Besluit van het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Zeewolde houdende regels voor jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp Zeewolde 2017

Geldend van 01-02-2017 t/m heden

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp Zeewolde

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde,

gelet op de Jeugdwet,

gelet op het op 18 augustus 2014 door de Gemeenteraad van Zeewolde vastgestelde lokale Beleidsplan Jeugdhulp ’Op naar 2015’ inclusief de bijbehorende ‘Verordening Jeugdhulp 2015’,

en overwegende dat het college op grond van de verordening verplicht is nadere regels te stellen,

besluit vast te stellen de hierna volgende

Nadere regels jeugdhulp Zeewolde, inclusief Bijlage I, Bijlage II en Bijlage III

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • -

    algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk iszonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • -

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuningof werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • -

    individuele voorziening: de op de jeugdige of zijn ouder toegesneden voorziening die doorhet college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van eenbesluit;

  • -

    persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 vande wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dathen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden tebetrekken;

  • -

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling opgrond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waaronder ook de crisisdienst jeugd.

  • -

    wet: wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning,hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen,psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet);

  • -

    Z orgaanbieder: jeugdhulpaanbieder of aanbieder van preventie volgens de wet onder verantwoordelijkheidvan het college.

Artikel 1.2 Uitgangspunten nadere regels

  • 1. De nadere regels gaan uit van het principe dat de burgers van Zeewolde, wanneer er sprake is van een hulpvraag, eerst met behulp van en binnen de eigen sociale omgeving deze behoefte proberen te adresseren.

    • a.

      Verantwoordelijkheid voor het vinden van passende ondersteuning, ligt als eerste bij ouders of verzorgers en jeugdige zelf.

    • b.

      Wanneer een hulpvraag niet of niet voldoende mate geadresseerd kan worden, kunnen ouders, verzorgers en/of jeugdigen een beroep doen op de algemene voorzieningen.

    • c.

      Wanneer algemene voorzieningen niet voldoende blijken om het gewenste resultaat te bereiken, kan de ouder, verzorger en/of jeugdige een beroep doen op een individuele voorziening (artikel 3.3).

  • 2. Wanneer er sprake is van onveiligheid in fysieke of emotionele zin, voor kinderen of ouders/verzorgers, draagt het college zorg voor passende ondersteuning aan ouders en/of jeugdigen, zodanig dat de veiligheid op zo een kort mogelijke termijn terugkeert in het gezin/huishouden.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemeen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of opbasis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Artikel 2.2 Algemene voorzieningen jeugd

De algemene voorzieningen jeugd sluiten zoveel als mogelijk aan bij de eigen mogelijkheden van ouders/jeugdigen en omvatten in elk geval:

  • a.

    (lichte) opvoedingsondersteuning ;

  • b.

    trainingen voor ouders en/of jeugdigen;

  • c.

    informatie en advies (gericht op cliënt), waaronder vraagverheldering en probleemanalyse bij hulpvragen van ouders/jeugdige en ondersteuning bij het opstellen van een ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 3.4;

  • d.

    activering en participatie;

  • e.

    e – health;

Artikel 2.3 Weigering toegang tot een algemene voorziening

Een besluit tot weigering van toegang tot een algemene voorziening wordt binnen één week

op schrift gesteld en toegezonden.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

Artikel 3.1 Flexibel aanbod

  • 1. Het college draagt zorg voor flexibel aanbod aan jeugdhulp dichtbij ouders en jeugdigen, in de vorm van maatwerk.

  • 2. De ondersteuning die geboden wordt vanuit het flexibel aanbod kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning van, hulp aan of zorg voor jeugdigen en hun ouders of verzorgers gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of verzorgers;

    • b.

      het begeleiden van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijkebeperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociale problemen met als doel het bevorderen van hun deelname aan het maatschappelijk verkeer en van hun zelfstandig functioneren;

    • c.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijkeverzorging van jeugdigen;

    • d.

      het ondersteunen van ouders of verzorgers van jeugdigen ter voorkoming van overbelasting (respijtzorg);

    • e.

      het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar de ondersteuning, hulp ofzorg wordt verleend;

  • 3. Het college draagt om deze ondersteuning te realiseren zorg voor het volgende zorgaanbod:

    • -

      diagnostiek;

    • -

      (dag)behandeling (individueel, gezin en groep);

    • -

      dagbesteding( eventueel inclusief vervoer)

    • -

      begeleiding (individueel, gezin en groep);

    • -

      persoonlijke verzorging;

    • -

      kortdurend verblijf (logeren inclusief begeleiding maximaal 3 etmalen);

    • -

      verblijf 24-uurs pleegzorg;

    • -

      verblijf pleegzorg;

    • -

      spoedeisende zorg;

    • -

      onderzoek en advies bij huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • -

      gedwongen hulp (jeugdbescherming - of jeugdreclasseringsmaatregel)

    • -

      verblijf jeugdzorg plus

    • -

      ambulante jeugdhulp en ondersteuning

    • -

      kortdurende behandeling jeugd GGZ

    • -

      gezinsbehandeling jeugd GGZ

    • -

      Jeugd GGZ Verblijf

    • -

      Jeugd GGZ Eerstelijns psycholoog

    • -

      Jeugd GGZ Verslavingszorg

    • -

      behandeling met vervoer voor jeugd LVB

    • -

      gespecialiseerde behandeling en begeleiding jeugd (L)VB

Artikel 3.2. Bekendmaking aanbod individuele voorzieningen

Het college stelt beschikbare individuele voorzieningen vast en publiceert deze op een digitaal platform.

Paragraaf 2. Toegang

Artikel 3.3 Expertteam

  • 1. Er is een expertteam dat het college adviseert omtrent aanvragen voor individuele voorzieningen, onverminderd de in de wet toegekende bevoegdheden aan:

    • -

      huisarts,

    • -

      jeugdarts.

  • 2. Het expertteam is adviseur van het college als bedoeld in artikel 3:5 Algemene wet bestuursrecht inzake de uitvoering van de Jeugdwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

  • 3. Het college benoemt de leden van het expertteam op persoonlijke titel op basis van hun persoonlijke kwaliteiten.

  • 4. Een door het college benoemd lid mag zich in voorkomende gevallen door een ander laten vervangen. Hiermee behoeft niet tevoren door het college te worden ingestemd, waarbij als voorwaarde geldt dat de plaatsvervanger werkzaam is in dezelfde dan wel een gelijksoortige functie of opleiding én ervaring heeft als het benoemde lid. Indien één van de benoemde leden tegen de vervanging bezwaar maakt, is de vervanging niet toegestaan.

  • 5. Het expertteam beoordeelt een aanvraag op basis van het ondersteuningsplan, zoals nader omschreven in artikel 3.5.

  • 6. Het expertteam bespreekt het ondersteuningsplan met ouders en jeugdige, indien ouder dan 12 jaar, als dit mogelijk en verantwoord is. Indien de jeugdige jonger dan 12 jaar is, wordt in overleg tussen expertteam en de ouders een afweging gemaakt of de jeugdige bij het gesprek betrokken kan worden.

  • 7. Het expertteam kan bespreking van het ondersteuningsplan met ouders achterwege laten, indien voldoende duidelijk is welke individuele voorziening aangewezen is op basis van:

    • a.

      de verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts ;

    • b.

      verzoek tot inzet van passende hulpverlening door Veilig Thuis;

    • c.

      een uitspraak van de rechter om hulpverlening in te zetten in het kader van een (bescherming)maatregel;

  • 8. Wanneer het ondersteuningsplan naar mening van zowel ouders, betrokken ondersteuners/hulpverleners, en het expertteam geen nadere toelichting van ouders/jeugdige behoeft en het expertteam conform het ondersteuningsplan adviseert, kan een gesprek achterwege blijven.

  • 9. Het expertteam kan bespreking van het ondersteuningsplan en het advies met ouders en/of jeugdige achterwege laten, indien de veiligheid van 1 of meerdere gezinsleden hierdoor in het geding zou komen. Ouders dienen dan achteraf zo spoedig mogelijk geïnformeerd te worden over het advies van het expertteam.

  • 10. Het advies omvat ten minste:

    • -

      datum advies;

    • -

      BSN nummer jeugdige;

    • -

      naam, geboortedatum, adres, woonplaats jeugdige

    • -

      verwijzing naar bijbehorend ondersteuningsplan;

    • -

      BSN gezagsdrager(s)

    • -

      namen, geboortedatum, adres, woonplaats gezagsdrager(s)

    • -

      de zorg-categorie;

    • -

      de (beoogde) zorgaanbieder;

    • -

      de kosten van het zorgaanbod;

    • -

      financieringsadvies: Zorg in Natura of een PGB;

    • -

      de beoogde start- en einddatum zorg.

  • 11. Indien het expertteam en/of gezin/jeugdige en/of ondersteuner aangeeft dat  additionele expertise voor behandeling van de aanvraag of het advies van belang is, kan het expertteam een onafhankelijke specialist uitnodigen ter versterking van de eigen expertise. Dit is mogelijk onder voorbehoud van goedkeuring door het betreffende gezin/huishouden.

  • 12. Indien het advies van het expertteam afwijkt van de aanvraag, wordt een nadere motivering op het advies gegeven als onderdeel van het advies.

Artikel 3.4 Het Besluit

  • 1.1 Het college besluit uiterlijk binnen acht weken na dagtekening van de aanvraag als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid. Het college kan deze termijn met acht weken verlengen.

  • 2. De zorgaanbieder van een individuele voorziening start de behandeling of hulp slechts nadat het besluit bedoeld in lid 1, genomen is;

  • 3. In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in lid 1. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen acht weken na de start van de hulp verkregen te worden.

Artikel 3.5 Ondersteuningsplan

  • 1. Het ondersteuningsplan dient ertoe het gezin te ondersteunen in haar ontwikkelingsproces. Het is een dynamisch plan dat wordt aangepast op basis van ervaringen en bereikte (of niet/deels bereikte) resultaten.

  • 2. Het ondersteuningsplan is een aanvraag als bedoeld in artikel 1:2 en 4:1 van de algemene wet bestuursrecht, waarbij geldt dat:

    • a.

      een ondersteuningsplan dient schriftelijk te worden ingediend bij een medewerker van het ondersteuningshuis of het expertteam.

    • b.

      het ondersteuningsplan ondertekend wordt door alle gedragsdragers en de betrokken jeugdige(n), vanaf 12 jaar.

    • c.

      indien ondertekening van het ondersteuningsplan (de aanvraag) onverantwoord lang uitblijft, waardoor beoordeling van de aanvraag en start van passende ondersteuning uitblijft, ondertekening door één gedragsdrager en de betrokken jeugdige voldoende is.

    • d.

      de betrokken professional de afweging maakt wanneer dit het geval is en motiveert deze stap in de aanvraag.

    • e.

      indien de situatie onder c. zich voordoet, de betrokken professional vervolgens onverwijld zorg dient te dragen voor de handtekeningen / akkoord op het plan van overige gezagsdragers.

  • 3. Een ondersteuningsplan is een gezinsgericht plan.

  • 4. Een ondersteuningsplan is ook gericht op coördinatie en ondersteuning van de hulpverlening rond een gezin, wanneer er meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 5. In een ondersteuningsplan komen onder meer de volgende elementen aan bod (een en ander voor zover nuttig en nodig in het kader van de hulpvraag);

    • a.

      hulpvraag

    • b.

      achtergrond hulpvraag (per persoon/gezin)

    • c.

      mogelijkheden eigen kracht en sociaal netwerk

    • d.

      veiligheid en herstel (volgens het handelingsprotocol Veilig Thuis en de Meldcode)

    • e.

      risico- en beschermingsfactoren

    • f.

      eerdere hulpverlening of ondersteuning en de resultaten van deze hulpverlening

    • g.

      gewenste ondersteuning per persoon/gezin, nader uitgewerkt in

      • 1.

        gewenst zorgaanbod

      • 2.

        beoogde en concrete resultaten

      • 3.

        beoogde tijdsplanning resultaten

    • h.

      wie de rol van eerst verantwoordelijke ondersteuner (EVO) vervult.

    • i.

      indien er sprake is van een PGB-aanvraag, zie artikel 3.6, aanvraag persoonsgebonden budget.

  • 6. Indien er volgens het ondersteuningsplan behoefte is aan de inzet van flexibel aanbod volgens artikel 3.1 lid 3, wordt het ondersteuningsplan voorzien van een advies volgens artikel 3.3 lid 1.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 is voor de toekenning van ambulante jeugdhulp en ondersteuning uit het ondersteuningshuis geen advies van het expertteam nodig.

    • a.

      Wanneer een gezin/jeugdige een beroep doet op de inzet van ambulante jeugdhulp en ondersteuning, is het voldoende indien het ondersteuningsplan wordt goedgekeurd door zowel:

      • -

        de casemanager (MDF) en

      • -

        de betreffende zorgaanbieder

    • b.

      Ambulante jeugdhulp en ondersteuning wordt uiterlijk binnen twee weken na goedkeuring ingezet. Indien de gevraagde capaciteit en inhoudelijke expertise niet tijdig beschikbaar is, draagt de zorgaanbieder, in overleg met de coördinator van het ondersteuningshuis, er zorg voor dat binnen de gestelde termijn, een passend vervangend aanbod wordt ingezet.

  • 8. Het ondersteuningsplan wordt geschreven onder verantwoordelijkheid van het betreffende gezin. Wanneer een jeugdige/gezin aanspraak wil doen op individuele voorzieningen wordt geadviseerd het ondersteuningsplan in samenspraak met een professionele ondersteuner te schrijven (zie artikel 2.2 lid c).

  • 9. Een verzoek tot inzet van een professionele ondersteuner, ten bate van het schrijven van een ondersteuningsplan wordt gericht tot 1 van de deelnemende organisaties van het ondersteuningshuis;

    • a.

      bij binnenkomst van de aanvraag wordt de aanvrager op de hoogte gesteld van de mogelijkheid gebruik te maken van een onafhankelijke cliëntondersteuner.

    • b.

      uiterlijk binnen twee weken na de aanvraag vindt er een gesprek plaats met een professionele ondersteuner om het ondersteuningsplan met het gezin voor te bereiden en op te stellen;

    • c.

      indien de deelnemende organisatie niet tijdig zorg kan dragen voor een afspraak, wordt onverwijld door de betreffende organisatie contact gezocht met de coördinator Ondersteuningshuis om alsnog binnen de gestelde termijn een afspraak voor het gezin te realiseren;

    • d.

      indien er al een ambulante ondersteuner uit het ondersteuningshuis voor het gezin werkzaam is, kan deze met het gezin/jeugdige (12+) het ondersteuningsplan opstellen;

    • e.

      een en ander behoudens situaties van overmacht of onvoldoende beschikbaarheid van professionele ondersteuners binnen Zeewolde.

  • 10. Een verzoek tot het opstellen van een ondersteuningsplan kan ook via het (professionele) netwerk aan het ondersteuningshuis worden gedaan.

  • 11. de omvang van de benodigde individuele voorziening, in uren of in dagdelen, wordt vastgesteld door de professional van het ondersteuningshuis, in samenspraak met ouders/jeugdige.

  • 12. de omvang van de benodigde individuele voorziening wordt mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door wat in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.

Artikel 3.6 Eerst Verantwoordelijk Ondersteuner

  • 1. De Eerst Verantwoordelijk Ondersteuner (EVO) is een vrijwilliger of professional die zorg of ondersteuning verleent aan een gezin of jeugdige en als eerste aanspreekpunt functioneert op verzoek van en in samenspraak met ouders en jeugdige (12+), voor alle bij het gezin betrokken partijen.

  • 2. De EVO is verantwoordelijk voor het op de hoogte houden van relevante bij het gezin betrokken partijen, over de wat zij vanuit hun betrokkenheid behoren te weten; het gaat hierbij onder andere over de huisarts, onderwijs, en betrokken hulpverleners.

  • 3. De EVO blijft betrokken bij het gezin, voor zo lang dat nodig is. De EVO biedt ook langere termijn, laagfrequente (ambulante) ondersteuning. Hierdoor wordt geborgd dat het gezin in principe hetzelfde aanspreekpunt houdt, die het gezin kent en snel kan inschatten wat er nodig is, mochten er escalaties plaatsvinden.

Artikel 3.7 Ondersteuningshuis

  • 1. Het ondersteuningshuis is een samenwerking van ondersteunende of hulpverlenende instanties, onder regie van het college.

  • 2. De gemeente heeft een kwartiermaker aangesteld die de samenwerking tussen professionele en vrijwillige medewerkers van verschillende organisaties stimuleert en coördineert.

  • 3. Bij het ondersteuningshuis worden in principe alle ambulante ondersteuners van Zeewolde betrokken, waaronder zowel de aanbieders van algemene als van individuele voorzieningen.

Artikel 3.8 Aanvraag persoonsgebonden budget

  • 1. Indien een aanvraag voor een PGB wordt gedaan, omvat deze, naast het vermeldde in artikel 8.1.1 uit de jeugdwet en artikel 3.11 uit de nadere regels, in elk geval:

    • a.

      een ondersteuningsplan, volgens artikel 3.4.

    • b.

      de beoogde uitvoerder en de uitvoeringskosten,

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoerder, en

    • d.

      motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder (zorg in natura) niet passend is naar het oordeel van de aanvrager.

Paragraaf 3. Beoordeling

Artikel 3.9 Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe, indien en voor zover vastgesteld is dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, al dan niet in het kader van gebruikelijke hulp als bedoeld in het derde lid, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening die niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorzieningom de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2. Hierbij houdt het collegerekening met:

    • a.

      de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdigeen zijn ouders;

    • b.

      de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3. De beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 4 van de CIZ Indicatiewijzer, een en ander voor zover het een voorziening betreft die nu onder de Jeugdwet valt en voor zover van toepassing op de jeugdige. Daarbij geldt dat er – in aanvulling op de door het Ciz gepubliceerde tekst in versie 7.1 van de Indicatiewijzer van juli 2014 – van uitgegaan wordt dat, naast de activiteiten die specifiek zijn benoemd in bijlage II bij deze nadere regels de gebruikelijke zorg in aanvulling daarop en ter uitwerking van het beginsel van eigen kracht dat is neergelegd in artikel 2.3 lid 1 van de wet tevens geacht wordt gemiddeld één uur per dag te omvatten.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid dient de Ciz Indicatiewijzer ten aanzien van kortdurende en langdurige situaties zo te worden gelezen dat voor 'drie maanden' wordt gelezen 'zes maanden'.

  • 5. Met instemming van de jeugdige of zijn ouders kan, vooruitlopend op nieuw vast te stellen beleid een voorziening worden verstrekt waarbij gemotiveerd wordt afgeweken van het bepaalde in lid 3.

Artikel 3.10 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget

  • 1. Het college kent in aanvulling op artikel 3.9 een persoonsgebonden budget toe als:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijkewaardering van de belangen ter zake en op eigen kracht dan wel met hulp uit hun socialenetwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerdeinstelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebondenbudget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren,

    • b.

      voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend entoereikend wordt geacht;

    • c.

      gewaarborgd is dat de voorziening die met het persoonsgebonden budget betaaldwordt, van goede kwaliteit is.

  • 2. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebondenbudget.

  • 3. De volgende vormen van ondersteuning, zorg of dienstverlening zijn uitgesloten van financiering via een persoonsgebonden budget (zie bijlage I voor nadere toelichting):

    • a.

      bemiddelingskosten;

    • b.

      administratie (inclusief meerkosten vanwege het vervallen van de mogelijkheid van automatische incasso door de zorgverlener als gevolg van het trekkingsrecht);

    • c.

      coördinatie van de inzet van het persoonsgebonden budget;

    • d.

      crisishulp/crisisopvang/spoedeisende zorg;

    • e.

      pleegzorg;

    • f.

      vrij besteedbaar bedrag;

    • g.

      reiskosten;

    • h.

      feestdagen uitkeringen aan de zorgverlener;

    • i.

      indien sprake is van is van een sterke progressiviteit van het ziektebeeld.

  • 4. Het college kent een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning vanuit het sociale netwerk alleen toe:

    • a.

      voor zorg zoals genoemd in artikel 3.1 tweede lid onderdeel b tot en met d;

    • b.

      Indien de jeugdige of zijn ouders voldoende motiveert waarom dit tot een gelijk of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele zorgverlener.;

    • c.

      Indien de persoon uit het sociale netwerk die zorg verleent in voldoende mate heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet leidt tot overbelasting.

    • d.

      Voor zover de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen verricht die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden

  • 5. Voor de vaststelling van het tarief ten bate van het persoonsgebonden budget wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën hulpverleners. Dit zijn:

    • 1.

      door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders

    • 2.

      zelfstandige professionals (zzp’s) en

    • 3.

      niet-professionele zorgverlening;

  • 6. In bijlage III worden de tarieven genoemd per categorie hulpverleners. Dit is een integraal onderdeel van deze nadere regels.

Hoofdstuk 4. Kwaliteitscriteria

Artikel 4.1 Jeugdhulpaanbieders

  • 1. De aanbieder houdt zich aan de norm van verantwoorde hulp, waaronder de verplichting om geregistreerde professionals in de zetten.

    • a.

      medewerkers zijn zodanig ervaren en/of gekwalificeerd dat zij jeugdigen en/of hun (pleeg)ouders kunnen begeleiden en ondersteunen, ook bij specifieke en complexe problematiek.

  • 2. De aanbieder sluit aan bij de visie, uitgangspunten en werkwijze van de gemeente, zoals geformuleerd in het jeugdbeleid, de verordening en de nadere regels.

  • 3. De aanbieder draagt zorg voor systematische kwaliteitsbewaking.

  • 4. De aanbieder beschikt voor al haar medewerkers over een actuele Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).

  • 5. De aanbieder:

    • a.

      draagt er zorg voor dat haar medewerkers werken volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Aanbieder bevordert de kennis over en het gebruik van de meldcode door het personeel.

    • b.

      draagt er zorg voor dat haar HBO personeel is geregistreerd als Jeugdprofessional of heeft een aantoonbare aanvraag ingediend om als jeugdprofessional geregistreerd te worden. MBO-personeel werkt altijd onder verantwoordelijkheid van een HBO-geschoolde en geregistreerde medewerker.

    • c.

      stelt een onafhankelijk vertrouwenspersoon aan en geeft de vertrouwenspersoon gelegenheid zijn taak uit te voeren.

    • d.

      werkt mee aan inspecties en controles en geeft opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen.

    • e.

      heeft kennis van en handelt naar de uitgangspunten van de nota van de commissie Rouvoet: “Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg”.

  • 6. De aanbieder informeert de gemeente over de aard en de inhoud van elke melding aan de inspectie op grond van artikel 4.1.8 van de Jeugdwet.

  • 7. De (verblijfs-)locaties van aanbieder voldoen aan alle wettelijke (veiligheids)eisen.

  • 8. De aanbieder registreert zijn betrokkenheid bij een gezin/jeugdige in Esar (Verwijsindex Risicojongeren voor Flevoland).

Artikel 4.2 Aanvullende regels voor professionals, niet in dienst bij een jeugdhulpaanbieder

  • 1. De hulpverlener moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel

  • 2. De hulpverlener moet, voor zover de aard van de dienstverlening dit vereist, beschikken over een BIG registratie.

  • 3. De hulpverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag van maximaal een jaar oud.

Hoofdstuk 5. Klachten

Artikel 5.1 Klachtenregeling

  • 1. Ten aanzien van klachten betreffende het functioneren van het expertteam is de klachtenprocedure van de gemeente van toepassing, waarbij de leidinggevende als bedoeld in het klachtenreglement het hoofd van de afdeling Samenleving is.

  • 2. Klachten betrekking hebbend op een (medewerker van) een instelling, dienen volgens het aldaar geldende klachtenreglement afgehandeld te worden.

  • 3. Indien een klacht, als bedoeld in lid 2 naar de mening van de ouder/jeugdige niet adequaat is afgehandeld, treedt lid 1 in werking.

Hoofdstuk 6. Burgerparticipatie

Artikel 6.1 Beleidsparticipatie

  • 1. Ter voldoening van de in de wet beschreven beleidsparticipatie voorziet het college in een burgertafel voor het gehele sociale domein.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 7.2 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen bepalingen van de nadere regels op de verordening buiten toepassing laten, indien deze gelet op het doel ervan tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen leiden.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 februari 2017.

Artikel 7.4 Intrekking vorige nadere regels

De Nadere regels jeugdhulp Zeewolde worden ingetrokken op 1 februari 2017.

Artikel 7.5 Overgangsrecht

  • 1. Op elke aanvraag, waarop bij inwerkingtreding van deze nadere regels nog niet is beslist, wordt beslist met inachtneming van de Nadere regels jeugdhulp Zeewolde (2017).

  • 2. Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing in geval een bezwaarschrift is ingediend, waarop bij inwerkingtreding van deze nadere regels nog niet is beslist.

Artikel 7.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp Zeewolde 2017.

Bijlage I: nadere toelichting op persoonsgebonden budget

Ad) Bemiddelingskosten

Bemiddelingskosten voor het verkrijgen van een persoonsgebonden budget komen niet voor vergoeding uit het PGB in aanmerking.

Ad) Administratie

De doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegd, komen niet voor vergoeding uit het PGB in aanmerking. De PGB-administratie doet een budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het PGB te ontvangen. Met de invoering van het trekkingsrecht worden de administratieve lasten beperkt.

Als gevolg van de invoering van het trekkingsrecht kan met een zorgverlener geen automatische incasso meer worden afgesproken. De mogelijke meerkosten die facturering met zich meebrengt, kunnen niet afzonderlijk worden voldaan vanuit het PGB.

Ad) Coördinatie:

Een budgethouder komt in principe alleen in aanmerking voor een PGB als hij zelf (of een vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Coördinatie kan dan ook niet betaald worden vanuit het PGB, deze activiteit voert de budgethouder immers zelf uit of is belegd bij een vertegenwoordiger.

Ad) Crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg

Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet, is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het PGB te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een PGB te ontvangen.

Ad) Zware vormen van ondersteuning

Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals gespecialiseerde (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfel zal geen PGB voor deze zorgvormen worden toegekend.

Ad) Vrij besteedbaar bedrag/vrijwilligersvergoeding:

In het kader van de AWBZ en de WMO 2007 was het mogelijk een bedrag van € 250,00 of de fiscale vrijwilligersvergoeding uit het PGB te verstrekken. Op deze wijze worden cliënten met een PGB en cliënten met zorg in natura niet op gelijke wijze behandeld. Natura cliënten hebben ook niet de beschikking over een vrij besteedbaar bedrag.

Ad) Reiskosten van een zorgverlener:

Reiskosten van een zorgverlener worden in principe niet vergoed. Alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen, mits goed onderbouwd en voorzien van een positief advies van het Expertteam, reiskosten van de zorgverlener worden vergoed. De vergoeding bedraagt dan € 0,19 per km.

 Ad) Feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener

Feestdagenuitkeringen aan een zorgverlener kunnen niet afzonderlijk worden voldaan uit het PGB. Deze kosten dienen door de zorgverlener te worden meegenomen in het uurtarief.

Ad) Progressiviteit van het ziektebeeld / kinderen in de groei

Op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld kunnen de aangevraagde hulpmiddelen en woningaanpassingen zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dienen te worden dat deze verstrekkingen zich daardoor niet lenen voor een persoonsgebonden budget. Dit kan ook gelden voor voorzieningen voor kinderen in de groei. Per situatie wordt beoordeeld of deze uitsluiting van het PGB van toepassing is.

Ad) Besteding pgb-budget op basis van beschikte zorgbudgetten

Op het moment dat een pgb-budget is opgebouwd op basis van verschillende in pgb-vorm toegekende zorgvormen (bijvoorbeeld: individuele begeleiding door het sociale netwerk enerzijds en begeleiding groep anderzijds), dan is het niet toegestaan om deelbudget in te zetten in het kader van een andere zorgvorm met een bijbehorend ander deelbudget. Dit heeft te maken met de andere (sub)doelen die met de verschillende deelbudgetten worden nagestreefd. Daar waar de pgb-houder of diens ouder(s) van mening is/zijn dat het verschuiven van de schotten wenselijk is, kan hierover in contact worden getreden met het college. De eerdere toekenning kan dan bij gebleken noodzaak dienovereenkomstig worden aangepast. Zonder instemming van het college is het zelfstandig ontschotten echter niet toegestaan om eerdergenoemde reden.

Bijlage II: Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot jeugdhulp.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op

  • gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en

  • nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend

  • pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe

  • omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun

  • persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging

  • van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend

  • pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben in afnemende mate hulp en toezicht nodig bij hun persoonlijke verzorging

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig

Bijlage III:

afbeelding binnen de regeling