Regeling vervallen per 22-12-2020

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2005

Geldend van 24-12-2015 t/m 21-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990, alsmede brommobielen;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in Wegenverkeersreglement, met dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuigen worden beschouwd;

  • d.

    brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel ia, van het RVV 1990, te weten een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een gesloten carrosserie;

  • e.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • f.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het kentekenregister als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • g.

    het kentekenregister: het register betreffende opgegeven kentekens, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475);

  • h.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • i.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • j.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • k.

    vergunninghoudersplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990 of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • l.

    dagdeel: de perioden 9.00 tot 13.00, respectievelijk 11.30 tot 15.30, 14.00 tot 18.00 en 16.00 tot 21.00 uur, of zoveel later als overeenkomt met het eindtijdstip van de in casu geldende verplichting tot betaald parkeren;

  • m.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Zwijndrecht een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren via mobiele telefoon of ander communicatiemiddel.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ’parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 3A Vrijstellingen

De parkeerbelasting als bedoeld onder artikel 2, letter b. wordt niet geheven ter zake van:

  • 1.

    bewonersvergunningen of dienstenvergunning die zijn afgegeven uitsluitend ten behoeve van het verlenen van mantelzorg;

  • 2.

    dienstenvergunningen ten behoeve van dierenambulances.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald voor of op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing tijdstip en wijze parkeren

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a. bedragen € 56,00.

Artikel 9 Ontheffing

  • 1.

    Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend voor de nog niet ingetreden volle kalendermaandenvan het heffingstijdvak waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 2.

    Indien voor het parkeren van een voertuig belasting is betaald door middel van de aanschaf van een jaarkaart wordt op aanvraag, bij inlevering van de jaarkaart, ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle kalendermaanden van het heffingstijdvak waarop de jaarkaart betrekking heeft.

  • 3.

    Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan € 9,00.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelastingen Zwijndrecht' van 8 juli 1999, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 2 november 2004, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen Zwijndrecht 2005’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 7 december 2004.
 
De griffier,                                                       De voorzitter,

Registratienummer 2007/4769

Behoort bij raadsbesluit d.d. 2 oktober 2007

Tarieventabel  

behorende bij de derde Wijziging van de Verordening parkeerbelastingen Zwijndrecht  2005.

 

1.   a.   Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

 

In

tarief-

zone

Met parkeer-apparatuur

geschikt voor een parkeertijd van

Bedrag

1

30 minuten

60 minuten

  1 etmaal

 

 

€ 0,10 per tijdseenheid van 4 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 4 minuten

€ 8,00 per tijdseenheid van 24 uren of

€ 0,10 per tijdseenheid van 4 minuten,

€ 1,50 voor de eerste 120 minuten en

vervolgens € 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

2

  30 minuten

  60 minuten

120 minuten

240 minuten

    1 etmaal

 

€ 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

€ 6,00 per tijdseenheid van 24 uren of

€ 0,10 per tijdseenheid van 6 minuten

3

  30 minuten

  60 minuten

120 minuten

240 minuten

    1 etmaal

 

€ 0,10 per tijdseenheid van 7,5 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 7,5 minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 7,5minuten

€ 0,10 per tijdseenheid van 7,5 minuten

€ 6,00 per tijdseenheid van 24 uren of

€ 0,10 per tijdseenheid van 7,5 minuten

Voor de indeling in tariefzones zie bijlage 1.

 

b.   Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt als gebruik wordt gemaakt van;

1.   een maandkaart, geldig van maandag tot en met vrijdag:      €     60,00

2.   een maandkaart, de gehele week geldig:                              €     75,00

3.   een jaarkaart, geldig van maandag tot en met vrijdag:          €   600,00

4.   een jaarkaart, de gehele week geldig:                                  €   750,00

 

2.         Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

 

a.   voor de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor een vergunning afgegeven op kenteken en geldig in één deelgebied (bewonersvergunning), per

1.   kalendermaand                                                                   €      3,25

2.   kalenderkwartaal                                                                 €      9,75

3.   kalenderjaar                                                                        €    39,00

 

b.   voor de eigenaar of houder van een voertuig, wanneer deze overigens tijdelijk een voertuig moet parkeren in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor een vergunning waarin een bepaald gebied is aangewezen en afgegeven op naam (dienstenvergunning), per

1.   kalendermaand                                                                   €    12,50

2.   kalenderkwartaal                                                                 €    37,50

3.   kalenderjaar                                                                        €  150,00

 

c.   voor de eigenaar of houder van een voertuig voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats of op een mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaats, voor een vergunning waarin een bepaald gebied is aangewezen, per

1.   kalenderdag (dagvergunning)                                                €     6,00

2.   aaneengesloten periode van 3 uur (bezoekersvergunning)       €     1,00

 

 

Zwijndrecht, 2 oktober 2007

 

De Voorzitter,

 

 

De Griffier

BIJLAGE 1         behorende bij de derde wijziging van de Verordening parkeerbelastingen Zwijndrecht 2005

 

 

afbeelding binnen de regeling

Behoort bij raadsbesluit van 2 oktober 2007 tot vaststelling van de derde wijziging van de Verordening parkeerbelastingen Zwijndrecht 2005.

 

De griffier van Zwijndrecht,