Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-03-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne;

gelet op

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westvoorne 2020;

overwegende dat

het in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) de bevoegdheid heeft om regels te stellen over de te volgen procedure, de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, het persoonsgebonden budget;

binnen de Wmo 2015 de cliënt met een ondersteuningsvraag centraal staat, en dat om de vraag van de cliënt, zijn individuele behoefte en de gewenste resultaten helder te krijgen, een zorgvuldige toegangsprocedure vereist is, met aandacht voor wat iemand zelfstandig, met mantelzorg of informele vrijwillige hulp kan doen om zijn zelfredzaamheid en/of participatie te handhaven of te verbeteren. Waarbij het resultaat van de procedure dient te zijn dat waar nodig een voor de cliënt passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en de participatie van de cliënt;

besluit:

  • 1.

    De beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Westvoorne 2017 per 1 maart 2020 in te trekken.

  • 2.

    De beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Westvoorne 2020 met ingang van 1 maart 2020 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

  • 1. In de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Westvoorne 2020 wordt verstaan onder:

    • -

      Centrumgemeente: centrumgemeente Nissewaard;

    • -

      Cliënt: de persoon welke in de gemeente Westvoorne zijn hoofdverblijf heeft en door wie of namens wie een hulpvraag is gemeld op het gebied van maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      De gemeente: het college van burgemeesters en wethouders van Westvoorne, of diens vertegenwoordigers;

    • -

      De Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      Informele hulpverlener: een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt;

    • -

      Maatschappelijk middenveld: het geheel van not-for-profit organisaties, die actief zijn in de samenleving en die verschillende groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen;

    • -

      Respijtzorg: vervangende zorg die mantelzorger(s) de mogelijkheid biedt op een verantwoorde manier de reguliere zorgtaken (tijdelijk) aan een ander over te dragen, zodat overbelasting bij de mantelzorger(s) wordt voorkomen of uitgesteld;

    • -

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westvoorne 2020.

  • 2. De volgende begripsbepalingen worden toegepast voor de verschillende verslagvormen:

    • -

      Persoonlijk plan: een door de cliënt - of namens de cliënt - opgesteld plan, dat aan de gemeente wordt overhandigd, waarin de cliënt diens omstandigheden beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar de mening van de cliënt het meest is aangewezen;

    • -

      Gespreksverslag: het verslag van het “keukentafelgesprek” tussen de cliënt, de aanwezige mantelzorger en/of cliëntondersteuner en de gemeente, inclusief de gemaakte afspraken over het vervolgonderzoek;

    • -

      Onderzoeksverslag: een verslag als resultaat van het extern onderzoek, opgesteld door een (sociaal-medisch) adviseur in opdracht van de gemeente, ten behoeve van de onderzoeksfase;

    • -

      Ondersteuningsplan: een afsprakenkader over de inzet van de cliënt, zijn sociaal netwerk, in te zetten algemene voorzieningen en/of maatwerkvoorzieningen gelet op zijn beperking(en), opgesteld door de gemeente - of in opdracht van de gemeente door een aanbieder - in overleg met de cliënt, dat na ondertekening door de cliënt ook de status van aanvraag kan krijgen en/of onderdeel kan uitmaken van de maatwerkbeschikking;

    • -

      Hulpverleningsplan: een plan over de inzet van de hulpverlener, opgesteld door de hulpverlener in overleg met de cliënt, nadat de cliënt een beschikking heeft ontvangen.

  • 3. Alle overige begrippen die in deze beleidsregels genoemd worden en die niet nader worden omschreven, zijn in de wet en in de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning opgenomen en daarmee van toepassing op deze beleidsregels.

Hoofdstuk 2 Procedures

Artikel 2.1 Melding

  • 1. De melding kan schriftelijk worden gedaan op een door de gemeente beschikbaar gesteld meldingsformulier of op een voorgeschreven digitale wijze.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding telefonisch, schriftelijk of per e-mail en wijst de cliënt op de mogelijkheid van cliëntondersteuning als bedoeld in artikel 2.2. en op de mogelijkheid van het indienen van een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.

  • 3. Het college maakt binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding een afspraak voor een gesprek.

  • 4. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft de gemeente na de melding al meteen een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 5. De gemeente kan afspraken maken met aanbieders en partijen uit het maatschappelijk middenveld op welke wijze zij, namens een cliënt, met een (gewijzigde) behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, een melding kunnen doen.

  • 6. De gemeente kan naar aanleiding van een signaal uit de samenleving of een mondelinge vraag contact opnemen met de cliënt om het signaal te verifiëren en zo nodig actie te ondernemen.

  • 7. Een melding van huiselijk geweld, kindermishandeling en/of seksueel misbruik wordt beoordeeld door Veilig Thuis, zo nodig aangevuld door politiegegevens.

  • 8. Wanneer de melding niet onder de Wmo 2015 valt maar onder een andere wettelijke regeling, zoals de Wlz, stuurt de gemeente de melding door naar de juiste instantie. Dat gebeurt ook wanneer de melding bij een andere gemeente dient te worden gedaan.

  • 9. Een melding met betrekking tot maatschappelijke opvang of beschermd wonen wordt gedocumenteerd doorverzonden naar de centrumgemeente. De documentatie kan bestaan uit een hulpverlenersplan waarin binnen een zelfredzaamheidsmatrix wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van ondersteuning onvoldoende resultaat behaald wordt. Verder kan worden ingegaan op gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, diagnose en de mogelijkheden voor participatie en activering.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger voorafgaande aan het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Persoonlijk plan

  • 1. De gemeente brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2. Uit het persoonlijk plan moet in ieder geval blijken op welke manier de cliënt zelf denkt dat zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan worden vormgegeven (zie artikel 2.3.2 vierde lid van de wet). Minimaal de volgende onderwerpen komen in het persoonlijk plan aan de orde:

    • a)

      de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

    • b)

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren;

    • c)

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

    • d)

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie.

    • e)

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.

Artikel 2.4 Vooronderzoek en identificatieplicht

  • 1. De gemeente verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt de gemeente alle overige gegevens en informatie die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan de gemeente in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste [en tweede] lid van dit artikel.

Artikel 2.5 Gesprek en onderzoek

  • 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek.

  • 2. De gemeente onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de cliënt - of diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a)

      de behoeften, persoonskenmerken, gezinssituatie en voorkeuren van de cliënt;

    • b)

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c)

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d)

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e)

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f)

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g)

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h)

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i)

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde van artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j)

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3, aan de gemeente heeft overhandigd, betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De gemeente informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 5. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 7 van de verordening in te dienen.

  • 6. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de cliënt, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

  • 7. Indien noodzakelijk voor het op de juiste wijze in behandeling kunnen nemen van een melding c.q. opstellen van een ondersteuningsplan, kan een extern (sociaal-medisch) advies gevraagd worden zoals bedoeld in artikel 5 lid 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westvoorne en kunnen eventueel meerdere gesprekken met de cliënt gevoerd worden.

  • 8. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan de gemeente onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.6 Gespreksverslag

  • 1. Binnen vijf werkdagen verstrekt de gemeente aan de cliënt een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het gesprek, inclusief gemaakte afspraken met betrekking tot het vervolgproces en waar van toepassing een aankondiging van nader onderzoek.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd,

Artikel 2.7 Ondersteuningsplan

  • 1. Binnen maximaal zes weken na de melding stelt de gemeente samen met de cliënt een ondersteuningsplan op, op basis van het gespreksverslag en eventueel aanvullende informatie/ onderzoek.

  • 2. De gemeente kan een partij aanwijzen die met de cliënt het ondersteuningsplan opstelt. In dat geval retourneert deze partij het door de cliënt ondertekende ondersteuningsplan en toetst de gemeente het ondersteuningsplan op basis van het gespreksverslag.

  • 3. In eenvoudige gevallen kan het gespreksverslag tevens de functie van ondersteuningsplan vervullen.

  • 4. Het ondersteuningsplan is er op gericht de regie zoveel mogelijk bij de cliënt (en zijn sociale netwerk) zelf te houden en gaat in op de onder 2.5 lid 1 a tot en met j genoemde punten.

  • 5. Bij meervoudige problematiek gaat het ondersteuningsplan gaat uit van het principe één huishouden, één plan, één regisseur.

  • 6. In het ondersteuningsplan staan afspraken met betrekking tot de evaluatie van de te zetten maatregelen en in te zetten voorzieningen.

  • 7. De cliënt tekent het ondersteuningsplan binnen twee weken voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon van de gemeente. De beslistermijn wordt vanaf het moment van versturen van het advies totdat het is terugontvangen van de cliënt opgeschort.

  • 8. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende ondersteuningsplan.

  • 9. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

Artikel 2.8 Aanvraag maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij de gemeente.

  • 2. Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend middels een daarvoor bedoeld aanvraagformulier en kan pas worden ingediend nadat het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.5 is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na het ontvangst van de melding.

  • 3. De gemeente kan een door de cliënt ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 4. De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015 binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking.

  • 5. Een aanvraag voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt in behandeling genomen door de centrumgemeente Nissewaard.

Artikel 2.9 Omgaan met privacygevoelige informatie van cliënten

  • 1. Cliënten kunnen te allen tijde inzage krijgen in de opgevraagde gegevens uit het vooronderzoek.

  • 2. Voor het opvragen en verwerken van privacygevoelige informatie die nodig is voor de beoordeling van de aanvraag, is geen toestemming van de cliënt nodig.

  • 3. Voor het opvragen en verwerken van privacygevoelige informatie die niet nodig is voor de beoordeling van de aanvraag, maar mogelijk wel de cliëntrelatie ten goede komt, is getekende toestemming van de cliënt nodig.

Hoofdstuk 3 Toewijzing

Artikel 3.1 Beoordeling hulpvraag

Bij het beoordelen van een hulpvraag geldt het gespreksverslag als uitgangspunt, zo nodig aangevuld met informatie vanuit bijvoorbeeld het ondersteuningsplan, of de rapportage van een (externe) sociaal-medisch onderzoek.

Artikel 3.2 Afwegingskader

  • 1. Eigen mogelijkheden

    • a)

      Voor een cliënt die zelf in staat is om zijn beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie op te lossen of zich op eigen kracht kan handhaven in de samenleving, bestaat geen noodzaak tot ondersteuning met een maatwerkvoorziening.

    • b)

      Deze eigen verantwoordelijkheid is ook van toepassing wanneer:

      • -

        de cliënt redelijkerwijs de noodzaak tot ondersteuning had kunnen voorkomen;

      • -

        de cliënt redelijkerwijs maatregelen had kunnen treffen omdat de noodzaak voor ondersteuning voorzienbaar en/of voorspelbaar was voor de cliënt.

    • c)

      Onder eigen mogelijkheden vallen ook adequate of nieuwe oplossingen die te verkrijgen zijn met behulp van behandeling, revalidatie, reactivering, leren of aanpassing van de omgeving of medische hulpmiddelen.

  • 2. Financiële mogelijkheden

    Het is niet toegestaan om slechts op basis van inkomen de ondersteuning op grond van de Wmo te verlenen of te weigeren. Maar het is wel toegestaan om over financiële zelfredzaamheid met de cliënt in gesprek te gaan.

  • 3. Voorliggende wet- en regelgeving

    • a)

      Een maatwerkvoorziening wordt geweigerd, indien de cliënt aanspraak kan maken op een passende voorziening binnen voorliggende wet- en regelgeving, zoals een voorziening of dienst op grond van de Wet langdurige zorg, of ziektekostenverzekering.

    • b)

      Als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening, maar weigert om aan een onderzoek hiervoor mee te werken, kan ondersteuning via de Wmo worden geweigerd.

    • c)

      Een uitzondering betreft die personen met een Wlz-indicatie die (deels) zelfstandig thuis wonen met een Wlz-indicatie (modulair) pakket thuis, of in een andere zelfstandige woonvorm die vrij beschikbaar is voor de algemene woningmarkt, zoals een ouderenwoning of aanleunwoning zonder behandeling. Zij dienen zich voor een aanvraag voor hulpmiddelen en woonaanpassing te melden bij de gemeente.

  • 4. Algemeen gebruikelijk

    • a)

      Een voorziening, zijnde een zaak of dienst, die als algemeen gebruikelijk is aan te merken, wordt niet toegekend als maatwerkvoorziening.

    • b)

      Een voorziening is algemeen gebruikelijk wanneer onderstaande criteria allen van toepassing zijn:

      • -

        niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap of beperking en,

      • -

        verkrijgbaar in de reguliere handel en,

      • -

        behoort voor een persoon zonder beperkingen tot het normale aanschafpatroon.

    • Indien alle vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord, is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening.

    • c)

      In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld een plotseling optredende beperking, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan gebruikelijk moeten worden vervangen.

    • d)

      In het geval een cliënt een inkomen heeft dat door aantoonbare voor de cliënt noodzakelijke en onvoorziene kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijnde bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen gebruikelijke voorziening toch voor vergoeding in aanmerking komen via de bijzondere bijstand.

  • 5. Gebruikelijke hulp

    • a)

      Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien hulp, die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen vanaf 18 jaar of andere huisgenoten, in dusdanige mate aanwezig is dat daarmee een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt verondersteld kan worden.

    • b)

      Van gebruikelijke hulp wordt in principe uit gegaan:

      in kortdurende situaties van maximaal 3 maanden:

      • -

        als uitzicht is op herstel van de zelfredzaamheid, dusdanig dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

    • in langdurige situaties:

      • -

        bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals bezoek familie/ vrienden, bezoek arts, brengen en halen van minderjarige kinderen naar school, sport of clubjes etc.,

      • -

        hulp bij overnemen van alle taken die bij het gezamenlijk huishouden behoren, zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, etc.,

      • -

        het leren omgaan van derden (familie, vrienden, leerkracht etc.) met de cliënt,

      • -

        ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

    • c)

      Van volwaardige gebruikelijke hulp door kinderen onder 18 jaar mag niet worden uitgegaan. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van kinderen dient bekeken te worden of en welke bijdrage eventueel geleverd kan worden, of dat er juist extra ondersteuning nodig is, ter voorkoming van overbelasting bij jonge mantelzorgers, slechte prestaties op school, of het op andere manieren niet kunnen ontwikkelen zoals andere kinderen dat kunnen die gezonde ouders hebben.

    • d)

      Van gebruikelijke hulp wordt niet uitgegaan in het geval van begeleiding en verzorging van jongere gezinsleden door inwonende kinderen vanaf 18 jaar, tenzij het volwassen kind aangeeft deze taken te willen verrichten en duidelijk is dat dit verantwoord is en de ouders hiermee instemmen.

    • e)

      De afweging door de gemeente of sprake is van gebruikelijke hulp bij de individuele cliëntsituatie is maatwerk. In individuele gevallen kan een beroep op ondersteuning dat op basis van gebruikelijke hulp kan worden ingevuld, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt (tijdelijk nog) niet voldoende oplossing bieden.

      Bijvoorbeeld bij een plotseling optredende beperking waarbij specifieke vaardigheden bij huisgenoten nog ontbreken, of als het verplichte werkrooster van huisgenoten nog aangepast dient te worden, of bij beperkingen bij huisgenoten zelf. Hiervoor kan de gemeente aanvullende werkinstructies opstellen, zoals het afwegingskader Gebruikelijke Hulp Jeugdwet en Wmo.

    • f)

      Bij het toepassen van het criterium gebruikelijk hulp dient gewaakt te worden voor (dreigende) overbelasting van mensen die gebruikelijke hulp verlenen. Indien dit het geval is, is een beroep mogelijk op een maatwerkvoorziening, waaronder respijtzorg.

    • g)

      Om vast te stellen of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan in geval van twijfel (sociaal-medisch) advies ingewonnen.

  • 6. Inzet sociaal netwerk

    • a)

      Indien de inzet van (niet afdwingbare) mantelzorg of informele hulp van andere personen uit het sociale netwerk resulteert in voldoende zelfredzaamheid en participatie van de cliënt is een maatwerkvoorziening niet noodzakelijk.

    • b)

      Bij inzet vanuit het sociale netwerk dient gewaakt te worden voor (dreigende) overbelasting van mantelzorgers. Indien dit het geval is, is een beroep mogelijk op een maatwerkvoorziening, waaronder respijtzorg.

    • c)

      Om vast te stellen of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan in geval van twijfel (sociaal-medisch) advies ingewonnen.

  • 7. Collectieve voorziening

    • a)

      Indien er een collectieve voorziening beschikbaar is waarmee het probleem in voldoende mate opgelost of verminderd kan worden, kan de cliënt geen beroep doen op een individuele maatwerkvoorziening.

    • b)

      Een collectieve voorziening is een voorziening, georganiseerd door de overheid in de vorm van diensten, activiteiten, hulpmiddelen en/of uitkeringen, die openbaar toegankelijk is en passend voor een groot deel van de bevolking of de doelgroep. Bijvoorbeeld Openbaar Vervoer of de regiotaxi. In tegenstelling tot een individuele voorziening, die passend is (gemaakt) voor een individuele inwoner.

  • 8. Algemene voorziening

    • a)

      Indien er een algemene voorziening beschikbaar is waarmee het probleem in voldoende mate opgelost of verminderd kan worden, kan de cliënt geen beroep doen op een individuele maatwerkvoorziening.

    • b)

      Een algemene voorziening in het kader van de Wmo is een voorziening, georganiseerd door de gemeente en/of haar partners in de vorm van diensten, activiteiten en/of hulpmiddelen, die regelarm zonder uitgebreid vooronderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, (financieel) toegankelijk is en die is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

    • c)

      Bijvoorbeeld welzijnswerk, algemeen maatschappelijk werk, of de Onafhankelijke Cliëntondersteuning. Naast professionals zijn bij de inzet van diensten vaak ook vrijwilligers betrokken.

  • 9. Bijzondere woonvormen

    • a)

      Indien een woonvorm niet als hoofdwoning dienst doet en dus niet permanent bewoond wordt, hoeft de gemeente geen maatwerkvoorziening te treffen die relatie hebben met deze woonvorm.

      Dit zijn bijvoorbeeld:

      • -

        hotels;

      • -

        pensions;

      • -

        trekkers-woonwagens;

      • -

        kloosters;

      • -

        tweede woningen;

      • -

        vakantiewoningen;

      • -

        recreatiewoningen;

      • -

        kamerverhuur.

  • b)

    Op wat vermeld onder lid 9a kan een uitzondering worden gemaakt, indien dit in individuele situaties voor een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie noodzakelijk is. In dat geval wordt de bezoekbaarheid als een voldoende niveau beoordeeld, waarmee wordt bedoeld het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.

  • c)

    Voor wooncomplexen waar meer dan 60% van de woningen door 55+-ers bewoond wordt, is de eigenaar (of de vereniging van eigenaren/VvE) verantwoordelijk voor wat betreft aanpassingen in de gemeenschappelijke ruimtes van het gebouw, inclusief aanschaf, onderhoud, reparatie en verwijdering. Hier geldt dat deze voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.

  • d)

    Personen met aanspraak op een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg), die verhuizen naar of verblijven in een woonvorm waarbij de functie ‘verblijf op grond van de Wlz’ van toepassing is, kunnen geen aanspraak maken op woningaanpassingen of hulpmiddel op grond van de Wmo als het Wlz-verblijf met behandeling betreft, zoals een verpleeghuis of een psychiatrische behandeleenheid. Op een vervoersvoorziening voor sociaal vervoer kan wel aanspraak worden gedaan.

  • e)

    Personen met (aanspraak op) een Wlz-indicatie, met de functie ‘verblijf zonder behandeling’, maar welke verhuizen naar of verblijven in een woonvorm die niet vrij beschikbaar voor de algemene woningmarkt en specifiek bestemd (gemaakt) is voor de bepaalde doelgroep met een beperking, kunnen geen aanspraak doen op woningaanpassingen op grond van de Wmo als deze woonaanpassing als algemeen gebruikelijk voor deze bepaalde doelgroep kan worden aangemerkt. Op een vervoersvoorziening voor sociaal vervoer kan wel aanspraak worden gedaan.

  • f)

    In aanvulling op het voorgaande lid: de verstrekking van noodzakelijke hulpmiddelen op grond van de Wmo, die bestemd zijn voor personen met een Wlz-indicatie ‘verblijf zonder behandeling’, die daadwerkelijk verblijven in een specifieke woonvorm voor verblijf zonder behandeling, vindt plaats op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de betreffende woonvorm.

  • Waarbij wordt uitgegaan van het collectieve gebruik van hulpmiddelen, voorliggend aan individuele voorzieningen. Dit lid geldt tot nadere beleidswijziging en in elk geval niet langer dan de datum van overheveling van de verstrekking van hulpmiddelen van de gemeente naar de Wlz door het Rijk.

Artikel 3.3 Inzetten Individuele maatwerkvoorziening

  • 1. Als het bepaalde onder artikel 3.2 niet (geheel) heeft geleid tot een passende oplossing van het probleem, kent de gemeente een maatwerkvoorziening toe die in aanvulling op eigen kracht, de (niet afdwingbare) inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt mogelijk maakt.

  • 2. Een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo is een sluitstuk in de ondersteuning van de cliënt en wordt pas ingezet als alle andere mogelijkheden geen of onvoldoende bijdrage leveren aan het verminderen van de belemmeringen die een cliënt heeft in zijn zelfredzaamheid en/of participatie.

  • 3. Een maatwerkvoorziening wordt ingezet met als doel het bereiken van een of meerdere hierna genoemde resultaten:

    • a)

      een schoon en leefbaar huis

    • b)

      wonen in een geschikt huis

    • c)

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

    • d)

      beschikken over schone en draagbare kleding

    • e)

      het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

    • f)

      verplaatsen in en om de woning

    • g)

      lokaal verplaatsen per vervoermiddel

    • h)

      sociale contacten en deelname aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

    • i)

      bevorderen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid ter voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing

    • j)

      het hebben van een zinvolle dagbesteding

    • k)

      het bieden van respijtzorg aan de mantelzorger(s) met zorgtaken, ter voorkomen van (dreigende) overbelasting

    • l)

      het bieden van opvang in geval van crisis, vanwege het plotseling wegvallen van gebruikelijke zorg of de vaste mantelzorger

    • m)

      In uitzonderlijke gevallen: persoonlijke verzorging, daar waar dat samenhangt met de behoefte aan begeleiding.

  • 4. Een maatwerkvoorziening kan ook ingezet worden met als doel de eigen kracht van de cliënt te versterken, als dit binnen de mogelijkheden van de cliënt ligt. Bijvoorbeeld door de cliënt zelf te instrueren hoe deze zijn eigen mogelijkheden kan versterken via het geven van praktische tips of het gebruik van beschikbare faciliteiten en hulpmiddelen, of het leren aan huisgenoten of het netwerk van een cliënt, bij te dragen aan de zelfredzaamheid van de cliënt.

Artikel 3.4 Goedkoopst compenserende voorziening

  • 1. Indien de noodzaak tot ondersteuning is vastgesteld, dient gekozen te worden voor de goedkoopst compenserende voorziening die een voor de cliënt passende bijdrage biedt in de zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt.

  • 2. Bij het bepalen van de goedkoopst compenserende voorziening, wordt rekening gehouden met een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. Daarbij is de situatie waarin de cliënt zich bevond voordat de beperking zich openbaarde van belang, als ook de situatie van personen zonder beperking in vergelijkbare situaties en in dezelfde leeftijdscategorie.

  • Van belang hierbij zijn de uitspraken van de Centrale raad van Beroep dat de verplichting om een maatwerkvoorziening te verstrekken niet zover gaat dat de cliënt in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie wordt gebracht dan waarin de cliënt was voordat ondersteuning nodig was.

  • 3. Aanvaardbaar wil ook zeggen, dat een cliënt zich er soms bij moet neerleggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen moet getroosten op het gebied van persoonlijke oordelen over noodzakelijkheid of smaak, of het kunnen blijven uitoefenen van alle activiteiten die hij voorheen uitoefende.

  • 4. Bij het bepalen van de goedkoopst compenserende voorziening in de vorm van een hulpmiddel gaat de gemeente bij de maatwerkvoorziening altijd uit van:

    • a)

      de (te verwachte) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend gebruik of incidenteel gebruik kan een groter gebruik worden gedaan op eigen mogelijkheden, of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen, rekening houdend met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende en algemene voorzieningen;

    • b)

      inzet van al bestaande voorzieningen (hergebruik), mits deze voor de cliënt een passende oplossing zijn.

  • 5. Als meerdere geschikte oplossingen beschikbaar zijn, wordt gelet op bovenstaande gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is.

  • 6. Indien de cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens compenserend is), komen de meerkosten voor rekening van de cliënt.

Artikel 3.5. Indicatiebesluit

  • 1. Een indicatiebesluit tot inzetten van een individuele maatwerkvoorziening kan op basis van een (deels) positief besluit afgegeven worden voor bepaalde of onbepaalde tijd, afhankelijk van de aard van de voorziening en de persoonlijke situatie van de cliënt.

  • 2. De indicatie wordt bij voorkeur voor bepaalde tijd afgegeven, omdat de gemeente met regelmaat dient na te gaan of de cliënt de voorziening nog nodig heeft of dat er andere wijzigingen zijn in de situatie van de cliënt.

  • 3. Het bepalen van de vorm of zwaarte van de binnen het indicatiebesluit toegekende maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning of begeleiding is maatwerk. De gemeente kan hierbij gebruikt maken van werkinstructies.

Hoofdstuk 4: Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget

In overeenstemming met het bepaalde in de verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Westvoorne 2020 artikel 13, kan de gemeente een persoonsgebonden budget (verder pgb) verlenen. De gemeente heeft hiervoor nadere regels opgesteld.

Artikel 4.1 Gemotiveerd plan

Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend in de vorm van een pgb indien de belanghebbende dit gemotiveerd, aan de hand van een persoonlijk pgb-plan aanvraagt.

De cliënt beschrijft, al dan niet ondersteund door het sociale netwerk, in het persoonlijk plan tenminste de volgende thema’s:

  • a)

    De persoonlijke motivatie om een pgb aan te vragen;

  • b)

    Hoe de cliënt zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

  • c)

    Welke voorziening de cliënt zou willen inkopen met het pgb en bij welke uitvoerder;.

  • d)

    Hoe hoog de kosten van de voorziening zijn, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

  • e)

    Het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb en hoe de beoogde ondersteuning daaraan bijdraagt.

  • f)

    Hoe de cliënt de kwaliteit van de ondersteuning waarborgt.

  • g)

    Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd.

Artikel 4.2 Bekwaamheid

  • 1. De cliënt dient naar het oordeel van de gemeente in staat te zijn om op eigen kracht, dan wel met ondersteuning uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger zijn belangen als pgb-houder te behartigen en de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2. Indien de gemeente van oordeel is dat de cliënt niet bekwaam is om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zelfstandig, dan wel met ondersteuning, op zich te nemen die passen bij het pgb-houderschap, ontstaat grond voor afwijzing van de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.

Artikel 4.3 Kwaliteit van de dienstverlening

  • 1. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ondersteuning en maakt zelf afspraken over de prestaties met de aanbieder van de ondersteuning.

  • 2. De gemeente wijst een toezichthouder aan die de kwaliteit van de Wmo-dienstverlening dient te controleren, waaronder de kwaliteit van de inzet vanuit pgb-middelen. Controle vindt plaats op basis van steekproeven en/of controle van specifieke doelgroepen, dan wel vanuit de opvolging van signalen.

  • 3. Indien de gemeente van oordeel is dat de cliënt niet bekwaam is om de kwaliteit, veiligheid, doeltreffendheid en/of cliëntgerichtheid van de in te kopen ondersteuning in de vorm van een pgb-voorziening te bewaken, ontstaat grond voor afwijzing van de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.

Artikel 4.4 Aanvullend afwegingskader pgb bij informele hulpverlening

  • 1. Aanvullend op het boven gestelde dient bij een aanvraag voor een pgb dat wordt besteed aan informele hulp: inzet door een mantelzorger of een niet daartoe opgeleid persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt, de cliënt verplicht aan te tonen dat:

    • a)

      de frequentie van de hulp aansluit bij de hulpvraag;

    • b)

      de verleende hulp de algemeen gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar overstijgt;

    • c)

      de hulp niet leidt tot overbelasting van de persoon die de hulp uitvoert;

    • d)

      de uitvoerder van het persoonsgebonden budget verklaart op geen enkele wijze druk te hebben uitgeoefend op de ontvanger van het persoonsgebonden budget bij diens besluitvorming;

    • e)

      er sprake is van vervanging bij ziekte en/of vakantie van degene die de hulp levert.

  • 2. Bij de beoordeling of een persoonsgebonden budget voor informele hulp een passende oplossing is wordt meegewogen of de hulp veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is.

Artikel 4.5 Pgb voor een zaak

  • 1. Een persoonsgebonden budget voor een zaak wordt verstrekt voor de periode die als redelijke afschrijvingstermijn gehanteerd kan worden.

  • 2. Binnen deze periode kan cliënt geen nieuwe aanvraag doen voor betreffende voorziening, ongeacht of dit voor een persoonsgebonden budget of verstrekking in natura is.

Artikel 4.6 Verantwoording en bestedingsvrijheid persoonsgebonden budget

  • 1. De cliënt dient verantwoording af te leggen over de besteding van het verstrekte persoonsgebonden budget. Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget wordt de cliënt hierover geïnformeerd. (Steekproefsgewijze) controle van de gemeente op de besteding is mogelijk.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dient in zijn geheel besteed te worden aan het inkopen van ondersteuning zoals opgenomen in de beschikking.

  • 3. Het PGB mag niet worden besteed aan:

    • 1.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers

    • 2.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • 3.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • 4.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

  • 4. Voor de verantwoording van het persoonsgebonden budget kan een vrij van verantwoording te laten maximum bedrag in de beschikking worden opgenomen. Het verantwoordingsvrije bedrag is geen apart bedrag, maar onderdeel van het toegekende pgb.

  • 5. Het opstellen van een zorgovereenkomst geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van zorgverleners uit het persoonsgebonden budget.

  • 6. Een verstrekking in de vorm van een pgb kan worden geweigerd indien de cliënt een gemachtigde of beheerder van het pgb heeft aangewezen die tevens uitvoerder is van de met het pgb ingekochte ondersteuning.

  • 7. Een maandloon is mogelijk als het gaat om een vaste inzet van uren per maand.

  • 8. Uitruil tussen persoonsgebonden budgetten op grond van de Wmo ten behoeve van verschillende resultaten is alleen mogelijk als daarover vooraf schriftelijke afspraken met de gemeente gemaakt zijn. Uitruil tussen persoonsgebonden budgetten vanuit de Wmo 2015 en Jeugdwet is niet mogelijk.

  • 9. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onechte kan inzetten.

Hoofdstuk 5 Financiële Bepalingen

Artikel 5.1 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1. De eigen bijdrage wordt vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit De kostprijs wordt bepaald:

    • 1.

      door een aanbesteding;

    • 2.

      na een consultatie in de markt, of

    • 3.

      in overleg met de aanbieder.

  • 2. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening, dan wel een pgb wordt geïnd door het CAK op grond van artikel 2.1.4, lid 6, van de wet. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor opvang door het CAK vastgesteld en geïnd. 4.Uitgezonderd van een eigen bijdrage zijn rolstoelen voor zowel volwassenen als minderjarige cliënten en woningaanpassing en hulpmiddelen ten behoeve van een minderjarige cliënt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd per bijdrageperiode door;

    • a.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 110 % van de bijstandsnorm zoals genoemd in artikel 21 Participatiewet, uitgaande van de norm van juli van het voorgaande jaar afgerond naar boven op tientallen;

    • b.

      De ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 110 % van de bijstandsnorm zoals genoemd in artikel 22 van de Participatiewet, uitgaande van de norm van juli van het voorafgaande jaar afgerondnaar boven op tientallen;

    • c.

      De gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 110 % van de bijstandsnorm zoals genoemd in artikel 22 van de Participatiewet, uitgaande van de norm van juli van het voorgaande jaar afgerond naar boven op tientallen.

  • 4. Als een cliënt vanuit een traject bemoeizorg doorstroomt naar ondersteuning of begeleiding op grond van de Wmo, is de cliënt voor deze voorziening uitgezonderd van eigen bijdrage, voor zolang de toekenning van deze Wmo-voorziening betrekking heeft op de problematiek die ten grondslag ligt aan het zorg mijden.

  • 5. Ook uitgezonderd van de eigen bijdrage zijn die cliënten, die zorg mijden en een vorm van onvrijwillige ondersteuning of begeleiding op grond van de Wmo ontvangen. Deze ondersteuning wordt aangeboden in de vorm van de individuele maatwerkvoorziening Bemoeizorg Plus ( BM+), waarbij de gemeente of de aanbieder geen melding doet bij het CAK in het kader van de eigen bijdrage.

  • 6. De eigen bijdrage per maand, is gelijk aan die genoemd het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (AMvB).

  • 7. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening start bij de ingangsdatum van de zorg of levering van de voorziening.

  • 8. De eigen bijdrage voor zorg wordt opgeschort als belanghebbende ook de gehele maand volgend op de onderbreking geen beroep doet op de zorg. Zodra het beroep op zorg wordt hervat is de eigen bijdrage weer verschuldigd.

  • 9. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening stopt op basis van de beëindigingsbeschikking in het geval:

    • 1.

      de maatwerkvoorziening niet langer nodig is voor de belanghebbende, of

    • 2.

      de cliënt is verhuist naar een andere gemeente, of

    • 3.

      de cliënt is overleden en de voorziening niet wordt gebruikt door de erfgenamen op hetzelfde adres.

Artikel 5.2 Tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De tegemoetkoming voor individueel personenvervoer, zoals bedoeld bij sociale contacten in en rond de gemeente, en bedraagt per 1 januari 2020 voor:

    • a.

      professioneel taxivervoer tot een maximum van € 1.650,-;

    • b.

      professioneel rolstoeltaxivervoer tot een maximum van € 2.060,- .

  • 2. De tegemoetkoming voor de taxikosten en de rolstoeltaxikosten worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd aan de hand van de Landelijke Tarievenindex (LTI) voor taxivervoer.

  • 3. De tegemoetkoming voor verhuiskosten en bijkomende herinrichtingskosten, zoals bedoeld bij wonen in een geschikt huis, is gekoppeld aan de hoogte van de verhuiskostenvergoeding op grond van de regeling Minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie binnen het Burgerlijk Wetboek. Deze tegemoetkoming wordt jaarlijks van rijkswege vastgesteld en bedraagt met ingang van februari 2019 € 6.095,00.

  • 4. De tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening, zoals bedoeld bij het resultaatgebied deelname aan recreatieve activiteiten, bedraagt per drie jaar, inclusief onderhoud voor:

    • 1.

      een sportrolstoel maximaal € 3.600,-;

    • 2.

      overige sportvoorzieningen maximaal € 300,- van de meerkosten ten opzichte van ‘normale’ sportdeelname.

  • 5. De sportvoorziening moet bijdragen aan participatie binnen de samenleving.

  • 6. De gemeente kan elk jaar besluiten tot aanpassing van de bedragen zoals genoemd in het tweede en derde lid.

Artikel 5.3 Terugbetaling bij verkoop (anti-speculatiebeding)

  • 1. De eigenaar-bewoner, die op grond van de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen, die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning, deze verkoop direct te melden aan de gemeente.

  • 2. In de beschikking dient te zijn vastgelegd dat de eventuele meerwaarde van de woning geheel of gedeeltelijk aan de gemeente dient terugbetaald te worden. De waardestijging wordt bepaald aan de hand van een taxatierapport.

  • 3. Bij verstrekte woningaanpassingen van minder dan € 7.000,00 wordt afgezien van een eventuele terugbetaling.

Artikel 5.4 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor:

    • a)

      een woonvoorziening, rolstoel of vervoershulpmiddel, hierna te noemen een 'zaak', wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de cliënt op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering. De vergoeding voor onderhoud en verzekering wordt per kalenderjaar uitbetaald;

    • a)

      huishoudelijke ondersteuning of begeleiding, hierna te noemen een ‘dienst’, wordt bepaald ten hoogste de kostprijs van de, in die betreffende situatie goedkoopst compenserende door de gemeente ingekochte dienst in natura. Hierbij maakt de gemeente onderscheid tussen een pgb dat gebruikt wordt voor een dienst door het sociaal/ informele netwerk of door professionele hulpverleners of instanties.

    • b)

      huishoudelijke ondersteuning (HO) wordt bepaald op de hoogte van het gecontracteerde tarief voor HO Exces (€ 20,00 per uur peiljaar 2016) en bedraagt maximaal:

      • -

        100% (€ 20,00 per uur), indien voor een professionele instelling;

      • -

        80% (€ 16,00 per uur), indien voor van een professionele ZZP-er, ingeschreven bij de KvK;

      • -

        50% (€ 10,00 per uur), indien deze als onkostenvergoeding wordt verstrekt aan een informele hulpverlener.

    • c)

      individuele begeleiding wordt bepaald op de hoogte van het gecontracteerde tarief geldend voor de indicaties zwaar, midden of licht en bedraagt maximaal:

      • -

        100%, indien voor een professionele instelling;

      • -

        80%, indien voor van een professionele ZZP-er, ingeschreven bij de KvK;

      • -

        50%, indien deze als onkostenvergoeding wordt verstrekt aan een informele hulpverlener, met een maximum van 20 euro per uur (vergelijk tarief Wlz).

    • d)

      begeleiding groep of dagbesteding wordt per dagdeel of per groep bepaald op de hoogte van het gecontracteerde tarief geldend voor de indicaties zwaar, midden of licht. Als ook vervoer is geïndiceerd, wordt het tarief per dagdeel/ groep vermeerderd met een opslag van maximaal € 5,50.

    • e)

      kortdurend verblijf wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs die de cliënt op dat moment zou hebben ontvangen als de ondersteuning in natura zou zijn verstrekt;

Artikel 5.5 Staken van maatwerkvoorziening bij verhuizen buiten de gemeente of bij overlijden

  • 1. Een cliënt, waarbij sprake is van een lopende Wmo-indicatie en die gaat verhuizen naar een woning buiten de gemeente Westvoorne, dient de gemeente onverwijld op de hoogte te brengen van de aanstaande verhuizing.

  • 2. Als een verhuisbericht naar buiten de gemeente binnenkomt bij de gemeente Westvoorne, kan de betrokken afdeling op verzoek van de cliënt contact opnemen met de nieuwe gemeente voor het overdragen van het cliëntdossier in het kader van een warme overdracht en afspraken over het eventueel overnemen van Wmo-voorzieningen in de vorm van een zaak.

  • 3. Als een verhuisbericht buiten de gemeente of een overlijdensbericht binnenkomt bij de gemeente, zal de betrokken afdeling de in principe de Wmo-maatwerkvoorziening stopzetten en een beëindigingsbeschikking verzenden naar het postadres van de (overleden) cliënt in Westvoorne.

  • 4. Als sprake is van een maatwerkvoorziening in de vorm van een zaak, wordt binnen de beëindigingsbeschikking opgenomen wat er gebeurt met deze voorziening. Daarbij wordt uitgegaan van het volgende:

    • a)

      Een structurele woonvoorziening, zoals een aangepaste keuken of antislipvloer die onlosmakelijk onderdeel is van de woning, behoeft niet verwijderd te worden.

    • b)

      Een traplift kan gehandhaafd worden bij overlijden van de cliënt op aangeven van de overlevende partner. Als de overlevende partner deze traplift niet wenst te gebruiken, of als sprake is van een verhuizing, zal de traplift verwijderd worden door de gecontracteerde leverancier van de trapliften.

    • c)

      Een losse woonvoorziening die niet ouder is dan zeven jaar, zoals een douchestoel, zal opgehaald worden door de gecontracteerde leverancier van deze woonvoorziening. Losse woonvoorzieningen die zeven jaar of ouder zijn hoeven niet retour.

    • d)

      Een vervoersvoorziening die niet ouder is dan zeven jaar, zoals een rolstoel of scootmobiel zal, in geval de cliënt is overleden, worden opgehaald door de gecontracteerde leverancier van de vervoersvoorziening. In het geval van een verhuizing zal de gemeente Westvoorne afspraken maken met de nieuwe gemeente over het al dan niet overnemen van de vervoersvoorziening. Een vervoersvoorziening die zeven jaar of ouder is, hoeft niet retour.

  • 5. Voorzieningen in de vorm van een zaak, die op basis van een pgb aangeschaft zijn voor de overleden cliënt, zijn niet in eigendom van de erfgenamen en dienen net als voorzieningen in natura op basis van het gestelde in lid 4 van dit artikel wel of niet opgehaald of verwijderd te worden.

  • 6. Als bij overlijden van de cliënt er sprake is van een restant persoonsgebonden budget voor een zaak of een dienst, dient dit restant onverwijld geretourneerd te worden aan de gemeente.

Artikel 5.6 Waardering mantelzorgers

De gemeente biedt een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers. Mantelzorgers van een inwoner van de gemeente Westvoorne komen in aanmerking voor de waardering.

Artikel 5.7 Huishoudelijke hulp toelage (HHT) als overgangsrecht

  • 1. De HHT wordt per 1 maart 2020 door het college ingetrokken voor nieuwe cliënten.

  • 2. Voor bestaande cliënten treedt per 1 maart 2020 een overgangsrecht in werking tot uiterlijk 1 juli 2020.

  • 3. De cliënten die in februari 2020 gebruik maken van de HHT-voorziening houden dit recht op basis van het overgangsrecht tot 1 juli 2020.

  • 4. Het aantal uren HHT is tijdens dit overgangsrecht gelijk aan het gemiddeld aantal uren HHT in de laatste drie maanden van het genoten HHT. Uitbreiding van uren is niet toegestaan. Beperken of beëindigen van de HHT is wel toegestaan.

  • 5. Vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2020 is de HHT-cliënt geen eigen bijdrage verschuldigd voor de HHT.

  • 6. De gemeente betaalt vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2020 de totale uurprijs per afgenomen HHT-uur aan de aanbieder.

Hoofdstuk 6 Premediation en Klachten

Artikel 6.1 Premediation

Wanneer een cliënt zich onheus bejegend voelt, niet begrepen of niet serieus genomen voelt, of het niet eens is met een beschikking, biedt de gemeente de mogelijkheid om in een gesprek met de betrokken cliënt en diens cliëntondersteuning de zaken over en weer te verduidelijken en tot overeenstemming te komen.

Artikel 6.2 Klachtenregeling

  • 1. Voor de afhandeling van klachten is het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en de eventueel aanvullende gemeentelijke klachtenregeling.

  • 2. In het geval het een klacht betreft over een aanbieder van maatschappelijke ondersteuning is de cliënt eerst aangewezen om de betreffende klachtenprocedure van die aanbieder te volgen, alvorens een klacht bij de gemeente kan worden ingediend.

Hoofdstuk 7 Inspraak en Medezeggenschap

Artikel 7.1

Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten uit voor overleg over beleid betreffende de Wmo en de uitvoering daarvan. De gemeente maakt dit overleg minimaal drie weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden de mogelijkheid geboden punten voorde agenda aan te dragen.

Artikel 7.2

Het college kan het in lid 1 genoemd overleg organiseren in samenwerking met de colleges van andere gemeenten op Voorne.

Hoofdstuk 8 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 8.1

Deze beleidsregels treden in werking op 1 maart 2020 onder gelijke intrekking van de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Westvoorne 2017.

Artikel 8.2

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning gemeente Westvoorne 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 4 februari 2020,

Burgemeester en wethouders van Westvoorne

De secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1 Nadere regels Huishoudelijke Ondersteuning (HO) op grond van Resultaatfinanciering.

  • 1.

    Huishoudelijke ondersteuning in Natura en normenkader

Vanaf 1 juli 2015 is de gemeente overgegaan op het aanbieden van de voorziening huishoudelijke ondersteuning in natura (verder HO ZiN) op grond resultaatfinanciering. Dit houdt in dat er niet meer geïndiceerd wordt op basis van in te zetten tijd bij een klant. In plaats daarvan wordt de opdracht verstrekt aan de aanbieder om resultaten bij de klant te behalen, in overeenstemming met het gestelde normenkader voor maatwerk huishoudelijke ondersteuning. Uiteraard houdt de aanbieder in zijn aanbod wel rekening met de individueel benodigde uren aan ondersteuning.

besluit tot Het aanbieden van een standaardpakket blijft een mogelijkheid mits voldoende onderzocht of er geen bijzondere omstandigheden van toepassing zijn die tot uitbreiding van het standaardpakket zou moeten leiden.

Van maatwerk HO ZiN zal sprake zijn, indien de specifieke ondersteuningsbehoefte van de cliënt zijn en toetsbaar zijn vastgelegd binnen het persoonlijke ondersteuningsplan Huishoudelijke Ondersteuning Westvoorne (verder ondersteuningsplan).

Het door de cliënt ondertekende ondersteuningsplan maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de beschikking HO ZiN en wordt beoordeeld door de gemeente aan de hand van de netwerkmatrix.

.

De netwerkmatrix biedt inzicht in het netwerk waar de cliënt onderdeel van uitmaakt en de mogelijkheden van de cliënt en/of het sociaal netwerk en/of algemene (gebruikelijke) voorzieningen om (onderdelen van) de huishoudelijke taken op zich te nemen.

Het vastgestelde normenkader voor maatwerk huishoudelijke ondersteuning geldt als het toetsingscriterium voor de te behalen resultaten.

Het aangeven van een vaste, objectieve frequentie voor de uit te voeren werkzaamheden is niet mogelijk. Enerzijds is er geen vaste objectieve norm voor de frequentie waarmee bijvoorbeeld een huis schoongemaakt moet worden, hooguit van een indicatieve norm. Anderzijds is de frequentie ook sterk afhankelijk van de individuele omstandigheden van de cliënt. Met andere woorden: ten aanzien van de frequentie van de ondersteuning is en blijft maatwerk noodzakelijk.

De frequentie is bijvoorbeeld afhankelijk van:

  • -

    wat een cliënt of zijn netwerk zelf nog kan of geleerd kan worden;

  • -

    wat de aard van de beperkingen van de cliënt is;

  • -

    of er verzwarende omstandigheden zijn bij de persoon (bijvoorbeeld dementie, psychische problemen, bedlegerigheid);

  • -

    in hoeverre er sprake is van algemene voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen waar de cliënt gebruik van kan maken;

  • -

    wat de grootte van het huishouden is.

De frequenties die binnen het ondersteuningsplan staan beschreven Daarbij kan de aanbieder van huishoudelijke ondersteuning ook de efficiëntie van de inrichting van de ondersteuning betrekken.

Huishoudelijke ondersteuning 1

De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning 1 (verder HO1) omvat op indicatie het overnemen van licht en zwaar huishoudelijk werk. Te denken valt aan:

  • -

    het droog reinigen in de vorm van afnemen van stof, stofzuigen,

  • -

    het nat reinigen in de vorm van reinigen van keukenapparatuur, vloeren en ramen binnenzijde,

  • -

    het hygiënisch reinigen van eetgerei, sanitair,

  • -

    het verschonen van bedden- en linnengoed,

  • -

    het machine-reinigen van de zware was en/of kleding,

  • -

    het machine-drogen van de zware was en/of kleding,

  • -

    het opvouwen en opruimen van de zware was,

  • -

    het opvouwen en/of weghangen van kleding,

  • -

    het bereiden en/of klaarzetten van broodmaaltijden,

  • -

    het opwarmen en/of klaarzetten van warme hoofdmaaltijden,

  • -

    het doen van de wekelijkse boodschappen.

Voor de HO1 dienen op indicatie één of meerdere van de volgende drie resultaten te worden bereikt door de aanbieder:

  • 1.

    Een schoon en leefbaar huis

  • 2.

    Beschikken over schone en draagbare kleding

  • 3.

    Beschikken over primaire levensbehoeften

  • 1.

    Een schoon en leefbaar huis

Voor het resultaat worden in ieder geval de volgende voor het dagelijks gebruik noodzakelijke ruimten meegenomen:

  • -

    een woonkamer,

  • -

    de in gebruik zijnde slaapkamer(s), voor zover deze gebruikt worden door huisgenoten,

  • -

    een keuken,

  • -

    de entree/ hal,

  • -

    een in gebruik zijnde badkamer,

  • -

    een toilet per in gebruik zijnde verdieping,

Eventueel andere aanwezige ruimten worden alleen dan meegenomen in het resultaat als deze binnen het ondersteuningsplan aangemerkt zijn als voor dagelijks gebruik noodzakelijk.

Van een cliënt wordt bij toekenning medewerking gevraagd om deze ondersteuning zo efficiënt mogelijk te kunnen organiseren. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de wijze waarop de woning is ingericht. Van de cliënt wordt ook gevraagd om binnen diens mogelijkheden werkzaamheden te (blijven) uitvoeren en in ieder geval de woning op te ruimen, zodat het schoonmaken efficiënter gebeurt.

Een cliënt wordt ook geacht te beschikken over algemeen gebruikelijke schoonmaakartikelen en apparatuur die nodig zijn voor het schoonmaken van het huis, zoals een stofzuiger of afwasmachine. Daarnaast mag verwacht worden dat algemeen gebruikelijke (technische) hulpmiddelen aanwezig zijn, zoals aangepast bestek of een verhoging voor de vaatwasmachine, die het mogelijk maken dat de cliënt zelf het huishouden (deels) kan blijven doen.

Als cliënt regie kan voeren over het huishouden, mag van hem/haar tevens worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en er keuzes worden gemaakt.

Voor het resultaat wordt, mits geïndiceerd, onder schoon en leefbaar huis ook bedoeld schoon beddengoed en linnengoed 1 , bestaande uit:

  • -

    sorteren van vuile zware was, zijnde beddengoed en linnengoed,

  • -

    het wassen, drogen en opvouwen van zware was,

  • -

    opvouwen en opbergen van schoon zwaar wasgoed.

Van de cliënt mag verwacht worden dat deze zorg draagt voor een wasmachine en droger. Op voorwaarde dat deze apparatuur te plaatsen is in de woning van de cliënt.

Normenkader bij resultaatfinanciering Beschikken over schoon en leefbaar huis

Onderwerp

Beoordelingscriteria schoon en leefbaar huis

Schoon en leefbaar huis

Bij de beoordeling van een schoon huis wordt uitgegaan van een algemeen aanvaardbaar niveau van schoon, waarbij een cliënt kan beschikken over een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap (of schone kamer in het geval meerdere mensen zelfstandig een woning bewonen), doordat de genoemde ruimten periodieke worden schoongemaakt om een naar algemeen aanvaarde maatstaven verantwoord basisniveau van ‘schoon en hygiënisch’ te realiseren.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen hygiënisch schoon voor eetgerei, toilet en wastafel/douche en zichtbaar schoon voor de overige ruimten en oppervlakken.

Niet tot het resultaat behoren het schoonhouden van ruimtes die hierboven niet zijn genoemd, zoals een vliering of garage.

Bij de beoordeling van een leefbaar huis wordt uitgegaan van een algemeen aanvaardbaar niveau van opgeruimd en functioneel, waarbij losse objecten in het huis opgeruimd zijn of hun vaste plek hebben, zodanig dat de cliënt geen hinder of (val)gevaar ondervindt van de staat van inrichting.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de voor de cliënt gebruikelijke functionele inrichting en de door dagelijks gebruik ontstane niet-gebruikelijke staat van inrichting die opgeruimd dient te worden om hinder of (val)gevaar tegen te gaan.

Hiermee wordt het te behalen eindresultaat in afdoende mate kwalitatief genormeerd geacht.

Sociale huurwoning norm

Uit gegaan wordt van het type en de grootte van de woning passend binnen de wettelijke sociale-huurwoning-norm.

De woonruimte meer of groter dan de sociale-huurwoning-norm wordt niet meegenomen in de toekenning van deze voorziening en/of de toetsing van het resultaat.

De gevolgen van een woonruimte meer of groter dan de sociale-huurwoning-norm op de omvang van de schoonmaakactiviteiten en het zoeken van oplossingen daarvoor behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Conditie woning

Uit gegaan wordt van een woning, waarvan de conditie en het onderhoud redelijk tot uitstekend is, op basis van de NEN 2767.

De gevolgen van slecht onderhoud op de omvang van de schoonmaakactiviteiten en het zoeken van oplossingen daarvoor behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Groter of bewerkelijk huishouden

Uit gegaan wordt van een huishouden, passende bij de omvang van de woning.

De gevolgen van een huishouden dat (veel) groter is dan passend bij de omvang van de woning, of een zeer bewerkelijke inrichting en/of veel objecten binnen de schoon te maken ruimten op de omvang van de schoonmaakactiviteiten en het zoeken van oplossingen daarvoor behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Huisdieren/ Hulpdier

Het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/ -dieren) hoort niet bij dit resultaat.

De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaakactiviteiten en het zoeken van oplossingen daarvoor behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Licht huishoudelijk werk

Met licht huishoudelijk werk wordt bedoeld dat de lichamelijke (spier)inspanning licht is en/of door personen met een slechte tot matige lichamelijke conditie uitgevoerd kan worden in een rustig tempo, zonder rekening te houden met eventuele andere beperkingen of de conditie van de individuele cliënt.

Zonder uitputtende te zijn bijvoorbeeld: lichte voorwerpen tillen of verschuiven of opruimen, afstoffen van meubilair, vochtig afnemen van meubilair, stofzuigen van gladde vloeren, beddengoed rechttrekken, wastafel reinigen, toilet reinigen, maaltijden bereiden, afwassen of vaatwasmachine in/uitruimen, keukenaanrecht en keukenkastjes binnen en buitenkant reinigen, koelkast binnen en buitenkant reinigen.

Zwaar huishoudelijk werk

Met zwaar huishoudelijk werk wordt bedoeld dat de lichamelijke (spier)inspanning zwaar is en/of door personen met een matige tot goede lichamelijke conditie uitgevoerd kan worden in een rustig tempo, zonder rekening te houden met eventuele andere beperkingen of de conditie van de individuele cliënt.

Zonder uitputtende te zijn bijvoorbeeld: zware voorwerpen tillen of verschuiven of opruimen, boven het hoofd afstoffen van meubilair, boven het hoofd vochtig afnemen van meubilair, stofzuigen van hoogpolige vloerbedekking, dweilen van vloeren, beddengoed verschonen, volle afvalbak (laten) legen, vochtig reinigen van plinten en deuren, reinigen van badkamer/ douche tegelwanden, diepvrieskist reinigen, binnenzijde ramen zemen, overgordijnen afhalen of ophangen.

Frequente huishoudelijke taken

Met frequente huishoudelijke taken wordt bedoeld dat het algemeen gebruikelijk is deze taken wekelijks of tweewekelijks uit te voeren op geleide van de zichtbare vervuiling en leefbaarheid binnen het huishouden of uit hygiënisch oogpunt. Waaronder:

  • -

    schoonmaken van het toilet en wastafels, dweilen vloer toilet, badkamer;

  • -

    schoonmaken van de keuken: aanrechtblad, kooktoestel, binnenzijde koelkast, vloer keuken,

  • -

    afstoffen meubilair, stofzuigen woonvertrekken, gang, bedden verschonen.

Mits geïndiceerd: maaltijd en drinken voorziening, dagelijkse boodschappen, zware was, kledingwas.

Incidentele huishoudelijke taken

Met Incidentele huishoudelijke taken wordt bedoeld dat het algemeen gebruikelijk is deze taken minder frequent uit te voeren, dus maandelijks, per kwartaal of binnen het jaar, op geleide van de zichtbare vervuiling en leefbaarheid binnen het huishouden.

Waaronder:

  • -

    ramen zemen binnenzijde, vitrage/ lamellen, radiatoren, plinten;

  • -

    afnemen gehele tegelwanden, deuren en deurposten, hoge randen en richels;

  • -

    afzuigkap, binnenzijde keukenblok en badkamerkast, vriezer binnenzijde indien deze intensief gebruikt wordt.

Niet noodzakelijke taken

Werkzaamheden in huis die niet noodzakelijk zijn om de ruimtes waarin geleefd wordt schoon en hygiënisch te houden, zoals het in de was zetten van vloeren en meubilair, het schoonmaken van vliering of berging of het poetsen van zilver, vallen niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied.

Niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied behoren werkzaamheden die zeer incidenteel hoeven te gebeuren, zoals het wassen van overgordijnen.

Ruimten die niet gebruikt worden, zoals boventallige slaapkamers of een niet-gebruikte etage, vallen niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied.

Buitenruimte

Buitenruimten vallen niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied.

Het onderhouden van de tuin of terrassen hoort niet bij dit resultaat, met uitzondering van het deel van het eigen terras dat voor de cliënt toegankelijk dient te zijn bij het bereiken van een eventueel aanwezige scootmobiel.

Het reinigen van ramen aan de buitenzijde valt niet binnen dit resultaat,  aangezien de aanwezigheid van een glazenwasser als een algemeen gebruikelijke voorziening wordt aangemerkt. In het geval van een minimuminkomen kunnen de mogelijkheden voor bijzondere bijstand worden onderzocht.

Gemeen-schappelijke ruimte binnen de woning

Het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimte binnen de woning, zoals een gezamenlijke keuken of gang, hoort niet bij dit resultaat. Van mensen die zelfstandig samenwonen op een adres mag verwacht worden dat het aandeel in het schoonmaken van gemeenschappelijk toegankelijke ruimten bij uitval van een van de bewoners, wordt overgenomen door de andere bewoners.

Als overige bewoners ook beperkingen kennen, kan ook voor gezamenlijke ruimten ondersteuning worden geboden.

Schoon bedden- linnengoed

 

De aanwezigheid van een wasserette of wasservice wordt als een algemeen gebruikelijke voorziening aangemerkt. In het geval van een minimuminkomen kunnen de mogelijkheden voor bijzondere bijstand worden onderzocht.

Alleen als deze of andere voorliggende voorzieningen niet te realiseren is, en als de zware was doen specifiek wordt toegekend, behoort de zware was tot het resultaat schoon en leefbaar huis.

Bij de beoordeling van schone zware was wordt uitgegaan van een algemeen aanvaardbaar niveau van schoon bedden- en linnengoed, waarbij vervuiling als gevolg van het normale dagelijkse en/of periodieke gebruik wordt tegengegaan door het wassen van vuil bedden- en linnengoed, na gebruikmaking van algemeen gebruikelijke moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Het sorteren van vuil zwaar wasgoed, het in- en uit de wasmachine en/of droger doen van de zware was, opvouwen en in de linnenkast opruimen van de schone zware was kan voor de individuele cliënt tot de ondersteuning behoren.

 

Wasmachine en droger

Bij de zware was (bedden- en linnengoed) wordt gebruikgemaakt van - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Verwacht mag worden dat de cliënt beschikt over een wasmachine en droger. Als die er niet zijn, behoort het realiseren ervan tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. In het geval van een minimuminkomen kan de mogelijkheid voor bijzondere bijstand onderzocht worden.

 

Strijken van beddengoed/ linnengoed

Het strijken van (zwaar) wasgoed wordt niet meegenomen in het resultaat.

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om strijkvrij beddengoed/ linnengoed aan te schaffen.

Maatwerk

Huishoudelijke ondersteuning wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen die cliënt hierbij ondervindt kunnen voorkomen of oplossen. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat, waar dat mogelijk is, cliënt, het huishouden of het netwerk de huishoudelijke werkzaamheden (blijven) uitvoeren. Aanvullend hierop wordt ondersteuning bij het huishouden geboden.

Als een cliënt in de periode voorafgaand aan de melding en aanvraag al gebruik maakte van een particuliere huishoudelijke hulp voor de activiteiten waarvoor de cliënt huishoudelijke ondersteuning vraagt op grond van de Wmo, dan wordt voor deze werkzaamheden de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk beschouwd. In individuele gevallen kan hiervan afgeweken worden, bijvoorbeeld als de aanvraag is gedaan omdat de particuliere hulp financieel niet meer haalbaar is. Als de ondersteuning die de particuliere hulp biedt niet meer toereikend is, kan aanvullend een maatwerkvoorziening worden verstrekt.

Maatwerk blijkt uit de afstemming samen met de cliënt met de taken die de cliënt zelf uitvoert, zoals het uitvoeren van lichte werkzaamheden (bijvoorbeeld stoffen, afwassen, met vochtige reinigingsdoekjes schoonmaken van het toilet of met statische stofdoeken reinigen van harde vloerbedekking). Daarbij kan ook een rol spelen of cliënt dat bijvoorbeeld alleen op lichaamshoogte kan doen, of ook laag of hoog.

Ook wordt gekeken of door een aanpassing van de inrichting/stoffering winst te behalen is, zodat de woning minder vervuilt. Hierbij worden de (financiële) mogelijkheden en individuele situatie van de cliënt meegewogen.

Er wordt maatwerk geleverd blijkend uit de frequentie en intensiteit van de huishoudelijke ondersteuning, door naast de inzet door de cliënt zelf en ondersteuning door zijn sociale netwerk ook rekening te houden met eventueel aanwezige specifieke cliënt-omstandigheden, die eisen stelt aan de frequentie en/of de intensiteit van de schoonmaakactiviteiten waaronder:

  • -

    ernstige fysieke beperkingen bij de cliënt die geen mogelijkheden heeft zelf of door anderen enige huishoudelijke werkzaamheden te (laten) verrichten, of

  • -

    medische condities bij de cliënt, zoals COPD, die meer dan gebruikelijke hygiëne vereist, of

  • -

    medische condities die ondanks voorzorgmaatregelen leiden tot een snellere vervuiling van het huis of meer dan gebruikelijke zware was.

Maatwerk dient ook te blijken uit de frequentie en intensiteit, gebaseerd op de grootte van het huishouden, zoals wanneer het huishouden bestaat uit meerdere volwassenen, of de aanwezigheid van kinderen. Maatwerk bestaat in dat geval vanuit het meewegen van gebruikelijke hulp. Aan de andere kant zal een groter huishouden ook bijdragen aan een snellere vervuiling en/of het produceren van meer zware was.

Mocht uit onderzoek blijken dat er geen overige huisgenoten zijn of actief sociaal netwerk beschikbaar is, dan is aanleiding om de cliënt toe te leiden naar een organisatie voor informele- en vrijwilligershulp, naast activering van het sociaal netwerk.

  • 2.

    Beschikken over schone en draagbare kleding

Het resultaat van deze op indicatie te verlenen ondersteuning bestaat uit:

  • -

    sorteren van vuile kleding,

  • -

    met gebruik van wasmachine en droger/ droogrek reinigen en drogen van bovenkleding,

  • -

    schone bovenkleding opvouwen en/of weghangen in de garderobekast.

Het strijken van bovenkleding wordt alleen dan meegenomen in het resultaat als dit binnen het ondersteuningsplan aangemerkt is als voor deze cliënt aantoonbaar noodzakelijk, bijvoorbeeld vanwege de noodzakelijkheid van het dragen van (kreukgevoelige) 100% katoen.

Normenkader bij resultaatfinanciering Beschikken over schone en draagbare kleding

Onderwerp

Beoordelingscriteria schoon en draagbare kleding

Schone kleding

 

De aanwezigheid van een wasserette of wasservice wordt als een algemeen gebruikelijke voorziening wordt aangemerkt. In het geval van een minimuminkomen kunnen de mogelijkheden voor bijzondere bijstand worden onderzocht.

 

Alleen als deze of andere voorliggende voorzieningen niet te realiseren is, en als dit specifiek wordt toegekend, behoort schone en draagbare kleding tot het resultaat.

Bij de beoordeling van dit resultaat wordt uitgegaan van een algemeen aanvaardbaar niveau van beschikken over schone onder- en bovenkleding, waarbij vervuiling als gevolg van het normale dagelijkse gebruik wordt tegengegaan door het periodieke wassen van vuil onder- en bovenkleding, met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Het sorteren van vuil kledinggoed en in- en uit de wasmachine en/of droger doen, kledinggoed opvouwen en in de kast opruimen van schone gewassen onder- en bovenkleding kan voor de individuele cliënt onderdeel zijn van de ondersteuning.

Draagbare kleding

 

Met draagbare kleding wordt bedoeld voor de cliënt doelmatige kleding voor alledag, dat gereinigd kan worden met een wasmachine, en droogmachine geschikt is, en zo strijkvrij mogelijk is.

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om bij de aanschaf van kleding rekening te houden met de wasvoorschriften.

Wasmachine en droger

 

Bij de was wordt gebruikgemaakt van - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Verwacht mag worden dat de cliënt beschikt over een wasmachine en droger. Als die er niet zijn, behoort het realiseren ervan tot de verantwoordelijkheid van de cliënt.

In het geval van een minimuminkomen kan de mogelijkheid voor bijzondere bijstand onderzocht worden.

Strijken van onder- en bovenkleding

 

Het strijken van onder- en bovenkleding wordt niet meegenomen in het resultaat. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om kleding aan te schaffen dat zo min mogelijk gestreken dient te worden.

 

Strijken van de bovenkleding behoort alleen op objectiveerbare en uitzonderlijke (medische) gronden tot dit resultaat.

Tot dit resultaat behoort in ieder geval nooit het strijken van onderkleding.

Maatwerk

Tijdens het onderzoek naar de mogelijke toekenningsgrond voor deze ondersteuning binnen HO1 wordt eerst naast de mogelijke inzet van de cliënt zelf, de mogelijkheden binnen het sociale netwerk, of een voorliggende voorziening onderzocht. Als een huisgenoot of anderen uit het sociaal netwerk beschikbaar zijn voor deze ondersteuning, zal de gemeente geen beschikking afgeven voor deze vorm van ondersteuning. Het kunnen gebruiken van een strijk- en/of wasservice is voorliggend aan het inzetten van ondersteuning bij schone en draagbare kleding.

Van de cliënt mag verwacht worden dat deze zoveel mogelijk let op wasvoorschriften, zodat de kleding met normale programma’s te reinigen en te drogen is. Van de cliënt wordt ook verwacht dat er voldoende kleding en ondergoed beschikbaar is, zodat bijvoorbeeld eens per twee weken, in plaats van wekelijks een volle trommel gewassen kan worden.

Er wordt maatwerk geleverd blijkend uit de frequentie en intensiteit van de huishoudelijke ondersteuning, door naast de inzet door de cliënt zelf en ondersteuning door zijn sociale netwerk ook rekening te houden met eventueel aanwezige specifieke cliëntomstandigheden, die eisen stelt aan de frequentie en/of de intensiteit van het doen van de kledingwas waaronder:

  • -

    ernstige fysieke beperkingen bij de cliënt die geen mogelijkheden heeft zelf of door anderen de wekelijks de kledingwas te doen, of

  • -

    medische condities bij de cliënt die meer dan gebruikelijke hygiëne vereist, of

  • -

    medische condities die ondanks voorzorgmaatregelen leiden tot een snellere vervuiling van kleding.

Niet voor alle onderdelen hoeft volledige ondersteuning de oplossing te zijn. Binnen deze ondersteuning is bij uitstek een combinatie mogelijk van deeltaken die door de cliënt worden uitgevoerd en ondersteuning door anderen, waaronder de aanbieder. Deze afstemming is onderdeel van het ondersteuningsplan.

  • 3.

    Beschikken over primaire levensbehoeften

Voor het resultaat wordt op indicatie verstaan;

  • a.

    klaarzetten en/of bereiden van maaltijden en drinken, bestaande uit:

    • -

      koffie en thee zetten,

    • -

      de broodmaaltijd(en) bereiden en klaarzetten,

    • -

      de warme maaltijd opwarmen en klaarzetten,

    • -

      klaarzetten van voeding/ snacks tussen de maaltijden door.

      Waarbij voor het behalen van het resultaat daar waar bijvoorbeeld het dagelijks bereiden en/of opwarmen van maaltijden de oplossing is, ook een dagelijkse frequentie wordt vereist.

  • b.

    beschikken over primaire goederen, bestaande uit:

    • -

      levensmiddelen, waaronder benodigdheden voor de maaltijd.

    • -

      schoonmaakmiddelen,

    • -

      persoonlijke verzorgingsmiddelen,

    • -

      overige dagelijkse benodigdheden.

Normenkader Beschikken over primaire levensbehoeften

Onderwerp

Beoordelingscriteria beschikken over primaire levensbehoeften

Klaarzetten en/of bereiden van maaltijden en drinken

Alleen als dit specifiek wordt toegekend, behoord klaarzetten en/of bereiden tot het resultaat schoon en leefbaar huis.

Bij de beoordeling van resultaat klaarzetten en/of bereiden van maaltijden en drinken, wordt uitgegaan van een algemeen gebruikelijke niveau van beschikken over de primaire levensbehoefte: eten- en drinken, passend bij de energiebehoefte van de individuele cliënt.

Eten en drinken

 

Uitgegaan wordt van het kunnen beschikken over ten minste:

  • -

    drie maaltijden per dag: 2 koude of broodmaaltijden en 1 warme hoofdmaaltijd,

  • -

    1,5 liter drinken per dag: thee en/of koffie en koude dranken.

Waarbij de warme maaltijd 1 of 2 keer per week ook uit een koude (brood)maaltijd kan bestaan.

 

Als een cliënt ondersteuning krijgt bij de verzorging van de warme maaltijd dan hoeft er niet iedere dag gekookt te worden. Koken voor 2 dagen is mogelijk. Ook kan een broodmaaltijd alvast klaargemaakt en klaargezet worden gelijktijdig met het bereiden van een andere maaltijd of het uitvoeren van andere ondersteuning.

Dagelijkse boodschappen en grote boodschappen

Het doen van dagelijkse boodschappen of de grote boodschappen valt niet binnen dit resultaat, aangezien de aanwezigheid van een boodschappendienst als een algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening wordt aangemerkt. In het geval van een minimuminkomen kan de mogelijkheid voor bijzondere bijstand onderzocht worden.

 

In het geval sprake is van een behoefte aan regie, vanwege het niet (meer) verantwoord in staat zijn van het doen van de boodschappen, dienen de mogelijkheden van HO2 onderzocht te worden. In het geval de oplossing op objectiveerbare uitzonderlijke (medische) gronden alleen beschikbaar is in de vorm van HO1, wordt bij de beoordeling van resultaat beschikken over primaire goederen, uitgegaan van een algemeen gebruikelijke niveau van beschikken over dagelijkse goederen, nodig voor het dagelijkse huishoudelijk gebruik en de dagelijkse eet- en drinkmomenten.

Maatwerk

Het doen van de dagelijkse boodschappen en het klaarzetten en verstrekken van maaltijden en drinken wordt als algemeen gebruikelijk gezien en behoort daarom slechts bij zeer bijzondere situaties tot het maatwerk huishoudelijke ondersteuning.

Ook bij een objectiveerbare (medische) beperking wordt voor toewijzing eerst de mogelijkheden via de inzet door de cliënt zelf, de mogelijkheden vanuit gebruikelijke hulp en/of ondersteuning vanuit het sociaal netwerk onderzocht. Als een huisgenoot of andere personen uit het sociaal netwerk beschikbaar zijn die in staat zijn de maaltijd klaar te zetten of op te warmen, of boodschappen te doen, zal de gemeente geen beschikking afgeven voor deze vorm van ondersteuning.

Vervolgens worden ook de mogelijkheden die (combinaties van) voorliggende voorzieningen bieden onderzocht, zoals:

  • -

    mee-eten bij particulieren binnen het sociaal netwerk, een kook- of eetclub of maaltijdvoorziening via een instelling,

  • -

    kant-en-klaarmaaltijden van de supermarkt.

  • -

    maaltijdbezorging, boodschappen-bezorgservice etc..

Bij het maatwerk wordt rekening gehouden met eventueel aanwezige specifieke cliënt-omstandigheden, als gevolg van een objectiveerbare (medische) beperking of belemmering, die eisen stelt aan de frequentie en intensiteit bij het resultaat: beschikken over primaire levensbehoeften, waaronder:

  • -

    ernstige fysieke beperkingen bij de cliënt die geen mogelijkheden heeft zelf of door anderen maaltijden te (laten) bereiden en/of klaar te zetten of boodschappen te doen,

  • -

    medische geïndiceerde diëten.

Indien naast de noodzakelijke ondersteuning bij de (dagelijkse) maaltijdvoorziening, ook hulpverlening aanwezig is voor lichamelijke en/of verpleegkundige zorg, zal de gemeente in overleg treden met de overige hulpverlening om waar mogelijk slimme combinaties van inzet af te spreken.

Mocht uit onderzoek blijken dat er geen actief sociaal netwerk beschikbaar is, dan is aanleiding om de cliënt toe te leiden naar een organisatie voor informele- en vrijwilligershulp, naast activering van het sociaal netwerk.

Huishoudelijke ondersteuning met regie (HO2)

Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden (hierna HO2) is aan de orde als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden. Dat kan zich uiten door zichtbare (dreigende) vervuiling van de woning of van kleding, waarbij deze cliënt een verminderd vermogen toont om zelfstandig of met hulp van het sociaal netwerk de regie over het huishouden te voeren. Maar ook doordat de cliënt niet in staat is voor zichzelf maaltijden te bereiden of boodschappen te doen. In noodsituaties (bijvoorbeeld plotselinge uitval van de verzorger door ziekenhuisopname) kan binnen dit resultaatgebied ondersteuning worden geboden voor de verzorging van minderjarige kinderen.

Voor HO2 gelden dezelfde resultaten die behaald moeten worden als bij de HO1, met aanvullende ondersteuning bij de organisatie van de huishouding, waaronder:

  • -

    planning van huishoudelijke zorg (wie doet wat),

  • -

    aandacht voor hygiëne in huis,

  • -

    advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen,

  • -

    beheer van de levensmiddelenvoorraad,

  • -

    noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen.

Bij het resultaat van HO2 hoort dan ook het geven van instructie en voorlichting die direct is verbonden met verzorgende activiteiten, waaronder:

  • -

    stimulering bij het (deels) zelfstandig door de cliënt uitvoeren van huishoudelijke activiteiten,

  • -

    voorlichting en lichte begeleiding geven aan mantelzorgers en overige informele zorgverleners van de cliënt.

Afwegingskader regievoering

Ondersteuning voor het voeren van regie over het doen van het huishouden kan gericht zijn op twee doelstellingen:

  • a.

    de cliënt pakt de huishoudelijke werkzaamheden zoveel mogelijk weer zelf op. Hij is in staat deze (zoveel mogelijk) zelf uit te voeren en te regisseren;

  • b.

    een ander lid/andere leden van de leefeenheid is/zijn in staat om het huishouden over te nemen.

In de situatie dat de cliënt leerbaar is om huishoudelijke taken (weer) zelf op te pakken, kan de cliënt worden ondersteund bij de organisatie van het huishoudelijk werk. Cliënt wordt geleerd:

  • -

    hoe en wanneer je huishoudelijke activiteiten uitvoert;

  • -

    om de huishoudelijke activiteiten te plannen;

  • -

    de middelen te beheren in relatie tot de huishoudelijke activiteiten.

Wanneer een cliënt de huishoudelijke taken wel zelf kan uitvoeren maar iemand anders moet er op toezien/stimuleren dat de werkzaamheden ook daadwerkelijk gebeuren, dan kan ook hiervoor ondersteuning worden geboden. Dit geldt ook wanneer de cliënt deze huishoudelijke taken soms wel en soms niet, of alleen onder toezicht zelf kan uitvoeren.

Als sprake is van het tijdelijk instrueren van het huishouden in het kader van gebruikelijke zorg, bestaat de ondersteuning uit het geven van advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden, waarbij de onder a. genoemde aspecten aan de orde kunnen komen.

De frequentie is afhankelijk van de vorm van ondersteuning die geboden moet worden. Als er bijvoorbeeld toezicht moet worden gehouden op het feitelijk uitvoeren van de huishoudelijke werkzaamheden, dan is de ondersteuning gekoppeld aan de noodzakelijke frequentie van de huishoudelijke werkzaamheden zelf. Zoveel mogelijk zal een combinatie plaatsvinden met ondersteuning op andere resultaten binnen het resultaatgebied. De periode van ondersteuning voor het voeren van regie wordt zo kort mogelijk gehouden.

Als er sprake is van een situatie waarin cliënt op deze manier zelfredzamer is te maken, waardoor professionele inzet beperkter ingezet kan worden, wordt hiermee rekening gehouden bij de indicering.

De hulp kan hiervoor de cliënt instrueren over bijvoorbeeld het omgaan met hulpmiddelen, hoe (licht) huishoudelijk werk op een minder belastende manier kan worden gedaan, waarvoor en hoe gebruik kan worden maken van het netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen, vrijwilligers in de wijk of algemene voorzieningen.

In hoeverre versterking van de zelfredzaamheid aan de orde is, wordt onder meer bepaald door de aard van de beperkingen, of cliënt nog leerbaar is en of cliënt in staat is meerdere mensen over de vloer te hebben die ondersteuning bieden.

Als versterking van de zelfredzaamheid niet aan de orde is, wordt in ieder geval ingezet op het zo lang mogelijk behouden van de eigen mogelijkheden om taken zelf te blijven doen.

Afwegingskader noodzakelijke opvang thuiswonende kinderen

Ouders hebben een zorgplicht ten aanzien van hun kinderen, ook als één van de ouders uitvalt of door een beperking niet is staat is voor de kinderen te zorgen. In dat geval mag worden verwacht dat de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg overneemt. Zo nodig kan de cliënt gebruik maken van zorgverlof, kinderopvang, buitenschoolse opvang, hulp van familieleden of netwerk en dergelijke.

Het bieden van opvang aan of oppas voor de kinderen valt niet onder dit resultaat.

(Aanvullende) ondersteuning is alleen bij uitzondering en tijdelijk mogelijk als ouders door een acuut ontstaan probleem een oplossing nodig hebben bij de zorg van kinderen tot tien jaar, uitgaande van een normale schoolontwikkeling. Door tijdelijk ondersteuning te bieden krijgen ouders de mogelijkheid in een (structurele) oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden.

Het gaat om het ondersteunen van de kinderen bij het naar bed brengen/uit bed halen, wassen, douchen, aankleden en eten. Ook het brengen/halen van het kind naar/van school of opvang kan onder dit resultaat gevallen. Bij baby’s omvat het ook het verschonen van luiers en het voeden.

De zorg voor kinderen dient dagelijks plaats te vinden. De feitelijke frequentie is afhankelijk van de beschikbaarheid van netwerk, voorliggende voorzieningen etc.

De indicatie wordt in principe afgegeven voor een maximale duur van drie maanden zodat ouder(s) de mogelijkheid krijgen een (structurele) oplossing te vinden.

Huishoudelijke ondersteuning 3 (HO3) of individuele begeleiding met HO-component

De regiefunctie ten aanzien van het voeren van het huishouden kan zowel in het kader van het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren als in het kader van huishoudelijke verzorging worden geïndiceerd, maar kan bij een cliënt slechts vanuit één van beide resultaatgebieden aan de orde zijn.

HO3 is van toepassing in die uitzonderlijke situaties, waarbij sprake is van gehele overname van het huishouden, die verder gaat dan de regiefunctie binnen HO2. Zoals bij een dusdanig moeilijke thuissituatie bij de cliënt, dat dit het werken van de hulp ernstig bemoeilijkt. Het kan gaan om cliënten met ernstige gedragsproblemen die van invloed zijn op het voeren van een huishouden en het ontvangen van zorg, of wanneer er sprake is van andere complexe gezinssituatie met meerdere (jonge) gezinsleden.

Als er sprake is van een cliënt, waarbij activerende begeleiding geïndiceerd is vanuit het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren, wordt in plaats van HO3 gebruik gemaakt van individuele begeleiding met HO-component.

Afwegingskader

Bij een indicatie voor HO3 is sprake van meervoudige problemen die van invloed zijn op de thuissituatie van de cliënt. De aanbieder stemt de te geven HO3 altijd af met de andere hulpverleners die bij het gezin betrokken zijn. In overleg met de aanwezige coördinerende hulpverlening wordt het te behalen resultaat op de individuele cliëntsituatie afgestemd.

Deze vorm van huishoudelijke ondersteuning kan gezien het specialistische karakter, waarbij samenwerking binnen het lokale zorgnetwerk en met flankerende hulpverlening noodzakelijk is en het ontbreken van regie over het huishouden en /of financiën, alleen ingezet worden door speciaal hiervoor opgeleide medewerkers.

Huishoudelijke ondersteuning Exces (HO Exces)

De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning Exces (verder HO Exces) omvat op indicatie extra ondersteuning boven de al geïndiceerde reguliere HO1 of HO2, vanwege een (tijdelijke) excessieve ondersteuningsvraag waardoor met de gangbare inzet van HO1 of HO2 op basis van resultaatfinanciering de resultaten niet te behalen zijn.

Afwegingskader

Er wordt maatwerk geleverd door met de aanbieder van HO voor de uitvoering van specifieke taken bij de cliënt, afspraken te maken op basis van het ondersteuningsplan. Het is in principe zo dat alle resultaten behaald moeten worden met de inzet van HO1 en HO2 bij de cliënt. Eerst wordt bezien of de inzet van de aanbieder op grond van de HO1 of HO2 voldoende is om de resultanten te halen. De gemeente beoordeeld of er redelijkerwijs is aangetoond dat het gaat om een excessieve ondersteuningsvraag waarvoor de resultaatfinanciering systematiek niet passend is.

Een toekenning vindt pas plaats als uit onderzoek is vast komen te staan dat de excessieve ondersteuningsvraag niet het gevolg is van:

  • -

    een kortdurende of incidentele omstandigheid die niet binnen de inzet op grond van resultaatfinanciering kan worden opgelost,

  • -

    een omstandigheid die niet binnen het resultaat ligt of een omstandigheid waarvan de oplossing binnen de verantwoordelijkheid van de cliënt ligt, zoals:

    • o

      een geplande revalidatie na ziekenhuisopname, met uitzondering van een cytostatica-behandeling,

    • o

      een veel grotere woning dan de gestelde sociale huurwoningnorm,

    • o

      een zeer bewerkelijke inrichting en/of veel objecten binnen de schoon te maken ruimten,

  • -

    een ondersteuningsbehoefte die beter past binnen individuele begeleiding.

Eventueel aanwezige specifieke cliëntomstandigheden, als gevolg van een objectiveerbare (medische) beperking of belemmering, die excessieve eisen stellen aan de frequentie en/of de intensiteit van de huishoudelijke ondersteuning zijn onder meer:

  • -

    het volgen van het door de behandelend arts voorgeschreven cytostaticaprotocol bij thuis revalideren na behandeling met cytostatica, waardoor dagelijkse huishoudelijke taken dienen plaats te vinden, gedurende het te volgen protocol,

  • -

    het intensief ondersteunen in de regie en/of overnemen van huishoudelijke taken, vanwege (dreiging van) verwaarlozing, vervuiling of ontreddering door een acuut ontstaan probleem of snelle verslechtering van de (terminale) conditie van de cliënt of een huisgenoot, met een maximale inzet van zes maanden,

  • -

    het thuis huishoudelijk verzorgen voor kinderen onder zes jaar, waaronder de verzorging en voeding van zuigelingen en de dagelijkse hygiëne en het aankleden van jonge kinderen, vanwege een acuut ontstaan gezinsprobleem, met een maximale inzet van drie maanden,

Vanwege het speciale karakter van HO Exces wordt in uren of minuten geïndiceerd, in tegenstelling tot HO1 of HO2.

De inzet van HO Exces is in beginsel tijdelijk en wordt voor op indicatie eerst voor maximaal zes maanden toegekend. Van de cliënt kan in voorkomende gevallen worden verwacht dat deze termijn wordt gebruikt om een andere oplossing te vinden, die de inzet van HO Exces niet langer vereist. Als HO Exces ook na deze zes maanden noodzakelijk blijkt, wegens chronische problemen waarbij van de cliënt niet verwacht kan worden dat hij/zij een andere oplossing vindt, kan besloten worden tot een langdurige inzet.

  • 2.

    Indiceren Huishoudelijke ondersteuning in natura

De voorziening HO behoort tot de maatwerkvoorzieningen die op grond van de Wmo kunnen worden toegekend aan de cliënt. Voor het toekennen van deze maatwerkvoorziening gelden dan ook de regels zoals verwoord in het vastgestelde besluit Maatschappelijke Ondersteuning en bijbehorende verordeningen.

Het proces van toekenning betreft kort de volgende stappen:

  • 1.

    De gemeente indiceert na aanvraag of een inwoner in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening HO op grond van deze regels en de ervaren beperkingen door de klant.

  • 2.

    De gemeente indiceert bij toekenning vervolgens de vorm ondersteuning die nodig is bij de cliënt: HO1, HO2 of HO Exces. HO3 wordt alleen geïndiceerd als er sprake is van totale overname van het huishouden, inclusief regie. Als er sprake is van activerende HO3 met lerend vermogen, wordt geen HO3 geïndiceerd, maar individuele begeleiding met HO-component (voorheen HO3).

  • 3.

    De gemeente vult samen met de cliënt en mantelzorgers de netwerkmatrix in.

  • 4.

    De gemeente meldt de cliënt aan bij de door de cliënt gekozen de gecontracteerde aanbieder.

  • 5.

    De aanbieder vult samen met de cliënt en mantelzorger het ondersteuningsplan in en stuurt dit ondertekent door de cliënt terug naar de gemeente.

  • 6.

    De gemeente toetst het ondersteuningsplan aan de hand van de netwerkmatrix.

  • 7.

    De gemeente geeft de beschikking af, met het ondersteuningsplan als bijlage.

  • 8.

    De gemeente evalueert na verloop van tijd met de cliënt, eventueel samen met de aanbieder, of de resultaten voor de cliënt worden behaald, dan wel of aanpassing van de ondersteuning noodzakelijk is.

  • 3.

    Persoonsgebonden budget (pgb) en resultaatfinanciering

De voorziening huishoudelijke ondersteuning kan op verzoek van de cliënt geleverd worden in de vorm van een pgb. Voor het verkrijgen van een pgb dient de cliënt hiertoe een persoonlijk plan in te dienen bij de gemeente, waarin wordt aangegeven hoe de kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning wordt geborgd en hoe de resultaten worden bereikt. De gemeente beoordeelt of het ingediende plan voldoende basis biedt voor het halen van de resultaten bij de cliënt.

Bij de indicering van het pgb wordt gebruik gemaakt van hetzelfde beoordelingsformulier als bij in natura HO: de ingevulde netwerkmatrix. De toekenning is op basis van uren, waarbij uitgegaan wordt van vergelijkbare inzet als bij HO ZiN op basis van resultaatsfinanciering.

Als een bestaande cliënt in de periode voorafgaand aan een aanvraag voor een pgb voor huishoudelijke ondersteuning al gebruik maakte van huishoudelijke hulp in natura op grond van resultaatfinanciering, dan zal bij toekenning het al aanwezige ondersteuningsplan en de hierop afgestemde inzet van de aanbieder voor huishoudelijke ondersteuning in natura worden overgenomen als basis waarop de gemeente de hoogte van het toe te kennen pgb bepaalt.

Indien de cliënt nog niet beschikt over een ondersteuningsplan, toetst de gemeente het door de pgb-houder aan te leveren ondersteuningsplan met behulp van het afwegingskader en de netwerkmatrix zoals hiervoor beschreven.

Toekenning vindt plaats op basis van:

  • -

    de samenstelling van het huishouden;

  • -

    de werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is;

  • -

    het type hulp dat ingezet moet worden (HO1 – HO2)

  • -

    bij HO2, of er mogelijkheden zijn om tot andere oplossingsmogelijkheden te komen (versterking zelfredzaamheid). Indien dat het geval is, leidt dit tot een lagere inzet.

Samenstelling van het huishouden

Van een 1-persoons huishouden is sprake als er naast de cliënt geen personen van 15 jaar of ouder tot het huishouden behoren. Van een meerpersoonshuishouden is sprake als er naast de cliënt wel één of meerdere personen van 15 jaar of ouder tot het huishouden behoren.

Er wordt vanuit gegaan dat voor een 1-persoons huishouden minder ondersteuning nodig is dan voor een meerpersoonshuishouden, al dan niet met kinderen.

Van een huishouden met kinderen is sprake bij de aanwezigheid van kinderen onder de 12 jaar.

Van een huishouden zonder kinderen is sprake bij de aanwezigheid van kinderen vanaf 12 jaar.

Werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is

Deze werkzaamheden zijn eerder benoemd. Naarmate er op meer onderdelen ondersteuning nodig is, zal een hogere inzet aan de orde zijn.

HO1 of HO2

Uitgangspunt is de inzet van eenvoudige ondersteuning HO1. Bij een deel van de cliënten is vanwege hun situatie dan wel in de aard van hun persoonlijkheid gelegen factoren complexe ondersteuning nodig: HO2.

Indien er sprake is van complexe regieondersteuning, kan dat betekenen dat er vanwege de complexe persoonlijkheid een zwaarder gekwalificeerde hulp ingezet moet worden. Cliënten die vanwege de complexe persoonlijkheid ondersteuning nodig hebben, dienen geïndiceerd te worden voor begeleiding met een huishoudelijke component: HO3. In dat geval is het niet waarschijnlijk dat deze cliënt voor een pgb in aanmerking komt.

Bijlage 2 Netwerkmatrix bij het te toetsen ondersteuningsplan

Het behalen van de resultaten binnen het maatwerk huishoudelijke ondersteuning is zoveel als mogelijk een gedeelde verantwoordelijkheid. Binnen de netwerkmatrix wordt samen met de cliënt per kolom ingevuld en afgesproken, wie welke taken uitvoert.

In het ondersteuningsplan kan de aanbieder per ruimte benoemen welke lichte of zware huishoudelijke werkzaamheden worden overgenomen. Aan de hand van deze netwerkmatrix beoordeelt de gemeente het ondersteuningsplan dat de aanbieder samen met de cliënt invult.

 Probleem van de cliënt

Wat is er aan de hand, wat geeft de cliënt aan, wat zie je zelf?

* Doorhalen wat niet van toepassing is

  • Volledig / gedeeltelijk / niet* in staat tot licht huishoudelijk werk

  • Volledig / gedeeltelijk / niet* in staat tot zwaar huishoudelijk werk

  • Volledig / gedeeltelijk / niet* in staat tot verzorgen van licht wasgoed (onder- en bovenkleding)

  • Volledig / gedeeltelijk / niet* in staat tot verzorgen van zwaar wasgoed (linnen- en beddengoed)

  • Volledig / gedeeltelijk / niet* in staat tot het voeren van regie over het huishouden

Persoonlijke omstandigheden die van invloed op het resultaat

Bijvoorbeeld veelvuldig frituren, huisdieren, een verzameling,

of een medische conditie zoals een allergie of COPD.

Netwerk: huisgenoten en/of mantelzorgers van de cliënt

Welke andere mensen helpen de cliënt bij de ondersteuning?

Reden niet kunnen en/of willen ondersteunen van netwerk

Indien van toepassing: Welke reden geeft netwerk aan bij het niet te kunnen of willen helpen?

Schoonmaakwerk

Cliënt zelf

Gezinslid of Mantelzorger

Vrijwilliger of Dienstverlener

HO Aanbieder

Woonkamer

licht huishoudelijk werk

 

 

 

 

zwaar huishoudelijk werk

 

 

 

 

…..

 

 

 

 

…..

 

 

 

 

Slaapkamer

licht huishoudelijk werk

zwaar huishoudelijk werk

…..

…..

Keuken

licht huishoudelijk werk

zwaar huishoudelijk werk

…..

…..

Hal

licht huishoudelijk werk

zwaar huishoudelijk werk

…..

…..

Badkamer

licht huishoudelijk werk

zwaar huishoudelijk werk

…..

…..

Toilet

licht huishoudelijk werk

zwaar huishoudelijk werk

…..

…..

Op de open regels kunnen specifieke uitzonderingen ingevuld worden die door de cliënt zelf of het netwerk juist wel of juist niet worden gedaan. Bijvoorbeeld zware taken wel, met uitzondering van de afvalbak, want die maakt de buurman leeg.

Schoonmaakwerk

Cliënt zelf

Gezinslid of Mantelzorger

Vrijwilliger of Dienstverlener

HO Aanbieder

Wasgoed (alleen verder invullen indien HO van toepassing) *

zwaar wasgoed (beddengoed e.d.)

 

 

 

 

licht wasgoed (onder- en bovenkleding)

 

 

 

 

wasgoed sorteren en in wasmachine/ droger*

 

 

 

 

wasgoed uit machine droger*

 

 

 

 

wasgoed vouwen/ opbergen*

 

 

 

 

bovenkleding strijken

 

 

 

 

Maaltijdverzorging (alleen invullen indien HO van toepassing)

broodmaaltijd/ ontbijt

broodmaaltijd/ lunch

warme maaltijd / diner

drinken warm/ koud

boodschappen

Als er sprake is van een andere dienstverlener in het huishouden, bijvoorbeeld vanuit wijkverpleging of lichamelijke verzorging, geef hier aan welke dienstverlener dit is. Zodat hiermee overleg kan plaatsvinden over een slimme taakverdeling rond de maaltijdverzorging:

Organisatie:

Contactpersoon cliënt:

Bijlage 3 Format Ondersteuningsplan Huishoudelijke Ondersteuning (HO)

Voorblad Ondersteuningsplan Huishoudelijke OndersteuningGemeente Westvoorne

Levering

Voorstel frequentie Niet bedoeld wordt de eventuele afwijking in frequentie, bijvoorbeeld vanwege vakantie/ afwezigheid van de vaste mantelzorger of een tijdelijk verblijf elders van de cliënt.

□ ondersteuningsmoment(en) in een week*

 *Invullen hoeveel dagen: minimaal 1 tot maximaal 7 (week)dagen

per periode van:

□ 1 week □ 2 weken □ 4 weken*

* Aanvinken welke frequentie van toepassing is

Hiermee wordt bedoeld de reguliere frequentie van de huishoudelijke ondersteuning.

Startdatum levering

□ 1ste week □ 2de week □ 3de week □ 4de week *

* lopende periode

Indien nog geen startdatum kan worden gegeven binnen de lopende periode van 4 weken, hieronder de reden aangeven (bv klant wil enkel ondersteuning op woensdag en passende hulp moet gezocht worden):

Einddatum Niet bedoeld wordt de einddatum van een standaard beschikkingstermijn bij doorlopende ondersteuning.

Indien bekend:

…. / …. / 20 …

(dag/maand/jaar)

Alleen invullen indien al bekend is dat sprake is van een tijdelijke behoefte, bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning na ziekenhuisopname/ gedurende een revalidatieperiode.

Handtekening medewerker:

Handtekening cliënt:

Datum:

…. / …. / 20 …

(dag/maand/jaar)

Naam Aanbieder:

 

Naam medewerker:

 

Handtekening:

Datum:

…. / …. / 20 …

(dag/maand/jaar)

Naam:

□ Akkoord

□ (Deels) niet akkoord

Handtekening:

Ondersteuningsplan Huishoudelijke Ondersteuning

Gemeente Westvoorne

 

Dit resultaat houdt in dat de cliënt in een huis woont dat schoon is volgens algemeen gebruikelijke normen, beschreven in het normenkader binnen de geldende beleidsregels van Westvoorne. De cliënt maakt gebruik van een zichtbaar schone gang, woonkamer, keuken, in gebruik zijnde slaapkamer(s) en het hygiënische schone eetgerei en sanitair. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Onder het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ vallen lichte en zware taken. Lichte taken zijn bijvoorbeeld afwas, afstoffen en opruimen. Zware taken zijn stofzuigen, nat schoonmaken, bed verschonen, afval opruimen en ramen zemen. Deze taken worden alleen uitgevoerd in de hal, woonkamer, keuken, in gebruik zijnde slaapkamer, badkamer en het toilet. Een schoon en leefbaar huis wil niet zeggen dat alle ruimtes wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoongemaakt wordt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoonhouden te realiseren.

Doelen van dit ondersteuningsplan

1.

Het vastleggen van voor het resultaat benodigde ondersteuning aan de cliënt. Hierbij wordt rekening gehouden met intensiteit en de frequentie van de ondersteuning die de cliënt ontvangt van zijn/haar eigen netwerk en op welke manier de cliënt zelf een bijdrage levert aan het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ en/of ‘schone en draagbare kleding’ en/of het verzorgen van maaltijden of de dagelijkse boodschappen.

2.

Het leveren van input voor de toetsing van:

  • a)

    de ondersteuning aan de hand van de binnen het beleidsplan beschreven normenkader,

  • b)

    de kwaliteit en klantbeleving bij de geleverde ondersteuning.

Contactgegevens cliënt

Naam klant

 

Adres

Postcode

Woonplaats

Telefoonnummer vast

Telefoonnummer mobiel

Emailadres indien aanwezig

Klantnummer (geen BSN)

Geboortedatum cliënt

Contactgegevens contactpersoon van de cliënt

Naam eerste contactpersoon

Relatie tot cliënt

Telefoonnummer vast

Telefoonnummer mobiel

Emailadres

Naam tweede contactpersoon

Relatie tot cliënt

Telefoonnummer vast

Telefoonnummer mobiel

Emailadres

Resultaten per ruimte waarvoor huishoudelijke ondersteuning wordt ingezet

Wat wil je samen met de cliënt bereiken?

* Doorhalen wat niet van toepassing is

Bepaal samen met de cliënt welk resultaat de aanbieder voor huishoudelijke ondersteuning gaat bereiken in de ruimte in het huis die schoongemaakt moet worden. Daarbij houd je rekening met de specifieke beperkingen van de cliënt die de huishoudelijke ondersteuning nodig maakt. Omdat de gemeente niet alleen kijkt naar de beperkingen en onmogelijkheden van inwoners die ondersteuning nodig hebben, houd je ook rekening met de huishoudelijke taken die deze cliënt zelf kan doen, en de hulp bij huishoudelijke taken die de cliënt kan vragen aan bijvoorbeeld leden van het gezin, de familie, buren en vrijwilligers van verenigingen waarvan de cliënt lid is.

In de toelichting licht je toe welke taken door de aanbieder worden gedaan, of de reden waarom die taak niet/wel door de aanbieder wordt uitgevoerd. Vermijd daarbij het gebruik van lijstjes.

Woonkamer

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Slaapkamer(s)

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig* overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig* overnemen

Toelichting:

Keuken

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Hal

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Badkamer

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Toilet

□ Licht huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Zwaar huishoudelijk werk gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Resultaten wasgoed

Alleen invullen indien van toepassing

□ Zwaar wasgoed (bedden- en linnengoed) gedeeltelijk / volledig overnemen

□ Licht wasgoed (onder- en bovenkleding) gedeeltelijk / volledig overnemen

Toelichting:

Bijzondere omstandigheden maaltijdverzorging

Alleen invullen indien van toepassing

□ Gedeeltelijk / niet* in staat tot het verzorgen van maaltijden

* Doorhalen wat niet van toepassing is

Toelichting:

           

Bijzondere omstandigheden boodschappenbezorging

Alleen invullen indien van toepassing

□ Gedeeltelijk / niet* in staat tot het verzorgen van dagelijkse boodschappen

* Doorhalen wat niet van toepassing is

Toelichting:

           


Noot
1

Schone en draagbare kleding wordt hier niet bedoeld.