Parkeerverordening 2007

Geldend van 01-10-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2007

Intitulé

Parkeerverordening

De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 27 juni 2007;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007, nr. 07.0012652;

Gelet op:

de gemeentewet art. 147, de gemeentewet art. 225

Besluit: vast te stellen de Parkeerverordening 2007

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen een aanbieder die motorvoertuigen ter beschikking stelt en een deelnemer, zijnde een natuurlijk persoon.

  • b.

    Binnen de singels: het gebied dat wordt begrensd door de Generaal James Gavinweg, het Keizer Traianusplein, de St. Canisiussingel, de Oranjesingel, het Keizer Karelplein, de Van Schaeck Mathonsingel, de spoorlijn Nijmegen-Arnhem en de Waalkade, met inbegrip van de genoemde wegen of weggedeelten

  • c.

    Buiten de singels: geheel Nijmegen, met uitzondering van het gebied binnen de singels

  • d.

    Centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Nijmegen een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet;

  • e.

    College: het College van Burgemeester en Wethouders

  • f.

    houder van een motorrijtuig: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken in het register krachtens de Wegenverkeerswet 1994 is ingeschreven of degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of vruchtgebruik (lease) onder zicht heeft;

  • g.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 onder z van het RVV 1990;

  • h.

    openbare weg; alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten

  • i.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, centrale computer, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • j.

    parkeervergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerplaatsen op de openbare weg;

  • k.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 225 van de Gemeentewet;

  • l.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • m.

    Tarieventabel: de bij deze verordening behorende tabel waarin opgenomen de tarieven voor de verschillende parkeerbelastingen

  • n.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend

  • o.

    zelfstandige woning: woning welke een eigen toegang heeft, voorzien is van een toilet en keuken en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, danwel een woning waarvan met van een notariële acte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning. Voor deze verordening wordt onder woning mede verstaan: woonwagen op een daartoe aangewezen centrum en woonboot op een reguliere ligplaats.

  • p.

    zorginstelling: instellingen in de curatieve zorg die beschikken over een erkenning van het College van Ziekenhuisvoorzieningen (CvZ), sectoren Verpleging en Verzorging, de geestelijke en gezondheidszorg (ggz) en gehandicaptenzorg volgens de Awbz-zorg, alsmede professionele organisaties voor stervensbegeleiding.

Afdeling II Parkeren met een vergunning

Artikel 2. Regulering parkeren

  • 1. Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van of krachtens deze verordening door middel van:

    • a.

      parkeervergunningen zoals bedoeld in art. 2, onderdeel a, van de vigerende verordening parkeerbelastingen

    • b.

      het in werking stellen van parkeerapparatuur

Artikel 3. Het verlenen van de vergunning

Het college kan op een schriftelijke aanvraag een parkeervergunning verlenen.

Artikel 4. Nadere regels door het college

Het college kan nadere voorschriften en/of beperkingen vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per vergunninggebied;

  • b.

    het verlenen, het intrekken en het ontzeggen van vergunningen;

  • c.

    het locatie(s) waar de vergunning geldig is;

  • d.

    het gebruik van vergunningen;

  • e.

    de geldigheidsduur van een parkeervergunning

Artikel 5. Gegevens

De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

  • d.

    de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 6. Overschrijven en wijzigen van de vergunning

  • 1. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 2. Vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een vergunning, onmiddellijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

  • 3. Wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van bedrijfsnaam of –adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk aan burgemeester en wethouders te worden doorgegeven.

Artikel 7. Volgorde van vergunningverlening en wachtlijst

  • 1. Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

  • 2. Indien het aantal aanvragen groter is dan het vergunningplafond voor het betreffende vergunninggebied wordt de aanvraag op een wachtlijst geplaatst.

  • 3. De volgorde waarin de aanvraag op de wachtlijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4. Burgemeester en Wethouder kunnen besluiten om voor een vergunninggebied per vergunningsoort een aparte wachtlijst bij te houden.

  • 5. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

    • a.

      de aanvrager daarom verzoekt;

    • b.

      de aanvrager een parkeervergunning wordt verleend in het eigen vergunninggebied;

    • c.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;

    • d.

      niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8. Diefstal, verlies of vermissing

  • 1. In geval van verlies of vermissing van een vergunning op kenteken kan maximaal 1 x per kalenderjaar een duplicaatvergunning worden verstrekt.

  • 2. In geval van diefstal van vergunningen wordt slechts een duplicaat verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de gemeente of de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal.

  • 3. Alle kosten, verbonden aan de uitgifte van duplicaatvergunningen zijn voor rekening van de vergunninghouder.

  • 4. In geval van verlies of vermissing van een parkeervergunning op naam kan maximaal 1 x per kalenderjaar een duplicaatvergunning worden verstrekt op kenteken.

  • 5. In geval van verlies of vermissing van een bezoekersvergunning kan maximaal 1 x per kalenderjaar 1 duplicaatvergunning worden verstrekt

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 9.

  • 1. Het is verboden om enig voertuig, niet zijnde een motorvoertuig op 2 of meer wielen, of een voertuig op 3 of meer wielen met een kenteken, te plaatsen of te laten staan op een parkeerplaats welke onder een regime van parkeerbelastingen is gebracht.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het is verboden op een parkeerplaats voor uitsluitend vergunninghouders te parkeren:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze dan voorgeschreven door Burgemeester en Wethouders, in werking te stellen.

  • 5. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en derde lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10.

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11. Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen waarop op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van de Parkeerverordening 2001, tenzij toepassing van deze verordening voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2. Vergunningen die verleend zijn krachtens de parkeerverordening 2001 blijven nog gedurende 2 jaar, na inwerkingtreding van de parkeerverordening2007, van kracht, mits er geen wijzigingen plaatsvinden in de omstandigheden die golden ten tijden van het verlenen van de vergunning dan wel dat de vergunning komt te vervallen.

    Na deze overgangstermijn dienen al deze vergunningen te voldoen aan de parkeerverordening 2007

  • 3. Bezwaarschriften, ingediend tegen beslissingen krachtens de Parkeerverordening 2001, worden behandeld met inachtneming van de Parkeerverordening 2001, tenzij toepassing van deze verordening voor de bezwaarde gunstiger is.

  • 4. Wachtlijsten als bedoeld in artikel 8 van de Parkeerverordening 2001, gelden als wachtlijst in de zin van artikel 7, tweede lid, van de deze verordening.

Artikel 12. Citeertitel

  • 1.

    De "Parkeerverordening 2001" van 7 maart 2001 (raadsvoorstel 34/2001), sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2007.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening 2007".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2007.
De voorzitter, mr. Th.C. de Graaf
De raadsgriffier, mevr. drs. M.M.V. Mientjes

Toelichting op de parkeerverordening 2007.

Het essentiële verschil met de oude parkeerverordening, die oorspronkelijk stamt uit 2001, is dat een deel van de inhoud is verlegd naar het uitwerkingbesluit parkeren (artikel 3 en 4). De parkeerverordening stelt de kaders vast voor het verlenen van parkeervergunningen en de eisen die aan de parkeervergunningen zijn verbonden. In het uitwerkingsbesluit, dat zijn grondslag vindt in artikel 3 en 4 van deze verordening, legt het College van B&W de verschillende “parkeerproducten” (zoals bewonersvergunning, bezoekersvergunning, etc.) en bijbehorende criteria vast die aan de betreffende producten samenhangen.

Het verlenen van vergunningen aan woongroepen is impliciet geregeld in de definitie van zelfstandige woning. Hieronder wordt mede verstaan “door middel van een notariële acte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning”. Het aantal vergunningen waar een woongroep aanspraak op kan maken is daarmee afhankelijk van het aantal zelfstandige woningen waaruit de woongroep bestaat.

Artikel 4 is een opsomming van de nader door het College te bepalen regels. Het college heeft door het mixen van en variëren met de genoemde elementen de mogelijkheid om:

  • Verschillende parkeerproducten te ontwikkelen. Hiermee is de gemeente instaat om, binnen de grenzen van de wet, doelgroepen beleid te voeren. Denk bijvoorbeeld aan de specifieke marktvergunning of autodatevergunning.

  • Snel en adequaat in te spelen op gewijzigde omstandigheden door de geldigheid van de vergunning in tijd of locatie te verruimen of te beperken. Op die wijze kan bijvoorbeeld vergunninghoudersparkeren in de ringstraten worden beperkt als dat op basis van onderzoek nodig mocht blijken.

De bevoegdheid van het College om parkeerplaatsen aan te wijzen waar betaald parkeren van kracht is, en de wijze te bepalen waarop parkeerapparatuur in werking moet worden gesteld is geregeld in de verordening parkeerbelastingen.

Door de parkeervergunning niet overdraagbaar te maken (artikel 6) wordt (legale) handel in vergunningen voorkomen. Ook wordt de vergunninghouder verplicht om relevante wijzigingen door te geven, zodat ten alle tijden kan worden bezien of de vergunninghouder nog aan de criteria voldoet.

Artikel 8 van deze verordening gaat in op wat er moet gebeuren bij diefstal, verlies of vermissing van vergunningen. De raad heeft gemeend dat aan het verstrekken van duplicaten grenzen moeten worden verbonden. Er zijn praktijkgevallen bekend waarbij mensen meerder malen per jaar hun vergunning kwijt raken. Daarnaast werkt het vervangen van een vergunning op naam, door een nieuwe vergunning op naam, fraude in de hand. Door een vergunning “kwijt” te raken wordt het mogelijk om twee auto’s voor de prijs van één te laten parkeren. Door de in dit artikel genoemde beperkingen moet het op deze wijze frauderen met vergunningen worden beperkt.

Artikel 9 regelt de verbodsbepalingen. Door de hier gebruikte formulering is het behalve auto’s ook toegestaan dat allerhande brommobielen, quads en invalidenvoertuigen van deze parkeerplaatsen gebruik maken. Voorwaarde is dat deze voertuigen zijn voorzien van een kenteken. Uiteraard geldt ook voor hen de betalingsverplichting. Het parkeren van motorfietsen blijft ook mogelijk op fiscale plaatsen, het parkeren van brommers, bromscooters etc. echter niet.