Regeling vervallen per 22-07-2020

Algemene Subsidieverordening Zederik 2016

Geldend van 15-06-2016 t/m 21-07-2020

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zederik 2016

De Raad der gemeente Zederik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zederik van 15 maart 2016;

gelet op het uitgebrachte advies van Informatievergadering 1 d.d. 4 april 2016;

gelet op artikel 147 e.v. van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende ‘Algemene Subsidieverordening Zederik 2016’

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a) Raad:

    de raad van de gemeente Zederik.

  • b) College:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zederik.

  • c) Wet:

    Algemene wet bestuursrecht, zoals opgenomen in het Staatsblad nr. 1 van 1998 en alle daarop volgende wijzigingen.

  • d) Organisatie:

    een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten op sociaalmaatschappelijk gebied.

  • e) Subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Wet.

  • f) Beleidskader subsidies:

    het document waarin het beleid,de te realiseren doelstellingen en de daarvan afgeleide resultaten zijn opgenomen voor de te verstrekken productsubsidies.

  • g. Resultaat:

    de aanwijsbare verandering c.q. gerealiseerde baat die een (of meer) activiteit(en) bij burgers teweeg brengt dan wel een maatschappelijke baat oplevert.

  • h. Subsidiejaar:

    het kalenderjaar.

  • i) Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten.

  • j) Productbegroting:

    een overzicht op jaarbasis van de kostprijs van alle producten en activiteiten afzonderlijk, waarin begrepen zijn alle vaste en variabele kosten.

  • k) Activiteitenplan:

    omvat een overzicht van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (en de daarmee nagestreefde resultaten) en vermeldt per activiteit of product de daarvoor benodigde personele en materiële middelen (zie ook artikel 4:63 van de Wet).

  • l) Subsidiecategorie:

    De volgende subsidies worden onderscheiden:

    Waarderingsubsidie: een subsidie die verstrekt wordt uit waardering voor het uitvoeren van activiteiten zonder dat de subsidie per se een directe relatie heeft met de hoogte van de kosten van de activiteiten.

    De grondslag voor de subsidiëring is geregeld in de nadere regels ingevolge artikel 3, lid 2, onder b.

    Onderscheid bestaat tussen een structurele en incidentele waarderingsubsidie.

    Productsubsidie: een subsidie voor organisaties die verstrekt wordt ter uitvoering van activiteiten, gericht op het realiseren van vooraf bepaalde resultaten, die zodanig van belang worden geacht dat die activiteiten naar aard en omvang kunnen worden beïnvloed. Onderscheid bestaat tussen een structurele en project productsubsidie.

  • m) Accountant:

    als bedoeld in artikel 393, 1e lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • n) Bestemmingsreserve: en reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden.

  • o) Egalisatiereserve: een reserve die bedoeld is voor het dekken van exploitatierisico’s.

  • p) Voorziening: een afgescheiden gedeelte van het vermogen, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken.

  • q) Rekenkamercommissie:de door de gemeenteraad bij of krachtens verordening ingestelde commissie die de rekenkamerfunctie uitvoert.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt of indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, van de provincie dan wel een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is.

  • 2. Subsidies kunnen verstrekt worden voor activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad vastgestelde programma's en beleidsterreinen.

Artikel 3 Rechtsbevoegdhedenverdeling

  • 1. De raad stelt:

    • a.

      het beleidskader subsidies vast, zoals bedoeld in art. 1, onder f.;

    • b.

      jaarlijks de budgetten voor subsidiëring vast waarbij hij de mogelijkheid heeft voor bepaalde subsidies, dan wel soorten subsidies een subsidieplafond vast te stellen.

  • 2. Het college is:

    • a.

      bevoegd om deze verordening uit te voeren;

    • b.

      bevoegd om nadere regels vast te stellen ten behoeve van de waarderingssubsidies; deze regels worden ter kennis gebracht aan de raad;

    • c.

      bevoegd om nadere beleidsregels te stellen ter uitvoering van de verordening;

    • d.

      bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking terzake een productsubsidie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Wet.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Activiteiten worden slechts gesubsidieerd voor zover deze worden georganiseerd door rechtspersonen met volledige rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend aan anderen dan in het eerste lid bedoeld.

    De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 5 Democratische vereisten en toegankelijkheid

  • 1. De organisatie dient op zodanige wijze georganiseerd te zijn, dat haar leden, deelnemers, cliënten, vrijwilligers en beroepskrachten naar het oordeel van het college in voldoende mate in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie en de uitvoering daarvan.

  • 2. De gesubsidieerde activiteiten dienen voor alle inwoners van Zederik toegankelijk te zijn. Activiteiten gericht op door de gemeente erkende specifieke doelgroepen zijn daarbij toegestaan.

HOOFDSTUK 2 ALLE SUBSIDIES

Artikel 6 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger andere doelgerichte verplichtingen opleggen dan beschreven in artikel 4:37, zoals bedoeld in artikel 4:38 van de Wet.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger naast de in lid 1 bedoelde verplichtingen ook niet doelgerichte verplichtingen opleggen, zoals bedoeld in artikel 4:39 van de Wet.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht opgave te doen aan het college van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

  • 4. De subsidie ontvanger brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van het college.

  • 5. De subsidieontvanger dient per omgaande aan het college te berichten omtrent:

    • a.

      ontwikkelingen die van belang zijn voorhet door de gemeente te voeren beleid;

    • b.

      ontwikkelingen die er toe leiden dat producten niet kunnen worden geleverd of activiteiten niet kunnen worden uitgevoerd.

  • 6. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de Wet, een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 7. De wijze waarop de hoogte van de in het zesde lid bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in het besluit tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

Artikel 7 Eisen aan de administratie en verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid

  • 1. De organisatie voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde een overzicht kan worden verkregen van de producten, c.q. activiteiten, de bezittingen, de schulden, het vermogen en de financiële resultaten van de organisatie.

  • 2. De organisatie houdt de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaar na afloop van het boekjaar beschikbaar.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen en het personeel te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 8 Toetsing aanvraag

  • 1. Het college kan bepalen dat ook andere dan de gegevens en bescheiden zoals gesteld in deze verordening voor het beoordelen van een aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen aan het indienen van de gegevens en bescheiden zoals gevraagd in deze verordening, indien het college vindt dat naleving redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang dient.

  • 3. Het college kan modellen vaststellen voor de gegevens en bescheiden die ingediend worden bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling.

  • 4. Het college kan in beleidsregels bepalen dat in bijzondere gevallen afgeweken wordt van de gehanteerde termijnen voor het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling.

  • 5. Het college toetst elke aanvraag aan:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      het gemeentelijke beleid, zoals genoemd in artikel 2 en het beleidskader subsidies, zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a.

    • c.

      het door de raad vastgestelde subsidieplafond of begroting per beleidsterrein;

  • 6. Het college kan te allen tijde in overleg treden met de aanvrager.

Artikel 9 Weigeringgronden

Subsidieverstrekking kan, naast de gevallen in artikel 4:25 en 4:35 van de Wet, worden geweigerd:

  • 1.

    wanneer voor de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd geen gelden op de begroting zijn opgenomen;

  • 2.

    wanneer naar het oordeel van het college:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Zederik;

    • b.

      de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde organisatie (zouden kunnen) worden ondernomen;

    • c.

      de activiteiten niet openstaan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld; ·

    • e.

      subsidieverstrekking niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • f.

      niet voldaan wordt aan het vastgestelde beleidskader subsidies (indien het een productsubsidie betreft) of de nadere regels (indien het een waarderingssubsidie betreft);

    • g.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met weten regelgeving, het algemeen belang, de openbare orde of met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens;

    • h.

      de subsidieaanvraag betrekking heeft op partijpolitieke, persoonlijke, godsdienstige en levensbeschouwelijke activiteiten; of

    • i.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 10 Intrekking, wijziging en beëindiging subsidieverstrekking

  • 1. Het college kan de subsidie intrekken, wijzigen dan wel beëindigen op grond van artikel 4:48, 4:49 en 4:50 van de Wet en bovendien indien:

    • a.

      de organisatie financieel wanbeleid voert;

    • b.

      er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de organisatie.

  • 2. Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het verstrekken van gemeentelijke subsidie is gevormd, kan het college, wanneer artikel 6 zesde lid niet van toepassing is, toestemming geven het saldo een andere bestemming te geven.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 12 Onderzoek door Rekenkamercommissie

  • 1. De Rekenkamercommissie kan bij een gesubsidieerde organisatie een onderzoek instellen naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gebruik van de verstrekte subsidies en/of de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Medewerking door de organisatie aan dit onderzoek is een voorwaarde bij subsidieverlening.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde onderzoek strekt zich alleen uit tot de gesubsidieerde organisatie of activiteiten die voor meer dan 50% afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies.

  • 4. De rapportage die de Rekenkamercommissie uitbrengt aan de raad zal ter kennis gebracht worden aan de betrokken organisatie bij wie het onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 13 Evaluatie

Artikel 4:24 van de Wet is niet van toepassing.

HOOFDSTUK 3 WAARDERINGSUBSIDIES

Artikel 14 Aanvraag structurele waarderingsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een structurele waarderingsubsidie moet jaarlijks vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar worden ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een beschrijving van de activiteiten ;

    • c.

      een begroting over het subsidiejaar;

    • d.

      gegevens zoals vermeld in de nadere regels, ingevolge artikel 3, tweede lid, onder b.

  • 3. Organisaties met een waarderingsubsidie dienen jaarlijks gelijktijdig met de subsidieaanvraag in:

    • a.

      een verslag over de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      een door de kascommissie of – in het geval van een stichting – bestuur van de organisatie goedgekeurd financieel verslag over het voorgaande subsidiejaar.

  • 4. Een organisatie die in aanmerking wil komen voor een waarderingsubsidie mag een ander boekjaar hanteren dan het subsidie(kalender)jaar. De verstrekking van de subsidie vindt in kalenderjaren plaats.

  • 5. Bij de nadere regels, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, kan het college afwijken van de voorgaande leden 2 en 3.

Artikel 15 Aanvraag incidentele waarderingsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een incidentele waarderingsubsidie moet minimaal acht weken voor aanvang van de activiteit ingediend worden.

  • 2. Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een begroting over de activiteit;

    • c.

      een activiteitenplan;

    • d.

      een mededeling of tevens subsidie is aangevraagd bij één of meerdere andere bestuursorganen en/of fondsen voor dezelfde activiteit;

    • e.

      gegevens zoals vermeld in de nadere regels, ingevolge artikel 3, tweede lid, onder b.

  • 3. Bij de nadere regels, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, kan het college afwijken van het bepaalde in het tweede lid, onder a.

Artikel 16 Subsidievaststelling waarderingsubsidie

  • 1. Waarderingsubsidies worden direct vastgesteld.

  • 2. Organisaties met een incidentele waarderingsubsidie zijn verplicht aan te geven wanneer de gesubsidieerde activiteit niet of deels heeft plaatsgevonden. Wanneer een activiteit niet of maar deels heeft plaatsgevonden, kan de subsidievaststelling worden ingetrokken of gewijzigd conform artikel 10.

  • 3. Het college beslist

    • a.

      op de aanvragen voor de structurele waarderingsubsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      op aanvragen voor incidentele waarderingsubsidie binnen acht weken nadat de aanvraag met de benodigde bescheiden is ontvangen.

  • 4. De onder het derde lid genoemde termijnen kunnen eenmalig worden verlengd met dertien weken.

  • 5. Het college behoudt zich het recht voor om bij incidentele en structurele waarderingsubsidies steekproefsgewijs te onderzoeken of het doel van de activiteit waarvoor de subsidie is verstrekt, ook is gerealiseerd.

HOOFDSTUK 4 PRODUCTSUBSIDIES

Artikel 17 Aanvraag structurele productsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een structurele productsubsidie moet vóór 1 augustus voorafgaande aan de (meerjarige) subsidieperiode worden ingediend.

  • 2. Bij wijzigingen tijdens een meerjarige periode dient de aanvraag tevens vóór 1 juni voorafgaande aan het nieuwe jaar in de periode ingediend te worden.

  • 3. Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een productbegroting over de periode;

    • c.

      een activiteitenplan over de periode; dit activiteitenplan dient aan te sluiten bij het beleidskader subsidies, zoals bedoeld in art. 1, onder f. en in artikel 3, eerste lid.

Artikel 18 Aanvraag project productsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een project productsubsidie moet vóór 1 augustus voorafgaande aan het jaar waarin het project plaatsvindt, ingediend worden.

  • 2. Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een productbegroting van het project;

    • c.

      een activiteitenplan van het project; dit activiteitenplan dient aan te sluiten bij het beleidskader subsidies, zoals bedoeld in art. 1, onder f. en in artikel 3, eerste lid.

Artikel 19 Subsidieverlening productsubsidie

  • 1. Het college beslist op de aanvragen voor de structurele productsubsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaand aan de periode waarop de subsidie betrekking heeft;

    De onder het eerste lid 1 genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met dertien weken.

  • 2. Het college geeft in het besluit tot subsidieverlening in ieder geval aan:

    • a.

      het maximale bedrag dat jaarlijks beschikbaar wordt gesteld en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b.

      dat bij de subsidieontvanger tussentijds navraag gedaan kan worden naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de verleende subsidie;

    • c.

      wanneer het indienen van een mogelijke tussentijdse rapportage verlangd wordt;

    • d.

      op welke wijze de voorschotten betaalbaar worden gesteld;

    • e.

      wat de voorschriften zijn over de hoogte van een (te vormen) eigen vermogen en de – na overleg met de subsidieaanvrager – specifiek op die organisatie geënte regeling ten aanzien van het eigen vermogen.

  • 3. Structurele productsubsidies worden voor maximaal vier jaar verleend.

Artikel 20 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Conform artikel 4:36 uit de Wet kan het college ter uitvoering van een subsidie verleningsbeschikking een uitvoeringsovereenkomst afsluiten met de aanvrager van een productsubsidie.

  • 2. Een uitvoeringsovereenkomst kan tijdens de betreffende periode na indiening van een inhoudelijk en financieel verslag worden herzien wanneer dit wenselijk of noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 21 Vaststelling productsubsidie

  • 1. De organisatie die een structurele productsubsidie heeft ontvangen dient uiterlijk vóór 1 juni van elk jaar volgend op het jaar van subsidieverlening een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De organisatie die een project productsubsidie heeft ontvangen dient uiterlijk 13 weken na afloop van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een verantwoording. De verantwoording bevat:

    • a.

      een verslag over het afgelopen subsidiejaar of project. Dit verslag bevat in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde resultaten, producten, prestaties of activiteiten en een toelichting op de verschillen. Het verslag is gerelateerd aan het ingediende activiteitenplan;

    • b.

      een overzicht van de aan de activiteiten en/of producten verbonden uitgaven en inkomsten; het overzicht is gerelateerd aan de productbegroting;

    • c.

      hetgeen van toepassing is conform artikel 22;

    • d.

      een balansoverzicht van het totaal van de organisatie over het voorafgaande boekjaar.

  • 4. Het college stelt de productsubsidie vast binnen zes maanden nadat de aanvraag in haar volledigheid is ontvangen.

Artikel 22 Accountantscontrole

  • 1. Indien de totale jaarlijkse verleende productsubsidie € 50.000,00 of meer bedraagt, dient de aanvraag tot subsidievaststelling te zijn voorzien van een accountantsverklaring.

  • 2. Indien de totale jaarlijkse verleende subsidie minder dan € 50.000,00 bedraagt, dient de aanvraag tot subsidievaststelling te zijn voorzien van een beoordelingsverklaring.

  • 3. De organisatie is verplicht alle overige accountantsrapporten die in de subsidieperiode worden uitgebracht te verstrekken aan het college.

Artikel 23 Reserves en voorzieningen

Artikel 4:71 lid 1 van de Wet wordt van toepassing verklaard. Daarnaast geldt het volgende ten aanzien van reserves en voorzieningen:

  • 1.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verstrekt komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van een egalisatie of algemene reserve (conform artikel 4 :72 van de Wet).

  • 2.

    Het college maakt met een organisatie afspraken over de maximale hoogte van de egalisatie- of algemene reserve.

  • 3.

    Het college kan subsidieontvangers op hun verzoek toestaan, naast een egalisatie- of algemene reserve, een of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te hebben.

  • 4.

    Een verzoek als genoemd in het derde lid dient schriftelijk ingediend te worden en gemotiveerd te zijn.

  • 5.

    Op een verzoek bedoeld in het derde lid beslist het college binnen dertien weken.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 25 Overgangsbepaling

  • 1. Op subsidies die zijn verleend voor het subsidiejaar 2016 of voorgaande jaren blijven de regels van de Algemene Subsidieverordening Zederik 2009 van toepassing.

  • 2. Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt, onder intrekking van de ‘Algemene Subsidieverordening Zederik 2009’, in werking op de achtste dag na de bekendmaking.

  • 2. De Subsidiebeleidsregels 2014 worden ingetrokken.

  • 3. Het Subsidiebeleidskader (aangepast 2014) wordt ingetrokken.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Algemene Subsidieverordening Zederik 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zederik, gehouden op

25 april 2016.

De griffier,
De voorzitter,