Regeling vervallen per 23-05-2014

Beleidsregels Wet Bibob 2011

Geldend van 27-01-2011 t/m 15-02-2012

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten (beschikkingen en overheidsopdrachten) waarop de Wet Bibob van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften en/of beperkingen, weigeringen en intrekkingen;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet Bibob, aanwezig zijn om de vergunning te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • g.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

  • h.

    Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de Wet Bibob toe met betrekking tot:

    • a.

      beschikkingen, zoals bedoeld in:

      • I.

        artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming. Beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf zijn uitgezonderd van toepassing van de Wet Bibob;

      • II.

        artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

      • III.

        artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

      • IV.

        artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan voor:

        • 1°.

          de branches: autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot en bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen op- en overslaan, verwerken, bewerken en/of vernietigen;

        • 2°.

          woonwagencentra, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-;

        • 3º.

          bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000,-;

    • b.

      overheidsopdrachten die volgens het "Inkoop en aanbestedingsbesluit 2009" Europees moeten worden aanbesteed.

  • 2.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de Wet Bibob toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde beschikkingen respectievelijk de ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten.

  • 3.

    Bij opdrachten, zoals bedoeld in het eerste lid, sub b, zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de Wet Bibob. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet Bibob niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

Artikel 4. Bijzondere situaties

1. Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de Wet Bibob toe:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 1126 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3. Procedure aanvraag om vergunning

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle gevallen, zoals omschreven in artikel 3 en 4, moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren Bibobvragenlijsten invullen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijsten in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten of de beschikking te weigeren.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op overheidsopdrachten.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de Wet Bibob van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, tweede lid, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering op grond van de Wet Bibob mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling en ook indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag op grond van de Wet Bibob, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Procedure beoordeling vergunning

Artikel 12. Vragenlijst beoordeling vergunning

  • 1.

    Indien een vergunning is verleend of een overheidsopdracht is overeengekomen overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van deze beleidsregel, dan wordt, gelet op artikel 30, derde lid, van de Wet Bibob, binnen vijf jaar na de datum van vergunningverlening of ondertekening van de overeenkomst en vervolgens elke vijf jaar, onderzocht of gelet op de Wet Bibob redenen aanwezig zijn om de vergunning in te trekken dan wel de overeenkomst te ontbinden.

  • 2.

    Bij een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid wordt een Bibobvragenlijst zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze beleidsregel aan betrokkene toegezonden.

  • 3.

    Weigering om de in het tweede lid bedoelde Bibobvragenlijsten volledig in te vullen, wordt overeenkomstig artikel 4 van de Wet Bibob aangemerkt als ernstig gevaar.

  • 4.

    Naar aanleiding van een melding zoals bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo, wordt het eerste lid overeenkomstig toegepast.

Artikel 13. Regulier afhandelen

1. Het bestuursorgaan gaat over tot het intrekken van de vergunning of ontbinding van de overeenkomst indien de reguliere intrekkingsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten van toepassing zijn.

Artikel 14. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 13, beoordeelt het bestuursorgaan of intrekking of ontbinding op grond van de Wet Bibob mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling en ook indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 15. Motivering

Artikel 8 en 9 van deze beleidsregel zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Intrekking en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het intrekken van de vergunning dan wel het ontbinden van de overeenkomst op grond van de Wet Bibob, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de beschikking intrekken dan wel de overeenkomst ontbinden, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de beschikking in te trekken, de beschikking te wijzigen door voorschriften eraan te verbinden dan wel de opdracht te ontbinden op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 17. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen ontvangen vanaf de datum van inwerkingtreding en op afgegeven beschikkingen en gesloten overeenkomsten vanaf de datum van inwerkingtreding als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 18. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, d.d. 18 januari 2011.

Burgemeester

G.H.W. Noordewier burgemeester

College van burgemeester en wethouders

drs. J.W.M. van der Knaap G.H.W. Noordewier secretaris burgemeester

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de Wet Bibob niet in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op subsidies.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet Bibob. Het toepassen van de Wet Bibob is wel een van de belangrijkste instrumenten in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit vanuit het lokale bestuur. In onze buurgemeente Nijmegen wordt de Wet Bibob al jaren toegepast. Ook om een zogenaamd waterbed-effect te voorkomen, is het raadzaam de Wet Bibob toe te passen.

Eerder is in 2008 een beleidsregel Wet Bibob vastgesteld. Met toepassing van de wet wordt langzaam aan meer ervaring opgedaan. Inmiddels is er een landelijke tendens naar het uitbreiden van de reikwijdte van Bibobbeleid tot bepaalde branches en bouwactiviteiten. Daarnaast is op 1 oktober 2010 de Wabo in werking getreden Ook in dat kader worde de beleidsregel aangepast.

In artikel 3 van de beleidsregels wordt voorgesteld de Wet Bibob toe te passen op een aantal sectoren en branches, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om beschikkingen ten behoeve van horeca-inrichtingen, seksinrichtingen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en om overheidsopdrachten.

Lid 1, sub a. beschikkingen ten behoeve van:

I en II horecainrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet en hoofdstuk 2, afdeling 3, van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende (alcoholvrije) inrichtingen.

Met ‘alcoholverstrekkende inrichtingen’ worden horecainrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals bars, cafés en restaurants (de natte horeca). Ook paracommerciële inrichtingen vallen hieronder. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 respectievelijk j° artikel 4 van de Drank- en Horecawet vereist.

‘Niet-alcoholverstrekkende inrichtingen’ zijn de inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals cafetaria’s, afhaalzaken (de droge horeca). Ten behoeve van deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege drugshandel of het gebruik van rechtspersonen als dekmantel om (drugs)geld wit te wassen, vallen voornoemde beschikkingaanvragen onder de Wet Bibob.

In de beleidsregels is bepaald dat de Wet Bibob wordt toegepast op beschikkingen ten behoeve van de natte en droge horeca, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming (ook bij starten nevenvestiging), overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub I en II, van de beleidsregels. Onder wijziging van de onderneming wordt verstaan een wijziging die gevolgen heeft voor de bevoegdheden binnen de onderneming. De wijziging kan onder meer betrekking hebben op de rechtsvorm, bijvoorbeeld een V.O.F. wordt een B.V., op het bestuur of de bestuursbevoegdheden, bijvoorbeeld een wisseling van directie- of bestuursleden of op de exploitatie, bijvoorbeeld een café wordt een cafetaria. Een wijziging of bijschrijving van een leidinggevende, niet zijnde de eigenaar of bestuurder, valt niet onder een wijziging van de onderneming.

De toevoeging ‘indien sprake is van…’ beperkt de toepassing van de Wet Bibob. De Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening schrijven namelijk voor dat in veel meer dan de genoemde gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (bijvoorbeeld bij een wijziging of bijschrijving van een leidinggevende, niet zijnde de eigenaar of bestuurder). Aangezien het te ver voert om de Wet Bibob op al deze beschikkingaanvragen toe te passen, is deze zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat op aanvragen niet vallend onder de hierboven genoemde situaties in bijzondere gevallen, als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels, geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden (zie de toelichting van artikel 4 van de beleidsregels).

Vanuit het oogpunt van deregulering is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om beschikkingen, waarbij het niet nodig is de Wet Bibob toe te passen, deze beschikkingen uit te zonderen van de Wet Bibob. Hiervoor komen onder meer in aanmerking beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf. Uit de lokale en landelijke ervaringen is niet gebleken dat bij slijtersbedrijven een verhoogd risico bestaat op criminele activiteiten, zoals genoemd in de Wet Bibob. In de gemeente Wijchen is het slijtersbedrijf dan ook uitgezonderd van toepassing van de Wet Bibob.

In het Besluit Bibob zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet Bibob van toepassing is. Toepassing van de Wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente een vergunningenstelsel heeft voor dergelijke bedrijven. Inmiddels zijn er diverse gemeente waar een vergunningstelsel voor smart- en growshops is ingevoerd vanuit het oogpunt van het woon- en leefklimaat. In de gemeente Wijchen geldt op dit moment geen vergunningenstelsel. Mocht in de (nabije) toekomst een vergunningenstelsel in de APV worden opgenomen, dan zullen onderhavige beleidsregels worden aangepast.

III seksinrichtingen e.d.

Met seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een escortbedrijf wordt verstaan de natuurlijke groep, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in de gemeente Wijchen, net als in de meeste andere gemeenten, een exploitatievergunning nodig (artikel 3.4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening). Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de Wet Bibob van toepassing.

De sekssector bestaat uit de gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Mensenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen.

De Wet Bibob wordt toegepast op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub III, van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoeging ‘indien sprake is van…’ geldt hetzelfde als hetgeen hiervoor is gesteld bij horecainrichtingen.

IV de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is de omgevingsvergunning in de plaats gekomen van onder meer de bouwvergunning (Woningwet) en milieuvergunning (Wet Milieubeheer). In artikel 2.20 van de Wabo is de Wet Bibob van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo:

- omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk;

- omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

De wet BIBOB kan ook toegepast worden op bouwvergunningen, want ook bouwvergunningen kunnen worden misbruikt voor criminele activiteiten. Met inzet van het BIBOB-instrumentarium kan worden voorkomen dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd of dat illegaal vermorgen wordt witgewassen. Met name die bouwactiviteiten waar ruimten worden gecreëerd waarbinnen zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen worden in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek onderworpen. Maar ook woningen met een hele hoge aanneemsom kunnen in het kader van de Wet Bibob interessant zijn. In de gemeente Wijchen zullen in beginsel alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan een Bibob onderzoek worden onderworpen mits de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000,-. De bouwkosten die aan de legesheffing ten grondslag worden gelegd.

Toepassing van de Bibob-regelgeving op de bouwvergunning, betekent dat de gemeente Wijchen, onderzoekt of artikel 3 van de wet BIBOB van toepassing is. Dit onderzoek kan plaatsvinden naar aanleiding van een ontvangen aanvraag bouwvergunning of ten aanzien van een al verleende bouwvergunning. In dat laatste geval kan het onderzoek leiden tot intrekking van de bouwvergunning. Zie hiervoor de toelichting onder artikel 12.

Bepaalde branches zijn gevoeliger voor georganiseerde criminaliteit dan anderen. Hierbij kan gedacht worden aan branches zoals autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen (tweedehands (vracht)autohandel) en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot (oud ijzer) en ten slotte bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen op- en overslaan, verwerken, bewerken en/of vernietigen. Deze branches hebben een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruikmaken van rechtspersonen als dekmantel om crimineel geld wit te wassen. Daarom wordt bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of milieu door bedrijven uit deze branches de Bibobtoets toegepast.

Onder im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen valt niet het inruilen van een auto bij een autodealer met hoofdzakelijk nieuwe auto’s.

Bij de laatste categorie moet het gaan om bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen opslaan ed. Hiermee wordt voorkomen dat voor elk bedrijf met enige vorm van opslag ed. van afvalstoffen een Bibobtoets moet worden uitgevoerd. Het gaat enkel om de bedrijven waarbij de opslag ed. van afvalstoffen in belangrijke mate de bedrijfsvoering bepalen.

Ook de woonwagencentra in de gemeente Wijchen zijn een aandachtspunt voor de Wet Bibob. Dit mede vanwege de relatie met de hierboven genoemde branches en de aandacht voor de (sociale) veiligheid en leefbaarheid aldaar. De naleving van wet- en regelgeving is op de woonwagencentra onvoldoende en daardoor ontstaat mogelijk een vorm van ongelijkheid die niet aanvaardbaar is. Er is tevens sprake van een verhoogde kans op illegale activiteiten.

Gelet hierop wordt de Bibobtoets toegepast bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk op een woonwagencentrum, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-.

De toevoeging ‘voor zover het gaat om…’ beperkt het aantal te toetsen aanvragen. Het is niet zinvol om bij een kleine verbouwing, dan wel het plaatsen van bijvoorbeeld een tuinhuisje de Bibobtoets toe te passen.

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

Bij de totstandkoming van de Wet Bibob zijn bouwvergunningen middels een amendement van de Tweede Kamer onder de werking van de Wet Bibob gebracht. De ervaring leert nog steeds dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de Wet Bibob ook bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mogelijk blijft.

Omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk

De Wet Bibob is van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo alsmede op de lichte vergunningen (de reguliere Wabo procedure voor bedrijven die gaan vallen onder het nieuwe artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht, verwachte datum inwerkingtreding 1 januari 2011). De lichte vergunningprocedure is onder meer van toepassing op de branche autodemontage. Voor deze branche kan dus de Bibobtoetst worden toegepast.

Voor bedrijven die geen (lichte) omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit nodig hebben, is er geen wettelijke basis om in het kader van een milieuactiviteit een Bibobtoets toe te passen.

Nieuwe vergunninghouder

Op grond van artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo dient de vergunninghouder of aanvrager bij het bevoegd gezag een melding in te dienen wanneer een omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander. Dit geeft het bevoegd gezag de gelegenheid om een Bibob-onderzoek uit te voeren. Hiervan zal ook gebruik worden gemaakt. Als het gaat om een aanvraag, wordt het Bibob-onderzoek gestart op grond van artikel 5, eerste lid, van deze beleidsregel. In feite is in dat geval sprake van een nieuwe aanvraag voor zover het gaat om het Bibob-onderzoek. Als het gaat om een vergunning dan wordt het Bibob-onderzoek gestart op grond van artikel 12, vierde lid, van deze beleidsregel.

Speelautomatenhallen

In het Besluit Bibob zijn speelautomatenhallen aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet Bibob van toepassing is. Artikel 2:39 van de Algemeen Plaatselijke Verordening bepaalt dat het verboden is zonder een vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren. In artikel 3 van de beleidsregels zijn beschikkingen ten behoeve van speelautomatenhallen niet opgenomen. De integrale toepassing van de Wet Bibob op dit deelterrein lijkt namelijk een te zwaar middel. Aanvragers van een vergunning voor een speelautomatenhal zijn bovendien vaak tegelijkertijd horecaexploitant van die inrichting. En in die hoedanigheid worden zij bij de aanvraag van een drank- en horecavergunning aan de Bibobtoets onderworpen.

Bovenstaande keuze laat onverlet dat de Wet Bibob in bijzondere gevallen wel kan worden toegepast (zie artikel 4 van de beleidsregels).

Subsidies

De toepassing van de Wet Bibob op subsidies is ingevolge artikel 6 van de Wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald en dit niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld. De subsidieregeling behoeft in dit geval de goedkeuring van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie.

De subsidieverordeningen van de gemeente Wijchen bevatten geen bepaling waarin de toepassing van de Wet Bibob mogelijk wordt gemaakt. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Subsidieaanvragen worden dan ook niet getoetst op grond van de Wet Bibob (ook niet op grond van artikel 4 van de beleidsregels, zie de toelichting bij dit artikel).

Lid 1, sub b. Overheidsopdrachten

De Wet Bibob zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens de “Inkoop en aanbestedingsbesluit 2009” Europees moeten worden aanbesteed binnen de krachtens het Besluit Bibob aangewezen sectoren, te weten bouw, ICT en milieu. Voor de categorie werken betekent dit dat toepassing van de beleidsregels plaatsvindt bij overheidsopdrachten vanaf € 5.150.000,- en voor de categorie leveringen en diensten bij overheidsopdrachten vanaf € 206.000,-. Bovenstaande maakt duidelijk dat sprake moet zijn van een (relatief) groot financieel belang van de gemeente.

Lid 4

Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven. Hieronder wordt ook geschaard de betrokkene die in opdracht van de gemeente een gemeentelijk bouwwerk bouwt.

Ondernemingen waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, maar die als zelfstandig rechtspersoon opereren, vallen niet onder dit lid. Net zoals paracommerciële (horeca)inrichtingen, waar de overheid een subsidierelatie mee heeft, hier niet onder vallen.

Lid 5

Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine uitbreiding/ verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn. Daarnaast dient ook sprake te zijn van een doorlopen Bibobtoets in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente Wijchen zich hiermee verplicht de toepassing van de Wet Bibob te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde gevallen besluiten tot toepassing van de Wet Bibob.

Subsidies zijn uitgezonderd van dit artikel, omdat de Wijchense subsidieverordeningen de Wet Bibob niet van toepassing hebben verklaard op aanvragen om subsidies (zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 1 sub subsidies van de beleidsregels).

Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande inrichtingen, waarvoor geen nieuwe aanvraag is gedaan, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om naast de reguliere aanvraagformulieren een lijst met Bibobvragen in te vullen en de nodige gegevens en bescheiden over te leggen. In dit kader zijn door het bestuursorgaan Bibobvragenlijsten opgesteld voor zowel beschikkingen (Vragenlijst op grond van artikel 30 van de Wet Bibob) als voor overheidsopdrachten (Eigen verklaring, welke bij aanbestedingen moet worden aangeleverd).

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd, probeert het bestuursorgaan meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van betrokkene.

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de Wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle door het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7 van de beleidsregels. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau. Bij het niet rond krijgen van de beoordeling door het bestuursorgaan kan gedacht worden aan vragen over onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager, financier van de onderneming of eigenaar van het pand/ inventaris of omstandigheden die het bestuursorgaan een vermoeden op grond van artikel 3 van de Wet Bibob geeft. Met het gevraagde advies aan het Bureau wordt gepoogd de onduidelijkheden weg te nemen en de beoordeling te kunnen maken.

Daarnaast kan de Officier van Justitie een tip geven.

Artikel 9. Informatieplicht

Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.

Artikel 12 Vragenlijst beoordeling vergunning

De Wet Bibob geeft een mogelijkheid om eenmaal verleende vergunningen op een later moment in te trekken op gronden van de Wet Bibob. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat bij de oprichting van een bedrijf geen of te weinig argumenten aanwezig zijn voor toepassing van de weigeringsgrond uit artikel 3 van de Wet Bibob maar daar enkele jaren later wel sprake van is. Door vergunningen voor bepaalde tijd te verlenen kan aan dit soort ontwikkelingen ook de hand worden gehouden. Het nadeel hiervan is dat het ook noodzakelijk is na verloop van de termijn een nieuwe vergunning aan te vragen en een Bibob-onderzoek te verrichten. Dit geeft een grote administratieve last voor zowel de vergunninghouder/aanvrager als de gemeente. Dit kan worden ondervangen door de bedrijven na vijf jaar ambtshalve in het kader van de Wet Bibob te beoordelen.

In beginsel wordt elk bedrijf waarvoor een vergunning, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid ,van deze beleidsregel, is verleend na vijf jaar een Bibobvragenlijst toegezonden. Artikel 30, derde lid, van de Wet Bibob biedt deze mogelijkheid. De vergunninghouder dient deze vragenlijst in te vullen en te retourneren inclusief alle gevraagde documenten. Aan de hand hiervan kan het bestuursorgaan beoordelen of sprake is van een integere bedrijfsvoering. De procedure is vergelijkbaar met een Bibob-onderzoek naar aanleiding van een aanvraag om vergunning. Indien geen sprake is van ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan de vergunning in stand worden gelaten. De procedure zal zich dan na vijf jaar herhalen. Indien wel sprake is van een intrekkingsgrond, al dan niet na advies van het Bureau, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen alvorens de vergunning wordt ingetrokken. Uiteraard staan tegen een intrekkingsbesluit rechtsmiddelen open.

In bijzondere gevallen kan er aanleiding zijn om eerder dan vijf jaar na vergunningverlening een Bibob-onderzoek te verrichten. In dat geval kan op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, van deze beleidsregel een vragenlijst worden toegezonden.

Artikel 17. Overgangsrecht

Voor lopende aanvragen, die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn ingediend, betekent het overgangsrecht dat zij volgens de Beleidsregels Wet Bibob (2008) afgehandeld dienen te worden. De Beleidsregels Wet Bibob (2008) zijn voorts nog van toepassing op voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels afgegeven beschikkingen en gesloten overeenkomsten.