Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Geldend van 19-04-2017 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van de griffier d.d. 15 maart 2017, nr. 2017-022 gelezen en besluit;

gelet op het bepaalde in artikel 16 Gemeentewet;

vast te stellen het:

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    rondetafelgesprekken: eerste fase in de raadscyclus, waarin per geagendeerd onderwerp in eenopen gesprek met diverse deelnemers, waaronder inwoners, informatie wordt ingewonnen;

  • b.

    debatraad: tweede fase in de raadscyclus, waarin in ieder geval beraadslaagd wordt overgeagendeerde onderwerpen;

  • c.

    besluitvormende raad: derde en laatste fase van de raadscyclus, waarin besluiten worden genomen;

  • d.

    raad: de gemeenteraad;

  • e.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • g.

    rondetafelvoorzitter: voorzitter van een rondetafelgesprek;

  • h.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpraadsbesluit, naar de vorm geschikt om daarindirect te worden opgenomen;

  • i.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschiktom direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • j.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens ofverzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • k.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een lid van de raad voor een verordening of een ander voorstel;

  • l.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerpals bedoeld in artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet, dat niet vermeld staat op de agenda;

  • m.

    statement: korte mondelinge weergave van een standpunt over een onderwerp, uitgesprokenvoorafgaand aan het debat over dat onderwerp;

  • n.

    debat: beraadslaging in de zin van de Gemeentewet, tijdens de debatraad;

  • o.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de raadsadviseur of, bij diensafwezigheid, door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan het debat als bedoeld in ditreglement deelnemen.

Artikel 4 De agendacommissie

  • 1. De raad heeft een agendacommissie die de voorlopige agenda vaststelt van de vergaderingenvan de raad, de rondetafelgesprekken en andere activiteiten van de raad, met uitzondering van deagenda van de bijpraatavonden van het college.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van deraad, de griffier, een rondetafelvoorzitter van een collegepartij en een rondetafelvoorzitter van eenniet-collegepartij.

  • 3. De plaatsvervangend voorzitter fungeert tevens als voorzitter van de agendacommissie. De griffierfungeert als secretaris en adviseur van de agendacommissie.

  • 4. De raad benoemt de leden van de agendacommissie. De raad benoemt voor deze leden tevensplaatsvervangend leden. Deze zijn eveneens rondetafelvoorzitter van een collegepartij respectievelijkniet-collegepartij.

  • 5. De voorzitter van de raad en de griffier hebben geen stemrecht in de agendacommissie. Deandere leden hebben elk één stem in de agendacommissie.

  • 6. Een besluit van de agendacommissie wordt bij voorkeur in eenstemmigheid genomen.

  • 7. De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar.

Artikel 5 Het seniorenconvent

  • 1. De raad heeft een seniorenconvent dat als klankbord dient voor de voorzitter van de raad dan welhet college en daarnaast tot taak heeft om huishoudelijke zaken die de raad betreffen te regelen,waaronder de vaststelling van de procedures als bedoeld in hoofdstuk 5 van dit reglement.

  • 2. Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van deraad, de griffier of diens plaatsvervanger en de fractievoorzitters. Het seniorenconvent wordtvoorgezeten door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 3. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan dat hem bij zijn afwezigheid in hetseniorenconvent vervangt.

  • 4. In het seniorenconvent hebben de voorzitter van de raad en de griffier geen stemrecht. Elkefractievoorzitter heeft één stem. De voorzitter van het seniorenconvent heeft geen stemrecht,tenzij deze ook de functie van fractievoorzitter bekleedt.

  • 5. Een besluit wordt bij meerderheid van stemmen genomen.

  • 6. De voorzitter roept het seniorenconvent minimaal eenmaal per jaar bijeen. Daarnaast komt hetseniorenconvent bijeen wanneer minimaal drie leden daarom verzoeken.

  • 7. De vergaderingen van het seniorenconvent zijn niet openbaar.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uitdrie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekkinghebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doetdaarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van eenminderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerstevergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, devoorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van deraad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om devoorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7 Fractie

  • 1. Leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijnverklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder eenlijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad dezeaanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt defractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in deraad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optredenworden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    • a.

      Indien:

    • één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zospoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van deeerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Frequentie, dag, tijd en plaats van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een dinsdag, twee weken nadat derondetafelgesprekken hebben plaatsgevonden. De vergaderingen worden gehouden in hetgemeentehuis.

  • 2. Een vergadering bestaat uit achtereenvolgens de debatraad en de besluitvormende raad.

  • 3. De vergadering begint om 20.00 uur. De besluitvormende raad vindt aansluitend aan dedebatraad plaats. In de regel eindigt de debatraad met een schorsing van 15 minuten.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een anderevergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie,overleg met de agendacommissie.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste acht dagen voor een vergadering de leden van de raad eenschriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25,eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met deschriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordendeze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur vooraanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de debatraad en de besluitvormende raad vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de agendacommissie na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een gewijzigde voorlopige agenda opstellen. Alvorens een gewijzigde voorlopige agenda op te stellen, raadpleegt de agendacommissie eerst de fractievoorzitters.

  • 3. Bij aanvang van de debatraad stelt de raad de agenda van de debatraad vast. Bij aanvang van debesluitvormende raad stelt de raad de agenda van de besluitvormende raad vast. Op voorstel vaneen lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpenaan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Voor de besluitvormende raad wordt in ieder geval geagendeerd:

    • a.

      de vaststelling van het verslag van de vorige vergadering;

    • b.

      de vaststelling van de doorlopende lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 17.

  • 5. Een motie die tijdens de debatraad wordt ingediend en die geen betrekking heeft op eenonderwerp dat al voor die debatraad geagendeerd was, wordt geagendeerd na het laatsteagendapunt van de debatraad respectievelijk besluitvormende raad.

  • 6. Bij aanvang van de besluitvormende raad kan de raad alsnog besluiten een voor besluitvorminggeagendeerd voorstel te agenderen voor de eerstvolgende besluitvormende raad.

  • 7. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandelingvan de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, wordengepubliceerd op de website van de gemeente. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewetgeheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berustingvan de griffier of een door hem aangewezen ambtenaar en verleent de griffier of deze ambtenaarde leden van de raad inzage.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbarekennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de voorlopige agenda;

    • c.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorendestukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering; algemeen

Artikel 13 Presentie

  • 1. Het college is bij elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aanhet einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekeningvastgesteld.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de griffier hebben een vaste zitplaats, doorde voorzitter na overleg met het seniorenconvent bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiodevan de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het seniorenconvent.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wetvereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is,bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van devolgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Verslag

  • 1. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raadtoegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 2. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de gemeentesecretaris hebben het recht eenvoorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of nietduidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor hetvaststellen van het verslag bij de griffier te worden ingediend.

  • 3. Het verslag moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezigeleden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerdhebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van hetgeen gezegd is met vermelding van de namen van deaanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemmingvan de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen vande leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen,voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wiehet op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raad is toegestaan deel te nemen aan hetdebat.

  • 4. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 5. Het vastgestelde verslag worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 17 Doorlopende lijst van ingekomen stukken en mededelingen

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een doorlopende lijst geplaatst. Deze lijst wordtgelijktijdig met de schriftelijke oproep als bedoeld in artikel 9 aan de leden van de raadtoegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Op de doorlopende lijst van ingekomen stukken staan in ieder geval, voor zover ingekomen:

    • a.

      voorstellen aan de raad (raadsvoorstellen);

    • b.

      brieven van het college aan de raad (collegebrieven);

    • c.

      brieven en documenten van derden gericht aan de raad;

    • d.

      schriftelijke vragen op grond van artikel 36 van dit reglement en de antwoorden daarop vanhet college of de burgemeester.

  • 3. Bij de behandeling van de ingekomen stukken stelt de raad op voorstel van deagendacommissie de wijze van afdoening vast.

Artikel 18 Spreekplaats

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van achter het kathederen richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overigeaanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Paragraaf 3 Debatraad

Artikel 19 Doel van de debatraad

De debatraad is erop gericht om de raad in de gelegenheid te stellen zijn kaderstellende,controlerende en volksvertegenwoordigende taak uit te oefenen. De raad kan dit doen middels hetvoeren van debat tussen de leden onderling en tussen de leden en andere deelnemers aan het debat,alsmede door middel van andere instrumenten die hem tijdens de debatraad ter beschikking staan.

Artikel 20 Statements en debat

  • 1. De voorzitter inventariseert bij de behandeling van een onderwerp welke leden daarover hetwoord willen voeren. Hij stelt achtereenvolgens aan de hand van de inventarisatie enkele leden inde gelegenheid een statement te maken.

  • 2. Nadat de statements gemaakt zijn, kunnen de leden, en anderen die daartoe genodigd zijn,daarop reageren en een bijdrage aan het debat leveren.

  • 3. Tijdens het debat gelden geen vaste spreektermijnen.

  • 4. Gedurende het debat mogen sprekers elkaar interrumperen, tenzij dit tot verstoring van de ordeleidt.

  • 5. In het kader van de bewaking van de vergadertijd kan de voorzitter de deelnemers aan het debat, in afwijking van het bepaalde in lid 3, een spreektijd stellen of, in afwijking van het bepaalde in lid 4, bepalen dat een spreker zonder verdere interrupties zijn betoog mag afronden.

  • 6. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen vaneen onderwerp of voorstel afzonderlijk te debatteren.

  • 7. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten hetdebat voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden degelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 8. De voorzitter voert tijdens het debat zo dikwijls het woord als hij nodig acht.

Artikel 21 Het college

  • 1. De leden van het college kunnen aan het debat deelnemen.

  • 2. Het college kan tijdens de debatraad ter verantwoording worden geroepen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het inbehandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan welanderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de desbetreffendespreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. De voorzitter stelt de spreker in de gelegenheid dewoorden die ertoe hebben geleid dat hij tot de orde is geroepen, terug te nemen. De weergavehiervan wordt alsdan niet in het verslag opgenomen.

  • 2. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijdschorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Deelname aan het debat door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad,wethouders, griffier en voorzitter deelnemen aan het debat.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden van de raadgenomen alvorens met het debat ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt eenaanvang wordt genomen.

Paragraaf 4 Besluitvormende raad

Artikel 24 Stemverklaring

Voordat de raad tijdens de besluitvormende raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijnuit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook devoorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming isaangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geachtwillen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Indien een hoofdelijke stemming wordt gehouden, wordt bij loting een volgnummer van depresentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Indien erover meer onderwerpen een hoofdelijke stemming wordt gehouden, begint de stemming steeds bijhetzelfde lid.

  • 5. De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. Nadat hetovereenkomstig het vorige lid aangewezen lid zijn stem heeft uitgebracht, geschiedt de oproepingnaar de volgorde van de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan destemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enigetoevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nogherstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dankan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekeningvragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantalvoor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomenbesluit.

Artikel 26 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Alvorens over een (sub)amendement of motie wordt gestemd, wordt het college in de gelegenheidgesteld over dat (sub)amendement of die motie te adviseren.

  • 2. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over datamendement gestemd.

  • 3. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over hetsubamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 4. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijningediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt deregel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordtgebracht.

  • 5. Na een stemming over een of meer (sub)amendementen vindt de stemming plaats over hetvoorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Voordat destemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over dete nemen eindbeslissing.

  • 6. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, bepaalt de voorzitter devolgorde waarin over het voorstel en de motie wordt gestemd.

Artikel 27 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming moet worden gehouden over de benoeming, voordracht of aanbevelingvan personen, benoemt de voorzitter drie leden tot commissie tot stemopneming. De commissiewordt bijgestaan door de griffier.

  • 2. De stemming vindt plaats middels stembriefjes.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen wordensamengevat op één briefje of op een vooraf onder verantwoordelijkheid van de voorzittervervaardigd stemformulier.

  • 5. De commissie tot stemopneming onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aanhet aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneerde aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt eennieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewetworden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebbeningeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoonwordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemmingis beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van devoorzitter.

  • 8. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslagvernietigd.

Artikel 28 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt toteen tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen,heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meestestemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 29 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moetplaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijzegevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op ditbriefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 30 Amendementen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, kan een amendement indienen.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen wordenschriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudigekarakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in hetontwerpbesluit te worden verwerkt.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming doorde raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Moties

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, kan een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter wordeningediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met deberaadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

Artikel 32 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel vanorde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 33 Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder lid heeft het recht aan de raad voorstellen te doen die buiten de agenda vallen.

  • 2. Zulk een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de agendacommissie worden ingediend.

  • 3. De agendacommissie legt het voorstel ter advisering voor aan het college.

  • 4. Alvorens het advies van het college wordt ingewonnen, kan het voorstel in een rondetafelgesprek aan de orde worden gesteld.

  • 5. Nadat het college over het voorstel heeft geadviseerd, plaatst de agendacommissie het voorstelop de agenda van het eerstvolgende rondetafelgesprek dan wel van de eerstvolgende debatraad,tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel opde agenda van het daaropvolgende rondetafelgesprek dan wel van de volgende debatraadgeplaatst.

Artikel 34 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad dat is aangeboden aan de raad, kan niet worden ingetrokken zonder motivering van het college en zonder toestemming van de raad.

  • 2. Een verzoek van het college als bedoeld in het eerste lid wordt tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering ingediend bij de agendacommissie. Alvorens op het verzoek te beslissen, raadpleegt de agendacommissie eerst de fractievoorzitters. Een verzoek van het college als bedoeld in het eerste lid binnen 48 uur voor de aanvang van een vergadering, wordt bij aanvang van de debatraad cq. besluitvormende raad ingediend.

  • 3. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 35 Interpellatie

  • 1. Indien een lid ingevolge artikel 155 lid 2 Gemeentewet inlichtingen aan het college of deburgemeester wenst te vragen over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda van deraadsvergadering, dient deze bij de voorzitter een schriftelijk verzoek tot het houden vaninterpellatie in.

  • 2. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in gevallen die naar hetoordeel van de voorzitter spoedeisend zijn, ten minste 48 uur voor de aanvang van devergadering bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van hetonderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 3. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overigeleden van de raad en het college. Bij de aanvang en na de opening van de eerstvolgendevergadering na de indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Indien deraad verlof verleent voor de interpellatie, bepaalt hij op welk moment tijdens de vergadering deinterpellatie zal worden gehouden.

  • 4. De interpellant voert eerst het woord, daarna de burgemeester en de wethouders. Interpellant,burgemeester en wethouders voeren niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van deraad voeren niet meer dan eenmaal het woord.

Artikel 36 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichtingworden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoordingwordt verlangd.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedigmogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats; in ieder geval binnen dertig dagennadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgendedebatraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt deburgemeester of het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijnaangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld alseen antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door de burgemeester of het college aan de leden van de raadmedegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 9 lid 2 aan deleden van de raad toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bijmondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op deagenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeesterof door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

  • 7. In het geval van schriftelijke beantwoording worden de nader te stellen vragen vooraf bij de voorzitter ingediend. De voorzitter brengt de inhoud van de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college.

  • 8. De vragensteller voert eerst het woord, daarna de burgemeester en de wethouders. Vragensteller, burgemeester en wethouders voeren niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van de raad voeren niet meer dan eenmaal het woord.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 37 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, debehandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het seniorenconventvaststelt.

Artikel 38 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van dejaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueelindemniteitsbesluit volgens een procedure die het seniorenconvent vaststelt.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 39 Verslag, vragen en verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door degemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of vaneen andere Verbonden Partij, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen,heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voorhet sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur alsbedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitterverwijzen naar een rondetafelgesprek.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen.

  • 3. De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis komen van de persoon aan wie de vragen gesteld worden.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats; in ieder geval binnen dertig dagennadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgendedebatraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de voorzitterde vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnenbeantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5. De antwoorden worden door de voorzitter aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 6. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 9 lid 2 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 7. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenstte roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan.De verantwoording en informatieplicht als bedoeld in artikel 169 Gemeentewet zijn van

    overeenkomstige toepassing.

  • 8. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raadéén van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 40 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassingvoor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering is in elk geval niet openbaar zolang zij niet zijnvastgesteld. Het verslag dat niet openbaar is, wordt uitsluitend aan de leden van de raad en deleden van het college verstrekt.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van ditverslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, vande Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt,indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten

vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 44 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemdeplaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde isverboden.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willenmaken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 46 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 47 Uitleg reglement

  • 1. In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van hetreglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 2. In bijzondere gevallen kan de raad met algemene stemmen besluiten af te wijken van debepalingen van dit reglement.

Artikel 48 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de raad.

Artikel 49 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Houten vastgesteld bij raadsbesluit van 29 september 2009.

  • Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 april 2017.

  • De griffier,

    De voorzitter,

    W. van Zanen

    W.M. de Jong

Toelichting reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Inleiding

De werkwijze van de gemeenteraad is geformaliseerd in een nieuw reglement. Het belangrijkste kenmerk van de werkwijze is de indeling van de besluitvorming door de raad in drie fases, zijnde een informatieve fase, een meningsvormende fase (debat) en een besluitvormende fase. Als basis van dit reglement is het voormalige reglement gebruikt, alsmede het modelreglement van de VNG. De gemeenteraad is op grond van artikel 16 Gemeentewet verplicht een reglement vast te stellen. De bepalingen in het reglement mogen niet in strijd zijn met de dwingende bepalingen uit de Gemeentewet.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een aantal relevante begrippen uiteengezet.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan

de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij o.a. voor de handhaving van de orde in de

vergadering.

Artikel 3 De griffier

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het

tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet

(verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van

de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etc.

zijn niet in dit reglement opgenomen, daar dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor

de griffier, die de raad vaststelt. (laatste versie vastgesteld bij raadsbesluit 2002-184).

Artikel 4 De agendacommissie

De Gemeentewet regelt niet op welke wijze de agenda van de gemeenteraad wordt vastgesteld. In

artikel 19 Gemeentewet wordt slechts geregeld dat bij de oproeping voor de vergadering tegelijkertijd

ook de agenda wordt verzonden. In Houten is een agendacommissie ingesteld, bestaande uit de

plaatsvervangend voorzitter van de raad en een tweetal rondetafelvoorzitters. De agendacommissie

is zo samengesteld dat er zowel een lid van de coalitiepartijen als van de oppositiepartijen is van de

commissie. De commissie wordt voorgezeten door de plaatsvervangend voorzitter van de raad, ook

een raadslid. In de praktijk verstrekt de burgemeester informatie vanuit het college.

Het uitgangspunt is dat de raad de eigen agenda bepaalt. In het bijzonder geldt dit voor de invulling

van de vaste vergaderavond van de raad, de dinsdag. Maar ook als de raad in zijn geheel wordt

uitgenodigd voor bijvoorbeeld een werkbezoek, dan komt dit verzoek aan de orde in de

agendacommissie en wordt daar de datum vastgesteld. Als het college tijdens een rondetafelgesprek

een presentatie wil geven dan komt een dergelijk verzoek ook aan de orde in de agendacommissie.

Een uitzondering op de regierol van de agendacommissie betreft de invulling van de bijpraatavonden

van het college. Deze avonden worden in de regel op donderdag gehouden en het college bepaalt zelf

op welke manier aan deze avond invulling wordt gegeven. In de praktijk meldt het college overigens

wel aan de agendacommissie welk onderwerp besproken zal worden.

Artikel 5 Het seniorenconvent

De gemeente Houten kent een seniorenconvent, waarin alle fractievoorzitters vertegenwoordigd zijn.

Het seniorenconvent houdt zich bezig met huishoudelijke zaken van de raad en kan dienen als

klankbord voor de voorzitter van de raad en het college. De senioren sturen ook de griffie aan. In de

praktijk vindt de dagelijkse aansturing plaats door de plaatsvervangend voorzitter van de raad. In het

seniorenconvent wordt slechts een enkele keer gestemd. In het reglement is bepaald dat iedere

fractievoorzitter, ongeacht de grootte van de fractie, één stem heeft en dat de meerderheid beslist. In

afwijking de bepalingen in artikel 4 (agendacommissie), beslist het seniorenconvent over de wijze

waarop de begroting en de jaarrekening worden behandeld. Achterliggende gedachte is dat het bij

deze onderwerpen niet alleen gaat om het bepalen van een tijd en een datum, maar ook om de

indeling van de vergadering. Zo worden er in het seniorenconvent afspraken gemaakt over de lengte

van de algemene beschouwingen en de vergaderorde.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn

benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit

blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het

onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil

in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse

vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het

raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 7 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet

worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel

33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op

fractie-ondersteuning). De raadsleden die onder een gezamenlijke naam opereren worden daarbij

gezien als fractie.

In de verordening voor de rondetafelgesprekken en in de verordening op de ambtelijke bijstand en

fractieondersteuning wordt een breder begrip van fractie gehanteerd, namelijk de bij een groepering

behorende raadsleden en de commissieleden die zijn benoemd door de gemeenteraad. Deze

commissieleden mogen deelnemen aan de rondetafelgesprekken en treden dan op als

vertegenwoordiger van hun fractie.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van

de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben (ziekte, conflict, etc.). In een dergelijk geval

vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats; de fractie deelt dit dan aan de

voorzitter mee.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en

voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden

van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De aanvangstijd van de debatraad is

20.00 uur, maar de aanvangstijd van de besluitvormende raad is afhankelijk van het einde van de

debatraad. Gestreefd wordt naar een eindtijd van 23.00 uur. Incidenteel kan de raad hiervan afwijken.

Artikel 9 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de

vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. In de

praktijk ontvangen de raadsleden ook een concept agenda voor de raadsvergadering volgend op de

eerstvolgende raadsvergadering. De eerste aankondiging is dus ruim van tevoren, terwijl de meest

recente agenda wordt verzonden in de week voorafgaand aan de raadsvergadering op dinsdag.

Artikel 10 Agenda

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een

voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om acht dagen voor de raadsvergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie bepaalt artikel 10 RvO dat de agendacommissie na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering een gewijzigde agenda kan vaststellen. Voordat de agendacommissie hiertoe besluit pleegt zij overleg met de overige fractievoorzitters. De agendacommissie zal zijn besluit goed gemotiveerd voor de raadsvergadering kenbaar moeten maken. Belanghebbenden dienen door de griffie zo spoedig mogelijk te worden ingelicht over de wijzigingen.

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de

raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter aan de agendacommissie

onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering

een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de

vaststelling van de agenda.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken

waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende

nota's, etc.). Via de website worden de meeste achterliggende stukken ontsloten.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 2 Orde der vergadering; algemeen

Artikel 13 Presentie

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het

vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor

geldt artikel 29 Gemeentewet.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden

aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 Gemeentewet voorziet in een procedure

voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 17 Doorlopende lijst van Ingekomen stukken en mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten

genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de

orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient

dit te worden voorbereid door agendering voor een rondetafel of door agendering voor de

raadsvergadering.

Artikel 18 Spreekplaats

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Paragraaf 3 Debatraad

Artikel 19 Doel van de debatraad

In dit artikel is een ruime doelstelling opgenomen voor de debatraad. Omdat er in Houten een splitsing

is gemaakt tussen de informatieve fase, de debatfase en de besluitvormende fase, is het van belang

het doel van de debatraad niet te beperken tot het voorbereiden van besluitvorming. Er is eveneens

ruimte voor controle van het college door het inzetten van de instrumenten zoals die staan beschreven

in dit reglement en in de Gemeentewet.

Artikel 20 Statements en debat

Debatteren betekent met elkaar van gedachten wisselen over een bepaald onderwerp. Het kwam in

het verleden vaak voor dat iedere partij over een onderwerp het woord wenste te voeren. Niet zelden

werden daarbij standpunten van andere partijen (deels) herhaald. De raad van Houten heeft een

bewuste keuze gemaakt om te stoppen met het werken in vaste spreektermijnen. In plaats daarvan

wordt aan enkele sprekers de gelegenheid gegeven om een basis te leggen voor de rest van het

debat in de vorm van een statement. Dit betreft een mondelinge weergave van een standpunt over

een onderwerp, voorafgaand aan het debat over dat onderwerp. Het is wenselijk het aantal

statements te beperken om te bevorderen dat er vooral wordt gedebatteerd over die aspecten van het

onderwerp die bepalend zijn voor de besluitvorming. Andere leden kunnen op de statements

reageren. De regie over het debat blijft echter wel bij de voorzitter van de raad liggen. Hij kan het

debat begeleiden door bepaalde punten samen te vatten en af te ronden. Indien de omvang van de agenda hiertoe noopt, kan de voorzitter besluiten om spreektijden te hanteren.

Artikel 21 Het college

Het college kan naar believen deelnemen aan het debat. In lid 2 is expliciet opgenomen dat het

college tijdens de debatraad ter verantwoording kan worden geroepen. Deze bepaling loopt vooruit op

een komende wijziging van de Gemeentewet waarin wordt opgenomen dat het college altijd bij de

raadsvergadering aanwezig mag zijn en niet alleen op uitnodiging. In artikel 35 van dit reglement

wordt ingegaan op de mogelijkheid van het houden van een interpellatie. Dit wordt echter gezien als

een relatief zwaar middel. Los van de mogelijkheid van een interpellatie kan ook bij andere

gelegenheden het college door de raad ter verantwoording worden geroepen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een

aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26,

derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van

zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van

de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 22 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze

uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde

op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 47 van dit reglement.

Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde

verschoningsrecht. Bij “anderen” kan in dit geval worden gedacht aan de gemeentesecretaris, maar

ook aan de Commissaris van de Koningin.

Paragraaf 4 Besluitvormende raad

Artikel 24 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als

laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke

oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden.

De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken.

Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren

duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in

lid 4.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Indien de

vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig,

dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de

stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 26 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen

naar de artikelen 1, 30 en 31 van dit reglement.

Artikel 27 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van

een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de

voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er

veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een

gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

Artikel 28 en 29 herstemming over personen

Bij benoemingen is het van belang dat nog dezelfde vergadering duidelijk wordt wie wordt benoemd.

Daarom wordt er niet gewacht op een volgende vergadering, maar wordt onmiddellijk een nieuwe

stemming gehouden. Uiteindelijk beslist het lot.

Hoofdstuk 4 rechten van leden

Artikel 30 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de

zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander

raadslid aanleiding zijn, op dit amendement een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Voor de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 26.

Artikel 31 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een

wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel

afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op

rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn

burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht.

Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk

tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure over een motie wordt opgemerkt, dat over een motie

een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig

onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de

beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. In andere gevallen wordt de

motie bijgeplaatst op de agenda.

Artikel 32 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde.

Over een voorstel van orde wordt in principe direct, zonder uitgebreide beraadslaging, besloten door

de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een

initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 33).

Artikel 33 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. In een

enkel geval komt een voorstel aan de orde van de griffie of van het seniorenconvent. Maar raadsleden

kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is

het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerp-verordening moet de raad in

behandeling nemen (artikel 147a Gemeentewet). Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte

behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het

in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. De raad heeft van deze mogelijkheid gebruik

gemaakt in artikel 33. Uitgangspunt bij de behandeling van een initiatiefvoorstel is dat de drie fases

worden doorlopen die bij ieder voorstel worden doorlopen, zijnde de informatiefase, de debatfase en

de besluitvormende fase. Daarnaast is het van belang dat het college van burgemeester en

wethouders de gelegenheid krijgt om een advies uit te brengen aan de raad over het initiatiefvoorstel.

Het college wordt verondersteld vanuit de eigen deskundigheid (daarbij ondersteund door de

ambtenaren) te adviseren over allerlei aspecten van een voorstel. Het gaat daarbij niet alleen om de

politieke wenselijkheid van een te nemen besluit, maar ook om de praktische uitvoerbaarheid, de

juridische consequenties e.d. De agendacommissie voert bij het behandelen van een initiatiefvoorstel

de regie. Afhankelijk van de complexiteit van het voorstel kan worden gekozen voor een dubbele

behandeling in een rondetafelgesprek. In de eerste behandeling kan de initiatiefnemer het voorstel

toelichten. Bij de tweede behandeling gaat het om het voorbereiden van het besluit door de raad.

Artikel 34 Collegevoorstel

Sinds de wetgeving in 2002 is gewijzigd wordt er vanuit gegaan dat de gemeenteraad de eigen

agenda bepaalt. In de praktijk worden de meeste voorstellen gedaan door het college van

burgemeester en wethouders. In artikel 34 wordt de zelfstandige positie van de raad qua agendering

gemarkeerd. Als een voorstel eenmaal is aangeboden aan de raad, dan ligt de regie voor wat betreft

de behandeling bij de raad zelf. Toch kunnen er omstandigheden zijn waarin het college aanleiding

ziet om een voorstel ter herzien of in te trekken. Deze mogelijkheid blijft bestaan, maar omdat de

regierol bij de raad ligt, dient het college wel te motiveren waarom een voorstel van de agenda zou

moeten worden gehaald. De raad dient hier vervolgens mee in te stemmen.

Wijziging van de agenda kan niet tot het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Een verzoek van het college om een voorstel in te trekken wordt ingediend bij de agendacommissie tenzij het valt binnen deze twee dagen, dan wordt het verzoek bij aanvang van de debatraad cq. besluitvormende raad ingediend.

In theorie kan de raad toch een besluit nemen, terwijl het college zich daarmee niet kan verenigen.

Artikel 35 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het

verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger

om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de

burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig. In het algemeen zal een dergelijk

verlof niet snel worden geweigerd. Het houden van een interpellatie wordt gezien als een relatief

zwaar politiek instrument.

Artikel 36 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden

die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is

primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen

over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van

mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het

recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda

van de raad te krijgen. In Houten kunnen de raadsleden aan de agendacommissie aangeven dat zij

naar aanleiding van de beantwoording nog nadere vragen willen stellen in de eerstvolgende

raadsvergadering.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 37 Procedure begroting en artikel 38 Procedure jaarrekening

In september 2008 is de agendacommissie van Houten verkleind tot 3 raadsleden. De behandeling

van de begroting en de jaarrekening worden echter beschouwd als zodanig belangrijk dat in deze

gevallen de procedure wordt vastgesteld in het overleg van de fractievoorzitters.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 39 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de

gemeentegemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke

regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en

in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke

regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.

Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de

informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan

ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven,

overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor

inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties,

waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke

rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin

voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 40 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het

reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met

het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 Gemeentewet zijn procedurevoorschriften

opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten

vergadering wordt.

Artikel 41 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid Gemeentewet.

Artikel 42 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de

geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 Gemeentewet

nodig. Nadere afspraken over omgaan met geheimhouding zijn ook neergelegd in de notitie Openbaar of geheim.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van

stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. In dat geval wordt

aan degene die de geheimhouding heeft opgelegd (meestal het college of de burgemeester) de

mogelijkheid geboden overleg te voeren met de raad in een besloten vergadering. In de notitie Openbaar of geheim is bepaald dat elk jaar in de laatste raadsvergadering, in december, een voorstel wordt behandeld tot opheffing van geheimhouding.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 44, 45 en 46

In dit artikelen worden enkele praktische zaken geregeld met betrekking tot die personen die de

raadsvergadering volgen.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 47, 48 en 49

Deze artikelen behoeven geen toelichting.