Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent opstapsubsidie Beleidsregels opstapsubsidie Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2017

Geldend van 21-07-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent opstapsubsidie Beleidsregels opstapsubsidie Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2017

Beleidsregels opstapsubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • -

    opstapsubsidie: de tijdelijke loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 16 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2017

  • -

    wet: Participatiewet.

Artikel 2 Duur

De opstapsubsidie heeft een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden.

Artikel 3 Vorm

De opstapsubsidie kan alleen worden verstrekt indien sprake is van een CAO conforme arbeidsovereenkomst met een bedrijf of instelling.

Artikel 4 Voorwaarden

Aan de opstapsubsidie zijn de volgende voorwaarde verbonden:

  • a)

    de subsidie wordt ingezet ten behoeve van de persoon die behoort tot de doelgroep, met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waardoor de kans op een reguliere baan belemmerd wordt. De afstand tot de arbeidsmarkt is afhankelijk van de individuele omstandigheden van de persoon.

  • b)

    de opstapsubsidie past binnen financiële kaders van de gemeente;

  • c)

    de werkgever moet de intentie hebben om de werknemer na beëindiging van de opstapsubsidie, in dienst te nemen.

  • d)

    de opstapsubsidie wordt niet ingezet voor personen die behoren tot de landelijke doelgroep loonkostensubsidie en aanspraak kunnen maken op de landelijke loonkostensubsidieregeling.

Artikel 5 Hoogte

Aan de werkgever kan een opstapsubsidie worden verstrekt van 40% van het wettelijk minimumloon (WML) of 40% van het wettelijk minimum jeugdloon (WMJL) met een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden. Hierbij wordt uitgegaan van een werkweek van 32 uur, met een vast aantal uren en een vast salaris. Wanneer iemand minder uren werkzaam is wordt het subsidiebedrag naar rato berekend.

Artikel 6 Inlichtingenplicht

  • 1. Werkzoekende en werkgever doen aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op opstapsubsidie.

  • 2. Werkzoekende en werkgever zijn verplicht aan het college, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregels

Artikel 7 Vaststelling recht

  • 1. Het college stelt het recht op opstapsubsidie vast aan de hand van gegevens die de werkzoekende verstrekt over zijn achtergrond en die de werkgever verstrekt over de aard van het werk.

  • 2. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een werkzoekende voor de vaststelling van het recht op opstapsubsidie moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

Artikel 8 Herziening, intrekking en terugvordering

Het college kan het recht op opstapsubsidie herzien of intrekken en de subsidie terugvorderen:

  • a)

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting zowel door de werkzoekende als door de werkgever als bedoeld artikel 6 geleid heeft tot ten onrechte of te veel verstrekte subsidie;

  • b)

    als anderszins een subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een werkzoekende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 10 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden van een werkzoekende.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ’Beleidsregels opstapsubsidie Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2017’.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treden in werking op de dag na de datum van bekendmaking. Met de inwerkingtreding vervallen de ‘Beleidsregels Opstapsubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2015’.

Ondertekening

Zoeterwoude , 6 juni 2017
Burgemeester en wethouders van Zoeterwoude,
de secretaris.
W.A.M. Zoetemelk-van der Hulst
de burgemeester,
E.G.E.M. Bloemen

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Wanneer bij een werkzoekende een afstand tot de arbeidsmarkt wordt geconstateerd die zo groot is, dat deze de kans op een reguliere baan belemmert, kan het instrument opstapsubsidie worden ingezet. De werkgever ontvangtde opstapsubsidie als tegemoetkoming in de loonkosten, omdat hij bijvoorbeeld meer tijd kwijt is om de werkzoekende in te werken.

Uitganspunten hierbij zijn de beperkte duur van de subsidie, het streven naar een zo snel mogelijke omzetting naar een dienstverband en een reguliere arbeidsovereenkomst na afloop van de subsidieperiode.

In het PHO Maatschappij van 25 mei 2016 is afgesproken dat de re-integratie instrumenten in de regio worden geharmoniseerd. De harmonisatie van instrumenten draagt bij aan een eenduidige dienstverlening aan de werkgevers in de regio. Ze hoeven dan niet met elke afzonderlijke gemeente na te gaan, welke voorwaarden en regelingen van toepassing zijn. Op basis van dit besluit om in de regio de re-integratie instrumenten te harmoniseren, zijn de beleidsregels voor opstapsubsidie aangepast.

Artikel 1

Dit artikel volgt de begripsbepalingen van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2017.

Artikel 2

De opstapsubsidieregeling heeft een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden. Wanneer een werkzoekende in de genoemde periode aaneengesloten aan het werk is geweest en geen aanspraak heeft gemaakt op een uitkering, komt de werkgever in aanmerking voor opstapsubsidie.

Artikel 3

Dit artikel is opgenomen om de werkzoekende te beschermen tegen werkgevers die zich niet houden aan CAO- en aanverwante afspraken.

Artikel 4

Voordat opstapsubsidie wordt ingezet moet per werkzoekende bepaald worden of opstapsubsidie een geëigend instrument is. Dit wordt bepaald aan de hand van de afstand van de werkzoekende tot de arbeidsmarkt. Per werkzoekende kan opstapsubsidie slechts één maal worden ingezet.

De doelgroep is met deze beleidsregels verbreed naar alle personen die behoren tot de doelroep zoals genoemd in artikel 7a, eerste lid onder a van de wet, echter met uitzondering van personen  die zijn opgenomen in het doelgroepregister en aanspraak kunnen maken op loonkostensubsidie ingevolge artikel 6, eerste lid onder e. van de wet (doelgroep loonkostensubsidie).

De opstapsubsidie kan alleen worden ingezet indien de werkzoekende op dat moment niet zelfstandig werk kan vinden, maar wel redelijkerwijs verwacht kan worden dat hij/zij zich binnen 12 maanden zodanig kan ontwikkelen dat uitstroom naar ongesubsidieerde arbeid mogelijk is. Hiervoor moet worden bepaald wat de afstand is tussen de werkzoekende en de reguliere arbeidsmarkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de volgende kenmerken:

  • .

    uitkeringsduur

  • .

    opleidingsniveau

  • .

    motivatie

  • .

    werkervaring

  • .

    thuissituatie

  • .

    gedrag.

De beoordeling door het college vindt plaats op grond van het maatwerkbeginsel.

 

Artikel 5

In dit artikel wordt het eerste jaar van de opstapsubsidie van de gemeente Zoeterwoude beschreven. Deze heeft een duur van 12 maanden. Dit kunnen ook twee contracten van 6 maanden zijn.

Hierbij wordt uitgegaan van een aantal uren waarmee de werkzoekende uit de uitkering is. Doorgaans is dit 32 uur per week. Hiervan kan in bepaalde gevallen worden afgeweken. Wanneer een werkgever een vacature heeft voor minder dan 32 uur per week, zal de opstapsubsidie naar rato worden verstrekt. Wanneer de werkzoekende vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat is 32 uur per week te werken wordt de hoogte van de subsidie eveneens naar rato berekend.

Reguliere werkgevers, maar ook intermediairs, zoals uitzendbureaus en detacheringsbureaus, kunnen in aanmerking komen voor opstapsubsidie. Zolang zij maar voldoen aan bovenstaande voorwaarden en bepalingen.

 

Artikel 6

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 7

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 8

Dit artikel is opgenomen om het mogelijk te maken om het recht op opstapsubsidie in te trekken wanneer deze ten onrechte verstrekt wordt. Terugvordering kan plaatsvinden als blijkt dat deze subsidie onterecht is verstrekt doordat de werkgever onjuiste informatie heeft verstrekt.

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is dan van toepassing omdat de loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet beschouwd kan worden als een subsidie in de zin van artikel 4:21 lid 1 Awb.

Als er sprake is van onverschuldigde betaling van subsidiebedragen, dan kan de subsidie worden teruggevorderd op grond van artikel 4:57 lid 1 Awb.

Aan een terugvorderingsbesluit op grond van artikel 4:57 lid 1 Awb moet altijd een expliciet besluit tot lagere vaststelling (artikel 4:46 Awb) of intrekking van de subsidieverlening (artikel 4:48 Awb) voorafgaan. Is dat niet gedaan, dan ontbreekt de grondslag voor het aannemen van onverschuldigde betaling. Artikel 4:57 lid 1 Awb kan derhalve als grondslag voor terugvordering dienen, uiteraard mits aan de genoemde vereisten is voldaan.

 

Als de subsidieverplichtingen niet worden nageleefd of de subsidiabele activiteit wordt niet (volledig) verricht, dan kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld (artikel 4:46 Awb). Als dit is gebeurd, dan heeft de gemeente de bevoegdheid om alsnog terug te vorderen op grond van artikel 4:57 Awb.

 

Artikel 9 t/m 12

Deze slotbepalingen spreken voor zich.