Regeling vervallen per 01-02-2024

Nadere regels AVOI 2020 Zwolle

Geldend van 01-01-2021 t/m 23-04-2021

Intitulé

Nadere regels AVOI 2020 Zwolle

Gemeente Zwolle, bekendmaking beleidsregel Nadere regels AVOI 2020 Zwolle

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle,

Besluit d.d. 29 september 2020

de beleidsregel Nadere regels AVOI 2020 Zwolle vast te stellen.

Deze beleidsregel treedt 1 januari 2021 in werking.

Inhoudsopgave

1. Inleidende bepalingen

1.1. Begripsbepalingen

1.2. Reikwijdte

1.3. Afwijking van gestelde normen en voorschriften

1.4. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

2. Aanvraag of melding

2.1. Wijzen van indiening

2.2. Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

2.3. Spoedeisende werkzaamheden

2.4. Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

2.5. Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

3. Procedurele voorschriften

3.1. Vooroverleg 

3.2. Verplicht vooroverleg

3.3. Afstemming en verzoek tot aanpassin9

3.4. Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

3.5. Het werkplan

3.6. Voorschouw 

3.7. Startmelding en inlichten belanghebbenden

3.8. Uitvoering

3.9. Werktijden

3.10. Graaf- en breekverbod

3.11. Tijdelijke verkeersborden

3.12. Bereikbaarheid

3.13. Bereikbaarheid voor personen met een functiebeperking

3.14. Gereedmelding

3.15. Opname eindsituatie

4. Technische bepalingen

4.1. Herkenbaarheid

4.2. Tracébepaling algemeen

4.3. Tracébepaling energietransitie en digitale connectiviteit

4.4. Tracébepaling klimaatadaptatie en hittestress

4.5. Horizontale indeling

4.6. Verticale indeling

4.7. Afwijkende voorschriften leidingstroken

4.8. Bovengrondse voorzieningen

4.9. Handholes

4.10. Small cells

4.11. Uitnemen en terugplaatsen grond

4.12. Elementverharding

4.13. Gesloten verharding

4.14. Bijzondere verharding

4.15. Lijnafwatering

5. Schaderegeling ingravingen

5.1. Uitgangspunten

5.2. Uitvoering herstel en onderhoud

5.3. Tarieven

5.4. Herstel overige schade

1. Inleidende bepalingen

1.1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen van de AVOI zijn op deze nadere regels van toepassing tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • bijzondere verharding: waterdoorlatende, water passerende, natuursteen of sierbestrating;

  • calamiteit: een onverwachte gebeurtenis waarbij persoonlijk letsel of grote schade dreigt dan wel sprake kan zijn van ernstige leveringsonderbrekingen;

  • dagmaat: de vrije ruimte tussen leidingen;

  • dekking: de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van het net;

  • gereedmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid;

  • gesloten verharding: asfalt, beton, of een open verharding met cementgebonden funderingen;

  • groenvoorzieningen: plantvakken, struiken, bermen en gazons

  • grootschalig evenement: evenementen zoals benoemd in het gemeentelijke beleid.

  • halfverharding: een waterdoorlatende verharding van lichtgebonden materiaal. Halfverharding wordt altijd aangebracht op een waterdoorlatende, ongebonden fundering van menggranulaat;

  • handhole: een goed toegankelijke onder het maaiveld gelegen behuizingsconstructie die dienst doet als mechanische bescherming voor kabels en lasmoffen;

  • huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • leidingstrook: strook grond die primair is bestemd voor netten;

  • leidingtracé: afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

  • melding: melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid van de AVOI. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is;

  • meldsysteem: MOOR, het door de gemeente gehanteerde digitale meldsysteem;

  • open verharding: verhardingen van ongebonden elementen (tegels, klinkers en dergelijke);

  • small cell: een draadloos toegangspunt met klein bereik als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet

  • startmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden gaat aanvangen;

  • storing: onvoorzien voorval, waarbij een leiding geheel of gedeeltelijk niet meer kan voldoen aan de functie waarvoor deze bedoeld is;

  • werkput: een sleuf of lasgat.

1.2. Reikwijdte

Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 2.1 tweede en vierde lid, artikel 2.2 derde lid, artikel 2.4 vierde lid, artikel 3.2 tweede lid, artikel 4.2 derde lid van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Zwolle 2020.

1.3. Afwijking van gestelde normen en voorschriften

Afwijking van gestelde normen en voorschriften is enkel mogelijk na goedkeuring van het college.

1.4. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1.

    Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat op grond van artikel 2.1. tweede lid van de AVOI geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan het college. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:

    • a.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

    • b.

      werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

    • c.

      het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

  • 2.

    Met een melding kan niet worden volstaan:

    • a.

      bij werkzaamheden die langer duren dan een dag;

    • b.

      bij werkzaamheden waarbij wegen en/of waterwegen worden gekruist of geblokkeerd;

    • c.

      bij boringen of persingen;

    • d.

      bij het aanbrengen dan wel vervangen van bovengrondse voorzieningen zoals transformator-, schakel- en verdeelstations (versterkers);

    • e.

      bij het aanbrengen van handholes;

    • f.

      bij werkzaamheden aan hoogspanningsleidingen, zijnde ondergrondse leidingen van meer dan 380 Volt;

    • g.

      die vallen binnen het door het college vastgesteld gebied zoals aangegeven in bijlage 2.

2. Aanvraag of melding

2.1. Wijzen van indiening

  • 1.

    Een aanvraag of melding wordt langs elektronische weg via MOOR ingediend.

  • 2.

    Hierbij worden de te verstrekken gegevens en bescheiden eveneens langs elektronische weg ingediend.

  • 3.

    De aanvrager kan de gegevens en bescheiden op schriftelijke wijze verstrekken voor zover het college daarvoor toestemming heeft gegeven.

2.2. Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

  • 1.

    Een aanvraag of melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres, de contactgegevens en het factuuradres van de aanvrager of melder;

    • b.

      het ACM-registratienummer, wanneer de aanvrager of melder een aanbieder betreft;

    • c.

      het KvK-nummer en het KvK-vestigingsnummer;

    • d.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • e.

      een omschrijving van de aard en omvang van het project;

    • f.

      een omschrijving van de aard van de verharding (tegels, klinkers, asfalt, sierbestrating, groen, berm/gazon);

    • g.

      indien het een kabel ten behoeve van telecommunicatie betreft: een melding of het een openbaar netwerk of een niet openbaar netwerk betreft;

    • h.

      indien de aanvraag of melding door een gemachtigde wordt ingediend: de naam, het adres en de contactgegevens van degene namens wie de aanvraag of melding wordt ingediend, alsmede een afschrift van de machtiging;

    • i.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager of melder: de naam, het adres en de contactgegevens van de uitvoerder;

    • j.

      indien de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar reeds kabels of leidingen van andere netbeheerders zijn aangelegd: een of meer verslagen waaruit overeenstemming tussen de aanvrager en de andere netbeheerder(s) blijkt over de voorgenomen werkzaamheden;

    • k.

      De aanvrager levert op verzoek van het college de uitkomsten van het overleg tussen de aanvrager en de andere grondeigenaren of grondbeheerders aan, indien het college dit noodzakelijk acht voor de besluitvorming.

  • 2.

    Degene die een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard indient, motiveert, mede aan de hand van een tekening, onder welke van de categorieën werkzaamheden als benoemd in artikel 1.4, eerste lid, zijn werkzaamheden vallen.

  • 3.

    Bij de aanvraag van een instemmingsbesluit of een vergunning worden naast de in het eerste lid genoemde gegevens door de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      voor werkzaamheden in bestaand gebied: één of meer tekeningen van het gewenste tracé, ingetekend op schaal, waarop de positionering van het tracé ten opzichte van de omgeving duidelijk zichtbaar is. Tekeningen moeten voldoen aan de volgende eisen:

      • de tekeningen zijn voorzien van een tekeninghoofd met een unieke referentie en voorzien van versiebeheer met datum;

      • de tekeningen zijn voorzien van een noordpijl;

      • de maatvoering van het geplande tracé is eenduidig en volledig aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • het aantal kabels en leidingen is aangegeven inclusief materiaalsoorten, lengtes en diameters van de leidingen, waarbij zowel de maatvoering in X- en Y-coördinaten als de diepteligging overeenkomstig het normprofiel als bedoeld in artikel 4.2 is aangegeven.

      • objecten in de openbare ruimte zoals bomen, banken, openbare verlichting etc., die van invloed kunnen zijn op het tracé en/of de uit te voeren werkzaamheden, dienen aangegeven te worden op de tekeningen;

      • De tekening(en) worden als pdf bestand toegevoegd in MOOR tenzij anders is overeengekomen.

    • b.

      voor gebieden die in ontwikkeling zijn bevatten de tekeningen daarnaast:

      • de begrenzing van het plangebied, inclusief indeling van het te ontwikkelen gebied;

      • maatvoering ten opzichte van toekomstige vaste punten.

    • c.

      de door de netbeheerder verkregen gebiedsinformatie naar aanleiding van een oriëntatieverzoek of een graafmelding.

  • 4.

    Naar aanleiding van de aanvraag tot het verlenen van een instemmingsbesluit of een vergunning kan door het college een BLVC-plan of een onderdeel daarvan worden verlangd.

  • 5.

    Indien er sprake is van een gestuurde boring is de aanvrager verplicht een boorplan aan te leveren.

2.3. Spoedeisende werkzaamheden

  • 1.

    Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 2.1 vierde lid van de AVOI, zijn de artikelen 2.1 en 2.2 niet van toepassing.

  • 2.

    Werkzaamheden in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid gevaar lopen dienen te allen tijde onverwijld gemeld te worden aan de meldkamer van de hulpdiensten van de Veiligheidsregio IJsselland (112) en tevens dient een calamiteitenmelding te worden gedaan in MOOR.

  • 3.

    Bij spoedeisende werkzaamheden waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid geen gevaar lopen wordt hiervan door de aanbieder voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden een calamiteitenmelding gedaan in MOOR.

  • 4.

    Werkzaamheden in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen als bedoeld in het tweede en derde lid worden door de netbeheerder uiterlijk binnen vijf dagen na afloop van de werkzaamheden via MOOR vastgelegd.

  • 5.

    De netbeheerder die werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede en derde lid voert deze zoveel mogelijk op zorgvuldige wijze uit, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 6.

    De netbeheerder die graafwerkzaamheden verricht in verband met voorgaande leden wint, voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie.

  • 7.

    Ingeval de openbare orde, veiligheid of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 8.

    Het besluit als bedoeld in het vorige lid wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

2.4. Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste een maand voordien aan het college onder vermelding van de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres en contactgegevens;

  • b.

    het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

  • d.

    een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

  • e.

    de beoogde datum van overdracht.

2.5. Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 3.2 tweede lid van de AVOI vermeldt de netbeheerder de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

  • c.

    een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

  • d.

    wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

3. Procedurele voorschriften

3.1. Vooroverleg

  • 1.

    De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde een aanvraag voor te bereiden.

  • 2.

    In de planfase van een door of vanwege de gemeente uit te voeren project, zoals bedoeld in artikel 3.1 tweede lid van de AVOI, initieert het college het vooroverleg, waarin ook de maatschappelijk meest verantwoorde oplossing wordt gezocht.

3.2. Verplicht vooroverleg

De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten als bedoeld in artikel 4.3, pleegt hierover minimaal 26 weken voorafgaande aan de tracébepaling vooroverleg met de gemeente.

3.3. Afstemming en verzoek tot aanpassing

  • 1.

    In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege de gemeente, inventariseert de gemeente gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

  • 2.

    Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de andere partij(en) voorzien wordt van de meest actuele informatie.

  • 3.

    De gemeente zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. De gemeente omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

3.4. Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

  • 1.

    De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan de gemeente.

  • 2.

    De netbeheerder vraagt het instemmingsbesluit of de vergunning aan met inachtneming van de vereisten van hoofdstuk 2.

  • 3.

    Het college stuurt een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

  • 4.

    Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. De netbeheerder wordt hiervan op de hoogte gebracht en krijgt de gelegenheid om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

3.5. Het werkplan

  • 1.

    Afhankelijk van de mogelijke invloed die de werkzaamheden van de netbeheerder hebben op de omgeving, kan door het college een werkplan worden verlangd, waarin de onderwerpen opgesomd in artikel 2.2 vierde lid beschreven dienen te worden.

  • 2.

    Het werkplan behoort onlosmakelijk bij het instemmingsbesluit of de vergunning.

  • 3.

    Het werkplan dient te worden goedgekeurd door het college.

3.6. Voorschouw

  • 1.

    Het college kan de netbeheerder verplichten om voorafgaande aan de werkzaamheden een rapport op te maken van de bestaande toestand van de openbare ruimte.

  • 2.

    De bestaande toestand wordt in beginsel door de netbeheerder opgenomen in een rapport, voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal. Het college kan besluiten om de bestaande situatie zelf op te nemen in een rapport.

  • 3.

    De rapportage als bedoeld in het vorige lid wordt door het college vastgesteld.

  • 4.

    Indien de verplichting als bedoeld in het eerste lid niet door het college is opgelegd, kan de netbeheerder de gemeente vragen om een voorschouw vast te stellen, waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

3.7. Startmelding en inlichten belanghebbenden

  • 1.

    De netbeheerder doet minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden langs elektronische weg een startmelding via MOOR.

  • 2.

    De melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geldt tevens als startmelding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden informeert de netbeheerder alle omwonenden en/of omliggende bedrijven , waarbij de volgende informatie wordt verstrekt:

    • a.

      de contactgegevens van de netbeheerder;

    • b.

      de contactgegevens van de uitvoerende partij;

    • c.

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • d.

      de locatie en een omschrijving van de werkzaamheden;

    • e.

      de bereikbaarheid van de woonomgeving;

    • f.

      de contactgegevens van de gemeente.

  • 4.

    Onder contactgegevens als bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval verstaan een e-mailadres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden of, waar het betreft de gemeente, een e-mailadres en telefoonnummer van degene die is toegewezen als contactpersoon.

  • 5.

    Een afschrift van de in het vierde lid aan belanghebbenden verstrekte informatie dient aan het college te worden gezonden.

  • 6.

    Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden te documenteren en voorzien van een eenduidige plaatsaanduiding. De gegevens worden aan de gemeente verstrekt.

3.8. Uitvoering

  • 1.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

  • 2.

    De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

  • 3.

    De netbeheerder waarborgt de veiligheid op in en om de werkruimte.

  • 4.

    Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

  • 5.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen of groenvoorzieningen moet rekening worden gehouden met het beleid als omschreven in het Handboek Bomen.

  • 6.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in of in de nabijheid van de Japanse duizendknoop moet rekening worden gehouden met het beleid als bedoeld in bijlage 1.

  • 7.

    Naast de voorschriften als bedoeld in het tweede lid dient de uitvoering te geschieden conform de meest recente versie van de volgende CROW-publicaties en andere publicaties en richtlijnen:

    • a.

      Serie Werk in Uitvoering 96a/b

    • b.

      Schade voorkomen aan kabels en leidingen (publicatie 500);

    • c.

      Werken in en met verontreinigde bodem (publicatie 400);

    • d.

      Werken met stabiele grond (publicatie 335);

    • e.

      Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (publicatie 280);

    • f.

      Standaard RAW-bepalingen;

3.9. Werktijden

  • 1.

    Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen tussen 07:00 uur en 17:00 uur.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen door het college (fiets)wegen worden aangewezen waar de werkzaamheden enkel vanaf 09:00 uur dan wel tussen 09:00 uur en 15:30 uur mogen plaatsvinden. De betreffende (fiets)wegen worden digitaal kenbaar gemaakt via http://arcg.is/1LgAmS6.

  • 3.

    Het college kan afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

3.10. Graaf- en breekverbod

  • 1.

    Er geldt een graafverbod bij gesloten sneeuwdek of vorst in de grond. Dit ter beoordeling van de gemeente

  • 2.

    Er geldt een graafverbod als het college van oordeel is dat de veiligheid en bereikbaarheid in geding komt.

  • 3.

    Er geldt een graafverbod in de gebieden zoals aangegeven in bijlage 2:

    • vanaf donderdag 16:00 uur tot maandag 07:00 uur ;

    • in de maanden juli en augustus ;

    • 1 dag voor en 1 dag na Koningsdag en de 5 mei viering;

    • op locaties waar de 4 mei herdenkingen plaatsvinden;

    • Carnaval, vanaf donderdag 16.00 tot woensdag 07.00 uur;

    • tijdens grootschalige evenementen 1 dag voor en 1 dag na het evenement

  • 4.

    Van een graafverbod kan alleen worden afgeweken na instemming van het college.

  • 5.

    Er geldt een graafverbod op locaties en tijdstippen waarop een markt plaatsvindt.

  • 6.

    Indien een graaf- en breekverbod geldt of wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

    • a.

      wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

    • b.

      dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder;

    • c.

      mogen er nergens sleuven openliggen.

  • 7.

    Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 2.1 vierde lid van de AVOI, moet de procedure van artikel 2.3 worden gevolgd.

3.11. Tijdelijke verkeersborden

  • 1.

    Tijdelijke verkeersborden mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, met de voor- of beeldzijde afgedraaid van het verkeer, worden aangebracht.

  • 2.

    Tijdelijke verkeersborden mogen niet aan lichtmasten worden bevestigd en mogen het zicht op de overige bebording en eventuele camera’s niet ontnemen.

  • 3.

    Tijdelijke verkeersborden dienen op de dag van en voor aanvang van de werkzaamheden met de voor- of beeldzijde naar het verkeer te worden geplaatst

  • 4.

    Tijdelijke verkeersborden die (tijdelijk) geen dienst (meer) doen dienen meteen verwijderd c.q. afgedraaid of afgedekt te worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn.

3.12. Bereikbaarheid

  • 1.

    De netbeheerder dient de bereikbaarheid voor hulpdiensten doorlopend te waarborgen, waarbij de hulpdiensten de gebouwen en werken op tenminste 40 m moeten kunnen benaderen. De minimale doorrijdbreedte bedraagt 3,5 m en de doorrijdhoogte 4,5 m.

  • 2.

    Brandkranen, aansluitingen voor droge blusleidingen dienen te allen tijde zichtbaar en bereikbaar te zijn.

  • 3.

    De netbeheerder is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, bedrijven en openbare gebouwen.

  • 4.

    Alle (nood)uitgangen dienen over de volle breedte toegankelijk gehouden te worden.

  • 5.

    De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

3.13. Bereikbaarheid voor personen met een functiebeperking

Voor personen met een functiebeperking dient ten minste een route tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een toegankelijkheidssector van een gebouw over een weg, pad of steiger te lopen met:

  • a.

    een breedte van ten minste 1,10 m, en

  • b.

    bij een te overbruggen hoogteverschil van meer dan 0,02 m, een hellingbaan als bedoeld in afdeling 2.6. van het Bouwbesluit 2018.

3.14. Gereedmelding

  • 1.

    De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij het college via MOOR.

  • 2.

    Bij de gereedmelding dient ook een opgave van zowel het opgebroken aantal m2 als het type verharding en/of groenvoorziening te worden gedaan.

3.15. Opname eindsituatie

  • 1.

    De eindsituatie wordt door de netbeheerder opgenomen en vastgelegd in een eindrapport.

  • 2.

    De gemeente kan beslissen de opname gezamenlijk met de netbeheerder uit te voeren.

  • 3.

    De netbeheerder levert het eindrapport digitaal aan bij de gemeente .

  • 4.

    Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd en na overleg met de toezichthouder een aangepaste tracétekening aan, waarbij wordt aangetoond dat de aanleg conform artikel 4.2 lid 1 is uitgevoerd.

  • 5.

    Het rapport wordt akkoord bevonden door de gemeente in het geval de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de gestelde voorschriften dan wel de aangepaste tracétekening door de toezichthouder is geaccordeerd en er overeenstemming is over het herstel in de oude staat.

4. Technische bepalingen

4.1. Herkenbaarheid

Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen moeten zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

4.2. Tracébepaling algemeen

  • 1.

    In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt de NEN 7171-1. De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2.

  • 2.

    In de gebieden ‘Stadshagen’ en ‘Hessenpoort’ geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt het gemeentelijk normprofiel als opgenomen in bijlage 3.

  • 3.

    Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen en gebouwen.

4.3. Tracébepaling energietransitie en digitale connectiviteit

  • 1.

    Indien in het kader van de energietransitie het ruimtebeslag in de ondergrond door het aanleggen en/of verzwaren van elektriciteitskabels in combinatie met de verwijdering van gasleidingen afwijkt van de NEN 7171-1 of voor de gebieden ‘Stadshagen’ en ‘Hessenpoort’ geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt het gemeentelijk normprofiel , wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.2.

  • 2.

    Indien in het kader van de energietransitie het ruimtebeslag in de ondergrond door innovatieve elektriciteits- en/of warmtevoorzieningen afwijkt van het gemeentelijk normprofiel, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.2.

  • 3.

    Indien in het kader van digitale connectiviteit een interlokale telecomkabel of een nieuw (glasvezel)net wordt aangelegd in openbare gronden van de gemeente, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.2.

4.4. Tracébepaling klimaatadaptatie en hittestress

  • 1.

    Bij het bepalen van een tracé dient een netbeheerder rekening te houden met toekomstige locaties die ten behoeve van klimaatadaptatie dienst zullen doen voor waterberging of wateropvang.

  • 2.

    Bij het bepalen van een tracé dient een netbeheerder rekening te houden met toekomstige locaties waar ten behoeve van klimaatadaptatie en hittestress bomen of groenvoorziening zullen worden geplaatst.

  • 3.

    Indien een netbeheerder haar net aanlegt op een locatie als bedoeld in lid 1 en 2 dan moet het aan te leggen net technisch voldoen aan de toekomstige situatie.

  • 4.

    Indien een netbeheerder haar net aanlegt op een locatie als bedoeld in lid 1 en 2 en het net voldoet technisch niet aan de toekomstige situatie, dan wordt bij een verzoek tot het nemen van maatregelen als bedoeld in de nadeelcompensatieregeling de schade geacht een gevolg te zijn van een omstandigheid die aan de netbeheerder kan worden toegerekend.

  • 5.

    Het voornoemde in dit artikel geldt alleen indien de gemeente de locaties als bedoeld in lid 1 en 2 kenbaar heeft gemaakt.

4.5. Horizontale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd;

  • b.

    bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met het beleid als bedoeld als omschreven in het Handboek Bomen;

  • c.

    Bij het kruisen van wegen en/of waterwegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

4.6. Verticale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    Er geldt een minimale dekking van 0,40 m.

  • b.

    Vrijvervalleidingen hebben voorrang boven overige leidingen;

  • c.

    Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrijvervalleidingen;

  • d.

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m;

  • e.

    Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen;

  • f.

    Watergangen die beheerd worden door de gemeente dienen op ten minste 1,00 m onder de vaste bodem te worden gekruist. Kabels, die een watergang kruisen, dienen te worden ommanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

4.7. Afwijkende voorschriften leidingstroken

Door het college kunnen afwijkende leidingstroken worden vastgesteld, waarin afwijkende voorschriften gelden.

4.8. Bovengrondse voorzieningen

  • 1.

    De locatie, het uiterlijk, de kleurstelling en de afmetingen van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen zoals transformator-, schakel- en verdeelstations, versterkers, etc., worden vooraf afgestemd met het college.

  • 2.

    De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van het college bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door het college gestelde termijn te herstellen.

  • 3.

    Bovengrondse voorzieningen dan wel concentraties daarvan, dienen te worden omgeven of begrensd door een 0,40 m brede verharding (tegel + band).

4.9. Handholes

  • 1.

    De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met de gemeente.

  • 2.

    Handholes worden niet geplaatst:

    • binnen de ruimte die gereserveerd is voor bestaande en toekomstige kabel- en leidingtracés;

    • in de rijbaan;

    • binnen de kroonprojectie van een boom;

    • binnen 3 meter uit het hart van een boom.

  • 3.

    Handholes die maximaal 2 x per jaar geopend worden, worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 m onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

  • 4.

    Handholes die meer dan 2 x per jaar geopend worden, worden voorzien van een geprofileerde putdekselconstructie conform verkeersklasse D400 NEN-EN 124. Na zetting dient de putdekselconstructie op dezelfde hoogte te liggen als het omringend maaiveld en/of (bovenkant) elementenverharding.

4.10. Small cells

  • 1.

    De locatie van small cells wordt vooraf afgestemd met de gemeente

  • 2.

    Het college kan omwille van stedenbouwkundige of planologische doelstellingen co-locatie of gedeeld gebruik opleggen.

  • 3.

    Als uitgangspunt geldt dat voorzieningen ten behoeve van de werking van small cells zoals telecom- en/of elektriciteitskabels in één mantelbuis dan wel gebundeld worden aangelegd.

4.11. Uitnemen en terugplaatsen grond

  • 1.

    De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

  • 2.

    De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

  • 3.

    Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond.

  • 4.

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

  • 5.

    De verdichting van de ondergrond wordt bij wateroverlast in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

  • 6.

    Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

  • 7.

    Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkende gecertificeerde verwerker.

4.12. Elementverharding

  • 1.

    Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2.

    Het aanbrengen of terugplaatsen van elementverharding wordt uitgevoerd door een gecertificeerd SEB-erkend bedrijf conform de Beoordelingsrichtlijn BRL 9334 Straatwerk.

  • 3.

    De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

  • 4.

    Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

  • 5.

    In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met de gemeente te zijn overeengekomen.

4.13. Gesloten verharding

  • 1.

    Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek.

  • 2.

    Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,60 m buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht conform de daarvoor geldende normen.

  • 3.

    Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kan na toestemming van de gemeente de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd worden.

  • 4.

    Bij ingraving wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met betonklinkers.

4.14. Bijzondere verharding

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met de gemeente.

  • 3.

    Herstelwerkzaamheden van waterdoorlatende bestrating worden conform bijlage 4 uitgevoerd.

  • 4.

    Herstelwerkzaamheden van sierbestrating binnen het gebied ‘Werkerlaan’ worden conform bijlage 4 uitgevoerd.

  • 5.

    Herstelwerkzaamheden van verharding binnen het ‘Beheergebied Kunstroute’ worden conform bijlage 5 uitgevoerd.

  • 6.

    Herstelwerkzaamheden van verharding waarin Stolpersteine zijn aangebracht worden conform bijlage 4 uitgevoerd.

4.15. Lijnafwatering

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 m afstand van lijnafwatering.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

5. Schaderegeling ingravingen

5.1. Uitgangspunten

  • 1.

    Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van artikel 4.2, lid 3 van de AVOI.

5.2. Uitvoering herstel en onderhoud

  • 1.

    Het herstel van elementverharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 2.

    Het tijdelijk herstel van gesloten verharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf. Het definitieve herstel en onderhoud van gesloten verharding wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de gesloten verharding definitief is hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 3.

    Het tijdelijke en definitieve herstel en onderhoud van bijzondere verharding wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 4.

    Het herstel van bermen, gazons en groenvoorzieningen worden uitgevoerd door de gemeente.

5.3. Tarieven

  • 1.

    Voor elementverhardingen en bermen hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de “Richtlijn tarieven (graaf-) werkzaamheden” van de VNG die jaarlijks wordt geïndexeerd. De kosten voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard worden, in afwijking van de VNG-tarieven, conform bijlage 9 in rekening gebracht.

  • 2.

    De kosten voor het herstel van gesloten verharding worden conform bijlage 6 door de gemeente in rekening gebracht.

  • 3.

    De kosten voor het herstel van bijzondere verharding worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

  • 4.

    De kosten voor het herstel van groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

5.4. Herstel overige schade

Schade aan gemeentelijke eigendommen (bijvoorbeeld straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorziening en verkeerslichten) wordt verhaald op de netbeheerder.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

P. Snijders, burgemeester

I. Geveke, secretaris