Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen 2019

Geldend van 06-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2019

Intitulé

Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen 2019

Het college van Zaltbommel,

gelet op artikel 19, derde lid van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zaltbommel 2016;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels voor grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze nadere regels verstaan onder:

  • 1.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats, herdenkingszuil of herinneringsmonument.

  • 2.

    gedenkteken: steen, zerk, sierurn, in de grond verankerd naamplaatje, gedenkplaatje, herinneringsplaatje, letterplaat of ander monument, daaronder begrepen kettingen en hekwerken.

  • 3.

    grafbeplanting: winterharde beplanting.

  • 4.

    losse voorwerpen zoals vazen en potten, niet verankerd aan het gedenkteken.

  • 5.

    grondplaat, afdekplaat of sierplaat: liggend onderdeel van de grafbedekking.

  • 6.

    tijdelijke grafaanduiding: naamsaanduiding in afwachting van het aanbrengen van een definitief gedenkteken.

Artikel 2. Aanvraag vergunning

  • 1. Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben of wijzigen van een gedenkteken behoort een werktekening, in drievoud, te worden ingediend.

  • 2. Op deze werktekening dienen tenminste voor te komen:

    • a.

      een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

    • b.

      de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de vermelding van de tekst en of de letters etc. ingehakt, opgehakt of van metaal zijn;

    • d.

      het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 3. De vergunning wordt verleend:

    • a.

      bij een particulier graf voor de duur waarop de grafrechten zijn verleend (inclusief verlenging);

    • b.

      bij een algemeen graf voor 10 jaar.

  • 4. Een vergunning dient ook te worden aangevraagd voor het niet aanbrengen van een grafbedekking, waarna de gemeente de bovengrondse grafruimte opneemt in haar onderhoud.

  • 5. Een vergunning is ook noodzakelijk voor het aanbrengen van de belettering op de letterplaat van een particuliere urnennis.

Artikel 3. Beslissing

De beslissing op de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk aan de rechthebbende/belanghebbende medegedeeld.

Artikel 4. Gedenkteken

  • 1. Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen, glas of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2. De lengte en de breedte van het gedenkteken (inclusief grondplaat of grafrand) mogen de oppervlakte van de toegewezen bovengrondse ruimte niet overschrijden.

  • 3. De onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 4. Een gedenkteken zonder afdekplaat/sierplaat is altijd omlijst op de maat van de uitgegeven grafruimte met een grafrand van beton of natuursteen.XXAls fundering voor gedenktekens anders dan beplanting dient een gewapend betonnen grondplaat van minimaal 5 cm dikte te worden aangebracht met minimaal dezelfde lengte en breedte als het monument;

  • 5. De grafbedekking anders dan beplanting dient onlosmakelijk te zijn verbonden met de betonnen fundatie.

  • 6. Staande grafmonumenten hebben een minimale dikte van 8 cm en dienen goed verankerd te zijn op een voetstuk, grondplaat of rand. Zonder voetstuk, grondplaat of rand dient een staande steen tot 85 cm hoog 35 cm in de grond te zijn verankerd, boven de 85 cm minimaal 50 cm.

  • 7. Op particuliere graven met een grafrecht voor onbepaalde tijd is uitsluitend een liggend gedenkteken ( grondplaat en afdekplaat) toegestaan conform 9.a, 9.c, of 9.e of 9.h .

  • 8. Staande stenen worden alleen aan de hoofdzijde van het graf geplaatst.

  • 9. De afmetingen van het gedenkteken op een particulier graf zijn:

    • a)

      liggend op een enkel- en dubbel (boven elkaar liggend) graf 90 cm (breedte) bij 190 cm (lengte);

    • b)

      staand op een enkel- en dubbel (boven elkaar liggend) graf 90 cm (breedte) bij maximaal 125 cm (hoogte);

    • c)

      liggend op een dubbel (naast elkaar liggend) graf 180 cm (breedte) bij 190 cm (lengte);

    • d)

      staand op een dubbel (naast elkaar liggend) graf 180 cm (breedte) bij maximaal 125 cm hoogte.

  • De afmetingen van het gedenkteken op een particulier kindergraf < 1 jaar en 1-11 jaar zijn:

    • e)

      liggend 70 cm (breedte) bij 160 cm (lengte);

    • f)

      staand 70 cm (breedte) bij maximaal 125 cm (hoogte);

  • De afmetingen van het gedenkteken op een particulier urnengraf zijn:

    • g)

      liggend 90 cm (breedte) bij 90 cm (lengte);

    • h)

      staand 90 cm (breedte) bij maximaal 125 cm (hoogte);

  • De (verplicht te gebruiken) aanwezige letterplaat van graniet op de particuliere urnennis is zeskantig en heeft:

    • i)

      een hoogte van 46 cm en een middellijn van 53 cm.

  • 10. De afmetingen van het gedenkteken op een algemeen graf zijn:

    • a)

      liggend 90 cm (breedte) bij 60 cm (lengte);

  • De afmetingen van een algemeen urnengraf zijn:

    • b)

      liggend 60 cm (breedte) bij 45 cm (lengte);

    • c)

      op een algemeen graf mogen alleen liggende gedenktekens worden geplaatst.

  • 11. De afmetingen van een gedenkplaatje, herinneringsplaatje of in de grond verankerd naamplaatje voor de looptijd van de grafrechten zijn:

    • a)

      in aluminium op de daarvoor bestemde herdenkingszuil 6,5 cm (hoogte) bij 15 cm (lengte);

    • b)

      in roestvrijstaal op het daarvoor bestemde herinneringsmonument voor overledenen jonger dan 12 jaar heeft een maatvoering van 4 cm (hoogte) bij 10 cm (breedte) en bevat initialen (indien mogelijk voluit geschreven) met familienaam (desgewenst inclusief naam van de partner) en geboorte- en overlijdensdatum;

    • c)

      in roestvrijstaal op het daarvoor bestemde herinneringsmonument voor overledenen jonger dan 12 jaar heeft een maatvoering van 4 cm (hoogte) bij 7 cm (breedte) en bevat roepnaam of initialen met familienaam en geboorte- en overlijdensdatum;

    • d)

      in aluminium of koper als in de grond verankerde naamplaat (één of twee pootjes) bij particuliere graven maximaal 7 cm (hoogte) bij 20 cm (lengte).

  • 12. Een gedenkteken zoals bedoeld in de artikelen 4.9 (met uitzondering van 4.9 i) en 4.10 moet worden geplaatst op betonnen of kunststof funderingspalen van voldoende lengte. De lengte van de palen moet zijn:

    • a)

      voor een graf waarin overledenen in één laag worden begraven 110 cm;

    • b)

      voor een graf waarin overledenen in twee lagen worden begraven 170 cm.

  • 13. Voor bijzondere, van het vorenstaande afwijkende, afmetingen zijn burgemeester en wethouders bevoegd om vrijstelling van de maatvoering te verlenen.

Artikel 5. Grafbedekking aanbrengen, verwijderen en herplaatsen

  • 1. Een gedenkteken zoals bedoeld in de artikelen 4.9 (met uitzondering van 4.9 i) en 4.10 mag niet binnen een termijn van zes maanden na een bijzetting worden geplaatst.

  • 2. Een gedenkteken inclusief belettering zoals bedoeld in artikel 4.9 i dient aanwezig te zijn tijdens het moment van bijzetting van de urn(en).

  • 3. De grafbedekking met uitzondering van een gedenkteken zoals bedoeld in artikel 4.9. i dient voor de bijzetting zo spoedig mogelijk na het overlijden doch uiterlijk 48 uur vóór de bijzetting zodanig van het graf te worden verwijderd, dat het graf kan worden gedolven. De grafbedekking dient van de begraafplaats te worden afgevoerd of tijdelijk te worden opgeslagen op aanwijzing van de beheerder.

  • 4. Opdracht tot het plaatsen van een gedenkteken of tot het verwijderen van een fedenkteken voor een bijzetting moet, in geval sprake is van een eigen graf, worden gegeven door de rechthebbende.

    Wanneer een verwijderd gedenkteken zich op de begraafplaats bevindt en niet binnen zes maanden na de bijzetting wordt herplaatst is het college van burgemeester en wethouders gerechtigd de delen daarvan van de begraafplaats te doen verwijderen en te doen vernietigen op kosten van de rechthebbende.

  • 5. Voor grafkelders en graftombes geldt, dat de rechthebbende ook opdracht moet geven het graf in aansluiting op de bijzetting weer te sluiten.

  • 6. Voor grafkelders en graftombes is artikel 5. lid 1 niet van toepassing.

Artikel 6. Particuliere grafkelder of graftombe

  • 1. Een ondergrondse grafkelder of bovengrondse graftombe heeft de maximale afmetingen van:

    • a)

      105 cm (breedte) bij 240 cm (lengte) voor een enkel- of dubbelgraf (tweediep onder elkaar).

    • b)

      210 cm (breedte) bij 240 cm (lengte) voor een dubbelgraf naast elkaar;

  • 2. De grafkelder en –tombe staan op een gewapend betonnen grondplaat van minimaal 5 cm dikte.

  • 3. Een grafkelder dient minstens 10 cm onder maaiveld luchtdicht te worden afgesloten.

  • 4. Een graftombe inclusief eventuele sierplaat mag maximaal 30 cm boven maaiveld uitsteken en dient luchtdicht te worden afgesloten.

  • 5. De afmeting van de bovengrondse sierplaat van een grafkelder is gelijk aan de maatvoering genoemd voor artikel 4, lid 8.

  • 6. De afmeting van de eventuele bovengrondse sierplaat van een graftombe is gelijk aan de maatvoering van artikel 6, lid 1.

  • 7. Geprefabriceerde grafkelders (kunststof of beton) zijn toegestaan. Gemetselde graven worden opgetrokken in wanden van metselsteen tot 15 cm onder het maaiveld op een vloerplaat van gewapend beton.

  • 8. Een graftombe kan worden uitgevoerd in (geprefabriceerd) beton of metselwerk.

Artikel 7. Particuliere sierurnen

  • 1. Op een particulier urnengraf is een sierurn toegestaan met een maximale hoogte van 80 cm en een maximale doorsnede van 50 cm.

  • 2. Sierurnen worden stevig verankerd op een bijpassende grondplaat.

Artikel 8. Losse bloemen en planten

Op een graf mogen niet winterharde beplanting in potten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen.

Bij de urnenmuur mogen de betrokken rechthebbenden op de tegelstrook voor de urnenmuur eveneens losse bloemen en planten neerzetten.

Artikel 9. Winterharde gewassen

De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moeten door snoeien binnen de oppervlakte kunnen worden gehouden. Als grafbeplanting is een buxushaag of vergelijkbaar sortiment toegestaan met een maximale hoogte van 30 cm. Als vakbeplanting zijn vaste planten, één – en tweejarigen toegestaan met een hoogte van 40 cm, uitgezonderd bloemstengels.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 1 maart 2019, gelijktijdig met de Beheerverordening Zaltbommel 2019.

  • 2. Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Regels grafbedekkingen 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 4 december 2018.

De secretaris,

W. Wieringa

De voorzitter,

Dr. J.P. Rehwinkel

Toelichting uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen

Artikel 1.

Dit artikel heeft geen verdere toelichting nodig. Bermmonumentjes voor verkeersslachtoffers vallen niet onder deze verordening. Daarin voorziet de APV.

Artikel 2.

Alle onderdelen en voorwerpen met uitzondering van losse potplanten en vazen moeten verankerd zijn aan het gedenkteken. Onder voorwerpen worden siervoorwerpen verstaan zoals open boek, vogels, foto’s die op een grafmonument worden aangebracht. Dergelijke voorwerpen zijn gevoeliger voor vandalisme en beschadigingen als gevolg van weersomstandigheden en invloeden met het verstrijken van de jaren. Rechthebbenden kunnen de verantwoordelijkheid voor beschadigingen niet bij de beheerder neerleggen.

Hekwerken en kettingen zijn niet meer toegestaan met uitzondering op de oude gedenktekens. Deze ornamenten zijn gevoelig voor breuk en scheef staan, waardoor het algemene beeld van de begraafplaats snel onverzorgd oogt.

Op de werktekeningen zullen ook gegevens moeten worden vermeld als de naam van de rechthebbende op het graf en de plaats van het graf (vak en nummer). De teksten en/of figuraties behoeven goedkeuring van de beheerder. De beheerder heeft het recht aanstootgevende teksten of figuraties te weigeren. Het materiaal en de grootte van de letters en figuren verdient aandacht, aangezien de bevestiging soms kan loslaten.

Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning of wijziging van het gedenkteken anders dan het graveren/aanbrengen van de naam van de tweede bijzetting behoort een werktekening, in drievoud, te worden ingediend.

In aanvulling op het vorige uitvoeringsbesluit moet ook een vergunning worden aangevraagd voor het niet aanbrengen van een grafbedekking, waarna de gemeente de bovengrondse grafruimte opneemt in haar onderhoud. Deze aanvulling is noodzakelijk, omdat sommige nabestaanden een sobere grafbedekking nastreven in de vorm van een in de grond verankerd naamplaatje. De beheerder moet dan zorgen voor een bovengrondse afwerking van de grafruimte door het aanbrengen en onderhouden van grind of gras al naar gelang het oordeel van de beheerder. Wanneer rechthebbenden de bovengrondse grafruimte ‘sober en onbedekt’ willen houden, dienen zij behalve een naamplaatje ook een raamwerk van banden in beton of hardsteen aan te brengen ter grootte van de bovengrondse grafruimte en zelf het onderhoud ter hand te nemen.

Belanghebbenden van een algemeen graf hebben geen mogelijkheid om het graf onbedekt te houden. Wanneer de gemeente overgaat tot de realisatie van keldergraven is een bovengrondse afdekplaat aanwezig. Bij een zandgraf is het uit visuele argumenten niet toegestaan, omdat het risico op verwaarlozing groot is en de bovengrondse grafruimte ook gedeeld wordt met een andere belanghebbende.

Rechthebbenden die afstand doen van het onderhoud van de bovengrondse grafruimte, kunnen geen eisen stellen aan de soort grafbedekking, de manier van onderhouden of de staat van het onderhoud.

Voor het onderhoud van het gedenkteken (grafsteen, ornamenten, beplanting, grind of gras) mogen geen chemische middelen worden toegepast.

Het aanbrengen van een naamplaatje van metaal met grondverankering (één of twee pootjes) bij particuliere graven voor de duur van de grafrechten en ter vervanging van een grafmonument, anders dan in de tijdelijkheid in afwachting van de plaatsing van een grafmonument wordt toegestaan. Plaatsing geschiedt op eigen risico van de rechthebbende. Dergelijke naamplaatjes zijn gevoeliger voor vandalisme en beschadigingen als gevolg van weersomstandigheden en invloeden met het verstrijken van de jaren. Rechthebbenden kunnen de verantwoordelijkheid voor het herstel van de beschadigingen niet bij de beheerder neerleggen.

Gedenkplaatjes op de gedenkplaats mogen door nabestaanden worden aangevraagd voor overledenen, die geen graf of urnengraf, urnennis hebben op een begraafplaats of crematorium, binnen de gemeente Zaltbommel of elders. Dit geldt voor overledenen, waarvan de as is verstrooid op de gemeentelijke strooiplaats en voor overledenen, die elders (op zee, in rivier, specifieke plek) zijn uitgestrooid. Ook voor mensen, waarvan bijvoorbeeld als gevolg van een natuurramp, ontploffing, vliegtuigongeluk, ernstige brand geen stoffelijk overschot gevonden is, maar waarvan officieel is vastgesteld dat aangenomen mag worden, dat de betrokkene is overleden, kan een gedenkplaatje op verzoek van de rechthebbende worden aangebracht.

Een herinneringsplaatje op het herinneringsmonument wordt door de gemeente aangeboden, wanneer na afloop van het grafrecht afstand wordt gedaan van het grafrecht.

Artikel 3.

De beslissing op de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk aan de rechthebbende of belanghebbende medegedeeld. Een kopie wordt toegestuurd aan de aanvrager namens de rechthebbende of belanghebbende. In de meeste gevallen verzorgen de begrafenisondernemer of een steenhouwer de aanvraag.

Artikel 4.

Er zijn nadere eisen gesteld aan de uitvoering van de diverse materialen zoals de dikte van de gebruikte materialen. Ook is vastgelegd, dat een onderplaat toegepast moet worden. Wanneer een steen door een officiële steenhouwer wordt geplaatst, wordt altijd een juiste fundering aangebracht. Anders is het, wanneer nabestaanden zelf een gedenkteken aanbrengen in de vorm van een tegelverharding of grind zonder voldoende fundatie en/of opsluitbanden. Aan opsluitbanden worden nadere eisen gesteld qua formaat en sterkte. Een rollaag van klinkers of een smalle metalen band of los grind zonder opsluiting wordt niet meer toegestaan. Ook het aanbrengen van grind en/of een ander materiaal of opsluitband buiten de officiële maat van het graftype wordt niet meer toegestaan. Enerzijds voorkomen deze strengere voorschriften, dat de gedenktekens scheefzakken, scheuren of erg gevoelig zijn voor onkruidgroei, waardoor nabestaanden minder nazorg hoeven te plegen. Anderzijds zorgen deze eisen ervoor, dat het totaalbeeld van de begraafplaatsen beter gewaarborgd blijft.

Op graven voor onbepaalde tijd mogen alleen liggende stenen uit één stuk worden aangebracht. Er mag geen beplanting worden aangebracht op, naast of achter het graf.

Bij algemene graven is één maat grafbedekking toegestaan, ongeacht het feit of het graf als één- of tweediep graf wordt uitgegeven. In elke kern is de mogelijkheid om in een algemeen graf te worden bijgezet.

Wanneer de gemeente overgaat tot het aanbrengen van keldergraven, wordt een afdekplaat op maaiveldniveau aangebracht, waarop vervolgens de grafstenen kunnen worden bevestigd.

Er worden geen algemene kindergraven uitgegeven.

Artikel 5.

Bij het herplaatsen van een grafbedekking is de termijn in lid 4 eveneens naar zes maanden gebracht. Ook dan geldt net als in lid 1, dat de grond de tijd moet hebben op natuurlijke wijze in te klinken. Eerder (terug)plaatsen van een grafbedekking zorgt, dat de natuurlijke inklink van de grond wordt onderbroken, waardoor eerder verzakkingen ontstaan en alsnog grond dient te worden aangebracht.

Artikel 6.

De eisen aan een particuliere grafkelder zijn verduidelijkt door ook in dit artikel de gehanteerde bovengrondse maat van de sierplaat op te nemen. Grafkelders worden in Zaltbommel ondergronds aangebracht om beheerproblemen in de rij te voorkomen.

Een bovengrondse graftombe met een lengte van 2.30 m. ten opzichte van de gebruikelijke 1.90 m. vraagt meer ruimte, waardoor het college de bevoegdheid heeft een graftombe aan te wijzen op een plaats met voldoende ruimte, zodanig dat het aanliggende pad en achterliggende beplanting ongestoord kunnen blijven bij het plaatsen van de kelder.

Het college heeft de bevoegdheid conform artikel 4, lid 13 om vrijstelling te verlenen voor een bovengrondse grafheuvel.

Artikel 7.

Met het toevoegen van dit artikel is het niet meer noodzakelijk om voor het aanbrengen van een bovengrondse sierurn gebruik te maken van de vrijstellingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders conform artikel 4, lid 13.

Artikel 8.

Dit artikel is aangescherpt. Er wordt uitgegaan dat niet-winterharde beplanting of bloemen uitsluitend in potten of vazen wordt aangebracht. De beheerder draagt zorg voor het verwijderen van duidelijk uitgebloeide en verdorde bloem- en plantresten zolang ze in losse elementen zijn geplaatst. Dit komt het totaalbeeld ten goede en voorkomt misverstanden. Door of namens de beheerder worden geen verdorde bloem- en plantresten verwijderd uit vaste elementen of uit de uitgespaarde plantvakken in de sierplaat.

Artikel 9.

Het vereiste van een vergunning geldt ook voor de winterharde beplantingen op een graf. Niet ieder blijvend gewas is geschikt om op een graf te worden aangebracht. Sommige van deze gewassen kunnen de gedenktekens schaden. Overleg tussen de rechthebbende en de beheerder van de begraafplaats over de keuze van winterharde beplanting is daarom gewenst. Zowel bij de keuze voor kruidachtige of houtachtige gewassen dient de maximale maat van het graf te worden gevisualiseerd door een grafrand conform artikel 4, lid 4. Daarmee is duidelijk waar de verantwoordelijkheid van de rechthebbende ligt.

Artikel 10.

Dit artikel heeft geen verdere toelichting nodig.