Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag 2013

Geldend van 19-06-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2013

De raad van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 november 2012;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan de in artikel 36, eerste lid, van de Wet werk en bijstand genoemde personenkring bij verordening te regelen;

gehoord de commissie Onderwijs en Welzijn d.d. 28 november 2012;

Besluit

vast te stellen de Verordening langdurigheidstoeslag Zeewolde 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag 2009.

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet: Wet werk en bijstand;

  • 2.

    referteperiode: een periode van 24 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • 3.

    peildatum: de datum waartegen een langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd;

  • 4.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3. Personenkring

  • 1. Recht op langdurigheidstoeslag bestaat voor de inwoner van de gemeente die behoort tot de personenkring als genoemd in artikel 36, eerste lid, van de Wet.

  • 2. Niet voor langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de persoon die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een studie volgt als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 110 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 5. Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 616,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 462,00;

    • c.

      voor een alleenstaande € 462,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien een van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of 13, lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari (te beginnen in 2013) aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de aanvrager, afwijken van de bepalingen in deze verordening, als strikte toepassing van de verordening in specifieke situaties als onredelijk wordt ervaren.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening langdurigheidstoeslag Zeewolde 2013.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag 2009.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 13 december 2012.

de griffier, de voorzitter,

B.J. Schouten G.J. Gorter

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 8, lid 1 onderdeel d, van de wet dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ zoals in artikel 36, lid 1 Wwb gebruikt.

Artikelgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de Wwb voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Wwb. Ten aanzien van een aantal begrippen, dat als zodanig niet in de Wwb zelf staat is een definitie gegeven in deze verordening. Met peildatum waartegen wordt aangevraagd wordt bedoeld de datum waarop voor het eerst het recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan.

Vaststellen peildatum

Was er op 1 januari al recht - de referteperiode van 24 maanden is verstreken - dan is de peildatum 1 januari en kan de aanvraag gedurende het hele kalenderjaar worden gedaan.

Ontstaat het recht in de loop van het kalenderjaar, dan wordt de peildatum de datum waarop de periode van 24 maanden is verstreken.

Artikel 2

Indien bij de uitvoering behoefte bestaat aan een nadere definiëring van de in deze verordening gebruikte begrippen, kan het college hier uitvoering aan geven.

Artikel 3

In het tweede lid worden scholieren en studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. Door de zinsnede "geen uitzicht heeft op inkomensverbetering" in artikel 36 Wwb wordt gewaarborgd dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag omdat deze groep een goed arbeidsmarktperspectief heeft met inkomensverbetering. Om te voorkomen dat elke aanvraag getoetst moet worden op inkomensverbetering wordt de groep van studenten uitgesloten.

Artikel 4

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 Wwb (tekst tot 1 januari 2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Aansluiting is gezocht bij de referteperiode van 2 jaar zoals die al eerder van toepassing is verklaard op de regeling duurzame gebruiksgoederen, zoals tot 1 januari 2009 opgenomen als onderdeel van de maatschappelijke deelnameregeling.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de bijstandsnorm. Onder bijstandsnorm wordt verstaan de volledige norm (voor alleenstaande 70 %; alleenstaande ouder 90% en echtpaar 100% van het minimumloon), zonder rekening te houden met verlagingen in het kader van de Toeslagenverordening. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de grens zoals die ook geldt voor het overige minimabeleid. Marginale overschrijdingen van deze grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 Wwb e.a.).

Artikel 5

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige norm bedragen. Om niet jaarlijks de verordening te hoeven aanpassen is gekozen om de norm bedragen jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 Wwb gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beiden partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1, Wwb. De Wwb voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitinggrond op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1 Wwb. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Wwb of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.