Regeling vervallen per 18-11-2010

Verordening regelende het zich ontdoen van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen en de met deze activiteiten berband houdende bescherming van het milieu.

Geldend van 01-01-2006 t/m 17-11-2010

Intitulé

Verordening regelende het zich ontdoen van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen en de met deze activiteiten berband houdende bescherming van het milieu.

VERORDENING REGELENDE HET ZICH ONTDOEN VAN HUISHOUDELIJKE EN ANDERE CATEGORIEEN VAN AFVALSTOFFEN, DE AL DAN NIET AFZONDERLIJKE INZAMELING VAN AFVALSTOFFEN EN DE MET DEZE ACTIVITEITEN VERBAND HOUDENDE BESCHERMING VAN HET MILIEU.

Hoofdstuk 1:ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:

    • a.

      wet: Wet milieubeheer;

    • b.

      inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

    • c.

      ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waarbij de daadwerkelijke overdracht plaatsvindt op het moment dat de afvalstoffen in het inzamelmiddel of –voorziening zijn gebracht;

    • d.

      inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- en/of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box ten behoeve van één huishouden;

    • e.

      inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

    • f.

      milieupas: een identificatiemiddel met een uniek, digitaalpasnummer voor de individuele registratie en afrekening van het afvalaanbod;

    • g.

      inzameldienst: de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

    • h.

      andere inzamelaars: de krachtens artikel 7, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

    • i.

      inzamelvergunning: de vergunning zoals bedoeld in artikel 11;

    • j.

      gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

    • k.

      gestapelde bouw: een woongebouw dat uit meer dan één bouwlaag bestaat en bestemd is voor bewoning door meer dan één huishouden, bijvoorbeeld een flat, een appartementencomplex, boven- en benedenwoningen en maisonnettes;

    • l.

      straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

    • m.

      wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande doorgaande verharde wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

    • n.

      buitengebied: het gebied gelegen buiten de bebouwde kom, waarvan de gemeenteraad de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a, lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • o.

      motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langst spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders.

Artikel 2 Beslissingstermijn aanvraag vergunning of ontheffing

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

    Artikel 3 Indiening aanvraag

    • 1.

      Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

    • 2.

      Voor bepaalde, door het college aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

    • 3.

      Voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

    Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

    • 1.

      Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.

    • 2.

      De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

    • 3.

      De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze of een gewaarmerkt afschrift daarvan ter inzage te geven op eerste vordering van een ambtenaar, die belast is met deze zorg voor naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

    Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

    De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.

    Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de bescherming van het milieu;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

    Hoofdstuk 2:INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

    Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

    • 1.

      Als inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, wordt aangewezen: NV ROVA Gemeenten.

    • 2.

      Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

    • 3.

      NV ROVA Gemeenten wordt aangewezen als exclusief gerechtigde tot en belast met de uitvoering van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

    Artikel 8 Afzonderlijke inzameling

    • 1.

      Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      oud papier en karton;

    • e.

      textiel;

    • f.

      puin, bouw- en sloopafval;

    • g.

      verduurzaamd hout;

    • h.

      grof tuinafval;

    • i.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • j.

      grof huishoudelijk afval;

    • k.

      huishoudelijk restafval;

    • l.

      elektrische en elektronische apparatuur;

    • m.

      metaal;

    • n.

      blik

    • o.

      autobanden;

    • p.

      landbouwfolie.

    • 2.

      Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

    Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

    • 1.

      De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

    • 2.

      Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

      Artikel 10 Frequentie van inzamelen bij elk perceel

      • 1.

        Huishoudelijk restafval wordt tenminste eenmaal per twee weken bij of nabij elk perceel ingezameld.

      • 2.

        Groente- fruit en tuinafval wordt tenminste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel ingezameld.

      • 3.

        In afwijking van het in het tweede lid bepaalde wordt gft-afval niet afzonderlijk ingezameld bij:

      • a.

        percelen die deel uitmaken van een gestapelde bouw en ten behoeve waarvan geen minicontainers zijn verstrekt en

      • b.

        percelen gelegen in het buitengebied.

      • 4.

        Het college kan de frequentie van de inzameling vaststellen van de overige categorieën

        huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente nabij elk perceel worden ingezameld.

      Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

      • 1.

        Het is verboden zonder inzamelvergunning van het college huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

      • 2.

        De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid dient deze tijdens het inzamelen op verzoek van degene bij wie hij inzamelt, te tonen.

      • 3.

        De inzamelvergunning kan worden geweigerd indien vaststaat of met reden valt te vrezen dat het verlenen van een inzamelvergunning niet in het belang is van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

      • 4.

        De vergunning wordt geweigerd indien te verwachten is dat het verlenen van de inzamelvergunning in betekenende mate afbreuk zal doen aan het exclusieve recht van het in artikel 7, eerste lid, bedoelde recht van de inzameldienst.

      • 5.

        Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

      • 6.

        Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

      Hoofdstuk 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

      Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

      • 1.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars en aan de houders van een inzamelvergunning.

      • 2.

        Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

      Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

      • 1.

        Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de andere inzamelaars.

      • 2.

        Het college kan besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een inzamelvergunning.

      Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

      • 1.

        Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:

      • a.

        groente-, fruit- en tuinafval

      • b.

        klein chemisch afval;

      • c.

        verpakkingsglas;

      • d.

        oud papier en karton;

      • e.

        textiel;

      • f.

        puin, bouw- en sloopafval;

      • g.

        verduurzaamd hout;

      • h.

        grof tuinafval;

      • i.

        asbest en asbesthoudend afval;

      • j.

        grof huishoudelijk afval;

      • k.

        huishoudelijk restafval;

      • l.

        elektrische en elektronische apparatuur;

      • m.

        metaal;

      • n.

        blik;

      • o.

        autobanden;

      • p.

        landbouwfolie.

      • 2.

        Het college kan de inzameldienst en andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

      • 3.

        Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

      • 4.

        Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de inzameling van gft-afval bij bewoners van

      • a.

        percelen die deel uitmaken van een gestapelde bouw en ten behoeve waarvan geen minicontainers zijn verstrekt en

      • b.

        percelen gelegen in het buitengebied.

      Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

      • 1.

        Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.

      • 2.

        Het is voor de gebruiker van een perceel verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

      • 3.

        Het college kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

      • 4.

        Het college kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.

      • 5.

        Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan het college regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

      • 6.

        Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

      • 7.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere plaatsen en wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

      • 8.

        Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is verstrekt of aangewezen, hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.

      Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

      • 1.

        Indien voor de gebruiker van een perceel door middel van een aan hem beschikbaar gestelde milieupas voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.

      • 2.

        Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

      • 3.

        Het college kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moet worden aangeboden.

      • 4.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens dit artikel is bepaald.

      • 5.

        Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.

      Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

      • 1.

        Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

      • 2.

        Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

      • 3.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

      • 4.

        Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.

      Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

      • 1.

        Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorieën waarvoor het brengdepot als bedoeld in artikel 9, eerste lid, is bestemd.

      • 2.

        Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

      • 3.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

      • 4.

        Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.

      Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

      • 1.

        Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.

      • 2.

        Het college kan regels stellen over de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

      • 3.

        Het college kan regels stellen over het maximale gewicht, de afmetingen en het volume waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

      • 4.

        Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

      • 5.

        Het is aan anderen dan de gebruiker van een perceel die de in lid 1 bedoelde categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbiedt, verboden hun afvalstoffen toe te voegen aan en ter inzameling aan te bieden met die van de zojuist bedoelde gebruiker.

      Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

      • 1.

        Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

      • 2.

        Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

      Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

      In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

      Hoofdstuk 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

      Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

      Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

      Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

      • 1.

        Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

      • 2.

        Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de verordening Afvalstoffenheffing.

      • 3.

        Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

      • 4.

        Het is verboden de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met hetgeen in dit artikel is bepaald.

      Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

      • 1.

        Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

      • 2.

        Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

    Hoofdstuk 5: Zwerfafval

    Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

    • 1.

      Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

    • 2.

      Het college kan van het verbod als bedoeld in lid 1 ontheffing verlenen.

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

    • 4.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

    Artikel 26 Achterlaten van straatafval

    • 1.

      Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

    • 2.

      Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

    Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

    • 1.

      Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken, te verspreiden of te verplaatsen.

    • 2.

      Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of in brand te steken.

      Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

      De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

      • a.

        een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

      • b.

        zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

      • c.

        zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

      Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

      Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

      Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

      • 1.

        Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

      • 2.

        Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

      • a.

        direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

      • b.

        direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

      • c.

        indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

      Hoofdstuk 6: Overige Onderwerpen Die De Verordening Aangaan

    Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen

    1.Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

    • 2.

      Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning.

    Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

    Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

    Artikel 33 Verbod ongewenst drukwerk te bezorgen

    Het is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen bij een woning, bedrijf of woonschip, indien de bewoner of gebruiker ervan duidelijk heeft kenbaar gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk

    Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

    Artikel 34 Strafbepaling

    Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

    ARTIKEL

    ONDERWERP

    Artikel 12

    Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

    Artikel 13

    Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen

    Artikel 14

    Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

    Artikel 15

    Ter inzameling aanbeiden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

    Artikel 16

    Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

    Artikel 17

    Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorziening op wijkniveau

    Artikel 18

    Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

    Artikel 19

    Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

    Artikel 20

    Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

    Artikel 23

    Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

    Artikel 24

    Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

    Artikel 25

    Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

    Artikel 26

    Achterlaten van straatafval

    Artikel 27

    Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

    Artikel 28

    Afvalbakken in inrichtingen voor verbruiken van eet- en drinkwaren

    Artikel 29

    Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

    Artikel 30

    Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

    Artikel 31

    Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen

    Artikel 32

    Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

    Artikel 33

    Verbod ongewenst drukwerk te bezorgen

    Artikel 35 Toezichthouders

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.

    Artikel 36 Inwerkingtreding

    De gewijzigde afvalstoffenverordening treedt in werking op 1 januari 2006 en vervangt

    daarmee de op 15 april 2004 vastgestelde afvalstoffenverordening.

    Artikel 37 Overgangsbepaling

    • 1.

      Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening van 15 april 2004, blijven - indien en voor zover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

    • 2.

      Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening van 15 april 2004, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

    • 3.

      Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening van 15 april 2004, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

    • 4.

      Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening van 15 april 2004.

    • 5.

      In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

    • 6.

      Gebod- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening van 15 april 2004 zijn niet van toepassing:

    • a.

      gedurende 10 weken na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.

    • 7.

      De intrekking van de verordening van 15 april 2004 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

      Artikel 38 Citeerbepaling

      Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening van de Gemeente Zwartewaterland.

      Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwartewaterland op 15 december 2005.

      De griffier, de voorzitter,

      ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

      Algemene toelichting

      De afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm) zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.

      Overige wetgeving

      Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).

      Opbouw van de afvalstoffenverordening

      Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

      Hoofdstuk 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en houders van een inzamelvergunning en de inzamelstructuur; geen regels voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen door de burger)

      Hoofdstuk 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)

      Hoofdstuk 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

      Hoofdstuk 5: Zwerfafval

      Hoofdstuk 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan

      Hoofdstuk 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn).

      Hoofdstuk 1:ALGEMENE BEPALINGEN

      In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor de afvalstoffenverordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer zijn omschreven, worden niet herhaald. Hierbij gaat het om de begrippen: ‘afvalstoffen’, ‘huishoudelijke afvalstoffen’ en ‘bedrijfsafvalstoffen’.

      Er wordt gesproken over inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Een inzamelmiddel wordt aan de gebruiker van een perceel verstrekt; inzamelvoorzieningen (bovengronds of ondergronds) zijn bestemd voor meerdere gebruikers. De inzamelvoorzieningen voor rest- en gft-afval zijn via een milieupas exclusief toegankelijk en de inzamelvoorzieningen voor andere deelstromen als b.v. glas, textiel, oud papier en karton zijn bestemd voor de bewoners van de buurt of wijk waarin deze voorzieningen zijn geplaatst. Zij zijn vrij toegankelijk.

      Het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ betreft niet alleen de reguliere inzameling van het restafval en gft-afval, maar ook het brengen van de diverse deelstromen -bijvoorbeeld glas, textiel, etc.- naar de diverse brengvoorzieningen die in de gemeente aanwezig zijn. Het ter inzameling aanbieden betreft ook het halen en het brengen van grof huishoudelijk afval en grof tuinafval naar de afvalbrengpunten van de ROVA.

      Het begrip ‘inzameldienst’ wordt ter aanvulling van de modelverordening expliciet omschreven omdat dit begrip in de verordening regelmatig terugkomt.

      Artikel 1 begripsomschrijvingen

      Eerste lid onder b. Inzamelen

      Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus (zie artikel 9). Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is in principe een inzamelvergunning nodig. Uitzonderingen zijn er b.v. wanneer een producentenverantwoordelijkheid is geïntroduceerd b.v. bij elektrische en elektronische apparatuur en autobanden. Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

      Eerste lid onder j. Gebruiker van een perceel

      De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen.

      Eerste lid onder l. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

      Straatafval wordt gedefinieerd als “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.

      Eerste lid onder n. Buitengebied

      In aanvulling op de modelverordening van de VNG is ook een begripomschrijving van het buitengebied opgenomen. De beëindiging van de gescheiden inzameling in het buitengebied noopt tot een voor de inwoners herkenbare scheiding tussen het buitengebied en de bebouwde kom van de gemeente. Daarom is aansluiting gezocht bij de gebiedsonderscheiding die ook de Wegenverkeerswet 1994 kent.

      Hoofdstuk 2: INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

      Artikel 7 aanwijzing inzamelende instanties

      De gemeente Zwartewaterland heeft de wettelijke zorgplicht voor het beheer van het huishoudelijk afval.

      ROVA wordt expliciet aangewezen als exclusieve inzamelaar om voor de gemeente Zwartewaterland de nodige aanbestedingen te kunnen doen betreffende de inzameling van huishoudelijk afval.

      Met dit artikel krijgt het college van burgemeester en wethouders ook de mogelijkheid om naast de inzameldienst ROVA andere inzamelaars aan te wijzen die met de afzonderlijke inzameling van één of meer deelstromen worden belast.

      Deze aanwijzing kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11, lid 1. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, de opslag en de afgifte van de deelstromen aan de gemeente en/of de inzameldienst, over de monitoring, etc.

      Artikel 8 afzonderlijke inzameling

      In dit artikel is vastgelegd dat de afzonderlijke inzameling van de met name te noemen categorieën van huishoudelijke afvalstoffen niet alleen door, maar ook namens de inzameldienst, plaatsvindt. Hiermee wordt nadrukkelijk de eindverantwoordelijkheid voor de afzonderlijke inzameling van deelstromen bij ROVA neergelegd, tenzij in de Dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Zwartewaterland en ROVA anders is bepaald.

      Alle categorieën van huishoudelijke afvalstoffen, waarvoor de gemeente in samenwerking met ROVA een aparte inzamelstructuur kent, staan nu in één artikel opgesomd. Enerzijds om meer recht te doen aan de vrijwel gelijkwaardige positie van de betreffende deelstromen ten opzichte van het ‘huishoudelijk restafval’. Huishoudelijk restafval is nu in plaats van hoofdbestanddeel van de oude modelverordening teruggebracht tot slechts één categorie.

      Artikel 10.21, lid 2 van de Wet milieubeheer verplicht gemeenten tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval. Gemeenten zijn daarnaast op grond van het Landelijk Afvalbeheer Plan 2002-2012 verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. Het betreft met name de afvalstromen oud papier en karton, glas, textiel en KCA. Vanwege het van kracht worden van de ministeriële 'Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur' (d.d. 19 juli 2004) (voorheen wit- en bruingoed) is hier nog bijgekomen de gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur.

      Daarnaast zijn er nog andere deelstromen die afzonderlijk gehaald en/of gebracht kunnen worden. Dit zijn bijvoorbeeld ook die afvalstoffen die vanwege afmeting of gewicht niet in de huisvuilzak of in de minicontainer gedaan kunnen of mogen worden (grof tuinafval en grof huishoudelijk afval).

      Verder zijn nog categorieën vermeld die ter inzameling kunnen worden aangeboden op het afvalbrengpunt van de ROVA (bijvoorbeeld autobanden, vlakglas en asbest) of die ingezameld worden door een kringloopbedrijf.

      Voorts wordt nog genoemd ‘klein chemisch afval’, dit ter onderscheiding van ‘klein gevaarlijk afval’. In de toelichting op het ontwerp voor de 3e tranche van de PMV is vermeld dat onder ‘klein chemisch afval’ wordt verstaan: gevaarlijk afval dat uit een huishouden afkomstig is. Onder ‘klein gevaarlijk afval’ wordt verstaan: gevaarlijk afval afkomstig van bedrijven voor zover de hoeveelheid per afgifte niet groter is dan 200 kg.

      Voor de afzonderlijke inzameling van ‘klein chemisch afval’ is er de chemokar.

      In dit artikel komt geen omschrijving voor van ‘bouw- en sloopafval’. In elk huishouden komt van tijd tot tijd wel wat puin en herbruikbaar hout vrij. Dit zou in beginsel in de minicontainer voor het restafval kunnen worden gedaan, doch dit verdient geen aanbeveling. Puin heeft een hoog soortelijk gewicht. Indien puin naar de verbrandingsinstallatie moet worden getransporteerd is er geen sprake van een bijdrage aan het milieu, maar alleen van een extra kostenverhogende factor. Puin en herbruikbaar hout kunnen daarom beter dan bouw- en sloopafval worden aangeboden op de afvalbrengpunten van de ROVA, zodat recycling kan plaatsvinden.

      Bouw- en sloopafval, afkomstig van activiteiten die doorgaans door bedrijven worden uitgevoerd, vallen -ongeacht of ze nu door een aannemer of in eigen beheer door een zelfklussende particulier worden uitgevoerd onder de categorie bedrijfsafval. In dit geval moet dus ook de particulier zelf zorgdragen voor de verwijdering van het bouw- en sloopafval.

      Artikel 9 inzamelmiddelen en –voorzieningen

      In dit artikel worden de verschillende niveaus van inzameling aangegeven. Met het oog op het ingevoerde systeem van Diftar is een aanwijzingsbevoegdheid noodzakelijk om de bevolking te kunnen verplichten van een bepaald inzamelmiddel gebruik te maken. Indien namelijk voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een bepaald inzamelmiddel is beschikbaar gesteld, is het op grond van artikel 15 en 16 verboden die categorie afvalstoffen anders aan te bieden dan via het verstrekte inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.

      De verstrekking van inzamelmiddelen dient in goed overleg tussen ROVA en de gemeente plaats te vinden omdat uiteindelijk de gemeente de kosten draagt.

      Artikel 10 frequentie van inzamelen bij elk perceel

      Volgens artikel 10.21 van de Wet milieubeheer moet de inzameling van het huishoudelijk afval wekelijks plaatsvinden. De gemeenteraad kan krachtens artikel 10.26 lid 1 van deze wet afwijken van het systeem van wekelijkse inzameling met het oog op een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

      Tevens is in de wet de mogelijkheid opgenomen om in een deel of delen van de gemeente het gft-afval niet meer gescheiden in te zamelen. In de verordening is dit nader uitgewerkt in de beëindiging van de gescheiden inzameling van gft-afval in het buitengebied en bij gestapelde bouw.

      Artikel 11 inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

      Gemeenten hebben de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij kunnen uit dien hoofde bepalen dat het aan een ander dan de inzameldienst verboden is om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij deze vergunning heeft van het college. Op grond van artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders aan een dergelijke vergunning voorschriften verbinden.

      Artikel 12, lid 2 is aan de verordening toegevoegd ter ondersteuning van artikel 13. Artikel 12, lid 2 van dit artikel heeft net een iets andere strekking dan artikel 4. In artikel 4 is geregeld dat de houder van een vergunning verplicht is de vergunning bij zich te dragen en met het oog op de wetshandhaving de vergunning ter inzage af te geven; in artikel 12 is vastgelegd dat de burger bij wie wordt ingezameld kan verlangen dat de vergunning hem getoond wordt.

      Krachtens artikel 7 kunnen burgemeester en wethouders bepaalde instanties als inzamelaars aanwijzen die bevoegd zijn tot het innemen van met name te noemen huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld klein chemisch afval in de vorm van batterijen.

      Hoofdstuk 3:TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

      Artikel 12 verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

      Er geldt niet alleen een inzamelverbod voor anderen dan de inzameldienst (artikel 11) maar ook een verbod om huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden anders dan aan de inzameldienst, inzamelaars en aan degene die daarvoor een vergunning heeft.

      Lid 2 is toegevoegd omdat in het kader van de oud voor nieuw-regeling op grond van de ministeriële 'Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur' (d.d. 19 juli 2004) men bij aankoop van nieuwe apparatuur een soortgelijk product kan worden ingeleverd bij de producenten en distributeurs daarvan.

      Artikel 13 verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

      Bij Diftar betaalt men voor het afval dat men ter inzameling aanbiedt. Daartoe zijn de containers van chips voorzien, met behulp waarvan het aantal ledigingen wordt geregistreerd, zijn milieupassen uitgereikt voor registratie van de aanbiedingen rest- en gft-afval bij de ondergrondse verzamelcontainers en zijn haal- en brengtarieven geïntroduceerd voor het grof afval dat men ter inzameling aanbiedt.

      Om te voorkomen dat men zonder afvalstoffenheffing te betalen huisvuil zou moeten inzamelen, ja zelfs de inzameldienst zou kunnen verplichten de aangeboden afvalstoffen mee te nemen, is dit artikel opgenomen.

      Dit artikel is tegelijk een instrument om het illegaal aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen tegen te gaan, hetzij door de eigen inwoners hetzij door bedrijven van binnen en buiten de gemeente.

      Artikel 14 afzonderlijk ter inzameling aanbieden.

      In dit artikel is bepaald dat het verboden is bepaalde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Uit artikel 1, lid 1c blijkt dat onder het ‘ter inzameling aanbieden’ ook wordt verstaan het overdragen van afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gestelde plaats. De afvalstroom elektrische en elektronische apparatuur was voorheen wit- en bruingoed.

      Artikel 15 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

      Op basis van dit artikel kan het college regels stellen voor het gebruik van de inzamelmiddelen.

      Op basis van lid 3 kan het college bijvoorbeeld bepalen dat containers alleen mogen worden aangeboden op verharde openbare wegen en kunnen zij clusterplaatsen voor minicontainers aanwijzen, zodanig dat ‘nabij’ een perceel wordt ingezameld en op basis van lid 5 kunnen regels worden gesteld om bijvoorbeeld te voorkomen dat een container te zwaar wordt. Dit geldt zeker nu in Gemeente Zwartewaterland Diftar is ingevoerd. Met het oog op de ARBO-normen moet er een gelede normstelling zijn.

      In lid 8 is bepaald dat het aan anderen dan de gebruiker van een perceel aan wie een inzamelmiddel is verstrekt, verboden is hun afvalstoffen via dit inzamelmiddel ter inzameling aan te bieden. Lid 8 bedoelt fraudering tegen te gaan. Indien buren na invoering van Diftar onderling afspraken maken over het wederzijds gebruik van hun minicontainers is er geen sprake van frauduleus handelen.

      Artikel 16 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

      Op basis van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders een groep percelen aanwijzen, waarvan de gebruikers gebruik moeten maken van een bepaalde bovengrondse of ondergrondse verzamelcontainer. Door het beschikbaar stellen van een milieupas aan de gebruiker van een perceel wordt indirect de aanwijzing van de aangewezen inzamelvoorziening geregeld.

      Artikel 17 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

      Tot de inzamelvoorzieningen op wijkniveau kunnen worden gerekend de glasbakken, papier- en textielcontainers.

      Artikel 18 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

      Dit artikel is met name geschreven in verband met het bepaalde in artikel 10.22, lid 1, sub b van de Wet milieubeheer, waarin bepaald is dat elke gemeente er zorg voor draagt dat er op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

      Wanneer men meer dan de gemiddelde hoeveelheid afval produceert, kan men om een extra container vragen voor rest- en/of gft-afval. Ook kan men huishoudelijk afval brengen op de afvalbrengpunten van de ROVA. Wanneer op het afvalbrengpunt brengtarieven voor het huishoudelijk afval worden gehanteerd, is het niet bezwaarlijk dat men ook daar dus huishoudelijk afval brengt.

      Artikel 19 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

      Huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden, worden aangemerkt als grof huishoudelijk afval.

      Dit artikel biedt de mogelijkheid om niet alleen grof huishoudelijk afval, maar ook grof tuinafval in te zamelen zonder dat gebruik moet worden gemaakt van een ter beschikking gesteld inzamelmiddel.

      Het 5e lid is toegevoegd, om te voorkomen dat wanneer iemand grof afval op afroep ter inzameling aanbiedt en in het kader van Diftar daarvoor moet betalen, anderen van de gelegenheid gebruik maken om ook hun afval daaraan toe te voegen.

      Artikel 20 dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

      Op basis van dit artikel worden de dagen en tijden vastgesteld voor de reguliere inzameling van het rest- en gft-afval, voor de inzameling van het grof huishoudelijk afval en het grof tuinafval, voor de inzameling van met name te noemen deelstromen.

      Artikel 21 het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

      Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventuele tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn ingeval van stakingen, etc.

      Hoofdstuk 4:INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

      Artikel 23 ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

      Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelstructuur mogen, voor zover artikel 18 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.

      Artikel 24 het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

      De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”

      Eerste lid

      De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

      Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

      Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

      Afbakening met artikel 22 en 23

      Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

      Hoofdstuk 5: ZWERFAFVAL

      Artikel 25 voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

      Dit artikel vormt wat betreft ‘het op of in de bodem brengen of houden’ van afvalstoffen een aanvulling op het algemene stortverbod buiten inrichtingen als bedoeld in artikel 10.2 van de Wet milieubeheer en is gericht op het kunnen aanpakken van zwerfvuilproblematiek.

      Op basis van dit artikel zou men ook iemand kunnen aanspreken die vanwege de invoering van Diftar nimmer restafval ter inzameling aanbiedt.

      Artikel 26 achterlaten van straatafval

      In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

      In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).

      Artikel 27 voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

      In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van artikel 27 van/in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm

      Artikel 28 afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

      In artikel 10.25, onder a, Wm is ook de basis gelegd voor het opnemen van artikel 28 van/in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

      Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven."

      Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

      Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

      Artikel 29 wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

      Artikel 29 is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).

      Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

      Artikel 30 zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

      In artikel 10.25, onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van artikel 30.

      Eerste lid

      Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

      Tweede lid

      Het tweede lid omvat een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

      Hoofdstuk 6: OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

      Artikel 31 verbod opslag van afvalstoffen

      Artikel 27 beoogt het tegengaan van diffuse milieuverontreiniging; artikel 28 heeft betrekking op het weren van visuele hinder, het voorkomen of beperken van overlast en schade aan de openbare gezondheid.

      Artikel 32 afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

      Nieuw wettelijk regiem autowrakken

      De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

      Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

      Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

      Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

      Definitie autowrak

      In artikel 1.1, eerste lid 1, Wm (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1, onder b, BBA als: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm.”

      De Wm definieert het begrip afvalstof als volgt: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Zie voor de volledige definitie het commentaar op artikel 1 van deze verordening.

      In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak. “De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.

      Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

      Artikel 33 ongewenst drukwerk

      Ongewenst drukwerk wordt veelal niet gelezen en belandt direct na ontvangst bij het oud papier of in het slechtste geval bij het restafval. Daarom worden er ja-nee en nee-nee stickers uitgereikt. Een dergelijke sticker houdt min of meer een verzoek in om geen ongeadresseerd drukwerk te bezorgen. Artikel 33 biedt de basis om tegen een ongewenste bezorging te kunnen optreden.

      Hoofdstuk 7:SLOTBEPALINGEN

      Artikel 34 strafbepaling

      Om praktische redenen opteert men om de maximaal mogelijk strafmaat te hanteren te weten een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Het is aan de rechter om de uiteindelijke hoogte van de straf te bepalen.