsverbod.

8. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van de verboden of geboden die voortvloeien uit het bevel, dan wel van een of meer onderdelen daarvan. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden (artikel 172a lid 8 Gemeentewet).

9. De burgemeester kan tevens een bevel geven aan een persoon aan wie door een private organisatie een sanctie is opgelegd, wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde zal verstoren, bijvoorbeeld een stadionverbod (artikel 172a lid 2 Gemeentewet).

Overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar, de zgn. 12-minners (artikel 172b Gemeentewet)

1. Aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige (jonger dan 12 jaar) die herhaaldelijk en in groepsverband overlast veroorzaakt, kan het volgende bevel worden gegeven wanneer er vrees is voor verdere verstoring:

a. Dat de 12-minner zich niet in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente mag bevinden zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige;

b. Dat de 12-minner zich niet tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends mag bevinden op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige.

2. Het bevel met betrekking tot een minderjarige wordt opgelegd voor ten hoogste drie maanden.

3. Verlenging is niet mogelijk.

4. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste en ten nadele van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of (tijdelijk) ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

2.2 Samenhang overige bevoegdheden uit de APV

Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de eventuele instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (APV) blijven onverminderd van kracht.

De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de mogelijkheid om dit in de APV te regelen is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van maximaal drie maanden. Het mogelijke instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging op te leggen. Op grond van de APV kan dan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment optredend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.

Er wordt gekeken naar handhaving van de artikelen in de Algemene plaatselijke verordening (APV) met betrekking tot gebiedsontheffingen, wegens dubbelingen met de wet Mbveo.

De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.

3. Openbare orde belang

De bevoegdheden kunnen worden ingezet bij diverse vormen van groepsgerelateerde en individuele overlast. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd. Deze (niet limitatieve) opsomming is bedoeld om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan uiten, niet om harde grenzen te bepalen. Notoire overlastgevers veroorzaken vaak in verschillende settings overlast bijvoorbeeld rondom voetbalwedstrijden, maar ook in winkel- en uitgaanscentra.

3.1 Ernstige overlast in wijken / Jeugdgroepen

Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van toenemende overlast en (kleine) criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die (weg)gepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet veilig meer voelen in hun omgeving.

Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine groep die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als bestaande instrumenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding (vanuit het Sociaal Team of Veiligheidshuis Friesland niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester naar zijn bevoegdheden uit artikel 172a Gemeentewet grijpen. De overlastgevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod krijgen opgelegd. Het gebiedsverbod kan nog extra kracht worden bijgezet in de vorm van een meldingsplicht.

De wet biedt ook de mogelijkheid drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan overlast in- en rondom het NS Station of de bekende hangplekken. Bij herhaaldelijke overlast en ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde kunnen ook deze groepen overlastveroorzakers individueel worden aangepakt op basis van artikel 172a Gemeentewet.

3.2 Ernstige overlast bij evenementen

Weststellingwerf heeft jaarlijks een aantal evenementen. Om te voorkomen dat relschoppers herhaaldelijk bij evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV van de gemeente Weststellingwerf.

3.3 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar

Soms worden herhaaldelijke openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar in groepsverband. Bij deze groep is het nog meer van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning via het gebiedsteam en/of Sociaal Team en onderwijs (leerplicht) blijft de enige juiste lange termijnoplossing, waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een bredere aanpak omgaan met het opleggen van bevelen aan 12-minners.

Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aan een zorgtraject.

Voordat gegrepen wordt naar zorg in gedwongen kader kan dan allereerst getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen.

Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarige (dit kan natuurlijk ook Regiecentrum Bescherming en veiligheid zijn) begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00u ’s avonds en 06.00u ‘s ochtends.

4. Beleidsregels

Onderstaand beleid wordt geformuleerd op basis van de wet Mbveo onder de naam “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast 2016”;

4.1 Voorwaarden voor het aanwenden van de bevoegdheden 172a/b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van artikel 172a en b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    1. Het gaat om een verstoring van de openbare orde;

  • ·

    2. Die verstoring vindt plaats;

  • ·

    3. Er is een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

  • ·

    4. De overlast is gepleegd door een individu of door een groep dan wel door een persoon die bij groepsgewijze overlast een leidende rol heeft gehad;

  • ·

    5. En specifiek voor de groep 12 minners: het gaat om orde verstorende gedragingen, gepleegd in groepsverband.

Hieronder wordt aangegeven hoe deze begrippen in de beleidsregels worden gehanteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden genoemd in artikel 172a Gemeentewet (gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht) en 172b Gemeentewet (12 minners).

4.2 Begripsbepalingen; bevoegdheden artikel 172a Gemeentewet

4.2.1 Ordeverstorende gedragingen

Ordeverstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregel zijn in ieder geval de hierna opgenomen gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de APV. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel.

Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct verbaliseert kan worden maar, zoals gezegd, bij herhaling wel tot veel overlast kunnen leiden. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn: het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen; joelen; naroepen; bespugen; schelden.

4.2.2 Herhaaldelijk(bij 12-minners)

Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.

Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één ordeverstorende feiten of gedragingen als bedoeld in de APV en als bedoeld in de betreffende artikelen van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten

betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet zoals het reeds gebruikte gebiedsverbod of een stadion- omgevingsverbod.

In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk.

De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijks terugkerende evenementen en de periode rond de jaarwisseling.

4.2.3 Ernstige vrees

Ordeverstorend gedrag welke wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.

4.2.4 Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren.

Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoord. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van

een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.

4.3 Begripsbepalingen; bevoegdheden artikel 172b Gemeentewet

Bij het inzetten van de bevoegdheden uit artikel 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals ordeverstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij artikel 172a Gemeentewet. Zie voor deze definities de voorgaande paragraaf van deze beleidsregels.

Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van artikel 172b Gemeentewet op:

  • ·

    Indien de minderjarige binnen een termijn van 13 maanden herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord, en

  • ·

    Indien een geïntegreerde persoonsgerichte aanpak van minder vergaande middelen en hulpverlening geen effect hebben of hebben gehad.

Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door 12-minners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit 12-minners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele 12-minners(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.

Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • ·

    Indien in de voorgaande zes maanden nog geen bevel is gegeven op grond van artikel 172b dan wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen 20.00 uur en 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.

  • ·

    Indien de minderjarige gedurende de looptijd van een artikel 172b bevel of binnen zes maanden na het verstrijken van een dergelijk bevel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont dan zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:

  • ·

    Het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft.

  • ·

    Het bevel worden gegeven dat de minderjarige tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

4.4 Duur van het verbod

De bevelen van artikel 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd gedurende maximaal 90 dagen binnen een periode van 24 maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan voordat de bevoegdheden uit artikel 172a en b worden aangewend.

Met uitzondering van de bevelen voor 12 minners, kan het bevel driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.

4.5 Gebied waarvoor een gebiedsverbod of groepsverbod wordtopgelegd/meldingsplicht

In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s). Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd (bijvoorbeeld de omgeving van het voetbalstadion) dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.

Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat in sommige gevallen de burgemeester een meldingsplicht zal willen opleggen voor een andere gemeente. In dat geval wordt tijdig mededeling gedaan aan de burgemeester van die gemeente.

In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Deze wordt afhankelijk van de casus vastgesteld. Dit dient vooral in overleg met en in afstemming met de politie te gebeuren.

Daarnaast is het ook mogelijk om een bevel te geven om een persoon zich vanaf bepaalde plaatsen te laten melden.

4.6 Werkwijze

Zie bijlage 2 voor het stappenplan.

4.6.1 Dossiervorming

De burgemeester baseert een bevel in de zin van artikel 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden.

Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. Veiligheidshuis Friesland, het Sociaal Team en het gebiedsteamspelen een belangrijke rol. (informatieknooppunt vormt voor diverse partners op het gebied van veiligheid en zorg zoals de gemeente, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en het gebiedsteam en het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid etc.)

Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van artikel 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:

  • 1.

    De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar, zorginstantie en/of andere instanties die betrokken zijn bij de overlastgever;

  • 2.

    De contactgegevens van de ordeverstoorder waaronder tenminste naam, leeftijd, woonplaats (adres) en telefoonnummer en indien van toepassing de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent;

  • 3.

    De registraties van de ordeverstorende gedragingen die leiden tot het opleggen van de maatregel;

  • 4.

    De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen van de betrokkene over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van de betrokkene en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel;

  • 5.

    Traject wat al doorlopen is met de betreffende groep en/of persoon, dat wil zeggen interventies en het effect daarvan (hulpverleningstrajecten, waarschuwingen etc.). Dit onderdeel is een vereiste indien het gaat om 12 minners.

  • 6.

    Bij een eventuele meldingsplicht gegevens van de locatie (vanaf) waar de persoon zich moet melden;

  • 7.

    Indien er sprake is van een meldingsplicht in een andere gemeente, de melding aan de burgemeester van de betreffende gemeente;

  • 8.

    Indien er sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregelen, de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor verstoring van de openbare orde blijkt.

4.6.2 Verzoek aan de burgemeester

Indien de partners betrokken bij een casus van mening zijn dat aan een bepaalde persoon een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een verzoek aan de burgemeester. Bij dit verzoek voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:

  • ·

    1. Waarom de burgemeester gevraagd wordt van zijn bevoegdheid gebruik te maken (en niet bijvoorbeeld de officier van justitie);

  • ·

    2. Welke bevoegdheid gevraagd wordt in te zetten;

  • ·

    3. Een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor de maatregel moet worden opgelegd.

4.6.3 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel

De burgemeester beslist op basis van de feiten en omstandigheden of betrokkene in aanmerking komt voor één van de bevelen genoemd in artikel 172a of 172b van de Gemeentewet. Zo ja, dan wordt in principe allereerst een voornemen tot het opleggen van het bevel uitgereikt.

Het voornemen wordt per aangetekende post naar het huisadres van betrokkene gezonden of dan wel door de politie (bij voorkeur wijkagent) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt. In het geval van uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem),

In het voornemen wordt vermeld:

  • ·

    1. Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon (in groepsverband) de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad;

  • ·

    2. Indien het gaat om een gebieds- of groepsverbod, de afbakening van het gebied waarvoor de burgemeester voornemens is een bevel op te leggen;

  • ·

    3. De voorgenomen ingangsdatum en duur van het bevel;

  • ·

    4. Op welke wijze de betrokkene kan reageren op het voornemen.

Indien de betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit in de voorgaande zes maanden ook al een bevel op grond van artikel 172 a en/of b heeft gehad dan wordt opnieuw een voornemen opgelegd en niet direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw bevel.

4.6.4 Zienswijze

Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen of vijf werkdagen na aangetekende verzending tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht zijn zienswijze schriftelijk aan de burgemeester kenbaar maken.

4.6.5 Opleggen bevel

Een bevel als bedoeld in artikel 172a en b Gemeentewet wordt opgelegd na:

  • ·

    a. het ontvangen van de schriftelijke zienswijze;

  • ·

    b. afloop van de zienswijzentermijn als betrokkene geen zienswijze heeft ingediend.

Het bevel wordt per aangetekende post verstuurd dan wel door de politie in persoon uitgereikt. De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen het definitieve besluit.

Punt om over na te denken; bezwarencommissie valt ook onder Jeroen, dan heeft hij twee petten op. Oplossing?

In de definitieve beschikking is opgenomen:

  • ·

    1. Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad. Bij 12-minners geldt ook dat de openbare orde herhaaldelijk en in groepsverband is verstoord;

  • ·

    2. Een concrete aanduiding van de objecten in of in de omgeving waarvan deze persoon zich niet mag bevinden dan wel van het gedeelte of bepaalde delen van de gemeente waar deze persoon zich niet (al dan niet in groepsverband) mag bevinden;

  • ·

    3. De ingangsdatum en duur van het bevel;

  • ·

    4. Reactie op de ingediende zienswijze (indien van toepassing);

  • ·

    5. Waarom de maatregel in het concrete geval noodzakelijk is (motivering).

Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.

Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van politieteam Achterhoek-West, de officier van justitie en Veiligheidshuis Friesland.

4.6.6 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12 minners

De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12 minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna gemakshalve ouders/voogden genoemd). Dit betekent dat:

  • a.

    het voornemen en het bevel worden geadresseerd en uitgereikt aan de ouders/voogden;

  • b.

    de ouders/voogden de gelegenheid krijgen hun zienswijze kenbaar te maken;

  • c.

    de ouders/voogden bezwaar kunnen aantekenen tegen een definitieve beschikking.

4.7 Overleg tussen partijen

In de lokale driehoek vindt, indien mogelijk, afstemming plaats tussen politie, officier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via Veiligheidshuis Friesland c.q. andere casusoverleggen besproken. Het Veiligheidshuis Friesland kan adviseren over het opleggen van een maatregel aan de burgemeester.

In artikel 172a lid 5 Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied.

Het is dus van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van artikel 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de 'afspraak op persoon' vanaf het voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod is het mogelijk om samenloop te voorkomen.

4.8 Toezicht en handhaving

In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in artikel 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Het niet naleven van het bevel de burgemeester als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr).

5. Citeertitel

Deze beleidsregels zullen worden aangehaald als “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Weststellingwerf 2016”.

6. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt in ‘De Griffioen’, ‘De Stellingwerf’ en het gemeenteblad en treedt in werking één dag na bekendmaking.

Weststellingwerf, 11 juli 2016

G.van Klaveren

Burgemeester van Weststellingwerf

Bijlage 1Instructie vervolging Openbaar Ministerie

Of het Openbaar Ministerie (OM) tot vervolging zal overgaan op grond van artikel 184 WvSr wordt per zaak beoordeeld. Onderstaande criteria dienen hierbij als richtlijn.

Bij drugsrunners en straatdealers:

• Sfeerverbaal over de buurt moet aanwezig zijn (inzoomen op drugs[runner]overlast in de wijk)

• Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak moeten onvoldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

• Individuele antecedenten moeten er zijn, bestaande uit:

-2 keer veroordeling/ overtreding 184 WvSr voor drugsgerelateerd (overtreding of

misdrijf) delict over afgelopen 4 jaar

-2 keer in het afgelopen jaar (na veroordeling) mutaties in het politiesysteem betreffende drugsgerelateerde delicten.

Zwervers, alcoholisten:

• Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk (inzoomen op drankgebruik en zwervers).

• Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak van het probleem moeten niet voldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

• De individuele hulpverlening bij deze persoon heeft de situatie niet verbeterd.

• 4 veroordelingen afgelopen 4 jaar (overtredingen)

• 2 mutaties het afgelopen jaar betreffende drank/zwerver

Jeugd:

• Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast, tenzij er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen.

• Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de jeugdige moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren zich schuldig hebben gemaakt aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten (in de afgelopen 13 maanden) in een bepaald gebied/wijk.

• De afweging moet gemaakt zijn of handhaving op grond van APV zinvol is of niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

• Hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en heeft het overlastgevende/ strafbare gedrag niet doen ophouden.

Veelplegers:

• Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk.

• Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de veelpleger moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) hebben schuldig gemaakt

aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

• Eerdere/andere (gedrags)interventies hebben niet geleid tot het stopzetten van overlastgevende gedragingen.

Hooligans:

• Als er een eerdere persoonsgerichte aanpak heeft plaatsgehad op grond van een andere aandachtsgroep, bijv. jeugd, zijn de resultaten daarvan in het dossier neergelegd.

• Duidelijk moet worden dat betrokkene zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen en dat deze aanwijzingen kunnen zijn gelegen in het gedrag van betrokkene in de afgelopen periode.

• Indien er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte (bijv. bij verdenking van een misdrijf waarop VH is toegelaten) en aanleiding bestaat voor een gedragsaanwijzing door de OvJ, volgt bespreking van de persoon in een casusoverleg waarbij gemeente (in casu de coördinator Veiligheidshuis Friesland, politie en OM zijn vertegenwoordigd).

12 minners:

• Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast en wat hiervan de gevolgen zijn voor de omgeving. Indien er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen kan het sfeerverbaal achterwege gelaten worden.

• Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de 12minner moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) in groepsverband hebben schuldig gemaakt aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

• Kindgedrag zoals joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevend beschouwd.

• Hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en heeft het overlastgevende/ strafbare gedrag niet doen ophouden.

• Er is contact gezocht met ouders en hen is verzocht in te grijpen. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.