Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening reïntegratie 2011 gemeente Zwartewaterland.

Geldend van 02-11-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening reïntegratie 2011 gemeente Zwartewaterland

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland;

Gelet op de artikelen 7, 8 en10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35

en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en

gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 147 van de Gemeentewet;

Mede gelet op de EG Verordening de minimis-steun nr. 69/2001 en de Algemene

groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008) alsmede de Beleidsaanbeveling van belang

voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet

Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

Overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het

ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

besluit:

vast te stellen de ‘Verordening reïntegratie 2011 gemeente Zwartewaterland’.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

  • b.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw);

  • c.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland;

  • e.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en

    bijstand, de Ioaw of de Ioaz (jonger dan 65 jaar);

  • f.

    Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV Werkbedrijf;

  • g.

    Nuggers: personen als bedoeld in de Wwb, artikel 6 onder a;

  • h.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

  • i.

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere algemeen maatschappelijk aanvaarde vorm

    van betaald werk door middel van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of een aanstelling in de zin van de Ambtenarenwet. Hiermee wordt gelijkgesteld het

    verrichten van arbeid als zelfstandige in een rechtmatig gevestigd beroep of bedrijf.

Hoofdstuk 2: Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, ANW-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 5. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening per raadsperiode een beleidsplan vast.

  • 6. Het plan omvat in elk geval een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

  • 3. Indien na het inzetten van de ondersteuning – zoals bedoeld in lid 1 – de uitkering op grond van de wet, Ioaz of Ioaw wordt beëindigd in verband met werkaanvaarding, kan nazorg nog een onderdeel zijn van de ingezette voorziening.

Artikel 4. Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Ioaw, de Ioaz en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wwb, Ioaw en Ioaz.

  • 3. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de aard van de verplichtingen voor specifieke groepen alsmede voor de ontheffingen van bepaalde doelgroepen.

Artikel 5. Budgetplafond

  • 1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3: Voorzieningen

Artikel 6. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 van de wet en 37 van de Ioaw en Ioaz niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen.

Artikel 7. Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan uitkeringsgerechtigden werkervaring aanbieden met behoud van uitkering in de vorm van additionele arbeid, een en ander primair gericht op doorstroom naar duurzame arbeid.

  • 2.

    Deze voorziening duurt in principe niet langer dan twee jaar, met in bijzondere omstandigheden een mogelijke verlenging met twee jaar.

  • 3.

    Voor zover de uitkeringsgerechtigde niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4.

    Het college betrekt bij deze beoordeling in ieder geval:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de uitkeringsgerechtigde additionele arbeid verricht;

    • b.

      de scholingswens van de uitkeringsgerechtigde.

  • 5.

    Premie participatiebaan:

Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet, artikel 38a van de IOAW een premie van telkens maximaal € 300,00. De hoogte van de premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week in de voorafgaande 6 maanden en bedraagt:

  • a.

    bij een gemiddelde uren inzet van 8 tot 16 uur per week, 25% van het in het eerste lid genoemde bedrag;

  • b.

    bij een gemiddelde uren inzet van 16 tot 24 uur per week 50% van het in het eerste lid genoemde bedrag;

  • c.

    bij een gemiddelde uren inzet van 24 tot 32 uur per week 75% van het in het eerste lid genoemde bedrag;

  • d.

    bij een gemiddelde uren inzet van 32 tot 40 uur per week 100% van het in het eerste lid genoemde bedrag.

    • 5.

      1 Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

    • 5.

      2 De premie wordt geweigerd wanneer bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

Artikel 8. Premie

  • 1. Het college kan aan personen bedoeld in artikel 1 lid e een premie toekennen.

  • 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de aard, de omvang, de frequentie, de hoogte en de verplichtingen die aan de premie worden verbonden ter uitvoering van lid 1.

Artikel 9. Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 lid e een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 10. Nuggers

  • 1. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de in artikel 1 onder g genoemde doelgroep.

  • 2. Het college kan in de nadere regels van lid 1 grenzen aan inkomen en vermogen stellen ter uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als

toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening re-integratie 2011 gemeente Zwartewaterland.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwartewaterland in de openbare vergadering van 15 september 2011.

De voorzitter, De griffier,

Ing. E.J.Bilder A.J. Kastelein-Renkema