Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregel toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

Geldend van 09-06-2013 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregel toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Zuidhorn

overweegt:

Het Besluit proceskosten bestuursrecht regelt de vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat regels over de vergoeding van de kosten van het bezwaarschrift. In de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, onderdeel CI, is bepaald dat het gewicht van de zaak tot uiting kan worden gebracht in wegingsfactoren.

In deze regeling bepaalt de gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Zuidhorn dan ook welke categorieën zaken als gemiddeld, licht en zeer licht worden gekwalificeerd en derhalve op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, onderdeel CI, met een wegingsfactor van respectievelijk 1, resp. 0,5, resp. 0,25 punt worden gewaardeerd.

Het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, bevatten ook regels inzake de vergoeding van de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Op grond van jurisprudentie die daarover is gewezen en beleid dat gerechtshoven en rechtbanken daarover hebben vastgesteld (Hoge Raad 13 juli 2012, LJN: BX0919 en LJN: BX0904, respectievelijk Staatscourant 2012, 26039) bepaalt de gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Zuidhorn de uurtarieven naar de aard van het te taxeren object en de mate van complexiteit van te taxeren object en het aantal uren dat besteed wordt aan dergelijke taxaties.

De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Zuidhorn,

Gelet op artikel 1:3, vierde lid, artikel 4:81 en artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, aanhef, onderdelen a en b, tweede en derde lid, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage, en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003,

Besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:

Beleidsregel toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

Artikel 1. Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

  • 1. Een zaak die niet tot een van de categorieën van artikel 2 of artikel 3 behoort, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om op grond van het Bpb, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen naarmate de betreffende zaak lichter of zwaarder is dan een gemiddelde zaak.

Artikel 2. Zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd

  • a. zaken die enig onderzoek vergen, maar waarbij het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist,

  • b. hoorzittingen waarin het alleen over de proceskostenvergoeding gaat, als voor het overige al volledig aan het bezwaar tegemoet is gekomen.

Artikel 3. Zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd

  • a. zaken waarin het om een verkeerde tenaamstelling gaat,

  • b. zaken waarin het om een verkeerde adresaanduiding gaat,

  • c. zaken waarin het om een verkeerde belanghebbende gaat,

  • d. zaken waarin het om een verkoopcijfer van het object zelf gaat dat vlak voor of na de waardepeildatum is gerealiseerd,

  • e. zaken waarin het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat,

  • f. zaken waarin het bezwaarschrift summier gemotiveerd is.

Artikel 4. Afwijkende wegingsfactor

Indien de heffingsambtenaar van oordeel is dat toepassing van de in bovenstaande artikelen genoemde wegingsfactor niet in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener dient dit in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

Artikel 5. Berekening kostenvergoeding voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

Het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb, wordt vastgesteld door het uurtarief van artikel 6 te vermenigvuldigen met het aantal uren dat op grond van artikel 7 wordt toegekend.

Artikel 6. Uurtarieven voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

Het tarief voor het opstellen van een deskundigenverslag bedraagt bij de taxatie van:

  • -

    een woning: volgens de vergelijkingsmethode € 50,- (excl. BTW) per uur;

  • -

    een woning volgens de bestemmingswaardemethode: € 65,- (excl. BTW) per uur;

  • -

    een courante niet-woning volgens de vergelijkingsmethode of huurwaarde- kapitalisatiemethode: € 65,- (excl. BTW) per uur;

  • -

    een courante niet-woning volgens de discounted cashflowmethode: € 65,- (excl. BTW) per uur;

  • -

    een incourante niet-woning op het gefactureerde bedrag met een maximum van € 116,09 (excl. BTW) per uur.

Artikel 7. Toe te kennen uren voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht:

Het aantal uren voor een deskundigenverslag bedraagt bij een taxatie van:

  • -

    een woning bij een inpandige opname: 4;

  • -

    een woning bij een niet-inpandige opname: 2;

  • -

    een courante niet-woning bij een inpandige opname op basis van de vergelijkingsmethode: 6;

  • -

    een courante niet-woning bij een niet-inpandige opname op basis van de vergelijkingsmethode: 4;

  • -

    voor een courante niet-woning bij een inpandige opname op basis van de huurwaarde-kapitalisatiemethode: 6;

  • -

    voor een courante niet-woning bij een niet-inpandige opname op basis van huurwaardekapitalisatiemethode: 4;

  • -

    een object op basis van enige andere of niet nader aangeduide methode: een redelijk aantal uren,

  • -

    meer dan één object waarbij de taxaties sterke samenhang vertonen door het gebruik van overeenkomende objectgegevens of vergelijkingsobjecten: een redelijk aantal uren.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de vierde na die van de bekendmaking op de in art. 3:42 Awb voorgeschreven wijze.

Ondertekening

De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet  bedoelde gemeenteambtenaar,
D.Edeler
Afdelingshoofd Regels en Veiligheid
Zuidhorn, 30 mei 2013