Reglement sanctiebeleid aanvullende en nawettelijke uitkering

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Reglement sanctiebeleid aanvullende en nawettelijke uitkering

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van afdeling Bestuurlijke, Facilitaire en Personele Diensten

d.d. 19 mei 2009;

gezien de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg d.d.12 november 2009;

gelet op artikel 10d van de Arbeidsvoorwaardenregeling sector gemeenten (CAR-UWO);

Besluiten

vast te stellen het navolgende Reglement sanctiebeleid aanvullende en nawettelijke uitkering.

Artikel 1. Algemeen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    WW: de Werkloosheidswet;

  • b.

    UWV: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

  • c.

    CAR-UWO: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst in de sector Gemeenten

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde;

  • e.

    betrokkene: de (gewezen) ambtenaar van de gemeente Zeewolde, aan wie ingevolge hoofdstuk 10d van de CAR-UWO een aanvullende en/of nawettelijke uitkering is toegekend.

Artikel 2. Toepassing

Het college geeft ter zake het opleggen van sancties overeenkomstige toepassing aan het sanctiebeleid van het UWV, tenzij en behoudens voor zover daarvan in dit besluit wordt afgeweken.

Artikel 3. Werking

  • 1. De aanvullende en nawettelijke uitkering worden blijvend geheel geweigerd indien het ontslag waaruit dat recht voortkomt is te wijten aan eigen schuld of toedoen van de betrokkene.

  • 2. De aanvullende en de nawettelijke uitkering kunnen geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard ten aanzien van de betrokkene als:

    • a.

      die nalaat het college op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de betrokkene wordt betaald;

    • b.

      die zich zonder toestemming van het college in het buitenland vestigt of geacht moet worden aldaar duurzaam te verblijven;

    • c.

      die zich zodanig gedraagt dat hem ontslag zou zijn verleend als hij in dienst was gebleven;

    • d.

      achteraf blijkt, dat voor het aan de betrokkene verleende ontslag zich feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan, die, zo deze eerder bekend waren, aanleiding zouden hebben gevormd hem als ambtenaar met toepassing van artikel 8:13 van de CAR-UWO ontslag te verlenen.

  • 2. De aanvullende en de nawettelijke uitkering komt geheel te vervallen indien betrokkene ter zake het niet naleven van de verplichtingen ingevolge artikel 24 van de WW wordt geconfronteerd met een blijvend gehele weigering van de uitkering ingevolge de WW.

  • 3. Indien de uitkering ter zake het niet naleven van de verplichtingen ingevolge artikel 24 van de WW anders dan blijvend geheel wordt geweigerd, vervalt het recht op nawettelijke uitkering voor 50% van het uitkeringsbedrag.

  • 4. Indien de uitkering ingevolge de WW gedeeltelijk of geheel aan de betrokkene wordt onthouden wegens het niet naleven van enige andere wettelijke verplichting wordt de getroffen sanctie evenredig toegepast op de nawettelijke uitkering.

Artikel 4. Verplichting tot medewerking

De maatregelen die ingevolge het bepaalde bij en krachtens het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten kunnen worden getroffen, zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de nawettelijke uitkering van de betrokkene die niet voldoet aan één of meer van de navolgende verplichtingen:

  • a.

    het meewerken aan een door hem gewenst onderzoek naar zijn arbeidsgeschiktheid door een arts, een psycholoog of een beroepskeuzeadviseur;

  • b.

    het bij deelname aan een re-integratietraject, onmiddellijk mededelen van de reden van het niet naleven van re-integratieverplichtingen aan het re-integratiebedrijf;

  • c.

    de registratie als werkzoekende bij de CWI en het tijdig verlengen van die registratie;

  • d.

    het meewerken aan scholing, opleiding of activiteiten zoals bedoeld in de hoofdstukken VI en XA van de WW;

  • e.

    het voorkomen werkloos te zijn of te blijven door in onvoldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen of door in verband met te verrichte arbeid eisen te stellen die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren;

  • f.

    het zich zodanig gedragen dat hij de gemeente niet benadeelt of zou kunnen benadelen.

Artikel 5. Slotbepalingen

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement sanctiebeleid 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde op 24 november 2009.
de secretaris, de burgemeester,
R.C. van Nunspeet G.J. Gorter

Nota-toelichting op de nadere regeles en het sanctiebeleid ingevolge hoofdstuk 10d van de CAR-UWO

Algemeen

Wie ontslagen wordt wegens reorganisatie of wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid heeft in principe recht op WW met een bovenwettelijke aanvulling. Daarvoor geldt echter wel een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de ambtenaar zoveel mogelijk moet voorkomen verzeild te raken in een situatie waarin hij gedwongen is op deze uitkering een beroep te doen. Hij zal zich dan ook zowel voorafgaand aan het ontslag als tijdens de re-integratiefase en na de ingangsdatum van de uitkering maximaal moeten inspannen om passend werk te behouden of te hervinden.

Over hetgeen de ambtenaar in dat verband allemaal moet doen en nalaten is het nodige geregeld in de Werkloosheidswet. Ook de CAR-UWO bevat bepalingen over de verplichtingen die op de ambtenaar rusten gedurende de re-integratiefase en in de periode waarin hij een WW-uitkering geniet die op grond van hoofdstuk 10d tijdens de looptijd wordt aangevuld. Daarbij is gekozen voor het systeem dat sancties op grond van de WW automatisch doorwerken naar de aanvullende uitkering bij ontslag, terwijl er daarnaast en tegelijkertijd ook verplichtingen en sancties kunnen worden opgelegd die uitsluitend betrekking hebben op de bovenwettelijke voorzieningen.

Een voorbeeld daarvan is te vinden in artikel 10d:6, derde lid, waarin is opgenomen dat de rechten op een aanvullende uitkering en een na wettelijke uitkering vervallen indien de re-integratiefase eerder eindigt omdat de ambtenaar zich niet heeft gehouden aan de afspraken uit het re-integratieplan. Een ander voorbeeld is te vinden in artikel 10d:10 lid 2. Daarin is opgenomen dat om een aanvullende uitkering te verkrijgen, ten aanzien van iedere betaling de gegevens moeten worden overgelegd die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de aanvullende uitkering.

In artikel 10d:13 is vastgelegd dat sancties die op grond van de werkloosheidswet worden opgelegd naar evenredigheid worden toegepast op de aanvullende uitkering. Diezelfde bepaling schrijft voor dat een sanctiebeleid moet worden opgesteld voor sancties die alleen worden getroffen ten aanzien van de aanvullende uitkering buiten de werkloosheidswet om. Het derde lid maakt het mogelijk om de na wettelijke uitkering geheel of gedeeltelijk te laten vervallen in de situatie waarin op grond van de werkloosheidswet een sanctie wordt getroffen. Op grond van het vierde lid moet ter uitvoering van die bevoegdheid een nadere regeling worden getroffen.

Als de uitkeringsduur op grond van de WW eindigt, kan het zijn dat de betrokkene nog wel recht kan doen gelden op een na wettelijke uitkering. Over de regels waar hij zich in die fase aan moet houden is in hoofdstuk 10d niets geregeld.

Dat betekent dat er ook geen sancties kunnen worden opgelegd in de situatie waarin de ambtenaar bijvoorbeeld te weinig doet om weer aan de slag te komen. Artikel 10d:19 schrijft daarom voor dat een sanctiebeleid moet worden opgesteld, op grond waarvan sancties kunnen worden getroffen ten aanzien van de na wettelijke uitkering. Uit hoofde van diezelfde bepaling moet daarin ook worden geregeld dat de ambtenaar de plicht heeft informatie te verschaffen over alles wat van invloed kan zijn op de duur en de hoogte van de na wettelijke uitkering.

Dit besluit dient om de hiervoor bedoelde nadere regels te stellen, alsmede om vast te leggen welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van de bovenwettelijke uitkeringen. Er is ervoor gekozen de lijn van overeenkomstige toepassing van verplichtingen en sancties op grond van de WW door te trekken naar de na wettelijke uitkering. In aanvulling daarop is zowel voor de aanvullende als de na wettelijke uitkering het criterium van eigen schuld of eigen toedoen geherintroduceerd als reden voor een volledige weigering van de bovenwettelijke uitkeringen. Ook is de mogelijkheid gehandhaafd om de bovenwettelijke uitkeringen geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren in de situaties die in de oude uitkeringsregeling expliciet waren genoemd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Omwille van de leesbaarheid wordt een aantal begrippen dat in deze regeling herhaaldelijk wordt gebruikt afgekort weergegeven. De volledige aanduiding is opgenomen in dit artikel.

Artikel 2

In deze bepaling is vastgelegd dat in principe het sanctiebeleid van het UWV leidend is. Van die hoofdregel wordt slechts in een aantal in deze regeling genoemde gevallen afgeweken.

Artikel 3

Voordat de WW ook op ambtenaren van toepassing werd, was in het modelreglement de bepaling opgenomen dat voor een ambtenaar die wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de verdere vervulling van zijn betrekking anders dan op grond van ziekten of gebreken werd ontslagen een afwijkende uitkeringsregeling kon worden vastgesteld, indien dat ontslag was te wijten aan eigen schuld of eigen toedoen van de betrokkene. Aangezien de WW een vergelijkbare bepaling bevatte is dat artikel sindsdien komen te vervallen. Tegelijk met de versobering van de WW is de zogeheten verwijtbaarheidtoets echter met ingang van 1 oktober 2006 versoepeld. Die versoepeling werkte daarmee automatisch door naar de bovenwettelijke uitkeringen, zonder dat dit uitdrukkelijk door de regelgever werd beoogd en zonder dat hier een goede reden voor was te noemen.

Aangezien de bovenwettelijke regelingen de ambtenaar nog steeds aanspraken bieden die duidelijk uitgaan boven de aanspraken op grond van de WW, is het gerechtvaardigd de versoepeling van de verwijtbaarheidtoets in het kader van de recente wijziging van de bovenwettelijke regeling ongedaan te maken. Deze nieuwe regeling staat immers nog meer dan de oude in het teken van het voorkomen van onvrijwillige werkloosheid en daarmee van het aanscherpen van de verplichtingen die ook de ambtenaar daarbij in acht heeft te nemen. Het sluit daarbij naadloos aan van de ambtenaar te verlangen zich kritiek op zijn functioneren aan te trekken en dat functioneren te verbeteren, uiteraard slechts voor zover dat binnen zijn vermogen ligt. Deze bepaling ziet dus op het geval waarin de ambtenaar wel beter kan, maar dat om hem moverende redenen niet wil. Het is gerechtvaardigd hem dan blijvend geheel de volledige bovenwettelijke uitkering te weigeren, mede gezien het feit dat zijn recht op WW daardoor in principe onaangetast blijft. Voor de invulling van dit begrip kan steun worden gezocht bij de ruime jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep die over dit leerstuk voorhanden is.

Op grond van artikel 10d:10 van de CAR-UWO moet de ambtenaar ten aanzien van iedere betaling van de aanvullende uitkering alle gegevens aan de gemeente overleggen die van invloed kunnen zijn op de hoogte van die aanvullende uitkering. Er kan zich echter een situatie voordoen waarin de ambtenaar niet eigener beweging relevante informatie verschaft en eerst achteraf uit anderen hoofde bekend wordt dat hij in een bepaalde periode ten onrechte een aanvullende uitkering heeft genoten. Deze bepaling maakt het mogelijk zowel de aanvullende als de na wettelijke uitkering in die situatie geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Het gevolg daarvan kan niet alleen zijn dat een nog lopende uitkering wordt gestopt, maar ook dat een uitkering die op basis van onvolledige informatie is verstrekt van de betrokkene kan worden teruggevorderd. Daarnaast zijn in deze bepaling de overige gronden opgesomd die voorheen waren opgenomen in artikel 10:22 van de CAR-UWO en die voorheen aanleiding vormden voor het geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren van wachtgeld. Deze bepaling dekt namelijk ook een aantal gevallen die niet elders zijn geregeld en waarin ingrijpen in de bovenwettelijke uitkeringen geboden c.q. gerechtvaardigd is, zoals het aan het licht treden van nog tijdens het dienstverband gepleegd plichtsverzuim.

In artikel 4 lid 2 en 3 wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin een uitkering wordt geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid en waarin een sanctie wordt getroffen op een andere grond. Bij volledige weigering op die eerste grond vervalt de na wettelijke uitkering geheel, en bij een gedeeltelijke weigering op diezelfde grond voor de helft. Als geen sprake is van een sanctie die wordt getroffen in verband met verwijtbare werkloosheid, maar in verband met het niet naleven van enige andere wettelijke verplichting, wordt die naar evenredigheid toegepast op de na wettelijke uitkering.

Het gaat daarbij om maatregelen in de zin van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten, bijvoorbeeld in de situatie waarin een informatieverplichting wordt geschonden of waarin onvoldoende medewerking wordt verleend aan onderzoek, re-integratie en scholing. De

maatregelen die op grond van deze bepaling kunnen doorwerken naar de na wettelijke uitkering lopen uiteen van een procentuele vermindering van het uitkeringsbedrag tot een blijvend gehele weigering van de uitkering.

Artikel 4

Deze bepaling ziet op de situatie waarin de WW-duur is verstreken en waarin de betrokkene (eerst) wanneer hij in het genot is komen te verkeren van een na wettelijke uitkering het in dit artikel geduide ongewenste gedrag vertoont. Deze bepaling maakt het mogelijk om met overeenkomstige toepassing van de sancties op basis van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten de geëigende maatregelen te treffen. Hier gaat het om het bestraffen van gedragingen die de kans op het vinden van ander werk verkleinen en/of anderszins de uitstroom uit de uitkeringsregeling belemmeren of vertragen. De opsomming is ontleend aan het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten, met dien verstande dat verplichtingen die naar hun aard niet van toepassing in de fase van de na wettelijke uitkering buiten beschouwing zijn gelaten. De te treffen maatregelen lopen ook hier uiteen van een procentuele korting op de uitkering van tussen de vijf en honderd procent tot een blijvend gehele weigering.

Artikel 5

In de regeling moet worden bepaald wanneer deze in werking treedt. Die datum moet zo worden gekozen dat alle partijen die iets met de uitvoering te maken hebben van de inhoud kennis hebben kunnen nemen en zich op de inwerkingtreding hebben kunnen instellen. In elk geval moet de inwerkingtreding zijn gelegen na de datum waarop de regeling is gepubliceerd, bijvoorbeeld door publicatie in het Gemeenteblad, door middel van een mededeling in een personeelsblad en een rondschrijven aan gewezen ambtenaren die reeds in het genot zijn van een uitkering op grond van hoofdstuk 10d.