Regeling vervallen per 31-12-2012

Verordening precariobelasting Zuid-Holland (Verordening precariobelasting Zuid-Holland)

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-12-2012

Intitulé

Verordening precariobelasting Zuid-Holland (Verordening precariobelasting Zuid-Holland)

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 20 maart 1998, tot vaststelling van de Verordening precariobelasting Zuid-Holland 1998 (Prov. Blad 1998, nr. 13), gewijzigd bij besluit van 11 december 1998 (Prov. Blad 1998, nr. 65) en bij besluit van 19 december 2001,(voordracht 5098, Prov. Blad 2001, nr. 108), bij besluit van 18 december 2002, (voordracht 5247, Prov. Blad 2002, nr. 81), bij besluit van 12 november 2003 (voordracht 5359, Prov. Blad 2003, nr. 81) bij besluit van 10 november 2004 (voordracht 5500, Prov. Blad 2004, nr. 80 ), bij besluit van 9 november 2005 (voordracht 5632, Prov. Blad 2005, nr.98), bij besluit van 14 november 2007 (Prov. Blad 2007, nr. 109), bij besluit van 12 november 2008 (voordracht 5993, Prov. Blad 2008, nr. 102), bij besluit van 11 november 2009 (voordracht 6103, Prov. Blad 2009, nr. 74) bij besluit van 23 februari 2011 (Prov. Blad 2011, nr. 25), en bij besluit van 9 november 2011 (Prov. Blad, nr. 118).

Artikel 1 Voorwerp van de belasting, belastbaar feit

Overeenkomstig de volgende bepalingen wordt onder de naam precariobelasting geheven:

  • a. voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde provinciale bezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de provincie in beheer of in onderhoud zijn;

  • b. wegens het hebben van voorwerpen onder, op of boven provinciale grond voor de openbare dienst bestemd;

  • c. het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten

     

Artikel 2 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene:

  • a. die gebruik maakt overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde provinciale bezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die bij de provincie in beheer of in onderhoud zijn;

  • b. van wie dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond worden aangetroffen.

2. Zijn op grond van het bepaalde in het voorafgaande lid twee of meer personen belastingschuldig, dan zijn allen hoofdelijk aansprakelijk voor de verschuldigde belasting.

Heffingsgrondslag en tarief Artikel 3

De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 en de in de tabel gegeven aanwijzingen.

Artikel 4

1. Indien de belasting in de bij deze verordening behorende tabel genoemd, verschuldigd is per eenheid van tijd, inhoud en/of afmeting worden gedeelten daarvan voor één geheel gerekend, tenzij anders is bepaald.2. Indien de belasting voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de grond is vastgesteld per m2, wordt het recht berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen.

Artikel 5 Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van de tarieventabel wordt, zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

  • a. een jaar: een kalenderjaar;

  • b. een kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c. een maand: 30 dagen;

  • d. een week: een kalenderweek;

  • e. een dag: een etmaal;

  • f. een heffingstijdvak: de onder a. tot en met e. genoemde perioden;

  • g. Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Staatsblad 1959, 301);

  • h. Invorderingswet 1990: de Wet van 30 mei 1990 inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen (Staatsblad 1990, 221).

2. Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor één geheel gerekend, met dien verstande, dat indien het heffingstijdvak gelijk is aan een kalenderjaar en het gebruik van de grond, of het hebben van voorwerpen onder, op of boven die grond aanvangt na 30 juni van het jaar, de belasting de helft van het over een jaar te betalen bedrag beloopt.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 7 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven terzake van:

  • a. het hebben van voorwerpen en werken, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • b. het gebruik van provinciale grond of water of het hebben van voorwerpen ten behoeve van de uitvoering van door de provincie aanbestede werken, alsmede ten behoeve van onderzoek of werkzaamheden van derden, waarbij de provincie in de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak belang heeft;

  • c. het hebben van wegwijzers, richtingborden, plaats- en riviernaamborden van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en daarmee overeenkomende instellingen;

  • d. het hebben van halteborden ten dienste van openbare middelen van vervoer;

  • e. het hebben van borden, welke behalve de naam niet meer bevatten dan een aanduiding of afbeelding van het beroep of bedrijf, dat wordt uitgeoefend in het perceel waaraan het bord is bevestigd, mits het langs de gevel is aangebracht en de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,50 m en de oppervlakte ten hoogste 0,15 m2 bedraagt;

  • f. het hebben van straatlantaarns c.a, welke uitsluitend dienen voor de openbare straatverlichting;

  • g. het hebben van verbandkasten en reddingsmiddelen langs provinciale wegen en vaarwegen;

  • h. het hebben van openbare parkeerplaatsen, voorzover geen parkeergelden worden geheven;

  • i. het hebben van een bestrating of andere verharding, dienende als openbaar voet- of fietspad;

  • j. het hebben van praatpalen en dergelijke ten dienste van het wegverkeer;

  • k. het hebben van brievenbussen;

  • l. het hebben van abri's met de daarbijbehorende bestrating;

  • m. het hebben van een fietsrek, fietsstandaard, fietstegel of dergelijk voorwerp, bestemd voor openbaar gebruik;

  • n. het hebben van bomen;

  • o. het hebben van duikers in provinciale wegen, die bij waterschappen of polders in beheer en onderhoud zijn;

  • p. het hebben van publieke telefooncellen, alsmede alarmcellen ten behoeve van politie en/of brandweer;

  • q. het hebben van voor het openbaar verkeer bestemde bruggen met bijbehorende werken;

  • r. het hebben van spandoeken, vlaggen en dergelijke voorwerpen voor een periode van maximaal drie maanden;

  • s. het hebben van aanduidings- of verwijzingsborden, mits de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,5 m2 en een tijdsduur van een maand niet wordt overschreden.

Artikel 8 Ontheffing

1. Indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het gebruik van de grond of de voorwerpen onder, op of boven die grond worden verwijderd vóór 1 juli van het jaar, wordt op verzoek van de belanghebbende ontheffing verleend tot de helft van het verschuldigde jaarbedrag.2. De aanvraag moet worden ingediend bij Gedeputeerde Staten binnen een maand, nadat het gebruik heeft opgehouden of de voorwerpen zijn verwijderd.

Artikel 9 Aanvang belastingplicht

De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van een belastingtijdvak, of zo dit later is, op het tijdstip waarop het gebruik van de grond of het hebben van voorwerpen onder, op of boven die grond aanvangt.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd voor bepaalde gevallen en groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de heffing van deze belastingen mochten voordoen.

Artikel 11 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag, tenzij anders is bepaald.

Artikel 12 Betalingstermijn

1. Ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 11 wordt toegezonden, dient betaling te geschieden binnen 30 dagen na de dagtekening van die kennisgeving.2. De verplichting tot betaling wordt niet opgeschort door de indiening van een bezwaar- of een beroepschrift.

Artikel 13

(Vervallen)

Artikel 14 Dwanginvordering

Bij nalatigheid in de betaling van de verschuldigde belasting geschiedt de invordering krachtens het bepaalde in artikel 232 van de Provinciewet.

Artikel 15

(Vervallen)

Artikel 16 Verlenen van kwijtschelding en uitstel van betaling

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Op verzoek kan uitstel van betaling worden verleend.

Artikel 17

(Vervallen)

Artikel 18

(Vervallen)

Artikel 19 Bijzondere bepalingen voor de heffing van de in de tarieventabel onder onderdeel 80 bedoelde belasting

De belasting aangaande onderdeel 80 wordt geheven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 18 van de Algemene wet.

Artikel 20 Bijzondere bepalingen voor de heffing van de onder onderdeel 120 bedoelde belastingen

1. Gedeputeerde Staten stellen de hoeveelheid materialen die worden overgeslagen vast aan de hand van de over te leggen gegevens door de belastingplichtige, die voor het gebruik van de loswal op grond van het eigendomsrecht van de provincie, vergunning is verleend.2. Indien de werkelijk geloste hoeveelheid materialen minder bedraagt dan de aanvankelijk vastgestelde, verlenen Gedeputeerde Staten op verzoek van belastingplichtige ontheffing tot een bedrag van het voor elke ton minder geloste materialen gehanteerde tarief.3. Bij toepassing van het onder nummer 120.01 genoemde tarief zullen geen belastingen worden geheven voor het geplaatst hebben van de voor het lossen benodigde installaties, voor het innemen van een ligplaats met schepen, alsmede voor het hebben van meer- en wrijfpalen.

Artikel 21 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

1. De Precarioverordening Zuid-Holland 1993, vastgesteld bij besluit van 17 december 1992, nr. 9g, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 11 maart 1993, nr. 93.002104, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 1995, nr. 14d, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 31 januari 1996, nr. 96.000.572, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepasing blijft op belastbare feiten die zich voor de in het derde lid vermelde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.2. Deze verordening met de daarbijbehorende tarieventabel treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1998.4. De verordening wordt om de 3 jaar door Gedeputeerde Staten geëvalueerd. Het resultaat daarvan zal aan Provinciale Staten worden voorgelegd.5. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening precariobelasting Zuid-Holland'.

 

Ondertekening

Den Haag, 20 maart 1998 Provinciale Staten van Zuid-Holland, J.M. LEEMHUIS-STOUT, voorzitter J.P. HOPMAN, griffier  

BijlageTarieventabel Verordening precariobelasting provincie Zuid-Holland, begrotingstabel 2012