Verordening burgerinitiatief

Geldend van 27-05-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 11-03-2010

Intitulé

Verordening burgerinitiatief

VERORDENING BURGERINITIATIEF

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Zwolle;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Zwolle;

  • c.

    burgerinitiatief: een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van ingezetenen aan de raad om te beraadslagen over een door hen geformuleerd voorstel dat betrekking heeft op een gemeentelijke aangelegenheid;

  • d.

    ingezetenen: personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Zwolle;

  • e.

    vertegenwoordigers: indieners van een burgerinitiatief;

  • f.

    Raadsplein: de vergaderingen van de raad, bestaande uit informatierondes, meningsvormende rondes en besluitvormingsrondes.

Artikel 2

Ingezetenen van veertien jaar en ouder kunnen een burgerinitiatief indienen.

Artikel 3

Een burgerinitiatief kan niet worden ingediend over de volgende aangelegenheden:

  • a.

    de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • b.

    gemeentelijke procedures;

  • c.

    de gemeentelijke organisatie;

  • d.

    vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting;

  • e.

    gemeentelijke belastingen en tarieven;

  • f.

    geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

  • g.

    onderwerpen waarover de raad korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief een besluit heeft genomen;

  • h.

    handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de gemeenteraad of het college vastgestelde klachtenregeling;

  • i.

    benoemingen van personen en functioneren van personen;

  • j.

    onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure openstaat of heeft opengestaan, of waartegen in het kader van een voorbereidingsprocedure de mogelijkheid openstaat over een onderwerp zienswijzen in te dienen.

Artikel 4

  • 1.

    Het burgerinitiatief wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad door middel van het door de raad vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Het burgerinitiatief dient te worden ondersteund door tenminste het volgende aantal ingezetenen van veertien jaar en ouder:

    • a.

      voor verzoeken met een buurtgericht karakter: 50;

    • b.

      voor verzoeken met een wijkgericht karakter: 200;

    • c.

      voor verzoeken met een bovenwijks of stedelijk karakter: 500.

Met de indeling buurt/wijk wordt bedoeld de indeling zoals aangegeven in de bij de verordening behorende bijlage. Voor de indeling van de wijken en buurten wordt verwezen naar de Stratengids 2008.

  • 3.

    De raad stelt een model aanvraagformulier en een model ondersteuningslijst vast.

  • 4.

    De ondersteuning als bedoeld in het tweede lid blijkt uit de gelijktijdig met het aanvraagformulier ingediende ondersteuningsformulieren, danwel uit een aan het aanvraagformulier gehechte ondersteuningslijst.

  • 5.

    De ondersteuningsformulieren en ondersteuningslijst vermelden de naam, het adres, het telefoonnummer en de geboortedatum van de ondersteuners.

  • 6.

    De raadsgriffie zal een telefonische steekproef onder de ondersteuners houden om te verifiëren of de ondersteuners:

    • a.

      zich daadwerkelijk zelf op een ondersteuningsformulier respectievelijk ondersteuningslijst vermeld hebben; en

    • b.

      de leeftijd van veertien jaar en ouder hebben; en

    • c.

      ingezetene van Zwolle zijn.

  • Bij burgerinitiatieven met een buurtgericht karakter zal de steekproef onder 25 ondersteuners gehouden worden.

  • Bij burgerinitiatieven met een wijkgericht karakter zal de steekproef onder 50 ondersteuners gehouden worden.

  • Bij burgerinitiatieven met een bovenwijks of stedelijk karakter zal de steekproef onder 100 ondersteuners gehouden worden.

  • Uit de steekproef moet blijken dat 80% of meer van de in de steekproef opgenomen ondersteuners voldoet aan het onder a., b. en c. gestelde.

  • 7.

    De omschrijving van het burgerinitiatief, zoals dat op het ondersteuningsformulier respectievelijk de ondersteuningslijst staat vermeld, is gelijk aan de omschrijving van het burgerinitiatief op het aanvraagformulier.

Artikel 5

  • 1. Het burgerinitiatief bevat een gemotiveerd voorstel aan de raad ter beraadslaging.

  • 2. Indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien wordt daarvan een globale raming gegeven.

  • 3. Het burgerinitiatief vermeldt de naam, het adres en de geboortedatum van tenminste een en ten hoogste drie personen die als vertegenwoordigers van het burgerinitiatief optreden.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter van de raad bericht de raad binnen twee weken na ontvangst van een burgerinitiatief of het burgerinitiatief voldoet aan de eisen bedoeld in de artikelen 4 en 5 en of sprake is van eventuele uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Indien een burgerinitiatief niet voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4 stelt de voorzitter van de raad de vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 5, derde lid, gedurende een termijn van ten hoogste vier weken in de gelegenheid om de vastgestelde gebreken te herstellen.

  • 3. De voorzitter van de raad doet van een besluit als bedoeld in het vorige lid schriftelijk mededeling aan de vertegenwoordigers en aan de raad.

  • 4. De termijn bedoeld in het tweede lid vangt aan met ingang van de datum van dagtekening van de schriftelijke mededeling bedoeld in het derde lid.

Artikel 7

  • 1. De raad beslist in zijn eerstvolgende besluitvormingsronde van het Raadsplein, na ontvangst van het advies van de voorzitter als bedoeld in artikel 6, eerste lid, over de behandeling van het burgerinitiatief.

  • 2. Indien de raad het burgerinitiatief in behandeling neemt, stelt hij tegelijkertijd vast of gebruik wordt gemaakt van een van de mogelijkheden genoemd in het derde en het vierde lid van dit artikel en in welke vergadering over het burgerinitiatief beraadslaging zal plaatsvinden.

  • 3. De raad kan een burgerinitiatief om advies voorleggen aan het college. Hij stelt daarbij een termijn vast waarbinnen dit advies moet zijn uitgebracht. Het advies van het college maakt onderdeel uit van een in amendeerbare vorm geformuleerd conceptbesluit van de raad. Indien het burgerinitiatief betrekking heeft op een aangelegenheid van de raad, legt het presidium een conceptbesluit aan de raad voor. Gelet op het advies van het college onderscheidenlijk het presidium neemt de raad vervolgens een besluit.

  • 4. De beraadslaging over een burgerinitiatief gevolgd door de besluitvorming als bedoeld in het derde lid vindt plaats binnen acht weken, nadat de raad heeft besloten om het burgerinitiatief in behandeling te nemen. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met vier weken worden verlengd.

  • 5. Indien een burgerinitiatief wordt ingediend in de maanden juli of augustus worden de termijnen genoemd in het vijfde lid met acht respectievelijk vier weken verlengd.

Artikel 8

  • 1. De voorzitter van de raad stelt een of meer van de vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 5, derde lid, in de gelegenheid het burgerinitiatief toe te lichten in de besluitvotmingsronde van het Raadsplein waarin de beraadslaging over het initiatief plaatsvindt en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden.

  • 2. De voorzitter van de raad kan een of meer van de vertegenwoordigers als bedoeld in het eerste lid toestemming geven om deel te nemen aan de beraadslaging in de raad over het burgerinitiatief.

  • 3. Indien de raad toepassing heeft gegeven aan artikel 7, vierde lid, zijn het eerste en het tweede lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

  • 1. De raad stelt de vertegenwoordigers bedoeld in artikel 5, derde lid, binnen twee weken na de datum van de besluitvormingsronde van het Raadsplein waarin besluitvorming als bedoeld in artikel 7, derde lid, heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van zijn besluit met vermelding van de motieven, die aan het besluit ten grondslag liggen.

  • 2. Het college deelt de vertegenwoordigers binnen twee weken na de besluitvormingsronde van het Raadsplein als bedoeld in het eerste lid van dit artikel mede, of en zo ja wanneer met de uitvoering van het raadsbesluit zal worden gestart en bij welke medewerker van de gemeente Zwolle de vertegenwoordigers nadere inlichtingen kunnen inwinnen.

Artikel 10

Deze gewijzigde verordening treedt in werking op 26 april 2010.

BIJLAGE 1: aanvraagformulier burgerinitiatief

Vertegenwoordigers van het burgerinitiatief

Vertegenwoordiger 1:

naam:

voorletters:

geslacht m/v:

adres:

postcode:

woonplaats:

geboortedatum:

telefoon:

e-mail:

handtekening*:

Vertegenwoordiger 2:

naam:

voorletters:

geslacht m/v:

adres:

postcode:

woonplaats:

geboortedatum:

telefoon:

e-mail:

handtekening*:

Vertegenwoordiger 3:

naam:

voorletters:

geslacht m/v:

adres:

postcode:

woonplaats:

geboortedatum:

telefoon:

e-mail:

handtekening*:

Organisatie(indien van toepassing):

Naam:

Adres:

Telefoon:

Handtekening*:

Karakter van het voorstel:

Het voorstel is gericht op:

0 de buurt:

0 de wijk:

0 de stad:

Korte inhoud van het voorstel:

Hieronder vat u kort samen waar het voorstel overgaat en wat u aan de raad wilt voorleggen:

Toelichting van het voorstel

Hieronder licht u toe welk probleem met uw voorstel wordt opgelost en waarom u vindt dat uw voorstel een goede oplossing voor dat probleem is.

Globale kostenraming

Overige informatie

Bijlage 2: Ondersteuningsformulier Burgerinitiatief

Achternaam

Voorletters

Straatnaam/

huisnummer

Postcode

Geboortedatum

Handtekening/

Mailadres

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

Toelichting

Algemeen

Op 1 september 2005 is de Verordening burgerinitiatief in werking getreden. Sindsdien zijn een handvol burgerinitiatieven ingediend. In het ten opzichte van de oude verordening gewijzigde artikel 1 onder d. van deze verordening wordt onder ‘burgerinitiatief’ verstaan: “een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van ingezetenen aan de raad om te beraadslagen en te besluiten over een door hen geformuleerd voorstel dat betrekking heeft op een gemeentelijke aangelegenheid”. Het burgerinitiatief geeft burgers daarmee, onder bepaalde voorwaarden, het recht een onderwerp op de raadsagenda te plaatsen, waarover vervolgens door de raad een besluit wordt genomen.

De wijze waarop een burgerinitiatief in de besluitvormingsronde van het Raadsplein in stemming wordt gebracht kan verwarrend zijn, met name voor de indieners en andere geïnteresseerde burgers. De verwarring kan vooral optreden, als een burgerinitiatief niet volledig, maar slechts op onderdelen op steun vanuit de raad blijkt te kunnen rekenen. Er ontstaat dan onduidelijkheid over het precieze voorstel dat in stemming wordt gebracht: het oorspronkelijke burgerinitiatief, de door de raad gewenste wijzigingen op het voorstel of het advies van het college.

Een complicatie was dat een eenmaal ingediend burgerinitiatief – anders dan een initiatiefvoorstel vanuit de raad – niet tussentijds kan worden gewijzigd. Immers, uitsluitend de oorspronkelijke vorm van het burgerinitiatief heeft de ondersteuning gekregen door middel van het voorgeschreven aantal handtekeningen van Zwolse ingezetenen. Daarom wordt in het vervolg niet meer te gestemd over het burgerinitiatief als zodanig, maar over het advies van het college. Om in stemming te kunnen worden gebracht moet dit advies dan uiteraard wel uitmonden in een amendeerbaar conceptbesluit (dictum). Het advies van het college krijgt daarmee dus de vorm van een raadsvoorstel. Als het onderwerp van het burgerinitiatief betrekking heeft op een aangelegenheid van de raad (bijvoorbeeld de huishouding van de raad betreffende), zal het presidium een dergelijk advies uitbrengen, vergezeld van een amendeerbaar dictum.

In dit model is een burgerinitiatief dus niet langer een verzoek aan de raad om te besluiten over een bepaald voorstel van de indieners, maar een mogelijkheid om een voorstel op de agenda van de raad te plaatsen. Anders gezegd: over het burgerinitiatief wordt beraadslaagd, terwijl de besluitvorming plaatsvindt op basis van het raadsvoorstel met amendeerbaar dictum, dat door het college (of het presidium) aan de raad is voorgelegd.

Overigens hebben de indieners van het burgerinitiatief de mogelijkheid – conform het bepaalde in de verordening – aan de beraadslaging over het burgerinitiatief deel te nemen en daarbij ook hun visie te geven op het advies van het college (of presidium) en het daarin vervatte (amendeerbare) dictum. Om te verzekeren dat het advies van het college te allen tijde een amendeerbaar dictum bevat, is de verordening aangepast. Daarom is aan het derde lid van artikel 7 een volzin van bovenbedoelde strekking toegevoegd. Bovendien zijn als gevolg van het feit dat niet langer over het burgerinitiatief wordt gestemd, maar over het advies van het college (of het presidium) ook enkele andere artikelen aangepast.

Artikel 2

Het burgerinitiatief biedt de mogelijkheid ook jongeren die nog geen stemrecht hebben aan het woord te laten. Uit een oogpunt van bevordering van de jongerenparticipatie is de mogelijkheid om een burgerinitiatief in te dienen of te ondersteunen opengesteld voor alle Zwollenaren van 14 jaar en ouder.

Artikel 3

In principe moet over alle onderwerpen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is een burgerinitiatief kunnen worden ingediend. Een aantal onderwerpen wordt echter uitdrukkelijk van een burgerinitiatief uitgesloten:

  • -

    als het gaat om de uitvoering door de raad van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • -

    gemeentelijke procedures;

  • -

    de gemeentelijke organisatie;

  • -

    zaken verband houdend met de vaststelling en de wijziging van de gemeentelijke begroting;

  • -

    gemeentelijke belastingen en tarieven;

  • -

    geldelijke voorzieningen voor (ex)-raadsleden en (ex-)collegeleden en hun nagelaten betrekkingen of rechthebbenden;

  • -

    handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de raad of het college vastgestelde klachtenregeling;

  • -

    als de raad korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief een besluit heeft genomen over het desbetreffende onderwerp. Onder besluit wordt hier tevens verstaan het door de raad aannemen of verwerpen van een motie over een onderwerp;

  • -

    benoemingen van personen en functioneren van personen;

  • -

    onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure openstaat of heeft opengestaan, of waartegen in het kader van een voorbereidingsprocedure de mogelijkheid openstaat over een onderwerp zienswijzen in te dienen. Hierbij wordt onder “openstaat” verstaan dat er op of voor de datum van het indienen van het burgerinitiatief een daadwerkelijke mogelijkheid bestaat. Dat er op enig moment in de toekomst sprake zal zijn van het openstaan van de mogelijkheid om bezwaar, beroep of een zienswijze in te dienen over een onderwerp, is geen reden om een onderwerp uit te sluiten van een burgerinitiatief.

De onderwerpen die hier uitgesloten worden komen grotendeels overeen met de onderwerpen die in de referendumverordening ook van een referendum uitgesloten zijn. Tevens wordt hiermee voorkomen dat het burgerinitiatief wordt gebruikt om reeds gevoerde discussies eindeloos over te doen of als klachtinstrument.

Artikel 4

Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het initiatief een zekere aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Veel zaken die voor burgers belangrijk genoeg zouden kunnen zijn om een burgerinitiatief in te dienen spelen zich in de directe woon- en leefomgeving af en hebben vaak geen, of slechts een beperkte, bovenwijkse uitstraling. Een al te hoge drempel ontkracht het instrument. De drempel moet daarentegen ook weer niet zo laag zijn dat iedere actiegroep of belangenorganisatie met een beperkte achterban van niet meer dan enige tientallen personen al in staat is een voorstel op de raadsagenda te plaatsen. Komen er te weinig burgerinitiatieven dan heeft het instrument geen betekenis, komen er te veel dan komt de normale gemeentelijke bedrijfsvoering te veel onder druk te staan. Een grens van 500 handtekeningen voor initiatieven met een stedelijk of bovenwijks karakter, 200 voor initiatieven met een wijkgericht karakter en 50 voor initiatieven op buurtniveau is redelijk.

Wanneer sprake is van een buurtgericht, een wijkgericht of een bovenwijks/stedelijk initiatief wordt in eerste instantie bepaald door de mate waarin het voorstel dat in het burgerinitiatief wordt gedaan gevolgen heeft voor anderen dan de bewoners van de desbetreffende buurt of wijk. Beseft wordt dat er verschil van mening kan bestaan over de toepassing van deze drie categorieën. Het lijkt echter mogelijk noch zinvol om tot een scherpere afbakening te komen in de verordening. Tegen een besluit om een burgerinitiatief niet in behandeling te nemen kan een bezwaarschrift worden ingediend. Daarmee is gewaarborgd dat een objectieve toetsing plaats kan vinden in het geval dat een initiatiefnemer van mening mocht zijn dat voor zijn initiatief een te hoge drempel is gehanteerd.

Voor het indienen van een burgerinitiatief moet van door de raad vastgestelde modeldocumenten gebruik gemaakt worden. Er zal een aanvraagformulier en een ondersteuningslijst worden vastgesteld. Het gebruik van de modellen is voorgeschreven, omdat op die manier gewaarborgd wordt dat een formulier of lijst in ieder geval de minimaal benodigde gegevens zal bevatten.

Ondertekening van een ondersteuningsformulier of ondersteuningslijst is niet langer een vereiste en ondersteuningsformulieren kunnen door de indieners van een burgerinitiatief nu ook langs digitale weg verzameld worden. Hiervoor is gekozen omdat het digitaal ondertekenen van een ondersteuningsverklaring op korte termijn niet realiseerbaar is en de gemeente toch recht wil doen aan de maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van digitalisering. Aangezien er voor digitale ondersteuningsverklaringen geen digitale handtekening is vereist, ligt het in de rede de eis van ondertekening ook te laten vervallen voor de fysiek verkregen ondersteuningsverklaringen.

Om te verifiëren of daadwerkelijk sprake is van ondersteuning van het burgerinitiatief, zal de raadsgriffie een steekproef houden onder de ingediende ondersteuningsverklaringen. De grootte van de steekproef varieert afhankelijk van het karakter van het burgerinitiatief. Indien een relatief groot deel (20% of meer) van de ondersteuningsverklaringen in de steekproef niet aan de voorwaarden blijkt te voldoen, voldoet het initiatief niet aan de eisen van dit artikel 4. De vrijheid die voor indieners is gecreëerd met het laten vervallen van het vereiste van ondertekening, brengt voor indieners wel de verantwoordelijkheid met zich mee om zich ervan te vergewissen dat alleen die personen een ondersteuningsverklaring voor het burgerinitiatief afgeven, die daar op grond van de verordening ook voor in aanmerking komen en die ook daadwerkelijk hun ondersteuning kenbaar gemaakt hebben.

De gemeente verkent de mogelijkheden en wenselijkheid van het digitaal ondertekenen van ondersteuningsverklaringen voor een burgerinitiatief middels DigiD, als daartoe overgegaan wordt zal deze verordening gewijzigd worden.

Tot slot is het van belang dat de omschrijving van het burgerinitiatief, het gemotiveerde voorstel met basaal kostenplaatje, gelijk is op zowel het aanvraagformulier als op het ondersteuningsformulier en de ondersteuningslijst. Op deze manier staat vast dat de ondersteuners ook daadwerkelijk het burgerinitiatief ondersteunen, zoals dat bij de voorzitter van de raad wordt ingediend.

Artikel 5

Een burgerinitiatief moet een zo concreet mogelijk voorstel bevatten, voorzien van een argumentatie. Daarbij moet onder meer worden ingegaan op de volgende punten:

  • -

    doel: wat wil men bereiken ?

  • -

    middelen: wat moet worden gedaan of nagelaten om dat doel te bereiken

  • -

    uitvoering: wat is daarvoor nodig, welke stappen moeten worden gezet

  • -

    globale raming van de kosten.

Met name dit laatste punt kan voor burgers lastig zijn. Desondanks is het zinvol om deze eis te stellen, om te bevorderen dat initiatiefnemers zich beraden over de vraag of het belang van hun voorstel opweegt tegen de kosten die gepaard gaan met de uitvoering daarvan en daarmee te voorkomen dat al te gemakkelijk “verlanglijstjes” worden ingediend.

Voorts dient te worden aangegeven wie de vertegenwoordigers van het initiatief zijn (minimaal een en maximaal drie personen).

Artikel 6

Ingekomen burgerinitiatieven worden getoetst aan de hierboven vermelde inhoudelijke en formele criteria. Deze toetsing vindt plaats door de voorzitter van de raad. Indien gebreken worden geconstateerd geeft de voorzitter van de raad de indieners gedurende vier weken de gelegenheid om deze gebreken te herstellen. Het is immers niet wenselijk dat burgerinitiatieven op louter formele gronden buiten behandeling blijven.

Artikel 7

De raad stelt per geval de procedure van behandeling vast en kan dan kiezen uit de volgende alternatieven:

  • -

    de raad neemt het voorstel onmiddellijk zelf in behandeling

  • -

    de raad stelt het college in de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn een advies op te stellen en beslist na ontvangst van dit advies

  • -

    de raad kan besluiten, al dan niet na advisering door het college, het burgerinitiatief eerst te behandeling in de informatieronde of de meningsvormende ronde van het Raadsplein en beslist na ontvangst van dit advies.

In zijn algemeenheid zal het wenselijk zijn dat de raad kennis neemt van de opvatting van het college over de uitvoerbaarheid en de financiële haalbaarheid van een burgerinitiatief. In de rede ligt dat het college bij zijn advisering tevens betrekt in hoeverre het burgerinitiatief de belangen van derden raakt.

Artikel 8

Degenen die in het burgerinitiatief als vertegenwoordigers zijn aangegeven worden in staat gesteld het initiatief toe te lichten en vragen te beantwoorden. De raad kan ook besluiten om de vertegenwoordigers in de gelegenheid te stellen om aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 9

Ook al wordt het primaat van de raad er niet door aangetast, duidelijk mag zijn dat een burgerinitiatief niet lichtvaardig opzij kan worden gezet. De raad zal in voorkomende gevallen goed moeten motiveren waarom hij de initiatiefnemers niet volgt. Belangrijk is dat burgerinitiatieven snel worden afgedaan. Daarom zijn de termijnen waarbinnen het burgerinitiatief moet worden behandeld en eventuele adviezen moeten worden uitgebracht zo kort mogelijk gehouden. Verwachting is dat burgerinitiatieven als regel geen complex karakter zullen hebben dat uitvoerige studie nodig maakt. Bovendien ligt in de rede dat burgers pas naar het instrument burgerinitiatief zullen grijpen als zij vinden dat een wens die zij al eerder kenbaar hebben gemaakt langs de normale kanalen niet, niet adequaat of te langzaam wordt opgepakt. Het lijkt dan ook niet aannemelijk dat het gemeentebestuur via het burgerinitiatief met wensen wordt geconfronteerd die niet al eerder bij het ambtelijk apparaat of het college bekend zijn. Het moet dan ook geen zware opgave zijn om binnen korte tijd de informatie aan de raad te leveren die voor besluitvorming op het burgerinitiatief nodig is. Nadat het besluit is genomen stelt de raad de vertegenwoordigers van het burgerinitiatief schriftelijk hiervan op de hoogte. Indien hij geheel of gedeeltelijk van het initiatief is afgeweken motiveert hij dit. Indien het initiatief is overgenomen worden de vertegenwoordigers geïnformeerd wanneer met de uitvoering wordt gestart en wie daarvoor de contactpersoon is binnen de gemeentelijke organisatie.