Regeling vervallen per 01-01-2020

Notitie speelautomatenbeleid 2000

Geldend van 20-10-2000 t/m 31-12-2019

Intitulé

Notitie speelautomatenbeleid 2000

1. Inleiding

Het speelautomatenbeleid is sinds de herziening van de Wet op de Kansspelen in 1986 sterk in beweging geweest, voor een belangrijk deel als gevolg van de geconstateerde ongewenste neveneffecten waarvan overmatig speelgedrag de belangrijkste is. Het zijn daarbij vooral de gemeenten en hun lokale partners geweest die geprobeerd hebben een evenwichtiger lokaal beleid te realiseren. Gezien de sterke afname van het aantal ongewenste neven-effecten van het beleid, in overmatig speelgedrag, mag geconstateerd worden dat hierbij de goede weg is ingeslagen.

Met de recente wijziging van de Wet op de Kansspelen, die op 1 juni 2000 in werking is getreden, wordt dan ook geprobeerd het ingezette beleid verder te verstevigen. In deze herziene wet blijft de oorspronkelijke gedeelde verantwoordelijkheid van de lokale en de rijksoverheid gehandhaafd. Dit houdt in dat de rijksoverheid vooral de randvoorwaarden bepaalt, onder andere door het verlenen van exploitatievergunningen, het toelaten van typen speelautomaten en het aangeven van de soort locaties waar speelautomaten mogen worden opgesteld. De daadwerkelijke invulling van het speelautomatenbeleid zal echter ook de komende jaren vooral op lokaal niveau plaatsvinden.

2. Begripsomschrijvingen

In het nieuwe artikel 30 van de Wet op de Kansspelen worden de begrippen gedefinieerd die van belang zijn. De volgende begrippen komen aanbod:

• Speelautomaat Een speelautomaat is een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch, of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.

• Behendigheidsautomaat Een behandigheidsautomaat is een automaat waarbij de speler het spel kan beïnvloeden en waarbij alleen maar gratis extra spellen of extra speeltijd kan worden 'gewonnen' en waarbij dit resultaat vrijwel geheel afhankelijk is van het inzicht en de behendigheid van de speler. Een voorbeeld van een behendigheidsautomaat is een flipperkast.

• Kansspelautomaat Alle automaten die geen behendigheidsautomaat zijn worden als kansspel automaat aangemerkt. Ter verduidelijking kan worden gesteld dat kansspelautomaten geld uitkerende speelautomaten zijn. Hierbij kan worden gedacht aan een zogenaamd fruitautomaat.

• Hoogdrempelige inrichting Een inrichting is hoogdrempelig als aan een aantal vereisten is voldaan:

Allereerst dient de ruimte als café of als restaurant te worden gebruikt en daarvoor een geldige horecavergunning te bezitten. Een café in deze zin is een inrichting die door het publiek in de eerste plaats wordt bezocht voor het nuttigen van alcoholhoudende drank. Als restaurant wordt die inrichting gezien waar maaltijden worden geserveerd.

Bovendien dient het café- of restaurant bezoek op zichzelf te staan en mogen er geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan zelfstandige betekenis kan worden toegekend. 'Zelfstandige betekenis' houdt in dat de activiteit niet uitsluitend ter ondersteuning van het cafébezoek dient en een zelfstandige stroom van bezoekers trekt. Een voorbeeld hiervan is een bowlingcentrum, dit zal worden bezocht door bezoekers die niet in de eerste plaats komen voor de alcoholconsumptie, maar voor het bowlen. Het zelfde geldt ook voor bijvoorbeeld een snookercentrum en een discotheek. Deze gelegenheden kunnen niet als hoogdrempelig worden aangemerkt.

Tenslotte moeten de activiteiten die in de inrichting plaatsvinden gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

• Laagdrempelige inrichting Een laagdrempelige inrichting wordt gezien als een inrichting die het publiek niet in de eerste plaats bezoek voor het nuttigen van alcohol en/of een maaltijd zoals hiervoor omschreven. Alle inrichtingen die niet hoogdrempelig zijn, en dus niet aan de hiervoor genoemde criteria voldoen, zijn laagdrempelig. Voorwaarde is wel dat de inrichting een geldige vergunning heeft op grond van artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet of dat de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca. Enkele voorbeelden van laagdrempelige inrichtingen zijn: cafetaria, coffeeshop, broodjeszaak, café met biljart- en snookeractiviteiten, kantine enz.

3. Bestuurlijk-juridische mogelijkheden ter bestrijding van gokverslaving

De vergunning

Het is verboden speelautomaten te plaatsen tenzij daarvoor door de gemeente een (aanwezigheids)vergunning is verleend. Deze vergunning verplichting is vastgelegd in artikel 30b van de Wet op de kansspelen en geldt voor alle plekken waar speelautomaten kunnen staan behalve in een privé ruimte zoals thuis. De wet omschrijft deze plekken als volgt:

• Op of aan de openbare weg;

• Op voor het publiek toegankelijke plaatsen;

• In niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarvoor een Drank- en Horecawet-vergunning is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.

Uitzonderingen

In artikel 30b lid 2 van de Wet op de kansspelen staat dat deze vergunningverplichting niet geldt voor:

• Gewone behendigheidsautomaten, zonder 'kermiskarakter', die op kermissen staan;

• Speelautomaten die staan op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, maar die worden gebruikt voor de verkoop, voor zover de activiteiten beperkt blijven tot het demonstreren van speelautomaten met het oog op de verkoop of toekomstige exploitatie.

Bovendien worden op grond van artikel 30a van de Wet op de kansspelen twee categorieën speelautomaten van de hele Titel Va, en dus ook van de vergunningsverplichting uitgezonderd. Het betreft:

• Behendigheidsautomaten waarop gratis gespeeld kan worden en waarmee geen geld of prijzen gewonnen kunnen worden;

• Automaten met een zogenaamd 'kermiskarakter'. Dit zijn automaten met een kansspel- of een behendigheidskarakter, die worden gebruikt voor kermissen. Deze mogen geen geld uitkeren en er mogen geen prijzen mee worden gewonnen die een waarde vertegenwoordigen van meer dan het veertigvoud van de inzet per spel.

Eisen aan vergunningverlening

Er worden op grond van artikel 30d van de Wet op de kansspelen een aantal eisen gesteld aan vergunning verlening. Het niet voldoen aan deze eisen bij de aanvraag betekent dat de vergunning door de gemeente moet worden geweigerd. Het betreft hierbij de volgende eisen:

• Zedelijkheidseis Hierbij gaat het om eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van de aanvrager van de aanwezigheidsvergunning voor hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal, maar ook van de beheerders en bedrijfsleiders hiervan.

• Kennis van gokverslaving Ook geldt de eis dat bedrijfsleiders en beheerders moeten beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico's van gokverslaving. Bij een drank- en horecavergunning komt de gokproblematike met betrekking tot de sociale hygiëne al aan de orde. Dit betekent dat als bij het verlenen van een aanwezigheidsvergunning de aanvrager beschikt over een Drank- en Horecawet-vergunning expliciet is voldaan aan deze eis.

Voorschriften en beperkingen verbonden aan de vergunning

Op grond van artikel 30d heeft de gemeente de vrijheid voorschriften en beperkingen aan vergunning te verbinden. Vanzelfsprekend moeten deze binnen het kader en de doelstellingen van de wet blijven. De gemeente is niet verplicht deze voorschriften of beperkingen, dan wel de wijze van wijziging, aanvulling en intrekking in een verordening vast te leggen.

In ieder geval moet aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat speelautomaten alleen mogen worden opgesteld als zij eigendom zijn van personen die daarvoor een exploitatievergunning bezitten.

Aan de vergunning mogen voorschriften worden verbonden, als de omstandigheden ter plaatse daartoe aanleiding geven, ten aanzien van de wijze van werving en reclame die gericht is tot de speler. Dit betekent dat per vergunning zal moeten worden bekeken of een dergelijke voorschrift nodig is.

Verder kan gedacht worden aan bepaalde aanvullende voorwaarden die zien op de bescherming van de speler, zoals de verplichting een kansspelautomaat duidelijk in het zicht te plaatsen.

Kosten

In artikel 3 van het Speelautomaten besluit zijn de kosten vastgelegd die voortvloeien uit het verleningen of vernieuwen van de vergunning. De verschuldigde kosten zijn:

Per aanvraag f 50,- en daarbij f 75,- voor iedere speelautomaat waarvoor vergunning wordt aangevraagd. Voor twee speelautomaten betekent dat dus f 200,- in totaal.

Weigeringsgronden

Er zijn in artikel 30e van de Wet op de kansspelen zowel imperatieve als facultatieve weigeringsgronden voor een vergunningaanvraag vastgelegd.

• Imperatieve weigeringsgronden Een aanwezigheidsvergunning moet door de burgemeester worden geweigerd:

Als door het verlenen van de vergunning wordt afgeweken van hetgeen bepaald is in artikel 30c van de Wet op de kansspelen. Dus als het geen laag- of hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal betreft waar speelautomaten mogen worden geplaatst, als het maximum aantal vergunningen voor die inrichting al is verleend of als in een laagdrempelige inrichting een ruimte onvoldoende is afgesloten van de hoogdrempelige om een zelfstandige eenheid te vormen waardoor toch kansspelautomaten mogen worden opgesteld.

Als niet wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn ten aanzien van het zedelijk gedrag zoals hiervoor onder 'eisen aan vergunning verlening' omschreven.

• Facultatieve weigeringsgronden De vergunning kan door de burgemeester worden geweigerd:

Als de aanvrager van de vergunning een van de bepalingen uit Titel Va van de Wet op de kansspelen in de drie jaren voorafgaande aan het moment van aanvraag heeft overtreden.

Als er ernstige vrees is dat het verlenen van de vergunning ernstige gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Intrekkingsgronden

Intrekking van de aanwezigheidsvergunning is geregeld in artikel 30f van de Wet op de kansspelen. Dit is toegestaan als de burgemeester dit van tevoren aan de vergunninghouder heeft gemeld. De burgemeester moet dit voornemen melden bij aangetekende brief aan de vergunninghouder, met daarin vermeld de redenen van de intrekking. Bovendien moet hij, of een daartoe aangewezen ambtenaar, de vergunninghouder in de gelegenheid hebben gesteld om zijn verhaal te doen.

• Imperatieve weigeringsgronden Een aanwezigheidsvergunning moet worden ingetrokken door de burgemeester:

Als de gegevens die zijn verstrekt bij de aanvraag van de vergunning onjuist of onvolledig blijken en als op de aanvraag anders zou zijn beslist als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest. De burgemeester kan, voor hij de vergunning op deze grond intrekt, een termijn stellen waarbinnen de vergunninghouder de gelegenheid krijgt deze kwestie alsnog recht te zetten.

Als een inrichting geen geldige vergunning bezit die daarvoor vereist is, zoals een vergunning ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor hoog- en laagdrempelige inrichtingen.

Als niet (meer) wordt voldaan aan de eisen omtrent het zedelijk gedrag door de aanvrager, bedrijfsleiders of beheerders.

Voordat de burgemeester overgaat tot intrekken van de vergunning, kan hij een termijn stellen waarbinnen de vergunninghouder alsnog aan de gestelde eisen kan voldoen.

• Facultatieve intrekkingsgronden Op grond van artikel 30f kan een aanwezigheidsvergunning worden ingetrokken:

Als een vergunninghouder bepalingen uit de Titel Va heeft overtreden. Ook voor deze intrekkingsgrond kan de burgemeester, voor hij de vergunning intrekt, een termijn stellen waarbinnen de vergunninghouder de gelegenheid krijgt alsnog tot naleving van de bepalingen over te gaan. Gemeenten hebben meer vrijheid gekregen ten aanzien van het intrekken van de aanwezigheidsvergunning. Per geval kan bekeken worden of de ernst van de overtreding de intrekking van de vergunning rechtvaardigt.

Als er gegronde vrees is dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde en veiligheid of zedelijkheid. Alleen indien er in dit geval sprake is van dringende omstandigheden kan de vergunning direct worden ingetrokken.

4. Huidig gemeentelijk beleid

Met het huidige beleid is aansloten op het beleid van de gemeente Beuningen en andere naburige gemeenten dit om te voorkomen dat de gemeente Wijchen een eiland wordt binnen de regio en tevens biedt dit meer zekerheid om de gesignaleerde negatieve effecten het hoofd te kunnen bieden. Tevens wilde men bewerkstelligen dat de gokverslaving onder jongeren wordt tegengegaan.

Het huidige beleid geldt sinds 1 januari 1995 en hierbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

• In laagdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee speelautomaten toegestaan, dit mogen alleen behendigheidsautomaten zijn, kansspelautomaten zijn niet toegestaan.

• In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal één kansspelautomaat.

In de gemeente Wijchen zijn geen speelautomatenhallen toegestaan - ook wel amusementshallen genaamd - aanwezig. Voor het vestigen van een dergelijke hal is een door de burgemeester te verlenen vergunning ex artikel 30 van de Wet op de kansspelen vereist. Op grond van artikel 30c, lid 1, sub c, van de genoemde wet kan slechts vergunning worden verleend voor zover het houden daarvan bij een door de gemeenteraad vastgestelde verordening is toegestaan. De raad van de gemeente Wijchen heeft in zijn raadsvergadering van 17 december 1987 echter besloten af te zien van een dergelijke verordening onder vermelding, dat hij handhaving van het in die tijd gevoerde restrictieve beleid voorstaat, wat neerkwam op maximaal twee speelautomaten per tot de inrichting behorend lokaal.

5. Huidige situatie in Wijchen

Met inachtneming van de per 1 januari 2000 verzamelde gegevens zijn er in de gemeente Wijchen in totaal 67 speelautomaten opgesteld, waarvan in elk geval 48 behendigheidsautomaten. Deze 67 speelautomaten zijn verspreid over 39 inrichtingen. Aangezien een onderscheid wordt gemaakt tussen hoog- en laagdrempelige inrichtingen kan de volgende verdeling worden gemaakt:

• Hoogdrempelige horeca 19 inrichtingen 19 kansspelautomaten 11 behendigheidsautomaten

• Laagdrempelige horeca (inclusief buurt- clubhuizen en sportkantines) 20 inrichtingen 36 behendigheidsautomaten

6. Toekomstige beleid

De wijziging van de Wet op de kansspelen en het daarbij behorende Speelautomatenbesluit 2000 zijn op 1 juni 2000 in werking getreden. Dit betekent voor de gemeente het volgende:

• Vanaf 1 juni 2000 moet de burgemeester - als daarom wordt verzocht - voor maximaal twee kansspelautomaten een aanwezigheidsvergunning verlenen voor een hoogdrempelige inrichting.

• In het geval van een aanwezigheidsvergunning voor één kansspelautomaat reeds is verleend, moet de burgemeester als de exploitant van een hoogdrempelige inrichting dat vraagt, een nieuwe vergunning voor twee kansspelautomaten verlenen. Deze komt dan in de plaats van de "oude" vergunning.

• Bestaande, niet vernieuwde of ongewijzigde, vergunningen zijn geldig tot de vervaldatum van deze vergunningen, uiterlijk tot 1 januari 2001.

• De rijksoverheid bepaalt welke kansspelautomaten mogen worden geplaatst. Deze automaten zijn voorzien van een merkteken (stickers, in de toekomst zullen deze verschillende kleuren hebben afhankelijk van de locatie). Gemeenten hebben hiervoor geen bevoegdheid.

• Vanaf 1 juni 2001 is de gemeente verplicht in een gemeentelijke verordening het maximaal aantal speelautomaten per inrichting vast te leggen, met dien verstande dat er in laagdrempelige inrichtingen geen kansspelautomaten worden toegestaan en in hoogdrempelige inrichtingen twee kansspelautomaten moeten worden toegestaan.

• De aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten worden niet op grond van deze verordening verleend, maar op grond van de Wet op de kansspelen. De verordening legt het aantal toegestane speelautomaten vast.

De overgangstermijn is vastgesteld op een jaar vanaf het in werking treden van de nieuwe herziening van de wet in 2000. Vanaf dat moment geldt dan de nieuwe situatie. Dit houdt in dat er gedurende een jaar er een bijzondere situatie zal bestaan. De 'oude' en 'nieuwe' situatie zullen dan naast elkaar mogen bestaan op de locaties die bestonden voor de inwerkingtreding van de nieuwe herziening van de wet. Voor locaties die vanuit een beginsituatie vergunningaanvragen doen geldt sec de nieuwe situatie. Voor de gemeente Wijchen houdt dit in dat er waarschijnlijk vergunning aanvragen komen voor extra kansspelautomaten voor hoogdrempelige inrichtingen, omdat op het moment van in werkingtreding slechts een kansspelautomaat is toegestaan.