Verordening van de raad van Woerden houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2020)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening van de raad van Woerden houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2020)

De raad van de gemeente Woerden;

gelezen het voorstel d.d. 29 oktober 2019 van:

- burgemeester en wethouders

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b, 2.1.6, en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 147 van de Gemeentewet

b e s l u i t:

de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2020” vast te stellen.

In verband met het coronavirus is het volgende - geldend vanaf 16 maart 2020 - besloten:

1. Dat, bij hoge uitzondering een tijdelijke wijziging van de handelwijze, zoals beschreven onder 2 voor wat betreft de eis van ondertekening van de aanvraag/ondersteuningsplan door de aanvrager wordt geaccepteerd zodat de aanvraag in behandeling kan worden genomen;

2. Dat, indien ondertekening van het ondersteuningsplan niet mogelijk is, eerste als ondertekening wordt geaccepteerd een akkoord per e-mail, en als dat onmogelijk is, een telefonisch akkoord op de aanvraag/ het ondersteuningsplan als ondertekening wordt geaccepteerd, waarbij geldt dat het telefonisch akkoord per ommegaande schriftelijk aan de aanvrager wordt bevestigd in de beschikking, dan wel per brief.

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: het schriftelijk verzoek om één of meer maatwerkvoorzieningen;

    • b.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet -aanzienlijk- duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

    • c.

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikelen 2.1.4 en 2.1.4.a;

    • d.

      collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief vraagafhankelijk vervoer;

    • e.

      gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de cliënt of waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken. Hieronder begrepen ruimten voor gemeenschappelijk gebruik zoals een keuken of recreatieruimte;

    • f.

      hoofdverblijf: de gemeente waar iemand zijn ‘woonstede’ heeft als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek (Boek 1 BW, artikel 10 en 11);

    • g.

      huisgenoot: iedere persoon met wie de cliënt duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

    • h.

      ingezetene: cliënt die zijn of haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Woerden;

    • i.

      leefeenheid: de echtgeno(o)t(e), ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die duurzaam gemeenschappelijk een woning bewonen en gezamenlijk een huishouden voeren;

    • j.

      maatwerkvoorziening: een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt door het college of door de cliënt zelf betrokken door middel van een pgb;

    • k.

      melding: kenbaar maken aan het college van de ondersteuningsvraag als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

    • l.

      ondersteuningsplan: plan waarin staat beschreven welke ondersteuning een cliënt nodig heeft om zelfredzaam te zijn, te kunnen participeren en zich te ontwikkelen. Het is een plan op maat dat ontstaat in samenspraak tussen de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger en het college;

    • m.

      ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • n.

      onverwijld: zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen;

    • o.

      persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

    • p.

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • q.

      voorliggende voorziening: elke voorziening anders dan in het kader van de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • r.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • s.

      woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een cliënt bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om gedurende zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet te overhandigen. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een persoonlijk plan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt samen met de cliënt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde toegankelijke gegevens van de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college en de cliënt voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 4 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding. Het doel van het gesprek is in beeld brengen wat de cliënt wil bereiken ter vergroting van diens zelfredzaamheid, participatie en overige (leer)ambities in het kader van de wet. Om te beoordelen of de cliënt zijn doelen zelf, dan wel met hulp van derden dan wel met (tijdelijke) ondersteuning van het college kan bereiken, komen de volgende onderdelen in het gesprek aan de orde:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk of hulp van informele organisaties te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de behoefte aan een tegemoetkoming meerkosten zoals bedoeld in artikel 20 van deze verordening;

    • g.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • h.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • i.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • j.

      of een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd zal zijn, gezien het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de maatwerkvoorziening; en

    • k.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de mogelijkheden die een pgb biedt om zijn zelfregie te vergroten en de gevolgen die met die keuze samenhangen.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, bespreekt het college dit plan met de cliënt en neemt dit plan als uitgangspunt voor het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Als de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 5 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsvraag, degene door of namens wie de ondersteuningsvraag is gesteld en bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 6 Verslag

Het college geeft de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een verslag – al dan niet in de vorm van een ondersteuningsplan - van de uitkomsten van het onderzoek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag dan wel/- ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Als het onderzoek, zoals beschreven in artikel 4, is afgerond kan een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan dan wel een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    In het geval van een cliënt die zorg mijdt, maar onmiskenbaar zorg nodig heeft, kan het college een niet ondertekend ondersteuningsplan of een niet ondertekend verslag van het gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze verordening in aanmerking nemen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 8 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan, dan wel het verslag van het gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze verordening, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening die dient om het doel van de cliënt te bereiken ter vergroting van diens zelfredzaamheid, participatie en overige (leer)ambities in het kader van de wet.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een (tijdelijke) maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter ondersteuning en bevordering van zijn zelfredzaamheid of participatie, voor zover hij dit naar het oordeel van het college nog niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk of hulp van informele organisaties dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan bewerkstelligen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

    • b.

      Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk of hulp van informele organisaties dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, en in lijn met het ondersteuningsplan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid, participatie, het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving blijven en het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Een maatwerkvoorziening kan kortdurend worden verleend als de cliënt of de persoon die tot de leefeenheid behoort in staat is zich (nieuwe) vaardigheden eigen te maken. De maatwerkvoorziening is dan gericht op ontwikkeling, waaronder toeleiding naar algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen kan worden verstaan.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare maatwerkvoorziening.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte maatwerkvoorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening geldt het primaat van de collectieve voorziening, zoals het collectief vervoer.

Artikel 9 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

  • 1.

    welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken, en

  • 2.

    indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

  • 1.

    waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren, van derden te betrekken;

  • 2.

    waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de cliënt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren wil betrekken;

  • 3.

    waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de cliënt de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • 4.

    wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

4. De hoogte van een pgb wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    een zaak: op basis van de kostprijs van de zaak die cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • b.

    de hoogte van een pgb voor huishoudelijke hulp professioneel bedraagt 75% van het Zorg in Natura tarief.

  • c.

    de hoogte van een pgb voor huishoudelijke hulp particulier/sociaal netwerk bedraagt € 15,- per uur.

  • d.

    de hoogte van een pgb voor begeleiding professioneel bedraagt 75% van het Zorg in Natura tarief.

  • e.

    de hoogte van een pgb voor begeleiding particulier/sociaal netwerk bedraagt € 20,- per uur.

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de weigeringsgronden van de wet wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt:

    • a.

      voor zover de cliënt aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;

    • b.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of informele ondersteuning zoals vrijwilligersorganisaties de beperkingen kan wegnemen;

    • c.

      voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien de maatwerkvoorziening niet door de gemeente Woerden wordt aangeboden omdat daarin regionaal wordt voorzien door een andere gemeente; de cliënt wordt in dat geval doorverwezen naar de betreffende gemeente;

    • f.

      indien het een maatwerkvoorziening betreft die de cliënt voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • g.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een maatwerkvoorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de maatwerkvoorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte maatwerkvoorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • h.

      indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen;

    • i.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • j.

      indien de voorziening voorzienbaar was, tenzij van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen waardoor de ondersteuningsvraag overbodig zou zijn geworden.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Woerden;

    • b.

      als deze niet als de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening wordt aangemerkt;

    • c.

      als artikel 2.3.6 lid 5 van de wet van toepassing is.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, zoals trapliften, automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • f.

      voor zover het voorzieningen in woongebouwen betreft die specifiek gericht zijn op ouderen of mensen met beperkingen en die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

    • g.

      als de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

  • 4.

    Het college stelt in ieder geval nadere regels voor de afschrijftermijnen; als het beperkingen betreft in verband met het normale gebruik van de woning en het zich verplaatsen in de woning en waarbij het primaat van verhuizen geldt.

  • 5.

    Het college stelt in ieder geval nadere regels over het bedrag wanneer toepassing van het primaat in elk geval wordt overwogen.

Artikel 11 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      of de maatwerkvoorziening door de cliënt met een pgb van derden wordt betrokken of dat de maatwerkvoorziening in natura wordt verstrekt;

    • b.

      hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

    • c.

      dat, het ondersteuningsplan, dan wel het verslag van het gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze verordening, onderdeel is van de beschikking;

    • d.

      of er sprake is van een te betalen bijdrage.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening die de cliënt zelf betrekt met een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de kostprijs is van de maatwerkvoorziening;

    • d.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • e.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • g.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • d.

      wat de kostprijs is van de maatwerkvoorziening.

Artikel 12 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijk bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

  • e.

    de cliënt niet voldoet aan de, aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden, voorwaarden, of;

  • f.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 13 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogte dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoel in artikel 12, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 14 Kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening afneemt of aanschaft van een (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.

  • 2.

    De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van het toegekende bedrag.

Artikel 15 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en pgb zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet is er een eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening vervoer. De hoogte van deze bijdrage is opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden.

  • 4.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met aanbieder;

    • b.

      maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening (bruikleen of huur of eigendom).

  • 5.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 16 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      cliënten te betrekken bij de ontwikkelingen in het kader van de kwaliteit van de dienstverlening;

    • b.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • c.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op andere vormen van ondersteuning, waarbij het ondersteuningsplan leidend is;

    • d.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van maatwerkvoorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit levering maatwerkvoorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet,

    • b.

      en rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 18 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 19 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 20 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college bepaalt bij nadere regeling, en in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, aan welke personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming kan worden verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 21 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    In de contracten die het college sluit met aanbieders is bepaald dat de aanbieders een regeling hebben, dan wel vaststellen, voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle maatwerkvoorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks klantkwaliteitsonderzoek zoals bedoeld in artikel 2.5.1 van de wet.

Artikel 22 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval (de vertegenwoordigers van) degenen aan wie een maatwerkvoorziening of een pgb is versterkt, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 23 Klachtregeling

  • 1.

    In de contracten die het college sluit met aanbieders is bepaald dat de aanbieders een regeling hebben, dan wel vaststellen, voor de afhandeling van klachten van cliënten over gedragingen van aanbieders (en hun medewerkers) ten aanzien van maatwerkvoorzieningen.

  • 2.

    Waar mogelijk wordt de klachtenregistratie en de klachtenafhandeling gescheiden uitgevoerd.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks klantkwaliteitsonderzoek zoals bedoeld in artikel 2.5.1 van de wet.

Artikel 24 Besluit en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe een verslag aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 26 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende maatwerkvoorziening verstrekt op grond van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2015”, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze maatwerkvoorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2015” en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2020”.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de “Verordening voorzieningen Wmo gemeente Woerden 2015” wordt beslist met inachtneming van de “Verordening voorzieningen Wmo gemeente Woerden 2015”.

Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn openbare vergadering, gehouden op 4 december 2019.

De griffier, De voorzitter,

drs. M.J.W. Tobeas V.J.H. Molkenboer