Regeling vervallen per 08-12-2023

Financiële Beheersverordening 2018 Gemeente Zwartewaterland

Geldend van 01-01-2018 t/m 25-11-2021

Intitulé

Financiële Beheersverordening 2018 Gemeente Zwartewaterland

De Raad van de gemeente Zwartewaterland;

Gelezen het voorstel van het burgemeester en wethouders van Zwartewaterland, d.d. 21 november 2017;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende Financiële Beheersverordening 2018 Gemeente Zwartewaterland:

Inleiding

Hierbij bieden wij u een geactualiseerde versie van de modelverordening ex artikel 212 Gemeentewet aan. Deze verordening staat ook wel bekend als de Financiële beheersverordening. De verordening moet geactualiseerd worden vanwege een aantal wijzigingen in wet- en regelgeving en een aantal beleidsmatige ontwikkelingen. Een financiële verordening is wettelijk verplicht. Een nieuw vastgestelde financiële verordening of een wijziging er van moet het college binnen twee weken na vaststelling door de raad aan Gedeputeerde Staten zenden.

Met de vaststelling van deze financiële verordening wordt de financiële beheersverordening 2015 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Met de financiële verordening kan de gemeenteraad nadere invulling geven aan zijn kaderstellende rol voor de financiële functie van de gemeente.

Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 heeft betrekking op de financiële functie. De financiële functie omvat alle activiteiten en processen ter uitvoering van de begroting en rekening, de paragrafen en de financiële positie en in relatie daarmee de balans, die zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV). Het zijn onderwerpen waarbij vooral de raad een centrale rol vervult.

Doelstelling van de financiële beheersverordening is inzicht bieden in de wijze waarop de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie vorm hebben gekregen.

Het financieel beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de uitgangspunten en doelen voor uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden.

Het financieel beheer omvat de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is.

De financiële organisatie ondersteunt het financieel beheer. Het gaat daarbij ten eerste om de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Ten tweede gaat het om de inrichting en het onderhoud van de (administratieve) systemen die de activiteiten en processen van het financieel beheer ondersteunen.

Leeswijzer

De verordening is opgesplitst in de volgende titels:

Artikel 1 Algemene bepalingen/Definities

Titel 1. Begroting en verantwoording

Artikel 2 – Artikel 7 Kaderstellen

Artikel 8 Uitvoering

Artikel 9 – Artikel 12 Rapportage en Verantwoording

Titel 2. Financiële positie

Artikel 13 – Artikel 26 Financiële beleid

Titel 3. Paragrafen

Artikel 27 – Artikel 33 Paragrafen

Titel 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 34 – Artikel 35 Financiële organisatie en administratie

Artikel 36 – Artikel 37 Beheersing en interne controle

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 38 – Artikel 40 Slotbepalingen

Financiële Beheersverordening 2018 Gemeente Zwartewaterland

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwartewaterland en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    Financiële administratie: Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwartewaterland, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    -de financieel-economische positie;

    -het financiële beheer;

    -de uitvoering van de begroting;

    -het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    -alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

c.Administratieve organisatie: Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding. Dit betreffen beheersingsmaatregelen en interne controles welke zijn opgenomen in de procesbeschrijvingen.

d.Financieel beheer: Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Zwartewaterland.

e.Rechtmatigheid: Het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastleggingen daarvan met de relevante wet- en regelgeving zoals vastgelegd in het meest recente normenkader, zoals bedoeld in het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG).

f.Doelmatigheid: Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen of de mate waarin met de beschikbare middelen zoveel mogelijk resultaat wordt bereikt.

g.Doeltreffendheid: De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

h.Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV):

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten worden de boekhoudvoorschriften opgenomen waaraan de gemeentelijke en provinciale administratie moet voldoen. Dit besluit is geldig vanaf 1 januari 2004. Dit is een besluit van 17 januari 2003 houdende de voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten.

i.Interne Controleplan:

Een plan van aanpak waarin de wijze beschreven staat waarop welke bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening worden getoetst. Dit geldt eveneens voor de rechtmatigheid van beheershandelingen en misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen.

j.Inkomsten:

Totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves.

k.Netto schuld:

bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Planning & Controlcyclus

Voor aanvang van het financiële jaar stelt de gemeenteraad de data vast voor de aanlevering en de behandeling van de P&C documenten in eerste- en tweede termijn in de gemeenteraad.

Artikel 3. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt in principe bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2. De raad steltper programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten/te verrichten activiteiten (inclusief de indicatoren zoals vastgelegd in lid 3);

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de beleids- en taakvelden per programma vast.

  • 4. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

  • 5. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken wordt de baten en lasten per beleidsveld weergegeven onder elk van de programma’s en onder het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 5. Kadernota

  • 1. Het college stelt elk jaar het perspectief en kaders op ter ondersteuning van de samenstelling van de begroting voor het volgende begrotingsjaar/jaren.

  • 2. Het college biedt uiterlijk voor de laatste raadsvergadering voor het zomerreces de raad een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren.

  • 3. De raad stelt deze nota uiterlijk in de laatste raadsvergadering voor het zomerreces vast.

  • 4. In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 2,50 per burger van Zwartewaterland opgenomen

Artikel 6. Programmabegroting

  • 1. De Programmabegroting is een uitwerking van de eerder dat jaar door de raad vastgestelde Kadernota.

  • 2. De gemeenteraad stelt de Programmabegroting vast voor 15 november (artikel 191 lid 2 Gemeentewet).

  • 3. In de Programmabegroting ligt het accent zowel beleidsmatig als financieel op het eerst volgende jaar.

  • 4. Onder elk programma en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen worden de baten en lasten per beleidsveld weergegeven.

Artikel 7. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad een activiteit of project binnen een taak- en beleidsveld, welke onderdeel is van een programma, als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 9, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Uitvoering

Artikel 8. Uitvoering begroting

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de Programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad op basis van de uitgangspunten uit de vastgestelde Kadernota.

  • 2.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 3.

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      het saldo van de baten en lasten van de producten niet dusdanig wordt overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 4.

    Het college dient er zorg voor te dragen dat het saldo van de baten en lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de begroting met wijzigingen niet wordt overschreden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 9. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage, genaamd de Zomernota, over de voortgang van de begroting.

  • 2. De Zomernota sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. Onder- en overschrijdingen van budgetten worden gemeld in de Zomernota. De raad autoriseert deze onder- en overschrijdingen bij het vaststellen van de Zomernota. Van deze onder- en overschrijdingen wordt een begrotingswijziging gemaakt.

  • 4. Indien het college van het vastgestelde beleid wil afwijken en dit tot een hoger budget leidt, dan dient de raad vooraf een begrotingswijziging vast te stellen.

Artikel 10. Jaarstukken

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de organisatie-eenheden van de productenrealisatie naar de programmaverantwoording.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan in welke mate het genoemde in artikel 3 lid 2 is aangegeven, is gerealiseerd en wat eventuele oorzaken van afwijkingen zijn.

  • 3. Op basis van de verantwoording, als bedoeld in het vorige lid, bepaalt de raad of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 4. De gemeenteraad stelt de jaarstukken vast voor 15 juli (artikel 200 Gemeentewet) van het opvolgende jaar van de jaarverantwoording.

Artikel 11. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 12. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Titel 2. Financiële positie

Artikel 13 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat al het beleid, waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen wordt opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 14. Waarderen, activeren & afschrijven vaste activa

  • 1.

    In de nota waarderen, activeren & afschrijven worden de regels beschreven welke gehanteerd worden voor de waardering en afschrijving van vaste activa.

  • 2.

    Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal éénmaal geactualiseerd, wanneer wijzigingen daartoe aanleiding geven.

  • 3.

    De nota waarderen, activeren & afschrijven maakt deel uit van deze verordening.

Artikel 15. Waardering oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen ouder dan drie maanden wordt jaarlijks (november) beoordeeld in hoeverre de inbaarheid realistisch is.

  • 2. Bij de bepaling van de inbaarheid wordt rekening gehouden met de economische situatie en de informatie welke van derden wordt ontvangen met betrekking tot mogelijke problemen inzake het innen van vorderingen.

  • 3. Jaarlijks (4e kwartaal) worden oninbare vorderingen afgeboekt, door middel van een collegebesluit, ten laste van de voorziening dubieuze debiteuren.

  • 4. Het saldo oninbare vorderingen wordt jaarlijks financieel betrokken en gerapporteerd rondom de jaarstukken.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota minimaal éénmaal geactualiseerd, wanneer wijzigingen daartoe aanleiding geven. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5. De nota reserves en voorzieningen maakt deel uit van deze verordening.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, ook de overheadkosten en de omslagrente betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 5.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen, kredieten en de rentevergoedingen over verstrekte leningen. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 18 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 19 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, bestemmingsheffingen en retributies.

  • 2.

    Gedurende een raadsperiode wordt de nota lokale heffingen minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 3.

    In de nota lokale heffingen worden de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen vastgelegd. Het college draagt zorgt voor een actueel overzicht van tarieven, heffingen en prijzen per verstrekte dienst bij aanvang van begrotingsjaar.

  • 4.

    De nota lokale heffingen maakt deel uit van deze verordening.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. In het treasurystatuut wordt de beleidsmatige infrastructuur van de financieringsfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten.

  • 4. Gedurende een raadsperiode wordt het treasurystatuut minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 5. Het treasurystatuut maakt onderdeel uit van deze verordening.

Artikel 21. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat een actuele en volledige registratie van bezittingen met boekwaarde aanwezig is.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 22. Inkoop en aanbestedingsbeleid

  • 1. In de nota inkoop- en aanbestedingsbeleid zijn de kaders vastgelegd met betrekking tot het doelmatig en rechtmatig inkopen van goederen en diensten.

  • 2. Het college draagt zorg voor interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten en legt deze vast in overleg met de raad. De regels dienen in overeenstemming te zijn met de regels die door de Europese Unie zijn opgesteld.

  • 3. Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 4. De nota inkoop- en aanbestedingsbeleid maakt onderdeel uit van deze verordening.

Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicomanagementbeleid

  • 1. In de nota weerstandsvermogen en risicomanagement zijn de kaders vastgelegd met betrekking tot het bepalen en verwerken van weerstandsvermogen, weerstandscapaciteit en de wijze van risicomanagement.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van zowel de begroting als de jaarstukken aan wat de actuele risico’s van materieel belang zijn . Het college maakt eveneens een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Op basis hiervan wordt de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

  • 3. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

  • 4. Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 5. De nota weerstandsvermogen en risicomanagement maakt onderdeel uit van deze verordening.

Artikel 24. Paraplunota kapitaalgoederen

  • 1. In de paraplunota kapitaalgoederen geeft het college de kaders weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor de openbare ruimte, riolering en gebouwen en eveneens de normeringsystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 2. Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 3. De paraplunota onderhoud kapitaalgoederen maakt deel uit van deze verordening.

  • 4. Bij de begroting en jaarstukken legt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verantwoording af over de in lid één genoemde nota.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1. In de nota Grondbeleid geeft het college de kaders weer voor de inrichting van het grondbeleid van de gemeente. In het beleid wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstige grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      beleidsuitgangspunten omtrent de reserves en voorzieningen van grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

  • 2. Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 3. De nota grondbeleid maakt deel uit van deze verordening.

  • 4. Bij de begroting en jaarstukken legt het college in de paragraaf grondbeleid verantwoording af over de in lid één genoemde nota.

Artikel 26. Beleid Verbonden partijen

  • 1.

    In de nota Verbonden partijen stelt het college de kaders en richtlijnen op die voor het college van burgemeester en wethouders die uitgangspunt moeten zijn bij het aangaan van samenwerkingen in en governance op verbonden partijen en de rollen en verantwoordelijkheden van gemeenteraad en college.

  • 2.

    Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 3.

    De nota verbonden partijen maakt deel uit van deze verordening.

  • 4.

    Bij de begroting en jaarstukken legt het college in de paragraaf verbonden partijen verantwoording af over de in lid één genoemde nota.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 27. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

a.de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 28. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

  • 1a. netto schuldquote;

  • 1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

  • 2. solvabiliteitsratio;

  • 3. grondexploitatie;

  • 4. structurele exploitatieruimte;

  • 5. belastingcapaciteit.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt aan de hand van het houdbaarheidstekort beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 29. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV op.

  • 2. Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a.

      het beleidskader;

    • b.

      de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties en voortgang;

    • c.

      de vertaling van de financiële consequenties en voortgang.

Artikel 30. Financiering

  • 1.

    Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het college conform het treasurystatuut.

  • 2.

    Bij de Programmabegroting en de jaarstukken legt het college in de paragraaf financiering verantwoording af over de uitvoering van het treasurystatuut.

3. In de paragraaf Financiering is de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 17 van deze Verordening, opgenomen.

  • 4.

    In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 en 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie voor de komende vier jaar.

Artikel 31.

Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven; in de paragraaf bedrijfsvoering bij de jaarstukken wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering en over de nieuwe ontwikkelingen. In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV op.

Artikel 32. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in ieder geval op.

Artikel 33. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het BBV op.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 34. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatie-eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de (deel)budgethouders voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 35. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Beheersing en Interne controle

Artikel 36. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarstukken zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen. Deze toetsing wordt geïntegreerd in het interne controleplan.

  • 3. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.

  • 4. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede en het derde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 37. Budgethoudersregeling

  • 1.

    Het college draagt zorg voor en legt in de Budgethoudersregeling de interne regels met betrekking tot budgetbeheer vast.

  • 2.

    Gedurende een raadsperiode wordt de nota minimaal één maal geijkt en zo nodig herzien.

  • 3.

    De budgethoudersregeling maakt geen deel uit van deze verordening.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 38. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële beheersverordening 2015 gemeente Zwartewaterland wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de financiële beheersverordening 2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 39. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 40. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële beheersverordening 2018 gemeente Zwartewaterland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 14 december 2017.
de griffier, de voorzitter,
ing. H.W. Schotanus - Schutte ing. E.J. Bilder