Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent treasury (Treasurystatuut Gemeente Zoeterwoude 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent treasury (Treasurystatuut Gemeente Zoeterwoude 2020)

De raad van de gemeente Zoeterwoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zoeterwoude d.d. 5 november 2019;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 14 van de Financiële verordening Zoeterwoude 2018,

BESLUIT:

vast te stellen:

Treasurystatuut gemeente Zoeterwoude 2020

1. Inleiding

De gemeente voert twee instrumenten op het gebied van treasury:

Allereerst dit Treasurystatuut. In dit statuut wordt de “beleidsmatige structuur” van de treasury-functie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Dit statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het Treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een Paragraaf Financiering op in de begroting en in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Bij het opstellen van dit Treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders zoals de Gemeentewet, BBV, Wet Fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

2. Treasurystatuut

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Daggeld

Deposito voor één dag tegen de op de betreffende dag geldende rente (Call-geld);

- Deposito

Spaarvorm waarbij geld tegen een vaste rente voor een bepaalde, vooraf overeengekomen, periode wordt weggezet. Gedurende de overeengekomen periode kan men niet over het geld beschikken;

- Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeld

Kortlopende leningen zonder tussentijdse aflossingen tegen veelal spe¬ci¬fie-ke vo¬or¬wa¬ar¬den en met een loop¬tijd korter dan twee jaar;

- Kasgeldlimiet

Een bedrag, gebaseerd op de Wet Fido ter grootte van 8% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

- Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

- Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitenplanning

Een prognose van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

- Onderhandse lening

Direct bij marktpartijen te plaatsen leningen met een looptijd langer dan twee jaar;

- Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

- Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Renteconversie

Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente;

- Rentetypische looptijd

Looptijd tussen twee renteconversiemomenten;

- Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

- Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II Treasuryfunctie

Artikel 2 Doelstellingen

De gemeente onderscheidt een vijftal doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido, respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 5.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Artikel 3 De treasurer

Het college draagt de bevoegdheid tot het aanwijzen van de treasurer over aan de directeur van het Servicepunt71. Deze wijst een medewerker van het Servicepunt71 aan als treasurer, alsmede een plaatsvervanger van de treasurer.

Artikel 4 Treasurytaken

In de treasuryfunctie zijn vijf taakgebieden ondergebracht:

  • 1.

    Het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi, en andere financiële vermogens-waarden van de gemeente

  • 2.

    Het beheren van de portefeuille van opgenomen en/of uitgezette geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen.

  • 3.

    Het uitlenen van geldmiddelen aan andere decentrale overheden en schatkistbankieren.

  • 4.

    Het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelen-beheer.

  • 5.

    Regelmatig toezicht houden op het beheer van contante geldmiddelen van de gemeente.

  • 6

    Voor het aantrekken van geldmiddelen en het uitzetten van geldmiddelen, anders dan op grond van schatkistbankieren, is overeenstemming vereist met de in het mandaadbesluit van de gemeente aangewezen functionarissen.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 5

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de gemotiveerde publieke taak uitsluitend verstrekken aan als bonafide beoordeelde organisaties.

  • 2.

    Geldmiddelen kunnen worden uitgezet bij andere decentrale overheden.

  • 3.

    Overtollige geldmiddelen worden dagelijks, conform de rijksregeling, vanaf een overschot van € 250.000, of, indien hoger, 0,75% van het begrotingstotaal, overgemaakt naar het rijk uit hoofde van schatkistbankieren.

  • 4.

    Uitzettingen anders dan voor de publieke taak, bij andere decentrale overheden of in het kader van schatkistbankieren zijn niet toegestaan.

  • 5.

    Er worden geen leningen aangetrokken met als enig doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 6.

    Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan voor het beperken van financiële risico’s. Voor het gebruik van derivaten is altijd de instemming van het college vereist.

IV Renterisicobeheer

Artikel 6

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden, conform de Wet Fido.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden, conform de Wet Fido.

  • 3. Nieuwe leningen en/of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen, waaronder de huisbankier;

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury tot uitsluitend uitleningen aan andere (decentrale) overheden of via schatkistbankieren aan het Ministerie van Financien.

VI Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 8

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning, welke bij het opstellen van de begroting wordt opgesteld voor het begrotingsjaar en de meerjarenplanning. Bij ontwikkelingen in het liquiditeitbeheer informeert de treasurer de gemeente.

VII Valutarisicobeheer

Artikel 9

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Financiering

VIII Financiering

Artikel 10

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en obligatieleningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen, waaronder de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken.

IX Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente streeft naar gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan een AA-rating;

  • 2.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecten-instellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank, AFM en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

X Geldstromenbeheer

Artikel 12

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. De liquiditeitspositie is altijd voldoende om te garanderen dat verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 3.

    de stroom van contant geld zoveel mogelijk beperkt, maar blijft, uit oogpunt van klantvriendelijkheid, wel altijd mogelijk.

XI Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt, conform artikel 6 lid 1, de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en krediet in rekening courant tot de kredietlimiet;

  • 4.

    D gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken.

Administratieve organisatie en interne controle

XII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten worden op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bevoegdheden worden via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering van, en de controle op transacties geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering van transacties en de registratie daarvan in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 5.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 6.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

XIII Verantwoordelijkheden

Artikel 15

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

  • Vaststellen van de publieke taak;

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten, in de financiële verordening;

  • Het vaststellen van de paragraaf Financiering in de begroting en jaarrekening;

  • Het toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van Burgemeester en Wethouders

  • Vaststellen van het treasurystatuut;

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het treasurystatuut;

  • Besluiten over het aangaan van leningen vanaf 5 miljoen euro;

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Portefeuillehouder financiën

  • Politiek verantwoordelijk voor het treasurybeleid.

Portefeuillehouder financiën en controller

  • Besluiten over het aangaan van leningen tot 5 miljoen euro

Servicepunt71en concerncontroller

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Autoriseren van financieringstransacties binnen de kaders van dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf in de begroting;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

De afdelingshoofden (budgethouders)

  • Het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de controller of treaserur.

Servicepunt71

  • Het, conform dit treasurystatuut, uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer.;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

  • Het beheren van de geldstromen;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het adviseren van de gemeente over de financiële gevolgen van activiteiten en projecten;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de administratie;

  • Het afleggen van verantwoording aan de gemeente over de uitvoering van de gemandateerde activiteiten.

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het rapporteren aan het afdelingshoofd financiën over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

XIV Inwerkingtreding

Artikel 17

Dit “Treasurystatuut Gemeente Zoeterwoude 2020” treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Op dezelfde datum wordt het Treasurystatuut Gemeente Zoeterwoude 2018 ingetrokken

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 12 december 2019.

G. J. Buijs

griffier,

E.G.E.M. Bloemen

burgemeester.

3. Toelichting op het Treasurystatuut

In dit Treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd.

Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Door middel van limieten en richtlijnen wordt het risicoprofiel van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf Financiering bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en, in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf Financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht

 
 

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats moet treasury ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Treasury moet waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de benodigde middelen aan te trekken, dan wel overtollige middelen uit te zetten bij andere decentrale overheden of via schatkistbankieren. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel en tenminste marktconform te zijn.

 
 

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico's:

 

- Renterisico's. is het risico van schommeling in de rentetarieven.

 

- Koersrisico's, is het risico van transacties in koersgevoelige producten.

 

- Kredietrisico's, is het risico dat uitgeleend geld niet wordt terugontvangen.

 

- Interne liquiditeitsrisico's. is het risico dat er onvoldoende middelen direct beschikbaar zijn om aan de verplichtingen te voldoen.

 

- Valutarisico's. is het risico van wisselkoersen van andere valuta.

 

Het is de taak van treasury deze risico's tegen acceptabele condities zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 9 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 
 

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Kosten kunnen bestaan uit rentekosten, provisies, boetes en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren tegen zo laag mogelijke kosten.

 
 

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft naar optimale renteresultaten ofwel laag mogelijk rentekosten, dan wel zo hoog mogelijke renteopbrengsten, zonder dat daarbij ongepaste risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen bij het beperken en beheersen van financiële risico’s; de treasuryfunctie heeft immers géén winstoogmerk. Binnen het risicoprofiel uit de Wet Fido en dit treasurystatuut wordt desondanks gestreefd naar optimale renteresultaten.

 
 

Artikel 3

In artikel 3 wordt bepaald dat het dagelijks beheer over de bankrekeningen van de gemeente en de treasuryfunctie is overgedragen aan de directeur van het Servicepunt71. De directeur van het Servicepunt71 draagt zorg voor de verdeling van bevoegdheden aan medewerkers van het Servicepunt71

 
 

Artikel 4

In artikel 4 worden de taken van treasury beschreven. De taak bestaat uit het toezicht houden en beheren van de geldmiddelen.

 

Voor het aantrekken van geldmiddelen is altijd instemming van het college vereist. In de mandaatregeling is het aantrekken van geldmiddelen tot 5 miljoen euro gemandateerd aan de wethouder Financien in overleg met de controller

 
 

Artikel 5 lid 1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de publieke taak waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds, en de beperkte mogelijkheden van uitzettingen van tijdelijk overtollige middelen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak en het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury.

 

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak.

 

Artikel 5 lid 1 geeft aan dat het college een afweging moet maken over de kredietwaardigheid van organisaties waaraan een lening wordt verstrekt of garant wordt gestaan uit hoofde van de publieke taak

 
 

Artikel 5 lid 2

Conform de Wet Schatkistbankieren mogen tijdelijk overtollige middelen worden uitgezet bij andere (decentrale) overheden zoals provincies, water-schappen en gemeenten.

 
 

Artikel 5 lid 3

Conform de Wet Schatkistbankieren dienen gemeenten na afloop van elke dag elke het slado op de bankrekeningen boven de 0,75% van het begrotingstotaal met een ondergrens van € 250.000 over te maken naar een rekening op naam van de gemeente bij het ministerie van financiën

 
 

Artikel 5 lid 4 - 5

Het is decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten.

 
 

Artikel 5 lid 6

In de markt is de naam derivaat een verzamelnaam voor financiële producten die in meer of mindere mate risico’s meebrengen of juist risico’s voorkomen.

 

In artikel 5 lid 6 is bepaald dat derivaten uitsluitend zijn toegestaan ter beperking van financiële (rente) risico’s. Voor het inzetten van derivaten is altijd de instemming van het college vereist.

 
 

Artikel 6 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Dat is een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 
 

Artikel 6 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen-portefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar te vermenigvuldigen met 20% (artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 
 

Artikel 6 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 
 

Artikel 6 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Hier wordt zeer terughoudend mee omgegaan omdat renteontwikkelingen, zeker op langere termijn altijd ongewis blijven.

Artikel 6 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd van uitzettingen (de periode dat de rente van een uitzetting vast is), wordt de invloed van wisselende marktrente op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn

 
 

Artikel 7

Voor financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt de Wet Fido en de wet Schatkistbankieren als belangrijkste uitgangspunt. Dat wil zeggen dat tijdelijk overtollig geld uitsluitend kan worden weggezet bij andere overheden of, in de vorm van schatkistbankieren, bij het ministerie van Financiën

 
 

Artikel 8

In dit artikel wordt bepaald dat de gemeente bij het opstellen van de begroting zo goed mogelijk inschat wat de financieringsbehoefte is op de korte termijn (12 maanden) en de lange termijn. Daarmee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat er overtollig geld in bezit is, dan wel dat er onverwacht geld tegen ongunstiger voorwaarden moet worden aangetrokken

 
 

Artikel 9

Leningen en uitzettingen worden uitsluitend uitgevoerd in euro’s ter voorkoming van risico’s als gevolg van wisselkoersen in andere valuta.

 
 

Artikel 10 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

 
 

Artikel 10 lid 2

Teneinde de rentekosten zo laag mogelijk te houden wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd door bij voorrang gebruikte maken van (tijdelijke) liquiditeits-overschotten reserves en nog besteedbare voorzingen.

 
 

Artikel 10 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

 
 

Artikel 10 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11

Dit artikel beoogd te bereiekn dat de gemeente alleen zaken doet met betrouwbare en kredietwaardige partijen Door het eisen van de minimale rating van AAA voldoet de kredietwaardigheid van de bankrelatie aan hoge eisen.

 

Het inschakelen van tussenpersonen wordt waar mogelijk beperkt maar is niet uitgesloten. Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de tegenpartijen. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Wel stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiele Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

 
 

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door uitgaande geldstromen waar mogelijk af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee kan worden voorkomen dat tekorten of onnodige overschotten ontstaan

 
 

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

 
 

Artikel 12 lid 3

Contant geld is fraudegevoelig. Ter bescherming van gemeente en kas-beheerders wordt het handelen met contant geld ontmoedigd en tot een minimum beperkt hoewel het uit oogpunt van klantvriendelijkheid voor burgers ten alle tijden mogelijk moet blijven om met contante middelen hun schuld bij de gemeente te voldoen.

 
 

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Om de noodzaak van interne overboekingen te beperken worden de verschillende rekeningen van de gemeente bij één bankinstelling bij voorkeur opgenomen in een rentecompensatiecircuit waarbij de debet- en creditsaldi van alle rekeningen worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover debet of creditrente wordt berekend.

 
 

Artikel 13 lid 2 /

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financierings-

Artikel 13 lid 3

instrumenten benoemd. De term daggeld (callgeld) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

 
 

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken.

 

Het Treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, alsmede taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen. Vanwege de omvang en de aard van de transacties en risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de geëigende documenten zoals mandaten, besluiten etc.