Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening Zwijndrecht 1999)

Geldend van 20-10-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening Zwijndrecht 1999)

De raad van de gemeente Z w i j n d r e c h t ;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 juni 1999 (bijlagennummer 70b/1999) ;

Gelet op artikel 147 va de Gemeentewet en artikel 6 van de Wegenverkeerswet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening Zwijndrecht 1999)

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: Het reglement Verkeerregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, van het RVV 1990, alsmede brommobielen;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • d.

    brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel ia, van het RVV 1990, te weten een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een gesloten carrosserie;

  • e.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • f.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het kentekenregister als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • g.

    kentekenregister: het register betreffende opgegeven kentekens, bedoeld in artikel 42, van de Wegensverkeerswet 1994;

  • h.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijk opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • i.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • j.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen.;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • l.

    vergunninghouderplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990 of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, met het onderschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • m.

    bewonersvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a;

Afdeling II Plaatsen voor vergunningshouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunningshouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunningshouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghouderplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan

    • a.

      de eigenaar van een motorvoertuig, die volgens het bevolkingsregister als bewoner op een adres ingeschreven staat in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunningshouders te gebruiken parkeerapparatuur plaatsen aanwezig zijn (bewonersvergunning) ;

    • b.

      aan de eigenaar of houder van een voertuig, wanneer deze overigens tijdelijk een voertuig moet parkeren in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunningshouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig te zijn (overige vergunningen)

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan degene die niet voldoet aan een of meer van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 4.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2.

    Een vergunning vermeld ten minste:

    • a.

      De naam van de vergunningshouder of het kenteken of overige kenmerken van het voertuig waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      Het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      De periode waarvoor de vergunning geldt.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigingen:

  • a.

    op verzoek van de vergunningshouder;

  • b.

    wanneer vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwon verlaat;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder in strijd handelt met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een vergunninghouderplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik er van wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met ander middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghouderplaats slechts aan vergunninghouderplaats slechts een vergunninghouder is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      Zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogte 2 maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Slotbepalingen

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Parkeerverordening Zwijndrecht 1999

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Zwijndrecht in zijn openbare vergadering van 8 juli 1999.
Voorzitter,
Secretaris