Regeling vervallen per 16-06-2015

Financieringsstatuut 2011

Geldend van 26-04-2011 t/m 15-06-2015

Intitulé

Financieringsstatuut 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 1 maart 2011;

Registratienummer : 2011/02/001913, Zaaknummer: Z2011-001118, afdeling SO/FN;

 

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

 

Besluit:

 

Vast te stellen het navolgende Financieringsstatuut.

Inleiding

Sinds 1 januari 2001 is de Wet fido (Wet financiering decentrale overheden) van kracht.

Mede naar aanleiding van de kredietcrisis zijn begin 2009 de eisen verscherpt en is de Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) aangepast. Gemeentes, provincies en andere decentrale overheden zijn gehouden aan deze wet die regels stelt voor de manier waarop overheden hun gelden mogen beleggen.

De Wet fido geeft de kaders voor een verantwoorde, prudente (bedachtzame) en professionele inrichting en uitvoering van de financierings- of treasuryfunctie van decentrale overheden. De financieringsfunctie omvat alle handelingen met betrekking tot financiële waarden, zoals lenen, beleggen, betalen, afdekken van risico’s en verlenen van garanties.

De gemeente Zandvoort onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In het financieringsstatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het financieringsstatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het financieringsstatuut staat in zowel de begroting als in de jaarrekening van de gemeente jaarlijks een financierings- of treasuryparagraaf. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid voor treasury besproken.

Bij het opstellen van het financieringsstatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Teneinde de transparantie van het financieringsstatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

In het financieringsstatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Toelichting worden waar nodig de in het financieringsstatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Tenslotte dient het instrument liquiditeitenplanning verder ontwikkeld te worden in de organisatie zodat een effectief financieringsbeheer kan worden gevoerd met als doel

onder- en overfinanciering te minimaliseren en daarbij in- en uitgaven zoveel mogelijk af te stemmen op de geldstromen van de gemeente.

Hiertoe zal op relevante plekken in de organisatie communicatie en voorlichting moeten plaatsvinden.

Financieringsstatuut

Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Hoofd SO: Het hoofd van de afdeling Strategie en Ondersteuning waaronder de werkeenheid of het team financiën valt;

  • -

    Financiën: De werkeenheid of het team financiën die onderdeel uitmaakt van de afdeling Strategie en Ondersteuning;

  • -

    Beheerder gemeentefinanciën: De functie van kassier is in de gemeentelijke organisatie betiteld als beheerder gemeentefinanciën;

  • -

    Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Directeur: Gemeentesecretaris;

  • -

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te maken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de gemeentelijke jaarbegrotingsuitgaven bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij door insolventie of deficit;

  • -

    Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente die bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het financieringsstatuut.

Risicobeheer

Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Voor risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente verstrekt geen leningen of garanties aan derden vanwege haar “publieke taak” behoudens de garantieverleningen op grond van de Wet Sociale Woningbouw. Bij uitzondering kan de raad hiertoe besluiten. Waarbij vooraf advies bij Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten voor de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent (voorzichtig en verstandig) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente (voorzichtige en verstandige) karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door de richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s.

Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    De rentevisie wordt gebaseerd op de rentevisie van vooraanstaande financiële ondernemingen;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijd van leningen en uitzettingen.

Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen voor treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te gebruiken: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligaties en garantieproducten;

  • 2.

    Bovendien beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning;

  • 3.

    Uitzettingen zullen alleen worden gedaan als de hoofdsom gegarandeerd is.

Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

1.Bij het uitzetten van middelen vanwege treasury gelden de volgende

uitgangspunten:

Overtollige middelen mogen uitsluitend worden uitgezet:

  • -

    bij financiële ondernemingen gevestigd in landen die behoren tot de Europese Economische Ruimte (EER). Het land moet beschikken over minimaal een AA-rating, toegekend door minimaal twee van de erkende ratingbureaus. Dit zijn Moody’s, Fitch en Standard & Poors;

  • -

    bij (niet-financiële) ondernemingen waarvan het waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% heeft of bij beleggingen in waardepapieren waaraan een overheidsgarantie is verbonden;

  • -

    bij de centrale overheid, zodra schatkistbankieren mogelijk wordt gemaakt;

  • 2.

    Indien de rating na het afsluiten van een contract daalt onder het vereiste niveau is het wenselijk om afspraken te maken met de tegenpartij waarin directe opeisbaarheid van de uitgezette middelen in die situatie wordt geregeld. Daarbij moet een goede afweging worden gemaakt tussen boete en risico;

  • 3.

    In de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) wordt onderscheid gemaakt in kort en lang uitzetten, waarbij drie maanden de grens is. Voor uitzettingen met een korte periode dient de financiële onderneming minimaal een A-rating te bezitten. Voor de lange periode geldt een AA-minus rating. In beide gevallen geldt dat de rating moet zijn afgegeven door minimaal twee van de drie erkende ratingbureaus;

  • 4.

    In principe worden geen leningen vanwege de publieke taak verstrekt. Indien de gemeenteraad toch besluit tot het verstrekken van leningen aan derden, dan worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar). En een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Gemeentefinanciering

Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 financiële ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen voor de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 financiële ondernemingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en verzekeraars) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

1.Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij één bank;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn producten met hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd. En / of uitzettingen in vastrentende waarden;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 financiële ondernemingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Administratieve organisatie en interne controle

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

Bij de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie gebeurt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie. Zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

  • 7.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      De uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      De treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      De risico’s kunnen worden beheerst;

    • d.

      De juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten via de financiële verordening

·Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

Commissie financiën

·Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages voor treasury aan de Gemeenteraad.

Het college van B&W

·Vaststellen van het financieringsstatuut

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;

·Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De controller

·Het opzetten van administratieve richtlijnen voor treasury;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Het afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO)

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het financieringsstatuut en de treasuryparagraaf;

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasury-activiteiten;

·Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

De afdelingshoofden

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling aanlevert aan Financiën voor toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan Financiën;

·Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

De medewerker belast met de treasury

·Het uitvoeren van de activiteiten voor de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit financieringsstatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO);

·Het aantrekken en uitzetten van gelden binnen het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de beheerder gemeentefinanciën;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO) over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De beheerder

gemeentefinanciën

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het rapporteren aan het afdelingshoofd SO belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

De medewerker van financiën belast met controle

·Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met de treasury;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd;

·Het afleggen van verantwoording aan de controller over de uitvoering

van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De Treasury Commissie

·Kan ad-hoc bijeengeroepen worden voor overleg bij grote financieringstekorten/overschotten voor het inspelen op de financiële stand van zaken. Of indien een voor de gemeente niet gebruikelijk instrumentarium gekozen wordt. Deze commissie bestaat uit het afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO), de controller, de beheerder gemeentefinanciën en de medewerker belast met de treasury.

De externe accountant

·Binnen de reguliere controletaak adviseren en controleren over de feitelijke naleving van het financieringsstatuut.

Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden voor de treasuryactiviteiten weergegeven en ook de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen via daggeld, deposito en spaarrekening

Beheerder gemeentefinanciën

Comptabele

2.Het aantrekken van middelen via daggeld of kasgeld

Beheerder gemeentefinanciën

Comptabele

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Beheerder gemeentefinanciën

Comptabele

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Comptabele

Afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO)

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Comptabele

Afdelingshoofd SO

Risicobeheer

6.Het afsluiten van derivatentransacties

Hoofd S.O.

College van B&W

Financiering en uitzetting

7.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Comptabele

Afdelingshoofd SO

8.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen

Comptabele

Afdelingshoofd SO

9.Het uitzetten van middelen via rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s en obligaties

Comptabele

Afdelingshoofd SO

10.Het beleggen van middelen in garantieproducten

Afdelingshoofd SO

College van B&W

11.Het verstrekken van leningen aan derden vanwege de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

12.Het garanderen van middelen vanwege de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

Informatievoorziening

Artikel 17.

Over de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Driemaandelijks/

Incidenteel

Afdelings-hoofden

Medewerker belast met de treasury

2.Liquiditeitenplanning

Driemaandelijks

Medewerker belast met de treasury

Afdelingshoofd Strategie en Ondersteuning (SO)

3.Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

De directeur

Gemeenteraad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

De directeur

Gemeenteraad

5.Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via de bestuursrapportages

2 x per jaar

De directeur

Gemeenteraad

6.Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

De directeur

Gemeenteraad

7.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Comptabele

Derden

8.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

Inwerkingtreding

Artikel 18.

Het Financieringsstatuut 2011 treedt in werking zodra deze door het college is vastgesteld.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van het Financieringsstatuut 2011 wordt het Financieringsstatuut 2005 ingetrokken.

Toelichting op het Financieringsstatuut 2011

In dit financieringsstatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het financieringsstatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Met behulp van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het financieringsstatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het financieringsstatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. C.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijvoorbeeld bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de medewerker treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten). Zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit financieringsstatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten voor treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente (voorzichtige en verstandige) karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen vanwege “de publieke taak” en het uitzetten van middelen voor “treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties wegens de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van Financiën inwint voordat zij een beslissing neemt over het verstrekken van leningen vanwege de publieke taak. De gemeente Zandvoort heeft dit advies overgenomen. Financiën adviseert over bijvoorbeeld financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen voor “treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent (voorzichtig en verstandig) karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan. (Zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido.) Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn door deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente (voorzichtige en verstandige) karakter van de uitzettingen voor treasury te garanderen. En hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties vanwege de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de gemeentelijke jaarbegroting bij aanvang van het jaar. (Zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de jaarbegroting van enig jaar. (Zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.)

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Zandvoort haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 1

Voor de financiële instrumenten die kunnen worden gebruikt voor uitzettingen bij treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligaties zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. De reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom kan door inflatie verminderen. Daarom verdient het aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijvoorbeeld ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen wegens de publieke taak van de gemeente worden in dit financieringsstatuut geen richtlijnen voor producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

lid 1a.

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling. Deze wordt voor zowel de korte als voor de lange termijn toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden binnen de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente. Valutarisico’s door operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing en dergelijke. Door het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (wegens treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente (voorzichtige en verstandige) karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen voor uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijvoorbeeld het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Door het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten Stichting Toezicht Effectenverkeer (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. In het financieringsstatuut is expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vastgelegd, in dit geval welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Vanwege de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen. Dit teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17

punt 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen over tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijvoorbeeld bij uitstel van een grote investering).