Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Bedrijveninvesteringszone Binnenstad 2017

Geldend van 20-11-2016 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening Bedrijveninvesteringszone Binnenstad 2017

Verordening Bedrijveninvesteringszone Binnenstad 2017

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b.

    de wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de door de gemeente Zwolle en Stichting Zwollefonds Binnenstad op 8 november 2016 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Aangewezen gebied

De bepalingen in deze verordening zijn van toepassing op alle bijdrageplichtigen in het gebied dat begrensd wordt door de Stadsgracht, Achtergracht en Schuttevaerhaven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart.

Artikel 3 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1. Onder de naam “BIZ-bijdrage” wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 4 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 5 Belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van: de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt;

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld;

  • 3. Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van het belastingobject de eigenaar is, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor toepassing van de vorige volzin wordt als eigenaar aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 4. De BIZ-bijdrage wordt per belastingobject geheven. Als een ondernemer in meerdere doorgebroken (aaneengeschakelde) panden is gevestigd en daar bijdrageplichtig is, wordt de BIZ-bijdrage slechts één maal geheven. Als een ondernemer voor meerdere –van elkaar gescheiden- panden bijdrageplichtig is, dan wordt de BIZ-bijdrage voor elk van deze panden geheven.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2016.

  • 2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover niet als is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

  • j. belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

  • k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienst van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s , hekken en palen;

  • l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

  • n. belastingobjecten die uitsluitend bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

  • o. belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten uitsluitend bestemd en in gebruik zijn voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

  • p. belastingobjecten die als kantoor geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • q. belastingobjecten die als showroom/werkplaats/garage geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • r. belastingobjecten die als studiogebouw geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • s. belastingobjecten die als praktijkruimte geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • t. belastingobjecten die als opslag/distributie geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • u. belastingobjecten die als gasdistributie geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • v. belastingobjecten die als trafo geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken.

  • w. belastingobjecten  die als parkeerterrein/parkeerplaats(in parkeergarage) geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • x. belastingobjecten die als geldautomaat geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken;

  • y. ongebouwde belastingobjecten

  • 2. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Tarief BIZ-bijdrage

1.het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt bij een waarde van:

a

Tot € 200.000

€ 240 per jaar

b

€ 200.000 tot 400.000

€ 360 per jaar

c

€ 400.000 tot 600.000

€ 480 per jaar

d

€ 600.000 tot 800.000

€ 580 per jaar

e

€ 800.000 tot 1.000.000

€ 680 per jar

f

€ 1.000.000 en meer

€ 895 per jaar

2.De totale BIZ-bijdrage per belastingplichtige, als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, bedraagt maximaal € 1.500 per jaar

Artikel 9 Wijze van heffing

1.De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaar.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 13 Aanwijzing stichting

Stichting Zwollefonds Binnenstad wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 14 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening van Zwolle niet van toepassing.

Artikel 15 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt door het college verleend aan de Stichting Zwollefonds Binnenstad voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

  • 2. De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen.

Artikel 16 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de Stichting Zwollefonds Binnenstad ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 17 Subsidievaststelling

  • 1. De Stichting Zwollefonds Binnenstad is verplicht om binnen 6 maanden na afloop van het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk 3 maanden na ontvangst van de in het voorgaandelid genoemde stukken

Artikel 18 Melding van relevante wijzigingen

De Stichting Zwollefonds Binnenstad stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • -

    meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie;

  • -

    een wijziging van de statuten;

  • -

    verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Bedrijveninvesteringszone Binnenstad 2017”.

[Klik hier om het document te downloaden]

kaart gebiedsafbakening Binnenstad