Regeling vervallen per 11-05-2011

Drank en Horecaverordening

Geldend van 02-04-1994 t/m 10-05-2011

Intitulé

Drank en Horecaverordening

Nr. og/92-2060b

De raad der gemeente Z o e t e r w o u d e ;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 1992, nr. 09/92-1060a;

Gelet op de artikelen 6, 10 en 45 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 168, 203, 205 en 206 van de gemeentewet;

Gehoord de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zuid-Holland en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland;

B e s l u i t :

Vast te stellen de volgende

DRANK- EN HORECAVERORDENING

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:

      de Drank- en Horecawet;

    • b.

      horecabedrijf:

      een bedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de wet;

    • c.

      cafébedrijf en restaurantbedrijf:

      hetgeen hieronder wordt verstaan in respectievelijk de artikelen 3 en 6 van het besluit vestigingseisen Drank- en Horecawet;

    • d.

      horecawerkzaamheid:

      een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c. van de wet;

    • e.

      lokaliteit:

      hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van het besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;

  • 2. Artikel 1. van de Drank- en Horecawet is van overeenkomstige toepassing op de nietop die wet steunende bepalingen van deze verordening.

Artikel 2

De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2. Aanvullende inrichtingseisen

Artikel 3

In een inrichting waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend mag vóór de toiletten geen voor mannen zowel als voor vrouwen toegankelijk voorportaal aanwezig zijn.

Artikel 4

  • 1. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de eis gesteld in artikel 3.

  • 2. De aanvraag om ontheffing kan zijn vervat in een aanvraag om een vergunning.

  • 3. De burgemeester beslist binnen dertien weken nadat het verzoek om ontheffing is ingekomen.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden;

Artikel 5

  • 1. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 4, vierde lid, kan de belanghebbende schriftelijk beroep instellen bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. Het beroepschrift wordt binnen vier weken na de dag waarop het besluit is verzonden ingediend bij de burgemeester. Deze zendt het onverwijld door.

  • 3. Het beroep kan zijn vervat in een beroepschrift tegen het weigeren of intrekken van een vergunning.

Hoofdstuk 3. Beperking versrekking alcoholhoudende drank

Artikel 6

Het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de wet.

Artikel 7

Het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting.

  • a.

    waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren,zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten worden verkocht;

  • b.

    waarin uitsluitend of in hoofdzaak onderwijs wordt gegeven;

  • c.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugd-organisaties of –instellingen;

  • d.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of –instellingen;

  • e.

    die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;

  • f.

    gelegen op of in de onmiddellijke nabijheid van een terrein waarop een kermis, een lunapark of een soortgelijke vermakelijkheid wordt gehouden, gedurende de tijd dat zulk een vermakelijkheid plaats vindt.

Artikel 8

  • 1. De burgemeester kan aan een ondernemer ontheffing verlenen van het verbod gesteld in artikel 6.

  • 2. De burgemeester beslist binnen acht weken nadat de aanvraag is binnengekomen.

  • 3. Bij een aanvraag om ontheffing dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:

    • a.

      de ondernemer dient een bewijsstuk over te leggen, waaruit blijkt dat hij rechthebbende is op het perceel waarvoor de ontheffing is gevraagd;

    • b.

      indien de aanvrager de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, dient het bewijsstuk genoemd sub a. vergezeld te zijn van een geautoriseerde vertaling van het genoemde bewijsstuk;

    • c.

      indien ontheffing wordt gevraagd voor een gelijksoortig bedrijf in een reeds bestaande inrichting, dient tegelijkertijd een vergunning ex artikel 3 van de wet te worden aangevraagd;

    • d.

      indien het sub c. gestelde niet van toepassing is, dient de ondernemer aannemelijk te maken, dat hij zal voldoen aan de eisen, welke zijn gesteld voor het verkrijgen van een vergunning ex artikel 3 van de wet.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend;

    aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden;

    een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

  • 5. Bij een door de burgemeester te verlenen ontheffing als bedoeld in het eerste lid neemt deze in ieder geval de voorwaarde op, dat de inrichting uitsluitend geëxploiteerd wordt door de vergunninghouder, genoemd in de ingevolge de wet verleende vergunning.

  • 6. Een besluit, als bedoeld in het vierde lid, wordt niet genomen, dan nadat daaromtrent vooraf het advies is ingewonnen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland te Leiden en de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zuid-Holland te ’s-Gravenhage.

Artikel 9

Vervallen.

Artikel 10

Zij die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening op wettige wijze een inrichting exploiteren, als bedoeld in artikel 1. lid 1 van de wet, worden geacht voor deze inrichting een ontheffing ingevolge artikel 8, lid 1, te hebben verkregen, voor de geldigheidsduur van de hun op grond van de wet verleende vergunning, met dien verstande, dat op dat tijdstip

krachtens de Drank- en Horecaverordening van 1988 geldende exploitatiebeperkingen gehandhaafd blijven.

Hoofdstuk 4. Dansen

Artikel 11

1.Het is degene, die een in artikel 3, eerste lid, onder a van de wet bedoeld bedrijf uitoefent verboden in een inrichting gelegenheid tot dansen te geven al niet aan de in de artikelen 12 en 13 gestelde eisen wordt voldaan.

Artikel 12

  • 1.

    In een in artikel 3, eerste lid, onder a. van de wet bedoelde inrichting mag slechts gelegenheid tot dansen gegeven worden als wordt voldaan aan de volgende inrichtingseisen:

    • a.

      in het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet een duidelijk van het overige deel van de vloer te onderscheiden dansvloer aanwezig zijn;

    • b.

      de dansvloer mag niet vervaardigd zijn van of bedekt met weerspiegelend materiaal;

    • c.

      het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt moet van alle kanten goed te overzien zijn;

    • d.

      in de inrichting moeten ten behoeve van bezoekers, voor mannen zowel als voor vrouwen afzonderlijke, volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig zijn. Elke toiletgelegenheid moet voldoen aan de navolgende eisen:

      • 1.

        zij moet een of meer behoorlijke privaten bevatten;

      • 2.

        zij moet een of meer behoorlijke voorzieningen bevatten om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen;

      • 3.

        de in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs moeten voorzien zijn van een waterspoeling;

      • 4.

        de privaten, alsmede de ruimten welke urinoirs bevatten, mogen niet rechtstreeks in verbinding staan met het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt.

  • 2.

    Als gelegenheid wordt gegeven tot dansen in een vertrek of open aanhorigheid die pleegt te worden gebruikt als voor het publiek toegankelijke dansgelegenheid, of voor het houden van voor het publiek toegankelijke toneel-, muziek-, dans-, en dergelijke uitvoeringen, van bijeenkomsten of van partijen, moet bovendien worden voldaan aan de navolgende inrichtingseisen:

    • a.

      de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt moet tenminste 70 m2 bedragen;

    • b.

      de oppervlakte van de dansvloer moet tenminste een zesde deel bedragen van de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt,met een minimum van 20 m2;

    • c.

      voor de toiletten, bedoeld in het vorige lid, onder d. mag geen voor mannen zowel als voor vrouwen toegankelijk voorportaal aanwezig zijn.

Artikel 13

Gedurende de tijd dat gelegenheid wordt gegeven dansen moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen:

  • 1.

    het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt moet voldoende verlicht zijn;

  • 2.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet aanwezig zijn schotten, schermen, gordijnen of andere afscheidingen, hoger dan 1,25 meter van de vloer, die van het vertrek of die open aanhorigheid een deel afzonderen;

  • 3.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet meer bezoekers aanwezig zijn dan het aantal behoorlijke zitplaatsen bedraagt;

  • 4.

    het dansen mag uitsluitend op de dansvloer plaatsvinden;

  • 5.

    personen die kennelijk onder de invloed van alcoholhoudende drank verkeren, die door hun gedrag aanstoot geven of die op enige wijze in strijd met de welvoeglijkheid handelen, en personen van verdachte zeden of die zich als zodanig voordoen, moeten uit de inrichting worden verwijderd;

  • 6.

    voor de bezoekers moeten alcoholvrije dranken verkrijgbaar zijn;

  • 7.

    wanneer in het vertrek of de open aanhorigheid, waar het dansen geschiedt, een bar of buffet aanwezig is, mag zich geen publiek ophouden aan die bar of dat buffet indien dit publiek zich dan binnen 2 meter van de dansvloer bevindt;

  • 8.

    de toiletten en de wasgelegenheid moeten in zindelijke staat verkeren.

Artikel 14

  • 1. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de inrichtingseisen, gesteld in artikel 12, eerste lid, onder a, c en d en tweede lid.

  • 2. Een aanvraag om ontheffing kan zijn vervat in een aanvraag om toestemming.

  • 3. De burgemeester beslist binnen vier weken nadat het verzoek om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in zijn beschikking op de aanvraag om toestemming.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 15

Vervallen.

Hoofdstuk 5. Gebruiksvoorschriften

Artikel 16

Indien zich publiek in een lokaliteit bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op ongeveer 1 meter boven op vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit tenminste 30 lux bedragen.

Artikel 17

  • 1. De voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8, 10 en 11 van het besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet moeten bruikbaar zijn en in zindelijke staat verkeren.

  • 2. De toiletten en de daarbij behorende wasruimten moeten gedurende de tijd dat de inrichting waartoe deze behoren voor het publiek geopend is, voldoende worden verlicht.

Artikel 18

Overtreding van een voorschrift, gegeven bij de artikelen 16 en 17 wordt gestraft methechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Artikel 70 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Het verstrekken van alcoholvrije drank

Artikel 19

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder alcoholvrije drank mede verstaan, dedrank die bij een temperatuur van 15oC voor minder dan 1½ volumeprocent uit alcoholbestaat.

Artikel 20

Het is verboden zonder verlof van de burgemeester in een besloten ruimte bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

Dit verbod geldt niet;

  • a.

    indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de wet tot het uitoefenen van een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid;

  • b.

    indien deze verstrekking geschiedt als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen die in die besloten ruimte vertoeven anders dan voor het gebruiken van consumpties;

  • c.

    voor legerplaatsen en aan het militair gezag onderworpen vertrekken;

  • d.

    voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

Artikel 21

  • 1. Het verlof geldt uitsluitend voor een of meer in het verlof vermelde ruimten.

  • 2. Bij het overlijden van een verlofhouder kan het verlofbedrijf door of namens één van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot een maand na het overlijden of, indien binnen die termijn terzake een nieuw verlof is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag onherroepelijk is beslist.

Artikel 22

Voor het verkrijgen van een verlof moet een natuurlijk persoon de leeftijd van 18 jaar hebbenbereikt en voldoen aan de eisen die bij of krachtens artikel 5, tweede lid, aanhef en letters a. en b., en derde lid, van de wet, worden gesteld aan de bedrijfsleiders en beheerders.

Artikel 23

  • 1. De burgemeester beslist binnen dertien weken nadat de aanvraag om verlof is ingekomen.

  • 2. Het verlof kan onder beperkingen worden verleend; aan een verlof kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 24

  • 1.

    De burgemeester weigert het verlof indien niet wordt voldaan aan de in artikel 22 gestelde eisen.

  • 2.

    De burgemeester trekt het verlof in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 22 gestelde eisen;

    • b.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn

      verricht met gebruikmaking van het verlof;

    • c.

      zich in het betrokken verlofbedrijf feiten hebben voorgedaan, die de vreeswettigen dat het van kracht blijven van het verlof gevaar zou opleveren voorde openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3.

    De burgemeester kan het verlof intrekken, indien niet langer wordt voldaan aan dekrachtens artikel 23, tweede lid, gestelde beperkingen of voorschriften.

Artikel 25

Vervallen.

Artikel 26

Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 20 van deze verordening of van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 23, tweede lid van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27

De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen.

Artikel 28

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Drank- en Horecaverordening.Zij treedt in werking op de derde dag na die, waarop zij is afgekondigd.

  • 2.

    Met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum vervalt de Drank- en Horeca-Vergunning, zoals die is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad d.d. 24 november 1988 en sedertdien is gewijzigd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad, gehouden op 26 november 1992.
De secretaris,
L. Kruithof
De voorzitter,
Ing. A.J.M. Houdijk