Regeling vervallen per 01-06-2020

Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

Geldend van 06-10-2011 t/m 31-05-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Zundert 2011

De raad van de gemeente Zundert;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2011, inzake de Algemene subsidieverordening gemeente Zundert 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening gemeente Zundert 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

  • b.

    raad: raad van de gemeente Zundert;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      bestuur;

    • b.

      veiligheid;

    • c.

      ontwikkeling openbare ruimte;

    • d.

      economische aangelegenheden;

    • e.

      maatschappij:

      • -

        sport en recreatie

      • -

        zorg en welzijn

      • -

        jeugd

      • -

        cultuur

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1 Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2 Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1 De raad besluit jaarlijks bij de vaststelling van de begroting tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2 Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3 Het college stelt - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels - nadere regels omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4 Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1 De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie hoger dan € 25.000, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Organisaties die meer dan € 5.000 subsidie aanvragen moeten in hun aanvraag scherp (SMART) formuleren de te realiseren doelen, prestaties, de resultaten, de effecten en de te betalen kostprijs (in casu de te verstrekken subsidie);

  • 4. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1 Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2 Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk 13 weken voor aanvang van de activiteit ingediend.

  • 3 Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien:

  • 1

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2

    de subsidieverstrekking niet past binnen het subsidiebeleid van de gemeente;

  • 3

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 4

    de aanvrager niet genoegzaam alle geschikte middelen heeft aangewend om de kosten van de activiteit te dekken.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1 In de beschikking tot verlenen van de subsidie geeft het college aan voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend.

  • 2 Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 3 Subsidies < € 5.000 worden meerjarig beschikt tot een maximum van 4 jaar.

  • 4 Voorbehouden daarbij zijn:

    • a.

      Vaststelling van de jaarlijkse begroting door de gemeenteraad.

    • b.

      Lagere verlening van de subsidie is mogelijk indien er sprake is van nieuwe subsidieaanvragen met activiteiten die bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

    • c.

      Beleidsaanpassingen die leiden tot wijziging in de subsidieverstrekking.

  • 5 Het college kan ook voor andere subsidies voor een periode van meer jaren subsidie verlenen. Lid 4 is dan eveneens van toepassing.

  • 6 Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1 Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2 Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3 Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. BEEINDIGING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Beëindiging

  • 1 De jaarlijkse subsidieverstrekking aan een subsidieontvanger kan op grond van algemene financiële of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit bij vaststelling van het subsidieprogramma.

  • 2 Het college stelt de subsidieontvanger schriftelijk in kennis van het voornemen zoals genoemd in het eerste lid, tenminste zes maanden voorafgaand aan het jaar waarop de beschikking betrekking heeft.

HOOFDSTUK 7. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 50.000, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 15. Egalisatiereserve

  • 1 Een subsidieontvanger die een jaarlijkse subsidie van € 25.000 of meer ontvangt, kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden. Voor de overige subsidieontvangers gelden geen specifieke regels.

  • 2 Een egalisatiereserve is een reserve die wordt gevormd uit een eventueel exploitatieoverschot om schommelingen in de toekomstige exploitatie op te vangen.

  • 3 Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde subsidieontvanger sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4 De hoogte van de maximale hoogte van de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de exploitatielasten van een subsidiejaar. Het meerdere wordt bij de subsidieverlening in mindering gebracht naar rato van de subsidie van de gemeente Zundert in de totale exploitatie.

Artikel 16. Bestemmingsreserves

  • 1 Een bestemmingsreserve is een reserve die gevormd wordt uit een eventueel exploitatieoverschot om na enige tijd voor een specifiek doel te worden aangewend.

  • 2 Het is een structureel gesubsidieerde organisatie, die meer dan € 25.000 subsidie ontvangt, alleen toegestaan een bestemmingsreserve te vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden, indien het college daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kan het college voorwaarden verbinden.

Artikel 17. Voorzieningen

Het is een structureel gesubsidieerde organisatie, die meer dan € 25.000 subsidie ontvangt, alleen toegestaan een voorziening te vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden, indien het college daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kan het college voorwaarden verbinden.

Artikel 18. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3 De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht;

  • 4 De subsidieontvanger kan een egalisatiereserve vormen. Hierop is artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

HOOFDSTUK 8. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 19. Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 20. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000

  • 1 Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 21. Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1 Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 22. Vaststelling subsidie

  • 1 Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2 Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3 Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4 Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 5 Het college kan besluiten tot terugvordering van subsidie indien blijkt dat de subsidieontvanger niet voldoet aan één of meerdere voorwaarden die aan de subsidieverlening is gesteld.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 24. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Aanvragen om een structurele subsidie 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2009.

Aanvragen om een subsidie 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de subsidieaanvragen inhoudelijk worden beoordeeld op basis van deze verordening en de daarmee samenhangende nota subsidiebeleid 2011.

Aanvragen om een eenmalige subsidie worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening die in werking is op het moment van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang 1 oktober 2011.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Zundert, d.d. 29 september 2011.
De raad voornoemd.
De waarnemend griffier,
M. Braspenning-Hereijgers
De voorzitter,
L.C. Poppe-de Looff