Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zwolle 2019

Geldend van 26-07-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2019

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zwolle 2019

Gemeente Zwolle, bekendmaking verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zwolle 2019.

De Raad van de gemeente Zwolle besluit:

De verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zwolle 2019 vast te stellen. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht per 1 juli 2019 in werking.

Artikel 1 begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    norm: bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 5 onder c van de wet verminderd met de in de wet geldende vakantietoeslag;

  • b.

    referteperiode: een ononderbroken periode van 36 volle kalendermaanden direct voorafgaand aan de peildatum;

  • c.

    peildatum: datum waarop een persoon de individuele inkomenstoeslag aanvraagt.

  • d.

    peilmaanden: de 1e maand, 12e maand, 24e maand en de 36e maand voorafgaande aan de maand waarin de peildatum valt;

  • e.

    inkomen: het totaal van het inkomen bedoeld in artikel 32 van de participatiewet, en de algemene bijstand.

  • f.

    wet: participatiewet.

Artikel 2 Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Er is sprake van een langdurig laag inkomen als het inkomen, gedurende de referteperiode niet hoger was dan 110% van de norm.

  • 2.

    Indien het inkomen in de peilmaanden niet meer bedroeg dan 110% van de norm wordt aangenomen dat voldaan wordt aan het gestelde in lid 1.

  • 3.

    Indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in een peilmaand hoger was dan 110% van de norm, wordt in afwijking van het gestelde in lid 2, uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 36 maanden voorafgaand aan de peildatum is genoten te delen door 36. Het gemiddelde inkomen mag niet meer bedragen dan 110% van de norm.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in lid 1, 2 en 3 is er eveneens sprake van een langdurig laag inkomen als het inkomen gedurende de referteperiode meer bedroeg dan 110% van de norm en het meerdere gedurende de gehele referteperiode is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in lid 1, 2 en 3 is er eveneens sprake van een langdurig laag inkomen als belanghebbende gedurende de laatste drie kalenderjaren 3x kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen heeft gekregen.

Artikel 3 Wie komt voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking

  • 1.

    Om voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen:

    • a.

      dient de belanghebbende en diens partner op de peildatum ingeschreven te staan in de basisregistratie personen van de gemeente Zwolle; en

    • b.

      dient er sprake te zijn van een langdurig laag inkomen zonder uitzicht op inkomensverbetering; en,

    • c.

      mag het vermogen in de maand voorafgaand aan de peildatum niet meer zijn dan de vermogensgrens genoemd in artikel 34 lid 2 onder d en lid 3 van de wet;

  • 2.

    Indien er sprake is van eigenwoningbezit is artikel 50 lid 1 van de wet op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 4 Geen individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Er bestaat geen recht op een inkomenstoeslag als belanghebbende of diens partner in de referteperiode buiten Nederland heeft verbleven en het verblijf buiten Nederland, per kalenderjaar bezien, langer was dan de periode genoemd in artikel 13 lid 1 onder e of artikel 13 lid 4 onder a van de wet.

  • 2.

    Het college kan het recht op een inkomenstoeslag voor 1 jaar uitsluiten als belanghebbende of diens partner in de referteperiode een maatregel op grond van de afstemmingsverordening vanaf categorie drie of zware bestuurlijke boete kregen opgelegd wegens schending van de arbeidsverplichtingen of geüniformeerde arbeidsverplichtingen.

  • 3.

    Een belanghebbende of diens partner op de peildatum of in de referteperiode een inkomen geniet of heeft genoten op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten

Artikel 5 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 350, - voor een alleenstaande; .

    • b.

      € 50,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 500, - voor gehuwden.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de bijstandsnorm gehuwden in de participatiewet. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 6 Verzoek

  • 1.

    Voor het aanvragen van de inkomenstoeslag dient belanghebbende gebruik te maken van een door het college vast te stellen formulier.

  • 2.

    De partner dient schriftelijk in te stemmen met de aanvraag.

  • 3.

    Bij de aanvraag dient belanghebbende de op het aanvraagformulier gevraagde bewijsstukken te overleggen.

  • 4.

    Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dient de belanghebbende naast de op het aanvraagformulier aangegeven bewijsstukken nadere informatie te verstrekken.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen artikel 2 en 4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8 Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 8 juli 2019

drs. H.J. Meijer, voorzitter

drs. A. ten Have, griffier