Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent bijzondere bijstand en minimaregelingen

Geldend van 24-12-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent bijzondere bijstand en minimaregelingen

1 INLEIDING

1.1 Doelstelling van deze nota

In deze nota zijn de beleidsregels opgenomen op het gebied van inkomensondersteuning voor burgers met een inkomen rond het sociaal minimum. Het is een uitwerking van de landelijke wet- en regelgeving en de uitgangspunten van de invoering van de drie decentralisaties zijnde de zelfredzaamheid van de Zoeterwoudse burger en dat er meer nog dan voorheen gekeken wordt naar individuele mogelijkheden. Eventuele (financiële) ondersteuning is afhankelijk van de specifieke situatie waarin een cliënt en zijn gezin zich bevindt.

Hiermee wordt aangesloten bij het gegeven dat met invoering van de Participatiewet er meer nadruk is komen te liggen op de individuele bijzondere bijstand doordat de categoriale bijzondere bijstand is beperkt tot alleen nog het kunnen aanbieden van een collectieve aanvullende zorgverzekering.

Met het vastleggen van de beleidsregels in deze nota wordt beoogd de uniformiteit in de uitvoering te bevorderen en mede daardoor de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de burger te vergroten.

1.2 Nibud Prijzengids

Omdat verstrekking van bijzondere bijstand in principe mogelijk is voor alle denkbare soorten kosten mits wordt voldaan aan eisen die de Participatiewet stelt, is het ondoenlijk in deze nota alle onderwerpen op te nemen. Voor kostensoorten die in deze nota niet zijn genoemd vormen de actuele prijzen zoals genoemd in de Nibud Prijzengids het vertrekpunt. Met behulp van deze gids kan de maximale hoogte van de vergoeding vast worden gesteld, bijvoorbeeld door de meerkosten te bepalen, die onder bepaalde voorwaarden door de bijzondere bijstand aan een huishouden worden vergoed.

1.3 Inwerkingtreding en geldigheidsduur van deze nota

De Gewijzigde beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen

Gemeente Zoeterwoude 2018 treden in werking de dag na publicatie. De Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Gemeente Zoeterwoude 2018 worden per deze datum ingetrokken.

De nota wordt niet voor een bepaalde tijd vastgesteld. Het nagaan of de regelgeving nog correspondeert met politieke voorkeuren, beschikbare budgetten, gewijzigde wetten, nieuwe jurisprudentie en interne procesvereisten is een continu proces.

Periodiek zal worden onderzocht of aanpassing noodzakelijk is.

2 DE INSTRUMENTEN

2.1 Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is bedoeld als compensatie voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen, het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm en voorliggende voorzieningen. In artikel 35 Participatiewet is het recht op bijzondere bijstand geregeld.

Vormen van bijzondere bijstand

Strikt genomen zijn er twee vormen van bijzondere bijstand. De individuele bijzondere bijstand en de categoriale bijzondere bijstand.

Voor verlening van categoriale bijzondere bijstand is het voldoende om vast te stellen dat de belanghebbende tot de doelgroep behoort. Bij verlening van individuele bijzondere bijstand is de individuele situatie van de belanghebbende bepalend. Er dient te worden vastgesteld dat de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn, dat ze voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden en dat ze ook daadwerkelijk zijn/worden gemaakt.

Met de invoering van de Participatiewet is nog maar één soort categoriale bijzondere bijstand toegestaan. Het betreft de mogelijkheid bijzondere bijstand te verstrekken in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering. De inkomensgrens die in de WWB voor categoriale bijzondere bijstand was opgenomen (maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm) is komen te vervallen. De gemeente Zoeterwoude heeft besloten de inkomensgrens voor Zoeterwoudse inwoners te verruimen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Naast de individuele en de categoriale bijzondere bijstand kan er nog een tussenvorm van bijzondere bijstand worden onderscheiden: de bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken. Deze vorm van bijzondere bijstand komt tegemoet aan de in de praktijk bestaande behoefte bijstand te kunnen verstrekken aan groepen waarvan het aannemelijk is dat zij meerkosten maken, zonder dat individueel behoeft te worden getoetst op de noodzakelijkheid van die kosten. Een voorbeeld waarbij van deze aanname kan worden uitgegaan is de groep van gezinnen met schoolgaande kinderen. Zij hebben te maken met directe en indirecte schoolkosten en met (extra) kosten van maatschappelijke participatie. Zij komen in aanmerking voor een combinatie van regelingen, samengevat onder de noemer Kindpakket.

Als laatste vorm van bijzondere bijstand kan nog genoemd worden een bijdrage in de vorm van een Individuele inkomenstoeslag of een Individuele studietoeslag. De Individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor mensen die langdurig met een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij uitzicht hebben op verbetering van dat inkomen. De Individuele studietoeslag is bedoeld om mensen met een arbeidshandicap een steuntje in de rug te geven om (toch) te gaan studeren.

Voor beide toeslagen geldt dat men daarvoor pas in aanmerking kan komen als aan in de Participatiewet opgenomen en in de gemeentelijke verordeningen uitgewerkte criteria wordt voldaan. Bij vaststellen van het recht is daarnaast sprake van beoordeling van individuele omstandigheden zodat maatwerk mogelijk is en de toeslag terecht komt bij de mensen die dat echt nodig hebben.

De indeling van de hoofdstukken volgend op dit hoofdstuk, waarin inhoudelijk (verder) wordt ingegaan op de in deze paragraaf genoemde bijzondere bijstandsregelingen, is gebaseerd op de aard en doelgroepen van die regelingen. Daarbij is de bijzondere bijstand die niet onder de 'gewone' individuele bijzondere bijstand valt opgenomen in aparte hoofdstukken. Op deze wijze wordt getracht de bruikbaarheid van deze nota te vergroten voor de dagelijkse bijstandsuitvoeringspraktijk.

2.2 Draagkracht

Om te kunnen beoordelen of bijzondere bijstand kan worden toegekend en (indien van toepassing) wat de hoogte daarvan moet zijn, vindt er een draagkrachtrekening plaats.

Bij bepaling van de draagkracht wordt uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen. Dit zijn inkomens- en vermogensbestanddelen die niet buiten beschouwing mogen worden gelaten bij de vaststelling van de draagkracht.

In aanmerking te nemen middelen

Bij de draagkrachtbepaling zijn de in aanmerking te nemen middelen gelijk aan de middelen genoemd in de artikelen 31 t/m 34 Participatiewet (die geldend zijn bij beoordeling van het recht op algemene bijstand). Dit betekent eveneens dat alle in de genoemde artikelen vermelde vrijstellingen van toepassing zijn.

De hier genoemde in aanmerking te nemen middelen, zowel betrekking hebbend op inkomen als vermogen, zijn van toepassing bij de draagkrachtbepaling in alle gevallen van bijzondere bijstandsverlening. Dit is alleen anders indien in deze nota bij specifieke soorten bijzondere bijstand expliciet anders is bepaald (zie ook hieronder bij 'Uitzonderingen').

Van toepassing zijnde bijstandsnorm

Bij het vaststellen van de draagkracht wordt het in aanmerking te nemen inkomen afgezet tegen de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 van de Participatiewet, inclusief de eventuele verlaging van de norm op grond van artikel 27 of 28 van de Participatiewet.

De kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet is niet van toepassing op aanvragen bijzondere bijstand of de minimaregelingen. Voor deze aanvragen wordt aangenomen dat de belanghebbende de kosten niet kan delen met een ander. De kostendelersnorm is geïntroduceerd vanwege de schaalvoordelen van de algemeen noodzakelijke bestaanskosten, zoals woonlasten. De kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd betreffen individuele kosten waarvan de belanghebbende niet wordt geacht die te kunnen delen met medebewoners.

Draagkracht

De draagkracht wordt berekend over de in aanmerking te nemen middelen met inachtneming van de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.

Als inkomensgrens voor het bepalen van de draagkracht geldt 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag). Belanghebbenden met een inkomen lager dan 120% van het van de van toepassing zijnde bijstandsnorm hebben geen draagkracht.

Het deel van het inkomen boven de inkomensgrens van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm moet belanghebbende met inachtneming van onderstaande percentages aanwenden ter voldoening van de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd. Dit deel van het inkomen is iemands draagkracht.

Het berekenen van de draagkracht gebeurt aan de hand van percentages:

  • -

    een draagkrachtpercentage van 20% voor dat deel van het inkomen dat minder bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm,

  • -

    een draagkrachtpercentage van 50% voor dat deel van het inkomen dat tussen 130% en 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ligt, en

  • -

    een draagkrachtpercentage van 100% voor dat deel van het inkomen dat meer bedraagt dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

De draagkracht in het inkomen wordt gebaseerd op het inkomen voorafgaande aan de maand van de aanvraag of voorafgaande aan de maand waarin de kosten worden gemaakt door:

  • a.

    bij een vast inkomen uit te gaan van het inkomen in de voorafgaande maand.

  • b.

    bij een onregelmatig inkomen uit te gaan van het gemiddelde inkomen over de drie voorafgaande maanden.

  • c.

    bij inkomen uit een zelfstandig bedrijf of beroep uit te gaan van het inkomen over het kalenderjaar voorafgaand aan de bijzondere bijstandsaanvraag. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) fiscale aanslag over dat jaar.

Voor het vermogen wordt aangesloten bij het de grens van het in aanmerking te nemen vermogen. Als het vermogen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin op de aanvraagdatum meer bedraagt dan het geldende bescheiden vrij te laten vermogen (artikel 34, derde lid Participatiewet), kan geen beroep worden gedaan op bijzondere bijstand.

Het is bij wijze van uitzondering toegestaan een bedrag van maximaal € 5.000 per persoon te reserveren voor begrafenis of crematie. Het geld moet blijkens over te leggen bewijsstukken voor deze bestemming apart zijn gezet. Ook moet het niet mogelijk zijn dit geld aan iets anders te besteden.

Draagkrachtperiode

In artikel 35, eerste lid Participatiewet is voorts geregeld dat het college het begin en de duur bepaalt van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking worden genomen. Deze zogenaamde draagkrachtperiode wordt gesteld op twaalf maanden en gaat in op de eerste van de maand waarin de (eerste) aanvraag is ingediend.

Uitzonderingen

Bij beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand dient voor het bepalen van de draagkracht te worden uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen. Hiervoor geldt een algemene uitzondering en een aantal specifieke uitzonderingen.

Algemene uitzondering:

Indien een wettelijk (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) of een minnelijk (3-jarig) schuldbemiddelingstraject wordt doorlopen, is de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm.

Specifieke uitzonderingen:

Daarnaast zijn er bijzondere uitzonderingen die betrekking hebben op de in aanmerking te nemen middelen en de draagkrachtberekening. Dit geldt voor de volgende soorten bijzondere bijstand

  • a.

    Collectieve aanvullende zorgverzekering

  • b.

    Kindpakket

  • c.

    Declaratieregeling Maatschappelijke Participatie

  • d.

    Regeling verborgen kosten die samenhangen met een langdurige zorgvraag, chronisch ziekte of handicap

  • e.

    Individuele inkomenstoeslag

  • f.

    Individuele studietoeslag

  • g.

    Eigen bijdrage WMO-maatwerkvoorzieningen

  • h.

    Woonkostentoeslag

Zie voor de hierboven genoemde uitzonderingen de hoofdstukken/paragrafen waarin de betreffende onderwerpen zijn opgenomen.

2.3 Drempelbedrag

In artikel 35, tweede lid Participatiewet is opgenomen dat het college bevoegd is om bijzondere bijstand te weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen twaalf maanden een bedrag van € 132,-- (1 januari 2018) niet te boven gaan. De gemeente Zoeterwoude kiest ervoor geen drempelbedrag te hanteren.

2.4 Indienen aanvraag bijzondere bijstand

Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Echter, het college wil voorkomen dat belanghebbenden met een minimuminkomen het recht op bijzondere bijstand mislopen als zij bijvoorbeeld op een later moment in het bezit komen van de nota of iets later de aanvraag om bijstand indienen. Het college maakt daarom gebruik van de mogelijkheid om buitenwettelijk begunstigend beleid vast te stellen en kiest voor een aanvraagtermijn tot uiterlijk 13 weken vanaf de dagtekening van de nota en niet het moment dat de kosten zich voordoen. Hiervoor is gekozen om belanghebbenden niet te kort te doen als derden, bijvoorbeeld een bewindvoerder, veel later de nota verstuurt. Daarbij komt dat belanghebbenden pas geconfronteerd worden met betaling van de kosten vanaf het moment dat de nota wordt ontvangen.

Voor aanvragen om verhuis- en inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen geldt voornoemde termijn van 13 weken niet. Voor deze kosten is het noodzakelijk om vooraf de noodzaak van de aanschaf vast te stellen. Dit geldt ook voor kosten die behoren tot de algemene kosten van het bestaan, zoals woonkosten. Het gaat om kosten die in principe uit het inkomen voldaan moeten worden. In het verlengde van de algemene bijstand geldt voor deze kosten dat deze pas toegekend kunnen worden vanaf het moment dat deze aangevraagd zijn.

2.5 Betaling bijzondere bijstand

Om te voorkomen dat kosten als niet noodzakelijk worden beschouwd geldt het beginsel dat voordat de kosten zijn gemaakt een aanvraag wordt ingediend (zie ook paragraaf 2.4) en dat de bijzondere bijstand wordt overgemaakt na inlevering van een pro forma op naam.

Binnen vier weken na dagtekening van het toekenningsbesluit moet de nota op naam en/of het betalingsbewijs zijn overgelegd. Indien belanghebbende niet aan deze voorwaarde voldoet, zal de beslissing worden herzien en het reeds uitbetaalde worden verrekend of teruggevorderd.

In het geval belanghebbende hierom verzoekt of belanghebbende niet in staat wordt geacht de kosten eerst zelf te voldoen kan de bijstand rechtstreeks worden overgemaakt aan de leverancier.

Indien gebruik gemaakt wordt van de aanvraagtermijn van 13 weken kan de aanvraag alsnog worden afgewezen als de noodzaak voor bijstand verstrekking volgens het college ontbreekt. Dit pleit ervoor, indien mogelijk, om een aanvraag in te dienen alvorens de kosten zijn gemaakt.

2.6 Uitsluiting recht op bijzondere bijstand/minimaregelingen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand indien:

  • 1.

    Beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, toereikend en passend wordt geacht voor de belanghebbende.

  • 2.

    De kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt (artikel 15 Participatiewet).

  • 3.

    De belanghebbende over voldoende draagkracht beschikt.

  • 4.

    De kosten waarvoor belanghebbende een aanvraag indient niet aangetoond of geverifieerd kunnen worden (met uitzondering van de collectieve aanvullende zorgverzekering).

Er bestaat geen recht op de minimaregelingen en de collectieve aanvullende zorgverzekering indien:

  • 5.

    Belanghebbende aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

2.7 Onvoorziene omstandigheden

Voor de kosten waarin niet is voorzien in deze nota kan op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden toegekend. De noodzaak van de te maken kosten moet vooraf worden vastgesteld. Het college levert maatwerk, hetgeen betekent dat in de rapportage aan de noodzaak, aard van de kosten, bijzondere omstandigheden en motivatie tot toekenning dan wel afwijzing uitgebreid aandacht wordt besteed.

2.8 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan ten gunste van de belanghebbende op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

2.9 Aflossing bijzondere bijstand als lening

In de Participatiewet is niets vastgelegd over de aflossingsduur van de verstrekte bijzondere bijstand in de vorm van een lening (leenbijstand). Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, exclusief vakantietoeslag. Er wordt geen rente over de bijzondere bijstand als lening in rekening gebracht. Als de belanghebbende gedurende 36 maanden volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan wordt een eventuele restschuld kwijtgescholden. Zodra de belanghebbend zijn aflossingsverplichting niet nakomt zijn de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ van toepassing.

2.10 Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening is niet geregeld in de Participatiewet en kan hooguit worden gezien als een vorm van indirecte inkomensondersteuning. Omdat het wel van invloed kan zijn op de voorwaarden en de draagkrachtbepaling bij bijzondere bijstandsverlening, wordt het hier toch kort genoemd. Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden. De gemeente heeft daardoor expliciet de verantwoordelijkheid gekregen om schuldhulpverlening uit te voeren. De wijze waarop dit in Zoeterwoude wordt vormgegeven, wordt beschreven in het Richtinggevend plan gemeentelijke schuldhulpverlening 2016-2020.

Er bestaat geen inkomensgrens om gebruik te kunnen maken van schuldhulpverlening.

Het schuldhulpverleningsaanbod bestaat uit activiteiten als schuldsanering, schuldbemiddeling en budgetbeheer. In het plan wordt ingegaan op de voorwaarden voor deelname en worden de schuldhulpverleningsactiviteiten beschreven.

3 COLLECTIEVE AANVULLENDE ZORGVERZEKERING

Inwoners van Zoeterwoude met een inkomen niet hoger dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen deelnemen aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) van Zorg en Zekerheid. Men kan dan een basis zorgverzekering afsluiten waarvan de premie lager is dan die van de reguliere basis zorgverzekering van Zorg en Zekerheid. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een aanvullende verzekering af te sluiten; de AV-Gemeente Standaard of de AV-Gemeente Top. Deelname aan de CZM aanvullende verzekeringen is alleen mogelijk indien men ook voor de basiszorg bij Zorg en Zekerheid is verzekerd.

De AV-Gemeente Standaard is een aanvullende verzekering bedoeld voor mensen met een gemiddelde zorgvraag. Deze aanvullende verzekering wordt volledig door de gemeente betaald.

De AV-Gemeente Top is een aanvullende verzekering bedoeld voor mensen met een grote zorgvraag (chronisch zieken en gehandicapten). Een gedeelte van de premie wordt door de gemeente betaald, het restant komt voor rekening van de deelnemer.

Draagkracht (uitzondering)

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient het inkomen niet hoger te zijn dan 120% de toepasselijke bijstandsnorm. Het vermogen wordt geheel buiten beschouwing gelaten.

4 MINIMAREGELINGEN

4.1 KINDPAKKET

4.1a Regeling bijkomende schoolkosten

Er kan van worden uitgegaan dat de ouders van schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar noodzakelijke extra kosten hebben als gevolg van het feit dat die kinderen naar school gaan.

Omdat de bijzondere bijstand kan worden verleend voor zowel directe als indirecte schoolkosten komt een breed scala van kosten in aanmerking voor vergoeding. Te denken valt onder andere aan: gymkleding, een luizencape, een rekenmachine en overige schoolbenodigdheden; aan schoolexcursies en werkweken, vrijwillige ouderbijdrage etc.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Er zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die deel uitmaken van het gezin.

  • 2.

    De schoolkosten moeten naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn.

  • 3.

    De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

Hoogte maximale vergoeding

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt per schooljaar maximaal € 150,-- per kind dat de basisschool bezoekt en maximaal € 250,-- per kind dat vervolgonderwijs (inclusief beroepsonderwijs) volgt.

De vergoeding wordt toegerekend aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om bewijsstukken/ aankoopbewijzen te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

Draagkracht (uitzondering)

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient het inkomen niet hoger te zijn dan 120% de toepasselijke bijstandsnorm.

4.1b Computerregeling schoolgaande kinderen

Voor kinderen die deelnemen aan het primair en voortgezet onderwijs zijn een computer (laptop) en een printer onmisbaar apparaten.

Indien in een gezin geen computer of printer aanwezig is, kan er vanuit worden gegaan dat de aanschaf daarvan noodzakelijk is. Indien in een gezin wel een computer of printer aanwezig is, maar het apparaat ouder is dan 5 jaar, kan er vanuit worden gegaan dat vervanging noodzakelijk is. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor meer dan één computer/laptop per gezin, bijvoorbeeld als meerdere schoolgaande kinderen zgn. ‘laptoponderwijs’ volgen en de laptop niet gedeeld kan worden.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Er zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die deel uitmaken van het gezin.

  • 2.

    In het gezin is geen computer of printer aanwezig, of een computer of printer die ouder is dan 5 jaar.

  • 3.

    De afgelopen 5 jaar is deze bijzondere bijstand niet eerder verstrekt.

  • 4.

    Er is een offerte overlegd die betrekking heeft op de nieuw aan te schaffen computer met toebehoren. De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

Hoogte van de vergoeding

Om te voorkomen dat kinderen van minder draagkrachtige ouders worden belemmerd in hun educatieve ontwikkeling kan bijzondere bijstand ter hoogte van maximaal 100% van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de Prijzengids van het NIBUD voor de aanschaf van een computer of laptop. De richtprijs voor een computer (laptop) bedraagt in 2017 € 585,-- en voor een printer € 100,--. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

Draagkracht (uitzondering)

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient het inkomen niet hoger te zijn dan 120% de toepasselijke bijstandsnorm.

4.1c Jeugdfonds Sport & Cultuur Zoeterwoude

Kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar kunnen via het Jeugdfonds Sport & Cultuur Zoeterwoude een bijdrage krijgen voor deelname aan sport en culturele activiteiten. Een intermediair verzorgt hierbij de aanvraag. Een intermediair is iemand die professioneel betrokken is bij de opvoeding en ondersteuning van het kind, bijvoorbeeld leraren, interne schoolbegeleiders, maatschappelijk werkers, medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin, Jeugd- en Gezinsteam en Vluchtelingenwerk.

Daarnaast is het ook mogelijk om via de gemeente aangemeld te worden. Hiervoor kan men terecht bij het Loket Zorg, Werk en Inkomen of de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Door het NOC*NSF erkende sporten vallen onder de vergoeding vanuit het Jeugdfonds Sport, maar ook zwemles en fitness en peuter-moeder gym.

Binnen het Jeugdfonds Cultuur vallen aanvragen voor bijvoorbeeld muziekles, lidmaatschap muziekvereniging, dansles (waaronder ballet en streetdance) en theater. ook het lidmaatschap van de scouting valt onder het Jeugdcultuurfonds.

Voor één kind kan zowel een sportaanvraag als een cultuuraanvraag worden gedaan.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Er zijn kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar die deel uitmaken van het gezin.

  • 2.

    Een intermediair doet de aanvraag, niet de ouder(s) zelf.

  • 3.

    De startdatum mag niet in het verleden liggen. Reeds betaalde contributie wordt niet vergoed.

Hoogte maximale vergoeding

De bijdrage voor sport is in 2018 maximaal € 225,-- per twaalf maanden. inclusief eventuele attributen.

De bijdrage voor cultuur is in 2018 maximaal € 450,-- per twaalf maanden inclusief eventuele attributen.

De bijdrage wordt rechtstreeks aan de aanbieder betaald.

Draagkracht (uitzondering)

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient het inkomen niet hoger te zijn dan 120% de toepasselijke bijstandsnorm.

4.2 Declaratieregeling Maatschappelijke Participatie

Deze regeling is bedoeld om inwoners met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm te stimuleren om deel te nemen aan sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten ter voorkoming van sociale uitsluiting, om participatie te bevorderen en meer bewegen te stimuleren. Uitgangspunt is dat de declaratie betrekking heeft op kosten voor deelname aan sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten, bij voorkeur in groeps- of verenigingsverband, waaronder het volgende wordt verstaan:

Sportieve activiteiten: lidmaatschap van een sportvereniging gericht op actieve sportbeoefening en indien van toepassing, de aanschaf van verplichte teamkleding, noodzakelijke sportattributen of andere noodzakelijke voorzieningen. Een zwembadabonnement behoort eveneens tot de mogelijkheden.

Sociaal-culturele activiteiten: (periodieke) kosten, lidmaatschap, abonnement of kortingspas ten behoeve van het bezoeken van of deelnemen aan sociale of culturele activiteiten en indien van toepassing, de aanschaf of huur van verplichte kleding, noodzakelijke muziekinstrumenten of andere noodzakelijke voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan het lidmaatschap bibliotheek, lidmaatschap amateurkunst-of culturele vereniging, lidmaatschap hobbyclub, cursuskosten muzieklessen, theaterabonnement of losse kaartjes en museumjaarkaart.

Educatieve activiteiten: inschrijfkosten en lesgeld voor een niet voor de arbeidsinschakeling noodzakelijke cursus of opleiding, niet behorend tot het beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs.

Kosten die naar het oordeel van het college niet direct noodzakelijk zijn om inwoners te laten participeren of meer te laten bewegen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die naar het oordeel van het college tot doel hebben de belanghebbende te laten participeren in de samenleving en het meer bewegen stimuleren door deelname aan sportieve, sociaal-culturele activiteiten en educatieve activiteiten, bij voorkeur in groeps- of verenigingsverband

  • 2.

    De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

  • 3.

    Er bestaat geen recht op de Declaratieregeling Maatschappelijke Participatie als een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur Zoeterwoude.

Hoogte maximale vergoeding

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt per kalenderjaar maximaal € 250,--.

De bijzondere bijstand wordt toegerekend aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend. De bijzondere bijstand wordt niet aangewend voor bijkomende schoolkosten voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Hiervoor geldt een aparte regeling.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om bewijsstukken/ aankoopbewijzen te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

Draagkracht (uitzondering)

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient het inkomen niet hoger te zijn dan 120% de toepasselijke bijstandsnorm.

Ouders of voogden van kinderen die in Leiden, Zoeterwoude, Leiderdorp of Oegstgeest wonen en/of in deze gemeenten naar school gaan, kunnen een beroep doen op Leergeld Leiden en omstreken indien zij bepaalde voorzieningen niet kunnen betalen en een (oorspronkelijk) aantoonbaar inkomen hebben, dat beneden 120% van het bijstandsniveau ligt.

Leergeld Leiden en omstreken verricht maatwerk. Toegekende aanvragen bij één gezin geven geen recht op toekenning in andere gevallen.

4 INDIVIDUELE TOESLAGEN

4.1 Individuele inkomenstoeslag

De Individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor mensen die langdurig met een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij uitzicht hebben op verbetering van dat inkomen.

De hoogte, voorwaarden en uitvoeringsregels van deze in artikel 36 Participatiewet opgenomen toeslag zijn vastgelegd in de 'Verordening individuele inkomenstoeslag participatiewet' en in de 'Beleidsregels individuele inkomenstoeslag’ van de gemeente Zoeterwoude.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

De toeslag kan eenmaal per jaar worden toegekend als is vastgesteld dat de belanghebbende geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, zonder dat dit hem kan worden verweten. Dit wordt beoordeeld aan de hand van individuele omstandigheden waarbij rekening wordt gehouden met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en de inspanningen die hij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Daarnaast dient (kort samengevat) te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • -

    Leeftijd vanaf 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd.

  • -

    Belanghebbende heeft langer dan 3 jaar een in aanmerking te nemen inkomen dat niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • -

    Er is geen in aanmerking te nemen vermogen.

  • -

    Belanghebbende is niet verblijvend in een Wlz-inrichting.

  • -

    De afgelopen 12 maanden niet eerder de inkomenstoeslag toegekend gekregen.

Belanghebbenden die in de voorafgaande periode van 3 jaar voor de datum van aanvraag studiefinanciering of een compensatie in het kader van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten hebben ontvangen komen in beginsel niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag.

Hoogte inkomenstoeslag

De hoogte van de Individuele inkomenstoeslag is afhankelijk van de huishoudsituatie.

Draagkracht (uitzondering)

De inkomensgrens is voor de individuele inkomenstoeslag bepaald op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

4.2 Individuele studietoeslag

De Individuele studietoeslag is bedoeld om mensen met een arbeidshandicap een steuntje in de rug te geven bij het studeren. De achterliggende gedachte is dat het afsluiten van een lening om te gaan studeren voor deze groep mensen een hogere drempel vormt omdat de kans op een toekomstige baan kleiner is. Daarnaast biedt de toeslag een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie met een bijbaan te combineren.

De hoogte, voorwaarden en uitvoeringsregels van deze in artikel 36b Participatiewet opgenomen toeslag zijn vastgelegd in de 'Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015'.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

De toeslag wordt toegekend indien is vastgesteld dat de belanghebbende door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Daarnaast dient (kort samengevat) te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • -

    Leeftijd vanaf 18 jaar oud.

  • -

    Belanghebbende ontvangt studiefinanciering.

  • -

    Er is geen in aanmerking te nemen vermogen.

Hoogte studietoeslag

De hoogte van de Individuele studietoeslag bedraagt 20% van de bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21 onderdeel b Participatiewet of wanneer belanghebbende jonger is dan 21 jaar 20% van de norm voor gehuwden als bedoeld in artikel 20 lid 2 onderdeel b Participatiewet.

De toeslag wordt voor maximaal 12 maanden toegekend en wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Draagkracht (uitzondering)

De studietoeslag is een individuele toeslag die aan de aanvrager wordt toegekend. Het (eventueel gezamenlijke) inkomen wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Dit geldt niet voor het vermogen.

5 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND

5.1 Inleiding

Bij aanvragen voor individuele bijzondere bijstand dienen de regels neergelegd in de Participatiewet als uitgangspunt. De gemeente Zoeterwoude maakt daarnaast gebruik van jurisprudentie en het eigen gemeentelijk beleid.

Omdat deze bijstand slechts verleend kan worden indien er kosten zijn gemaakt die in het individuele geval noodzakelijk zijn en die voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden, gaat het bij het toekennen van deze bijstand per definitie om maatwerk.

De in dit hoofdstuk beschreven gevallen waarin bijzondere bijstand kan worden verstrekt, dient (dan ook) niet te worden gezien als een limitatieve opsomming. Er kan voor veel meer zaken bijzondere bijstand worden verleend.

Het doel van dit hoofdstuk is om op hoofdlijnen eenheid in de uitvoering te bereiken. Hierbij dient te worden bedacht dat het duidelijke individuele karakter van de bijzondere bijstand afwijking noodzakelijk kan maken.

5.2 Medische kosten

Vanaf 1 januari 2006 is iedere Nederlander (verplicht) verzekerd van basiszorg. De basis zorgverzekering is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) geregeld en heeft onder andere betrekking op vergoeding van de kosten voor standaardbezoek aan de huisarts, ziekenhuisopname en medicijnen. Uitgangspunt van de wetgever is dat de premie voor deze verzekering voor iedereen betaalbaar moet zijn. Daarom kan men bij een lager inkomen in aanmerking komen voor een Zorgtoeslag die verstrekt wordt door de Belastingdienst. Het is aan het individu zelf om zich voor aanvullende zorg te verzekeren. De gemeente kan hiervoor bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende verzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering. Voor inwoners van de gemeente Zoeterwoude is deze mogelijkheid ook gecreëerd. Zij kunnen, als aan de voorwaarden wordt voldaan, deelnemen aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) van Zorg en Zekerheid.

De Zvw is een toereikende passende voorliggende voorziening op het gebied van medische kosten. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten die niet onder de dekking van de basis zorgverzekering vallen. Wanneer de gemeente er toch voor kiest om medische kosten te vergoeden, dan is dit mogelijk op grond van 'buitenwettelijk begunstigend beleid'. De gemeente Zoeterwoude maakt gebruik van dit begunstigende beleid en hanteert daarbij een aantal voorwaarden.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1)

    Op grond van de Zorgverzekeringswet dient iedereen een verzekering tegen ziektekosten af te sluiten. In het kader van het bijzondere bijstandsbeleid voor medische verstrekkingen dient iedereen daarnaast over een aanvullende verzekering te beschikken. Wanneer mensen ervoor kiezen om zich niet aanvullend te verzekeren terwijl zij daarvoor wel in aanmerking kunnen komen, wordt dit gezien als een zelf gekozen risico.

  • 2)

    Elke aanvullende ziektekostenverzekering, mits tandartskosten zijn inbegrepen of een aanvullende verzekering voor tandartskosten is afgesloten, wordt als voorliggende voorziening door de gemeente geaccepteerd. Belanghebbende is niet verplicht zich te verzekeren bij Zorg en Zekerheid.

  • 3)

    De (eventuele) eigen bijdragen van de basis zorgverzekering per maand of per dag bij verblijf in een GGZ-instelling of een ziekenhuis komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Deze bijdragen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat bij een dergelijk verblijf kosten van levensonderhoud worden uitgespaard.

  • 4)

    Voor zorg die niet onder de basisverzekering valt, wordt men geacht zelf te reserveren. Deze zorg wordt niet vanuit de bijzondere bijstand vergoed. Een uitzondering hierop vormt vergoeding van basale tandheelkundige zorg.

  • 5)

    Het verplicht eigen risico en de premie voor de basisverzekering wordt niet vanuit de bijzondere bijstand vergoed. Deze kosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Zorg en Zekerheid biedt de mogelijkheid het eigen risico in termijnen te betalen.

  • 6)

    Medische kosten, inclusief tandheelkundige kosten, die op basis van een ingediende declaratie niet of niet volledig worden vergoed door de aanvullende verzekering komen slechts voor bijzondere bijstand verstrekking in aanmerking als deze naar het oordeel van het college noodzakelijk is en de gevraagde voorziening de goedkoopste adequate oplossing is. De belanghebbende overlegt in dit kader bij het indienen van een aanvraag een offerte, voordat de behandeling waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt uitgevoerd. De gemeente kan een medisch advies opvragen ter bevestiging van de noodzaak. Het aanvragen van een advies kan achterwege blijven als de kosten niet in verhouding staan tot de hoogte van de te verstrekken bijstand en de noodzaak van de voorziening aannemelijk is.

Hoogte van de vergoeding

In principe worden alle noodzakelijke medische kosten geacht te worden vergoed door de basis- dan wel aanvullende verzekering. Echter, vanwege de enorme diversiteit in dekking van aanvullende verzekeringen zullen niet alle noodzakelijke medische kosten (volledig) door de zorgverzekering worden vergoed. Medische kosten, ook tandheelkundige kosten, die op basis van een ingediende declaratie niet of niet volledig worden vergoed door de verzekering, komen voor bijzondere bijstand in aanmerking, als deze naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

5.3 Regeling verborgen kosten die samenhangen met een langdurige zorgvraag, chronisch ziekte of handicap

Mensen met een langdurige zorgvraag, chronisch zieken en gehandicapten hebben als gevolg van hun omstandigheden te maken met meerkosten, die niet of slechts gedeeltelijk door andere regelingen worden vergoed. Het gaat om zogenaamde verborgen kosten. Deze zogenaamde verborgen kosten zijn voor de genoemde groepen mensen hoger dan voor andere mensen.

Bij verborgen kosten kan worden gedacht aan:

  • -

    hogere telefoon- en portokosten

  • -

    extra kosten in verband met voedingsmiddelen

  • -

    extra kosten in verband met energieverbruik

  • -

    extra kledingslijtage

  • -

    bezorgkosten voor boodschappen

  • -

    kosten van batterijen voor een gehoorapparaat

  • -

    maaltijdenvoorziening (Tafeltje Dekje of soortgelijke voorzieningen)

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Een belanghebbende heeft recht op bijzondere bijstand als die behoort tot de doelgroep personen met een langdurige zorgvraag, chronisch ziekte en gehandicapten. De belanghebbende dient in beginsel zelf aan te tonen of er sprake is een langdurige zorgvraag, chronisch ziekte of handicap waardoor sprake is van meerkosten. De gemeente kan in bijzondere gevallen een medisch advies bij de GGD-aanvragen.

  • 2.

    Er is in ieder geval sprake van langdurige zorg als de belanghebbende een indicatie heeft voor verblijf in een Wlz-instelling voor minimaal 26 weken, een indicatie voor een maatwerkvoorziening in het kader van de WMO of kan aantonen dat hij in het voorgaande kalenderjaar volledig het eigen risico van de zorgverzekering heeft betaald. De verborgen kosten dienen verband te houden met de langdurige zorg, chronische ziekte of handicap.

  • 3.

    In beginsel kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten waarvoor via de gemeentelijke collectiviteit of een andere voorliggende voorziening een tegemoetkoming kan worden verkregen.

  • 4.

    De (meer-)kosten dienen aangetoond en geverifieerd te kunnen worden.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de prijzengids van het NIBUD. De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

Draagkracht (uitzondering)

Het eigen huis wordt bij het bepalen van het vermogen buiten beschouwing gelaten.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de (meer-)kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

5.4 Eigen bijdrage WMO-maatwerkvoorzieningen

In het kader van maatwerkvoorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) wordt voor begeleiding/dagbesteding, woningaanpassing, vervoersvoorzieningen en huishoudelijke hulp door het CAK een eigen bijdrage vastgesteld. De eigen bijdrage wordt voor 100% vergoed via de gemeentelijke collectieve aanvullende zorgverzekering van Zorg en Zekerheid tot een maximumbedrag per jaar, zowel middels de AV-Gemeente Standaard als de AV-Gemeente Top. De gemeentelijke collectieve zorgverzekering moet dan ook beschouwd worden als een voorliggende voorzieningen voor bijzondere bijstandverlening. Echter niet elke persoon is op de hoogte van deze regeling of kan direct overstappen naar Zorg en Zekerheid. Voor deze personen is een overgangsregeling getroffen. Er kan een beroep gedaan worden op bijzondere bijstandsverlening maar men wordt tegelijkertijd op gewezen dat men in de toekomst (direct daarna; indien hij zich onmiddellijk bij Zorg en Zekerheid aanvullend kan verzekeren, of anders; na aanvang van het volgende kalenderjaar) daarvoor niet meer in aanmerking komt. Er wordt dan geadviseerd om te gaan deelnemen aan de gemeentelijke collectiviteit. In bijzondere gevallen – indien er gegronde redenen zijn om vast te houden aan de aanvullende verzekering elders – bestaat er de mogelijkheid hiervan af te wijken.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    De persoon is aangewezen op de maatwerkvoorziening WMO en betaalt hiervoor een eigen bijdrage zoals berekend door het CAK.

  • 2.

    De persoon is elders aanvullend verzekerd en is niet eerder gewezen op de gemeentelijke collectieve aanvullende zorgverzekering en kan zich niet onmiddellijk aanvullend verzekeren bij Zorg en Zekerheid.

  • 3.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op de gemeentelijke collectieve aanvullende zorgverzekering.

Hoogte van de vergoeding

Indien een persoon niet bij Zorg en Zekerheid maar elders aanvullend is verzekerd en niet eerder is gewezen op de gemeentelijke collectieve aanvullende zorgverzekering, dan is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de eigen bijdrage na aftrek van de (eventuele) vergoeding van zijn verzekeraar.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden. Voorts wordt gewezen op de gemeentelijke collectieve zorgverzekering als voorliggende voorziening.

Draagkracht (uitzondering)

De inkomensgrens wordt gesteld op maximaal 120% de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het eigen huis wordt bij het bepalen van het vermogen buiten beschouwing gelaten.

5.6 Babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkeringsnorm algemene bijstand door middel van reservering. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien belanghebbende niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten en sprake is van een eerste kind kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. Indien het niet het eerste kind betreft kan alleen op grond van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze lening worden verstrekt.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

Van bijzondere omstandigheden kan in ieder geval worden uitgegaan indien:

  • 1.

    Belanghebbenden niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten. Dit is in ieder geval van toepassing als men tenminste 3 jaar heeft moeten rondkomen van een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    Er sprake is van een eerste kind.

  • 3.

    De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

Hoogte van de bijstand

Er wordt maximaal een bedrag verstrekt dat gelijk is aan 80% van het totaalbedrag dat is opgenomen in de tabel ‘Basispakket babyuitzet’ in de NIBUD-Prijzengids (basispakket bedraagt € 524,--). Indien nodig kan dit bedrag worden verhoogt met 80% van de bedragen opgenomen in de tabel ‘Aanvullend pakket babyuitzet’ voor een commode, kinderstoel en combiwagen. (Er wordt vanuit gegaan dat een deel van de uitzet tweedehands kan worden aangeschaft.) De bijzondere bijstand voor een babyuitzet wordt voor een eerste kind om niet verstrekt.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

5.7 Begrafeniskosten

De kosten van een uitvaart worden als kosten van de nalatenschap gezien. Als de saldering van de boedel én de bestaansmiddelen van de erfgenaam onvoldoende zijn en/of de verzekering de kosten niet dekt, kan zo nodig iedere erfgenaam afzonderlijk in de eigen woonplaats – bij meerdere erfgenamen voor zijn of haar aandeel in de kosten van de uitvaart -een verzoek indienen voor bijzondere bijstand, indien hij of zij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand en een verklaring van erfrecht wordt overgelegd.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens titel 17 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap, voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. Als de erfgenamen de nalatenschap (tijdig) verwerpen voorziet de gemeente in de uitvaart en de daarmee gemoeide kosten volgens de regels van de Wet op de lijkbezorging.

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering.

Hoogte bijzondere bijstand

Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand dienen de richtprijzen die zijn opgenomen in het hoofdstuk ‘Uitvaartkosten’ van de NIBUD-Prijzengids te worden gehanteerd. De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.

5.8 Rechtsbijstand

Als iemand een juridische procedure wil starten en niet in staat is deze procedure (de kosten van zijn advocaat) zelf te financieren, kan hij gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp. Voor deze rechtshulp geldt een eigen bijdrage. De hoogte van die bijdrage is afhankelijk van het inkomen. Voor mensen met een inkomen te hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm geldt de laagste eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage kan verder worden verlaagd indien cliënt eerst advies heeft gevraagd bij het Juridisch Loket en hij vervolgens middels een daar uitgegeven diagnosedocument is verwezen naar een advocaat. Met dit diagnosedocument krijgt hij een korting van € 53,-- 1 op de eigen bijdrage. Bij een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie, geldt de korting altijd en is het diagnosedocument niet nodig. Hetzelfde geldt als een zaak wordt behandeld (in hoger beroep) door een hogere instantie in een civiel of bestuursrechtelijk geschil.

Afgezien van de hierboven genoemde gevallen is korting zonder diagnosedocument slechts mogelijk wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Gedacht kan dan bijvoorbeeld worden aan gevallen waarin iemand op zeer korte termijn gedagvaard is of om medische redenen aan het bed is gekluisterd.

Omschrijving kosten

Het betreft de kosten die betrekking hebben op het voeren van gerechtelijke procedures en procedures in bezwaar en beroep. Het betreft (een deel van) de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtshulp, de eventuele griffierechtkosten en de eventuele overige noodzakelijke kosten. Voor laatstgenoemde kosten dient vooraf te worden gevraagd of deze vergoed kunnen worden, zodat de noodzaak beoordeeld kan worden (bijvoorbeeld wanneer men een deskundige of getuige wil inschakelen).

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en de griffierechtkosten indien op grond van een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand gesubsidieerde rechtshulp is/wordt verleend.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals een rechtsbijstandsverzekering. Het feit dat belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, is echter geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

Voorts aan de bijzondere bijstand specifiek te verbinden verplichtingen:

  • 3.

    De verplichting om de definitieve uitspraak te overleggen.

  • 4.

    De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten.

  • 5.

    De verplichting om, indien de tegenpartij veroordeeld wordt tot een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de proceskosten, de verstrekte bijstand terug te betalen. (In strafzaken komt bij seponering, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging de eigen bijdrage te vervallen.)

Hoogte bijzondere bijstand

Alleen de eigen bijdrage voor rechtshulp minus de korting die men kan krijgen op grond van het door het Juridisch Loket verstrekte diagnosedocument, kan worden vergoed. Hierbij is niet van belang of de korting ook daadwerkelijk is toegepast. (Bij een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie geldt de korting altijd en is geen diagnosedocument nodig.) Daarnaast is een vergoeding van de griffierechtkosten en eventuele overige noodzakelijke kosten mogelijk.

Indien de rechter in een procedure de wederpartij tot betaling van de proceskosten heeft veroordeeld, dient cliënt de verstrekte bijzondere bijstand aan de gemeente terug te betalen indien de toegekende proceskostenvergoeding daarin voorziet. (Terugvordering is mogelijk op grond van artikel 58 lid 2 onderdeel f onder 2 Participatiewet).

De bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

5.9 Onderbewindstelling of curatele

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onderbewindstelling of curatele kunnen in bijzondere omstandigheden vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van beloning van de bewindvoerder(s) conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren zijn vastgesteld.

  • 2.

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van de beloning van de curator indien de curatele door de Kantonrechter is uitgesproken én de kosten van beloning van de curator conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren zijn vastgesteld.

  • 3.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Hiervan is sprake als de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP; dan geldt het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening. Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.

Hoogte bijzondere bijstand

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder of curator afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.

De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering of curatele wordt in beginsel om niet verleend.

5.10 Levensonderhoud 18 t/m 20 jarigen

Net als WWB kent de Participatiewet voor jongeren van 18 tot 21 jaar lage uitkeringsnormen, omdat deze jongeren geacht worden een beroep te kunnen doen op hun ouders die op grond van artikel 1:395a BW onderhoudsplichtig zijn. Indien de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of het onderhoudsrecht jegens die ouders redelijkerwijs niet te gelde kan worden gemaakt, heeft de jongere op grond van artikel 12 Participatiewet recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

Levensonderhoud 18 t/m 20 jarigen in inrichting

Personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a Participatiewet). De inrichting waar ze verblijven voorziet grotendeels in hun algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting.

Thuiswonenden hebben geen recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud

Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende jongere kan een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

Voor uitwonende jongeren dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • 1.

    Indien de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders heeft de jongere in beginsel recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

  • 2.

    Omdat bijzondere bijstand voor levensonderhoud niet mogelijk is voor een jongere in een inrichting of thuiswonende jongere, dient beoordeeld worden of zelfstandige woonruimte noodzakelijk is. Indien de jongere aangeeft dat hij niet (langer) thuis kan wonen, dient dit onderbouwd te worden. Indien hij niet uit huis is geplaatst, dient te worden onderzocht of een hulpverlenende instantie een indicatie kan afgeven waaruit blijkt dat het niet (langer) verantwoord is om bij de ouder(s) te wonen.

Hoogte bijzondere bijstand

Wordt aanvullend op een lage norm van artikel 20 Participatiewet, bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud dan wordt de hoogte hiervan in beginsel zodanig vastgesteld, dat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand op grond van artikel 20 Participatiewet plus bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet) overeenkomt met hoogte van de bijstandsnorm die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar.

De bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet.

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvullende bijzondere bijstand.

Verhaal

De bijzondere bijstand voor levensonderhoud zal op grond van artikel 62 Participatiewet op de ouders worden verhaald indien dit mogelijk is.

Belastingen en premies

Als de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor levensonderhoud, zijn over dit bedrag belastingen en premies verschuldigd.

5.11 Toeslag bijzondere bijstand voormalige alleenstaande ouder

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van de inkomensachteruitgang van het gezin van de voormalig alleenstaande ouder. De bijstandsnorm wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.

5.12 Inrichtingskosten

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er sprake zijn van bijstandsverlening voor inrichtingskosten in de vorm van een geldlening (artikel 51 Participatiewet).

Dit is het geval als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De kosten voortvloeien uit vervanging van de duurzame gebruiksgoederen die ouder zijn dan 10 jaar. Deze duurzame gebruiksgoederen worden geacht een gebruiksduur te hebben van minstens 10 jaar. Binnen deze termijn wordt, behoudens bijzondere individuele omstandigheden, niet voor een tweede maal bijstand verleend voor dezelfde kosten.

  • 2.

    De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden in het kader van de gemeentelijke huisvestingstaakstelling voor het eerst worden gehuisvest in Zoeterwoude (asielgerechtigden, statushouders).

  • 3.

    De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden naar of binnen Zoeterwoude zijn verhuisd en zij in het bezit zijn van een voorrangsverklaring (urgentieverklaring).

  • 4.

    De kosten voortvloeien uit een noodzakelijke verhuizing van een woning met hogere woonkosten dan de toepasselijke huurgrens naar een woning waarvan de woonkosten (huur) lager zijn dan de toepasselijke huurgrens. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het gevolg geven aan een bij een beschikking woonkostentoeslag opgelegde verhuisverplichting.

  • 5.

    Er bestaat geen recht indien aanspraak gemaakt kan worden op een voorliggende voorziening zoals de Individuele inkomenstoeslag of de WMO indien het op medische gronden noodzakelijk is om over te gaan tot aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen of andere inrichtingsgoederen (bijvoorbeeld vervanging van stoffering in verband met allergie of astma).

  • 6.

    De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

  • 7.

    Er is geen sprake van een voorzienbare verhuizing.

Voorzienbare verhuizing

Indien inrichtingskosten voortvloeien uit een voorzienbare verhuizing wordt daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Voorzienbare verhuizingen zijn verhuizingen die voortkomen uit de wens om van woning, buurt of gemeente te veranderen, of groter te gaan wonen, zonder dat daarvoor (verder) een noodzaak is. Hieronder valt ook de verhuizing van iemand (een jongere) vanuit het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de prijzengids van het NIBUD (complete inventarispakket is voor een gezin met twee volwassenen en één kind € 9.438,-).

Indien er bijzondere bijstand verstrekt wordt voor een complete inventaris, bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand maximaal 80% van het in de prijzengids genoemde toepasselijke totaalbedrag. (Er wordt vanuit gegaan dat een deel van de inventaris tweedehands of tegen gereduceerde nieuwprijzen kan worden aangeschaft.)

Indien de bijzondere bijstandsverlening betrekking heeft op één of meer duurzame gebruiks- en/of andere inrichtingsgoederen, dan is de hoogte van de bijstand maximaal gelijk aan de in de prijzengids genoemde bij elkaar opgetelde toepasselijke richtprijzen, doch nooit hoger dan het bedrag dat maximaal verstrekt zou kunnen worden voor een complete inventaris.

De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening. Alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijstand om niet te verstrekken. Dit kan zich voordoen indien er sprake is van een schuldhulpverleningstraject waarbij het niet is toegestaan nieuwe schulden te maken.

De bijzondere bijstand voor overige inrichtingskosten wordt in beginsel om niet verstrekt.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

5.13 Verhuiskosten

De kosten in verband met verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Onder verhuiskosten wordt verstaan de kosten die direct voortvloeien uit de verhuizing. Een verhuizing kan tot gevolg hebben dat duurzame gebruiksgoederen aangeschaft moeten worden (zoals vloerbedekking, gordijnen e.d.), maar omdat de kosten daarvan niet noodzakelijk direct met een verhuizing samenhangen, worden ze niet tot de verhuiskosten gerekend maar tot de inrichtingskosten. Dit is van belang indien het een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente betreft; de nieuwe gemeente is dan verantwoordelijk voor bijzondere bijstandsverlening voor de inrichtingskosten (plus aansluitingskosten). De transportkosten komen voor rekening van de gemeente van waaruit de klant vertrekt.

Onder verhuiskosten worden in ieder geval de volgende kosten verstaan:

  • -

    transportkosten van de inboedel.

  • -

    administratiekosten nieuwe woning.

  • -

    dubbele woonlasten (huur) gedurende maximaal één maand.

Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er sprake zijn van bijstandsverlening voor verhuiskosten.

Hiervan is sprake als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Er een medische noodzaak bestaat voor het maken van de kosten.

  • 2.

    De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden in het kader van de gemeentelijke huisvestingstaakstelling voor het eerst worden gehuisvest in Zoeterwoude (asielgerechtigden, statushouders).

  • 3.

    De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden binnen Zoeterwoude zijn verhuisd en zij in het bezit zijn van een voorrangsverklaring (urgentieverklaring).

  • 4.

    De kosten voortvloeien uit een noodzakelijke verhuizing van een woning met hogere woonkosten dan de toepasselijke huurgrens naar een woning waarvan de woonkosten (huur) lager zijn dan de toepasselijke huurgrens. (Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het gevolg geven aan een bij een beschikking woonkostentoeslag opgelegde verhuisverplichting).

  • 5.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Te denken valt aan:

    • a.

      een voorziening op grond van de WMO, bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap;

    • b.

      Een werkgeversregeling. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten mogelijk is;

    • c.

      Verhuiskostenvergoeding van een verhuurder (woningbouwvereniging) in geval van sloop of renovatie.

  • 6.

    De kosten moeten aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

  • 7.

    Er is geen sprake van een voorzienbare verhuizing.

Voorzienbare verhuizing

Indien de kosten het gevolg zijn van een voorzienbare verhuizing wordt daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

Voorzienbare verhuizingen zijn verhuizingen die voortkomen uit de wens om van woning, buurt of gemeente te veranderen, of groter te gaan wonen, zonder dat daarvoor (verder) een noodzaak is. Hieronder valt ook de verhuizing van iemand (een jongere) vanuit het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning.

Hoogte bijzondere bijstand

Bij de volgende kosten is de hoogte van de bijzondere bijstand verhuiskosten gelijk aan de te maken kosten, mits het de goedkoopste passende oplossing betreft o.a.:

  • -

    transportkosten (huur aanhanger of busje incl. bijkomende kosten).

  • -

    de woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand tot maximaal de toepasselijke huurtoeslaggrens, indien er sprake is van dubbele woonlasten.

  • -

    de administratiekosten zoals berekend door de woningbouwcorporatie.

De bijstand wordt om in beginsel niet verstrekt.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

5.14 Overbruggingsuitkering

De algemene bijstand wordt doorgaans achteraf (rond de 25e van de maand) betaald. Het kan daardoor voorkomen dat bij een belanghebbende die geen (regulier eigen) inkomen had een liquiditeitsprobleem ontstaat.

Indien een belanghebbende gesteld wordt voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en deze door het betalingsmoment van de uitkering voor levensonderhoud niet kan voldoen, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan een asielgerechtigde die zich vanuit een opvangcentrum in de gemeente vestigt, of iemand die na een verbroken relatie als alleenstaande in Zoeterwoude komt wonen.

Een overbruggingsuitkering kan alleen worden toegekend bij aanvang van de uitkering en kan niet in de plaats komen van een voorschot voor levensonderhoud.

Als de belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op bijstand een andere uitkering of inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering.

Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is dàt, en per wanneer, er recht op bijstand bestaat voor de kosten van levensonderhoud. Statushouders die zich in de gemeente vestigen en uit een asielzoekerscentrum (AZC) komen hebben vrijwel altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is dat zij in het AZC per week betaald krijgen (COA-tegemoetkoming) en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben niet kunnen reserveren gedurende hun verblijf in het AZC. Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden, zoals de eerste maand huur.

Voorwaarden

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Voor een overbruggingsuitkering moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

  • 2.

    Op de ingangsdatum van de uitkering heeft de belanghebbende geen of onvoldoende liquide middelen/of spaartegoed. Dit betekent dat dient te worden nagegaan of er vermogen aanwezig is waarmee het overbruggingsprobleem kan worden opgelost. De vermogensvrijstelling genoemd in artikel 34 Participatiewet is hierbij niet van toepassing.

  • 3.

    De belanghebbende heeft zelfstandige woonruimte.

Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt

In beginsel wordt de overbruggingsuitkering om niet verstrekt.

Hoogte van de overbruggingsuitkering

De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.

5.15 Woonkostentoeslag

Vanaf 1 januari 2006 kent de Belastingdienst de zogenaamde ‘Huurtoeslag’. Iedereen die een woning bewoont met een te hoge huur in verhouding tot het inkomen en vermogen, kan in aanmerking komen voor een toeslag, mits de huur niet hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (WHT). De beoordeling van de inkomenssituatie vindt plaats over het lopende inkomen van belanghebbende.

Iemand die een huurwoning bewoond met een huur die hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 WHT, komt niet in aanmerking voor een huurtoeslag via de Belastingdienst. Wanneer zo iemand geconfronteerd wordt met een plotselinge inkomensachteruitgang kan er bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend.

Onder woonkosten wordt verstaan:

  • -

    Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

  • -

    Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

Indien belanghebbende een woning bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag, wordt een toeslag verstrekt. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, lid 1 sub a van de Wet op de huurtoeslag

Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, wordt voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag gelijk aan de maximale huurtoeslag en voor de kosten boven de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen, verstrekt. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te verwerven. De toeslag wordt daarom verstrekt over een periode van maximaal één jaar. Het percentage van 50% en de periode waarover de toeslag is toegekend, kan worden verhoogd c.q. verlengd, indien - en voor zover – bijzondere, individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt. Dit indien de kosten niet voorafgaand aangetoond en geverifieerd kunnen worden.

Verhuisplicht

De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van in beginsel één jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met (telkens) een half jaar worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt. De verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de toekenningsbeschikking van de woonkostentoeslag. Rekening wordt gehouden met de ‘Beleidsregels krediethypotheek’ van de gemeente Zoeterwoude.

Draagkracht

In afwijking van de algemene draagkrachtregeling wordt bij het verlenen van bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag het in aanmerking te nemen inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm voor 100% als draagkracht beschouwd.

5.16 Reiskosten

Reiskosten voor familiebezoek, ziekenbezoek, het bijwonen van een uitvaart en dergelijke behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er bijzondere bijstand voor reiskosten buiten de gemeente worden verleend.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    Reiskosten voor bezoek aan elders verpleegden of verzorgden of uit huis geplaatsten (bijvoorbeeld detentie), voor zover het gezinsleden of naaste familieleden in de eerste lijn betreft, worden als bijzondere kosten aangemerkt. De noodzaak hiertoe wordt op grond van de omstandigheden per aanvraag beoordeeld.

  • 2.

    Reiskosten die uit medische noodzaak worden gemaakt (bezoek GGD, specialist of Parnassia) en waarvoor geen voorliggende voorziening bestaat komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor zover deze meer dan € 50,00 per jaar bedragen.

  • 3.

    Er kan geen beroep gedaan worden op een voorliggende voorziening zoals de basis- of aanvullende ziektekostenverzekering of een vervoersvoorziening WMO.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject of een kilometervergoeding bij eigen vervoer van € 0,28 per kilometer. De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Er wordt een bestedingsverplichting opgelegd. Ter controle dienen de vervoers- of bezoekbewijzen te worden overlegd.

5.17 Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie

Deze paragraaf vervalt.

5.18 Kosten in verband met de tegenprestatie naar vermogen

Indien belanghebbende met een gemeentelijke uitkering kosten moeten maken die verband houden met de uitvoering van de wettelijk verplichte tegenprestatie naar vermogen kunnen deze kosten via de bijzondere bijstand vergoed worden. Dit voor zover de organisatie of instelling, waarvoor de belanghebbende de maatschappelijke nuttige activiteiten verricht, deze kosten niet zelf vergoed of de kosten geen onderdeel vormen van een onkostenvergoeding.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  • 1.

    De maatschappelijke activiteiten worden door de gemeente als tegenprestatie naar vermogen aangemerkt.

  • 2.

    De kosten moeten noodzakelijk worden geacht voor het kunnen verrichten van de tegenprestatie naar vermogen.

  • 3.

    Er is geen sprake van een voorliggende voorziening.

  • 4.

    De kosten moeten aangetoond kunnen worden.

  • Hoogte van bijzondere bijstand

  • De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de hoogte van de noodzakelijk te maken kosten in het kader van de uitvoering van de verplichte tegenprestatie naar vermogen. De bijstand wordt om niet verstrekt.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 4 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

Ondertekening


Noot
1

Prijspeil januari 2018