Notitie Exploitatievergunning Algemene plaatselijke verordening Zutphen Herziening 2010

Geldend van 06-03-2014 t/m 08-04-2020

Intitulé

Notitie Exploitatievergunning Algemene plaatselijke verordening gemeente Zutphen Herziening 2010

1. Inleiding

Op grond van artikel 2.3.1.2. van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Zutphen (hierna te noemen: APV) heeft de burgemeester, sinds 1 januari 2005, de bevoegdheid een vergunning te verlenen voor het exploiteren van een horecabedrijf binnen de gemeente Zutphen.

Het doel van deze notitie is om een handvat te bieden bij de uitoefening van de bevoegdheid welke aan de burgemeester is toegekend in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de Algemene plaatselijke verordening, betrekking hebbende op het systeem van de exploitatievergunning. Nu de burgemeester bij het uitoefenen van zijn bevoegdheid enige beleidsvrijheid en beoordelingsvrijheid heeft, is het van belang zoveel mogelijk vast te leggen hoe de burgemeester omgaat met de hem toegekende bevoegdheid.

Bij het opstellen van de notitie is overleg gevoerd met de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Zutphen, de politie en diverse gemeentelijke afdelingen. Deze notitie is herzien in 2010, naar aanleiding van een evaluatie van het exploitatievergunningenstelsel. Deze evaluatie is beschreven in een afzonderlijke notitie.

De aanleiding tot het opnemen van het exploitatiesysteem in de Algemene plaatselijke verordening is vooral gelegen in de gedachte dat de gemeente mogelijkheden wil hebben om invloed uit te kunnen oefenen op de vestiging van horecabedrijven in de stad teneinde overlast zoveel mogelijk tegen te gaan. In de praktijk blijken er toch vaak weinig mogelijkheden om overlast van horecabedrijven tegen te gaan. Zo ziet de Drank- en Horecawet enkel toe op het schenken van alcoholhoudende drank in horecabedrijven en niet op bijvoorbeeld overlast. Door het systeem van de exploitatievergunning te hanteren, kan er meer invloed worden uitgeoefend op de omgeving waarin het horecabedrijf is gelegen.

Bij de verlening van de exploitatievergunning wordt onder andere gelet op de aard van de inrichting, de mogelijk te verwachten overlast, het karakter van de omgeving, de (justitiële) achtergrond van de beheerder, eventuele eerdere tijdelijke sluitingen etc.

De invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend door het opnemen van voorschriften. Hierdoor heeft de burgemeester, indien niet wordt voldaan aan de vergunningvoorschriften, eerder de mogelijkheid een horecabedrijf tijdelijk of definitief te sluiten. Daarnaast biedt het systeem van de exploitatievergunning de mogelijkheid voor de burgemeester om de vergunning tijdelijk of definitief in te trekken (en dus de exploitatie tijdelijk of definitief te doen staken) wanneer er sprake is van aan de inrichting te relateren aantasting van het woon- en leefklimaat, de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid.

Met deze notitie is tevens aansluiting gezocht bij de bepalingen van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (wet BIBOB) die per 1 juni 2003 in werking is getreden. Deze wet maakt het mogelijk de integriteit van de aanvrager van een exploitatievergunning te toetsen als er een risico bestaat dat de vergunning gebruikt zal worden om strafbare feiten te plegen. De gemeente Zutphen heeft, op 22 augustus 2006, de BIBOB beleidslijn gemeente Zutphen betreffende vergunningen voor horeca-, sexinrichtingen, escortbedrijven, coffeeshops (alcoholvrije bedrijven) vastgesteld, waardoor de Wet BIBOB binnen de gemeente Zutphen toegepast kan worden.

2. Herziening 2010

In maart 2010 is de invoering van het exploitatievergunningenstelsel geëvalueerd. Dit evaluatiemoment is in de op 11 januari 2007 vastgestelde notitie bepaald, zodat enerzijds beoordeeld kan worden of het systeem van de exploitatievergunningen goed werkt en of de vergunningen voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend gaan worden en anderzijds of aan de verleende vergunningen nadere eisen moeten worden gesteld. De evaluatienotitie is voorgelegd aan de Koninklijke Horeca Nederland afdeling Zutphen (KHN), die hier een reactie op heeft gegeven. Tevens is in deze periode door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een alternatief model voor de exploitatievergunning aangeboden. Met inachtneming van de reactie van KHN en genoemde modelbepaling is ervoor gekozen de exploitatievergunning te handhaven met enige aanpassingen om de administratieve lasten te beperken. Hiervoor is gekozen, omdat er goede ervaringen zijn met de bestrijding van overlast van horecabedrijven en de maatregelen die hiervoor kunnen worden genomen via het exploitatievergunningenstelsel en omdat dit stelsel de mogelijkheid biedt om maatwerkvoorschriften te stellen. Handhaving van het stelsel biedt ook de mogelijkheid om de BIBOB-toets uit te voeren voor alle categorieën horecabedrijven waarvoor dit gewenst is. Verder is geconcludeerd toepassing van een stelsel met vrijstellingen voor “natte horeca” (horeca met Drank- en Horecavergunning), zoals door de VNG is voorgesteld, niet een vermindering van de administratieve lasten betekent van het stelsel dat in de evaluatienotitie is voorgesteld.

De evaluatierapportage is als bijlage bij deze notitie gevoegd. In deze notitie zijn de wijzigingen verwerkt.

3. Definitie horeca-inrichting

Artikel 2.3.1.2. APV bepaalt dat het verboden is een horecabedrijf, als bedoeld in één van de door de burgemeester aangewezen categorieën, te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

In artikel 2.3.1.1. APV wordt een definitie gegeven van het begrip horecabedrijf. Hieronder wordt verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, coffeeshop of clubhuis. Er wordt met deze definitie geen onderscheid gemaakt tussen de verkoop van alcoholhoudende- en alcoholvrije dranken.

4. Welke bedrijven hebben een exploitatievergunning nodig

De burgemeester heeft op grond van artikel 2.3.1.2 lid 1 APV de bevoegdheid om categorieën van horecabedrijven aan te wijzen die in het bezit dienen te zijn van een exploitatievergunning.

Als bedrijven waarvoor de vergunningplicht geldt worden aangewezen:

1. Dagzaak

Een horecabedrijf waaruit de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren en/of verstrekken van al dan niet in eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar uitsluitend of in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, lunchrooms, tearooms, croissanterieën, koffiehuizen, theehuizen, espressobars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitaties richten op winkelactiviteiten.

2. Hotel, zaalaccommodatie

Hotel: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf; zaalaccommodatie ten behoeve van congres, studie, vergaderingen e.d., waarbij het verstrekken van voedsel daaraan ondergeschikt is

3. Sociëteiten en sportkantines

Een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het gelegenheid bieden voor verblijf op sociaal, cultureel, educatief of sportief gebied en waar het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is.

4. Restaurant, eetcafé

Horecabedrijven waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van in eigen onderneming bereide en in hoofdzaak complete maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals restaurants, bistro’s, grillrooms en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen

5. Coffeeshop

Alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

6. Avondzaak

Horecabedrijven waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren of bereiden van al dan niet in de eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, cafetaria’s, fritures, broodjeszaken, automatieken, shoarmazaken en daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitatie richten op de reguliere horeca.

7. Café en/of bar, bodega’s en andere daarmee gelijk te stellen horecabedrijven

8. Discotheken, bardancings, cafés met dansgelegenheid, nachtclubs en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

Vrijstelling

Vrijgesteld van de verplichting om een exploitatievergunning aan te vragen zijn inrichtingen waarvan de horeca activiteiten van ondergeschikte betekenis zijn zoals:

  • -

    inrichtingen in bedrijfsrestaurants en musea,

  • -

    inrichtingen in instellingen bestemd voor de openbare dienst, dan wel onderwijsinstellingen,

  • -

    inrichtingen in rouwcentra,

  • -

    inrichtingen in ziekenhuizen, bejaardencentra en verpleeg- en verzorgingstehuizen,

  • -

    kerken en kerkelijke instellingen, voor zover consumpties worden verkregen voor of na kerkdienst en/of aan de kerk gerelateerde activiteiten

  • -

    bed & breakfast (kleinschalig, niet meer dan 2 kamers, maximaal 4 personen)

  • -

    sport- en dansscholen, voor zover er geen activiteiten worden georganiseerd waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend

  • -

    sauna’s en zonnecentra

  • -

    horecadeel in prostitutiebedrijven (er is al een afzonderlijke exploitatievergunningplicht voor sexinrichtingen)

Overigens zijn bovengenoemde inrichtingen wel verplicht een drank- en horecavergunning aan te vragen, indien er verstrekking van alcoholhoudende drank plaatsvindt.

5. Aanvraag

Er moet een exploitatievergunning worden aangevraagd, ingeval van:

  • 1.

    Vestiging van een nieuw horecabedrijf.

  • 2.

    Overname van een bestaand horecabedrijf

Voor het aanvragen van de vergunning zijn aanvraagformulieren vastgesteld. Er zijn afzonderlijke aanvraagformulieren voor a) commerciële horeca, b) paracommerciële instellingen en c) alcoholvrije bedrijven. De aanvraagformulieren a) en b) zijn zo ingericht dat niet wordt gevraagd om het opnieuw invullen van gegevens die ook bij de aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning worden gevraagd. Ook hoeven deze categorieën horecabedrijven geen verklaring omtrent het gedrag van de leidinggevenden in te dienen, omdat het voor vergunningaanvragen op grond van de Drank- en Horecawet mogelijk is om gegevens op te vragen bij het Justitieel Documentatie Centrum.

Daarnaast zijn in het aanvraagformulier, in overeenstemming met artikel 30 van de Wet BIBOB, enkele vragen opgenomen die betrekking hebben op de financiering, leidinggevende e.d.. Indien er aanleiding toe bestaat, zal de aanvrager een uitgebreider vragenformulier moeten invullen.

De aanvrager dient bij de aanvraag de hieronder genoemde stukken te overleggen:

  • 1.

    Een geldig legitimatiebewijs.

  • 2.

    Een nauwkeurige plattegrond van het bedrijf.

  • 3.

    Een verklaring omtrent gedrag (maximaal drie maanden oud) van alle leidinggevenden (niet nodig indien tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet wordt aangevraagd).

  • 4.

    Arbeidsovereenkomsten met de leidinggevenden die in loondienst zijn.

  • 5.

    De gevraagde stukken op basis van de BIBOB-vragenlijst (afhankelijk van de beantwoording van de vragen).

  • 6.

    Indien de vergunningaanvraag tevens een terras omvat: inrichtingstekening van het terras en foto’s terrasmeubilair.

  • 7.

    Eventuele andere gegevens of bescheiden, die nodig zijn voor de beoordeling aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer moet, voor de vestiging van een horecabedrijf, een melding worden gedaan bij de afdeling Milieu. Hierbij moet ten behoeve van de eventuele geluidsoverlast een akoestisch rapport worden overgelegd.

Advies

Bij de afhandeling van de aanvraag voor het verkrijgen van een exploitatievergunning wordt advies gevraagd aan de politie Noord- en Oost Gelderland.

6. Beslistermijn

Er wordt, overeenkomstig artikel 1.2 APV, beslist op een aanvraag binnen een termijn van acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Indien de termijn van acht weken onvoldoende is om de aanvraag af te handelen, kan de afhandeling verlengd worden overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Looptijd vergunning

Bestaande horecabedrijven

Om de administratieve lasten voor horecaondernemers zo beperkt mogelijk te houden, wordt de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd verleend. Een horecaondernemer hoeft dan niet periodiek een nieuwe vergunning aan te vragen. Wel is hij verplicht een aanvraag in te dienen indien de exploitatie van het bedrijf wijzigt, bijvoorbeeld door verandering van de ondernemingsvorm of wijziging van leidinggevende. Horecaondernemers die per 31 maart 2010 in het bezit zijn van een exploitatievergunning, ontvangen bij verlenging van de vergunning een vergunning voor onbepaalde tijd.

Nieuwe horeca-exploitanten

Bij aanvragen van een nieuwe horeca-exploitant, wordt eerst een exploitatievergunning voor een jaar verleend. Aan het eind van de looptijd wordt beoordeeld of de vergunning kan worden verlengd en of er andere voorschriften moeten worden gesteld. Bij verlenging van de vergunning geldt eveneens dat dit een vergunning voor onbepaalde tijd is.

Afwijking beleidslijn

Van deze beleidslijn kan gemotiveerd worden afgeweken, indien er dringende redenen zijn ten aanzien van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf.

8. Persoonsgebonden vergunning

De vergunning is persoonsgebonden en derhalve niet overdraagbaar.

De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de persoon van de exploitant (ondernemer) een belangrijke rol speelt in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt.

9. Weigeringsgronden

In artikel 2.3.1.2. (lid 2,3 en 4) APV staan de weigeringsgronden van de exploitatievergunning genoemd. Daarnaast biedt artikel 3 van de Wet BIBOB een mogelijkheid om de vergunning te weigeren.

De burgemeester weigert de vergunning indien:

a. de vestiging of exploitatie van het betreffende horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan.

b. indien moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en /of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het betreffende horecabedrijf.

Bij de beoordeling van de vraag of de woon- en leefsituatie op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed, houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf (art. 2.3.1.2. lid 4 APV). Er kan een preventieve afweging van de aard van het bedrijf ten opzichte van de omgevingsfactoren worden gemaakt.

c. indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

Van deze weigeringsgrond worden uitgesloten de horecabedrijven, waarvoor ook een Drank- en Horecavergunning wordt aangevraagd.

d. indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen (artikel 3 Wet BIBOB).

Het gaat hierbij om gevaar dat de desbetreffende vergunning zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen geld, op geld waardeerbare voordelen te benutten. In de tweede plaats gaat het om het gevaar dat de vergunning wordt misbruikt om strafbare feiten te plegen. Dit houdt in dat er een duidelijk verband dient te bestaan tussen enerzijds de te verlenen of reeds verleende vergunning en anderzijds de strafbare feiten. Ten derde kan de vergunning geweigerd worden indien er het vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

De weigering vindt plaats indien deze evenredig is met de mate van het gevaar en – voor zover de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten- de ernst van de strafbare feiten. De weigering van de vergunning moet derhalve voldoen aan het proportionaliteitsvereiste.

10. Voorschriften of beperkingen in de vergunning

Op grond van artikel 1.4 APV kunnen aan een vergunning die op grond van de APV is verleend voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

De burgemeester kan aan de exploitatievergunning de hieronder genoemde voorschriften of beperkingen verbinden:

  • 1.1.

    u moet de vergunning direct op verzoek van politie en/of toezichthouders kunnen laten zien;

  • 1.2.

    de vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar;

  • 1.3.

    gedurende de tijd dat het horecabedrijf geopend is, dient altijd een persoon aanwezig te zijn die in deze vergunning als leidinggevende staat vermeld;

  • 1.4.

    het is verboden in de inrichting drugs aanwezig te hebben, te gebruiken of te verkopen;

  • 1.5.

    aanwijzingen die de politie, brandweer of toezichthoudende ambtenaren u geven, moet u direct opvolgen;

  • 1.6

    als u horecaportiers, toezichthoudend of ander beveiligingspersoneel in dienst heeft, voldoen zij aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

  • 1.7

    uw bedrijf heeft geen nadelige invloed op de woon- of leefsituatie of de openbare orde en veiligheid in de omgeving;

  • 1.8

    U bent gehouden de orde binnen de inrichting te handhaven en in de directe omgeving van de inrichting hinder, veroorzaakt door komende of vertrekkende bezoekers, te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken;

Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de burgemeester besluiten nog andere voorschriften of beperkingen aan de vergunning te verbinden.

In de vergunning worden nog, onder een apart hoofdstuk, voorschriften opgenomen over de sluitingstijden van het horecabedrijf en een bij het horecabedrijf behorend terras. Er hoeft dan geen afzonderlijke sluitingstijdenvergunning (art. 2.3.1.4. APV) en terrasvergunning (art. 2.3.1.2 lid 5 en 6 APV) te worden afgegeven.

11. Wet BIBOB

Om te beoordelen of er sprake is van verwevenheid met criminaliteit worden door de gemeente (bij het indienen van een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning) via de zogenaamde BIBOB-vragenlijst extra gegevens gevraagd aan de aanvrager. Deze vragen hebben vooral betrekking op de zeggenschapsstructuur en de financiering van de onderneming.

Na de ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier zal de behandelend ambtenaar een eigen onderzoek naar de integriteit van de aanvrager verrichten. Als de gemeente op basis van eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, zal de gemeente de vergunning kunnen weigeren of intrekken.

De gronden van de wet BIBOB vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken, en zo mogelijk toepassen. Deze kunnen overigens ook (net als de BIBOB-gronden) betrekking hebben op de integriteit van de vergunningaanvrager/-houder, zoals de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn of de eisen genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag, behorende bij de Drank- en Horecawet.

12. Wijziging of intrekking vergunning

Op grond van artikel 1.6 van de Apv kan de vergunning of ontheffing worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Wijziging in de exploitatie

De horecaondernemer is verplicht wijzigingen in de exploitatie aan de gemeente door te geven, zodat een gewijzigde vergunning kan worden verleend. Een gewijzigde vergunning is nodig indien er een andere leidinggevende in dienst treedt, of wanneer de ondernemingsvorm wijzigt.

Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsformulier exploitatievergunning. Voor horecabedrijven die in het bezit zijn van een Drank- en Horecavergunning is het niet nodig om bij wijziging van de leidinggevende een gewijzigde exploitatievergunning aan te vragen. Deze wijzigingen moeten namelijk al worden doorgegeven voor aanpassing van de Drank- en Horecavergunning. Door koppeling van deze gegevens van de Drank- en Horecavergunning werken deze wijzigingen door in de exploitatievergunning.

Intrekking

De burgemeester is bevoegd om een vergunning tijdelijk of definitief in te trekken (en dus de exploitatie tijdelijk of definitief te doen staken) wanneer de voorschriften niet worden nageleefd of wanneer er sprake is van aan de inrichting te relateren ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat, de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid. De burgemeester zal de tijdsduur van de intrekking moeten motiveren en moeten relateren aan de ernst en de aard van de geconstateerde overtredingen.

BIBOB

Een andere intrekkingsgrond wordt genoemd in artikel 3 van de Wet BIBOB. Op grond van dit artikel kan de beschikking worden ingetrokken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

13. Sluitingstijden

Een horecabedrijf mag geopend zijn van 07.00 uur tot 01.00 uur. De burgemeester is bevoegd een vergunning te verlenen voor andere sluitingstijden. In de exploitatievergunning wordt een aparte bepaling opgenomen met betrekking tot de sluitingstijden van de inrichting, deze hoeven dan niet meer in een aparte vergunning te worden opgenomen.

De volgende categorieën horecabedrijven komen in aanmerking voor uitbreiding van de openingstijden:

I. Café en/of bar, bodega’s en andere daarmee gelijk te stellen horecabedrijven

Maandag tot en met vrijdag: 7.00 uur -1.30 uur

Zaterdag en zondag: 7.00 uur -2.30 uur

Hieraan wordt de volgende afbouwregeling verbonden:

  • a.

    één uur voor sluitingstijd geen nieuw publiek wordt toegelaten (eenrichtingsverkeer)

  • b.

    een half uur voor sluitingstijd de muziek op halve sterkte wordt gezet

  • c.

    een kwartier voor sluitingstijd geen muziek meer ten gehore wordt gebracht en geen drank meer wordt verkocht

  • d.

    op de sluitingstijd de lichten aan zijn en de toegangsdeur is gesloten.

De exploitant is verplicht de sluitingstijden en de daaraan gekoppelde afbouwregeling kenbaar te maken, zowel in de inrichting als op een van buiten zichtbare plaats.

II. Discotheken, bardancings, cafés met dansgelegenheid, nachtclubs en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

Maandag tot en met vrijdag: 16.00 uur -2.30 uur

Zaterdag en zondag 16.00 uur -3.30 uur

Hieraan wordt de volgende afbouwregeling verbonden:

  • a.

    één uur voor sluitingstijd geen nieuw publiek wordt toegelaten (eenrichtingsverkeer)

  • b.

    een half uur voor sluitingstijd de muziek op halve sterkte wordt gezet

  • c.

    een kwartier voor sluitingstijd geen muziek meer ten gehore wordt gebracht en geen drank meer wordt verkocht

  • d.

    op de sluitingstijd de lichten aan zijn en de toegangsdeur is gesloten.

De exploitant is verplicht de sluitingstijden en de daaraan gekoppelde afbouwregeling kenbaar te maken, zowel in de inrichting als op een van buiten zichtbare plaats.

III. Avondzaken

Maandag tot en met vrijdag: 16.00 uur - 2.30 uur

Zaterdag en zondag 16.00 uur - 4.00 uur

Hieraan wordt de volgende afbouwregeling verbonden:

  • a.

    een kwartier voor sluitingstijd geen nieuw publiek meer wordt toegelaten en de deuren worden gesloten (eenrichtingsverkeer). Er worden geen nieuwe bestellingen meer opgenomen;

  • b.

    op de sluitingstijd is de zaak leeg. De deuren, alsmede eventuele loketten, zijn gesloten.

De houder van de sluitingsuurvergunning is verplicht de sluitingstijden en de daaraan gekoppelde afbouwregeling kenbaar te maken, zowel in de inrichting als op een van buiten zichtbare plaats.

Zomertijd/wintertijd

In de nacht van zaterdag op zondag waarin de zomertijd wordt ingevoerd, alsmede in de nacht van zaterdag op zondag waarin de wintertijd wordt ingevoerd, wordt voor de toepassing van deze regeling de tijd aangehouden als zou de zomertijd respectievelijk wintertijd niet zijn ingegaan.

De sluitingstijden worden bij de overgang van zomer- naar wintertijd en andersom doorkruist door het verzetten van de klok, dat om half twee resp. half drie plaats vindt. Door te bepalen dat de oude tijd bij de toepassing van de vergunning wordt gehanteerd wordt in de eerste plaats beoogd duidelijkheid te scheppen. Bovendien is dit de meest eerlijke regel, omdat in beide gevallen de zaken net zo lang open zijn als normaal in het weekend. Wanneer de nieuwe tijd wordt aangehouden ontstaat de vreemde situatie dat een zaak van het ene op het andere moment in overtreding kan zijn, als deze zaak nog niet leeg is bij het verzetten van de klok van half twee naar half drie.

14. Terrassen

14.1. Uitgangspunten terrassenbeleid

Een stad als Zutphen met een monumentaal centrum heeft een bepaalde aantrekkingskracht. Mensen moeten het gezellig vinden om er naartoe te komen en het straatbeeld moet sfeervol, levendig maar ook leefbaar zijn. Dit geldt vooral in de binnenstad, maar ook in de omliggende gebieden. De gezelligheid die door de aanwezigheid van terrassen wordt gecreëerd, is van groot belang voor die uitstraling. Voorop staat dat het exploiteren van een terras mogelijk moet zijn.

Daarnaast is het de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat de verkeersveiligheid, de openbare orde en een harmonieus straatbeeld niet in gevaar worden gebracht. Dat betekent dat terrassen in aantal, vorm en omvang gereguleerd moeten worden.

In het terrassenbeleid is een afweging gemaakt tussen de economische belangen van horecaondernemers en de andere belangen:

  • -

    regulering van het gebruik van de openbare ruimte;

  • -

    goede doorstroming van het verkeer, waaronder ook het voetgangersverkeer;

  • -

    verkeersveiligheid;

  • -

    toegankelijkheid van de binnenstad voor hulpdiensten;

  • -

    beperking van overlast voor de woon- en leefomgeving;

14.2 Welke bedrijven mogen een terras exploiteren?

Voor de exploitatie van een terras komen in aanmerking de categorieën horecabedrijven genoemd in paragraaf 4, met uitzondering van categorie 5 (coffeeshops). Volgens artikel 2.3.1.1. APV behoort het terras tot het horecabedrijf en daarmee is de exploitatievergunning ook van toepassing op de bij het bedrijf behorende terrassen. In de exploitatievergunning worden de voorschriften die betrekking hebben op het exploiteren van het terras opgenomen.

Voor horecaondernemingen die een terras willen exploiteren geldt dat zij over een adequate toiletvoorziening moeten beschikken ten behoeve van bezoekers van het terras.

14.3 Situering en omvang

Een terras mag geen gevaar opleveren voor een doelmatig en veilig gebruik van de weg. (Voetgangers)verkeer mag niet gehinderd worden door terrasmeubilair. Algemeen geldt:

  • -

    Terrassen op de rijbaan zijn niet toegestaan;

  • -

    Terrassen op trottoirs zijn alleen toegestaan als het trottoir minimaal 3 meter breed is en er tenminste 1,5 meter vrij blijft voor voetgangers(met kinderwagens/rolstoelen);

  • -

    Terrassen in het voetgangersgebied zijn alleen toegestaan als er een minimale doorrijdbreedte blijft gehandhaafd van 4 meter.

  • -

    Het terras mag niet breder zijn dan het pand van het horecabedrijf waar het bij hoort.

Uitgangspunt is dat een terras direct aan het pand van het horecabedrijf moet zijn gelegen, zodat de ondernemer daadwerkelijk toezicht kan houden en het (voetgangers)verkeer niet gehinderd wordt door overstekend bedienend personeel.

Een uitzondering wordt hierbij gemaakt voor de zogenaamde overterrassen of eilandterrassen.

Van een overterras is sprake wanneer een deel van het terras gelegen is in de openbare ruimte, niet direct grenzend aan het gebouw van de aanvrager. Een overterras wordt alleen toegestaan indien er sprake is van een autovrije situatie. Op dit moment worden overterrassen toegestaan in de Stationsstraat.

Bij deze overterrassen gelden de volgende uitgangspunten:

  • -

    Alleen een overterras indien dit mogelijk is recht tegenover het pand waarin het horecabedrijf gevestigd is.

  • -

    Minimale doorgang van 4 meter voor hulpverleningsvoertuigen is gewaarborgd.

Houtmarkt

De plattegrond in bijlage I is maatgevend voor de situering en omvang van de terrassen. Op de Houtmarkt zijn sinds 2005 overterrassen gesitueerd geweest. Het terrassenbeleid schreef voor dat tussen de aanpandige terrassen op de stoepen voor het horecabedrijf en de overterrassen een strook van 2,5 meter vrijgehouden diende te worden voor voetgangers. Met de formalisering van de pilots terrassen wordt deze eis losgelaten, waardoor er sprake is van één aanpandig terras voor het horecapand. Er is dan niet langer sprake van overterrassen.

Conform het huidige beleid dient het terras recht voor het betreffende horecapand gesitueerd te zijn. De maximale breedte van het terras is de breedte van het pand minus anderhalve meter (0,75 meter aan beide kanten). Zo wordt een looppad van anderhalve meter tussen de verschillende terrassen gecreëerd ten behoeve van voetgangers voor een directe oversteek tussen de ondernemingen aan beide zijden van de Houtmarkt en wordt de toegankelijkheid van de panden aan de noordzijde gewaarborgd. Tussen de terrassen bij het pand Houtmarkt 60 en Houtmarkt 62 is geen vrije strook van anderhalve meter vrijgehouden. Met andere woorden: deze terrassen vormen een aaneengesloten geheel.

De omvang van de terrassen wordt aangegeven door middel van rvs-punaises in het wegdek, die van gemeentewege worden aangebracht. Overschrijding van het door deze noppen aangegeven gebied is niet toegestaan. Het verwijderen of verplaatsen van deze noppen, anders dan van gemeentewege, is eveneens niet toegestaan.

De bereikbaarheid van de hulpverleningsdiensten dient te worden gewaarborgd.

De brandweer eist een minimale doorgang van 4 meter en geen belemmeringen qua hoogte door bijvoorbeeld zonwering of overkapping.

De route voor de hulpverleningsdiensten is gesitueerd aan de noordzijde van de Houtmarkt en vervolgens langs de zuidzijde van de fontein, zoals aangegeven op de bijgevoegde plattegrond.

Aan de noordzijde bedraagt de diepte van de stoepen van ’t Rondje 1,2 meter. Rekening houdend met de eisen van de brandweer wordt er aan de noordzijde minimaal 5,2 meter vrijgehouden voor de route voor de hulpverleningsdiensten (1,2 meter stoep + 4 meter vrije doorgang).

De route voor hulpverleningsdiensten dient te allen tijde te worden vrijgehouden van obstakels.

Voor de bevoorrading van de ondernemers (horeca en winkels) op de Houtmarkt en een gedeelte van de Zaadmarkt kan van de route voor de hulpverleningsdiensten gebruik worden gemaakt. In het verkeersbesluit 30 september 2003 zijn voor de bevoorrading venstertijden vastgesteld. De horecaondernemers dienen hiermee ten aanzien van de terrassen rekening te houden.

Aan de noordzijde van de Houtmarkt zijn geen aanpandige terrassen toegestaan in verband met de route voor de hulpverleningsdiensten en de instandhouding van ’t Rondje (vgl. Horecavestigingsbeleid). Een uitzondering hierop vormen de reeds bestaande terrassen aan de Houtmarkt 79 en Houtmarkt 55-57. Deze bedrijven behouden hun huidige terras.

Voor de voormalige IJlandpanden aan de noordzijde van de Houtmarkt (67, 69 en 71) is inmiddels vergunning verleend voor een horecabedrijf. Voor een terras behorende bij een horecabedrijf op deze locatie zal rekening moeten worden gehouden met de reeds bestaande horeca aan de zuidzijde van de Houtmarkt gelegen tegenover deze locatie, gevestigd in Houtmarkt 62, Houtmarkt 64 en wellicht mogelijke vestiging van horeca in het pand Houtmarkt 66.

De volgende regels gelden voor een terras behorende bij een horecabedrijf op de locatie 67, 69 en 71:

    • 1.

      Een terras aan de gevel is op deze locatie niet mogelijk.

    • 2.

      Het is een horecabedrijf op deze locatie niet toegestaan om een terras te plaatsen op de ruimte gelegen tussen de route voor hulpverleningsdiensten en de terrassen aan de Noordzijde. De uniforme uitstraling wordt door middel van de terrasstrook gewaarborgd.

    • 3.

      Voor het horecabedrijf is een vergunning verleend voor het exploiteren van een overterras voor het pand Houtmarkt 66. Deze vergunning blijft geldig tot het moment dat voor een horecabedrijf in het pand Houtmarkt 66 exploitatievergunning is verleend voor het gebruik van het terras voor dit pand. De afmetingen van het terras blijven tot dat moment overeenkomstig de in de bestaande vergunning vermelde afmetingen.

14.4 Terrastijden

Terrassen van horecabedrijven mogen dagelijks geopend zijn van 08.00 uur tot 24.00 uur.

14.5 Inrichting terras en terrasmeubilair

Criteria

De criteria voor terrasmeubilair zijn beschreven in de Nadere regels voor terrassen 2008.

Opslag terrasmeubilair

Het terrasmeubilair moet telkens na sluitingstijd op een dusdanige manier op de terraslocatie gezekerd/afgedekt worden dat van het terras geen gebruik meer gemaakt kan worden. Het is ook toegestaan het terrasmeubilair op te slaan bij de gevel mits goed beveiligd. De toegang tot de panden mag hierbij niet belemmerd worden. De opslag van het terrasmeubilair geschiedt voor eigen rekening en risico. Het stapelen van terrasmeubilair op de terraslocatie is niet toegestaan.

Gasflessen in terrasverwarmers mogen na sluiten van het terras niet in de openbare ruimte worden opgeslagen in verband met de openbare orde en veiligheid.

14.6 Bijzondere situaties

Markt

Donderdag

Tijdens de wekelijkse markt op donderdagochtend is het gebruik van een terras op het marktterrein niet toegestaan. Het terrein zal dan volledig in beslag worden genomen door de marktkramen. De aanpandige terrassen op de stoepen kunnen tijdens marktdagen wel worden gebruikt. De terrassen dienen op woensdag na sluitingstijd te worden opgeruimd, zodat de opbouw van de markt niet wordt gehinderd.

Zaterdag

Tijdens de wekelijkse markt op zaterdag is het gebruik van een terras op de Zaadmarkt en het gedeelte van de Houtmarkt waar ook marktkramen worden geplaatst niet toegestaan. Ook hier geldt dat de aanpandige terrassen op de stoepen tijdens marktdagen wel kunnen worden gebruikt. De betreffende terrassen dienen op vrijdag na sluitingstijd te worden opgeruimd, zodat de opbouw van de markt niet wordt gehinderd.

Het gedeelte van de Houtmarkt waar geen marktkramen worden geplaatst kan wel worden gebruikt voor het het plaatsen van het volledige terras.

In de terrasvergunning worden voorwaarden opgenomen omtrent het gebruik van terrassen tijdens marktdagen.

Evenementen

Als het terrein waarop het terras geëxploiteerd wordt is aangewezen als evenemententerrein op grond van een evenementenvergunning, wordt de inrichting van het terrein gedurende dat evenement bepaald door de evenementenvergunning. Dit betekent dat de inrichting van het terras tijdelijk gewijzigd kan worden of zelfs geheel niet mogelijk is. De organisator van het evenement is ervoor verantwoordelijk dat er tijdig contact is met de exploitant over de inrichting van de terrassen tijdens het evenement.

Kerstboom

In de Stationsstraat wordt jaarlijks een kerstboom geplaatst, waarbij het middenterrein wordt gebruikt. Eventuele terrassen op deze plek kunnen gedurende deze periode niet gebruikt worden.

15. Leges en precario

Voor de eerste verlening van de exploitatievergunning zijn leges verschuldigd. Voor de verlenging van de vergunning na een jaar worden geen kosten in rekening gebracht. Voor wijzigingen van de vergunning geldt een lager tarief.

Voor terrassen op gemeentegrond wordt precariobelasting geheven. Voor de overterrassen zijn alle horecaondernemers precariobelasting verschuldigd. Voor de terrassen op de individuele stoepen aan de gevel zal dit per horecaondernemer verschillen, omdat een gedeelte aan de gevel eigen grond is.

De leges en precario worden jaarlijks aangepast.

16. Handhaving

De exploitatievergunning horeca maakt het mogelijk bij ernstige verstoring van de openbare orde adequaat op te treden. Het begrip ‘openbare orde’ wordt in de wetgeving veelvuldig gebruikt zonder dat er een definitie is gegeven. Een veel gebruikte omschrijving is: ‘het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven’.

Op grond van artikel 174 lid 1 Gemeentewet wordt de burgemeester belast met het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Op basis van artikel 175 Gemeentewet is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij of zij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar noodzakelijk acht.

bestuursrechtelijk

Het bestuursrecht is er op gericht instrumenten aan overheden en dus ook aan gemeenten te bieden om haar bestuursrechtelijke taak uit te oefenen. Sancties in het bestuursrecht hebben tot doel om een bepaalde door de overheid gewenste toestand te handhaven. Sancties waar aan gedacht kan worden (en die ook zijn opgenomen in het Handhavingarrangement Horeca Zutphen) zijn opleggen van bestuursdwang of het opleggen van een bestuurlijke boete.

strafrechtelijk

Het strafrecht ziet toe op het beschermen van de openbare orde en het garanderen van de veiligheid in de samenleving door opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Strafvervolging en een bestuursrechtelijke sanctie kunnen los van elkaar, gelijktijdig, en achter elkaar worden toegepast. Handhavend optreden door een bestuurlijk orgaan is er op gericht een einde te maken aan een verboden toestand en te leiden tot herstel van de gewenste toestand. Strafrechtelijk optreden daarentegen maakt de gevolgen van een overtreding meestal niet ongedaan, maar is primair gericht op vergelding van het aan de samenleving aangedane onrecht en het voorkomen van herhaling.

Op 5 juli 2001 is het Handhavingarrangement Horeca Zutphen in werking getreden. In aansluiting op dit arrangement wordt hieronder per overtreding aangegeven welke mogelijkheden er zijn om handhavend op te treden.

Overtreding

Politie/toezichthouder

Gemeente [burgemeester]

OM

Exploitatie zonder vergunning ex artikel 2.3.1.2. Apv

1.Rapport t.b.v. gemeente

2.verkort LOS p-v t.b.v. OM.

1e constatering:

Schriftelijke waarschuwing staken bedrijfsvoering + voornemen last onder bestuursdwang/dwangsom

2e constatering:

Beschikking tot toepassing bestuursdwang/dwangsom

3e constatering:

Tenuitvoerlegging (sluiting van de inrichting/verbeuren dwangsom)

Vervolging o.g.v.

artikel 6.1 Apv

(strafbepaling)

Exploitatie in afwijking van de vergunning ex artikel 2.3.1.2 Apv

( b.v. gewijzigde ondernemingsvorm, nieuwe bedrijfsleider/beheerder)

1.Rapport t.b.v. gemeente.

Verkort LOS pv t.b.v. OM

1e constatering:

Waarschuwing + hersteltermijn twee weken

2e constatering:

Schriftelijke vooraankondiging intrekken vergunning

3e constatering

Beschikking tot toepassing intrekken vergunning.

Niet naleven vergunningvoorschrift ex artikel 2.3.1.2. Apv

1.Rapport t.b.v. gemeente

2.Verkort LOS pv t.b.v. OM

1e constatering:

Schriftelijke waarschuwing

2e constatering

Schriftelijke vooraankondiging last onder bestuursdwang/dwangsom

3e constatering

Beschikking tot toepassing bestuursdwang/dwangsom

4e constatering

Ten uitvoerlegging bestuursdwang/verbeuren dwangsom

Indien daarna nog steeds de voorschriften niet worden nageleefd:

5.Last onder dwangsom (verhoging van de dwangsom) of tijdelijke sluiting o.g.v. art. 2.3.1.5. Apv of intrekken vergunning

Indien er sprak is van ernstige incidenten of verstoringen van de openbare orde kan in afwijking van dit schema direct tot toepassing van artikel 2.3.1.5 Apv (tijdelijke sluiting of vaststelling sluitingstijden) worden besloten of de vergunning worden ingetrokken.

18. Inwerkingtreding

Deze notitie treedt in werking op 1 april 2010. Vanaf die dag zijn de regels uit deze notitie van toepassing op de verlening van de exploitatievergunning.

Bekendmaking vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van Zutphen bij besluit van ……………………..
De burgemeester van Zutphen,

Bijlage I Plattegrond