Eilandsverordening, van 9 april 1980 tot vaststellen van een nieuw Reglement van Orde Eilandsraad Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden.

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening, van 9 april 1980 tot vaststellen van een nieuw Reglement van Orde Eilandsraad Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden

HOOFDSTUK I De vergaderingen

AFDELING I Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • 1. De openbare kennisgeving van dag en uur van de vergadering, voorgeschreven bij artikel 29 der Eilandenregeling Nederlandse Antillen, geschiedt door bekendmaking in een of meer nieuwsbladen of door aanplakking te daartoe bestemder plaatse en door omroeping via een of meer radio- of televisiestations.

  • 2. Zo mogelijk worden wijzigingen van het tijdstip van de vergadering, alsmede wijzigingen en aanvullingen van de agenda van de vergadering op dezelfde wijze bekend gemaakt.

Artikel 2.

  • 1. De stukken betrekking hebbende op de te behandelen zaken, worden door de zorg van de secretaris aan de leden toegezonden dan wel voor hen ter inzage gelegd. Zoveel mogelijk geschiedt dit gelijktijdig met het verzenden der oproepingsbriefjes voor de vergadering, waarin zij aan de orde zullen worden gesteld.

  • 2. De raadsleden mogen de voor hen ter inzage gelegde stukken niet brengen buiten het gebouw waar zij ter inzage zijn gelegd.

Artikel 3.

De voorzitter is belast met de leiding van de werkzaamheden en met de handhaving van de orde bij de beraadslagingen. Hij verleent het woord, stelt de door de vergaderingen te beslissen vraagpunten en deelt de uitslag van alle stemmingen mede.

Artikel 4.

  • 1. De leden tekenen wanneer zij in de raadzaal komen hun naam op de presentielijst.

  • 2. De leden, die de vergadering tussentijds verlaten, geven daarvan kennis aan de secretaris.

  • 3. Wie verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo mogelijk voor de aanvang van de vergadering kennis aan de voorzitter.

  • 4. Onmiddellijk na de opening der vergadering doet de voorzitter de namen oplezen van de leden die bericht van verhindering hebben gezonden.

Artikel 5.

  • 1. De leden hebben in de .vergadering hun vaste zitplaatsen.

  • 2. De voorzitter regelt de orde der plaatsneming na overleg met de leden.

Artikel 6.

Zodra de lijst na de voor het openen van de vergadering bepaalde tijd door meer dan de helft van het getal zitting hebbende leden is getekend, stelt de voorzitter zijn handtekening onder de laatste handtekening en opent hij de vergadering. Later ter vergadering komende leden tekenen hun naam onder die van de voorzitter.

Artikel 7.

Wanneer een half uur na de voor de aanvang van de vergadering bepaalde tijd het vereiste getal leden niet aanwezig is, doet de voorzitter behoudens in het geval, bedoeld in artikel 41 der Eilandenregeling Nederlandse Antillen, de namen der aanwezige leden oplezen en verdaagt hij de vergadering.

Artikel 8.

  • 1. Van het verhandelde in elke openbare vergadering worden door de zorg van het bestuurscollege notulen opgemaakt, welke in ontwerp aan de leden worden toegezonden.

  • 2. De notulen van het verhandelde in een besloten vergadering worden afzonderlijk gehouden. De zorg voor het opmaken daarvan is eveneens aan het bestuurscollege opgedragen.

  • 3. De notulen worden gesteld in de taal waarin het woord is gevoerd.

Artikel 9.

  • 1. De notulen houden voorts in:

    • a.

      de vermelding van de namen van de voorzitter en de secretaris;

    • b.

      een opgave van de tegenwoordige en afwezige leden;

    • c.

      de namen van de leden, die na het openen van de vergadering zijn verschenen;

    • d.

      een beknopte opgave van de ingekomen stukken en gedane mededelingen;

    • e.

      een omschrijving van de gedane voorstellen en ingediende verslagen;

    • f.

      een duidelijke weergave van de door de voorzitter en de leden gehouden beschouwingen en gemaakte opmerkingen, overeenkomstig het bepaalde in het vorig artikel;

    • g.

      een opsomming van de plaats gehad hebbende stemmingen, met vermelding van de namen der leden, die bij mondelinge stemmingen zich voor of tegen een voorstel verklaarden, dan wel, indien geen hoofdelijke stemming heeft plaatsgevonden, aantekening te hebben verlangd, dat zij zich met een genomen besluit niet hebben verenigd;

AFDELING 2 Orde en wijze van beraadslaging

Artikel 10.

  • 1. De voorzitter stelt, na goedkeuring der notulen door de raad, aan de orde de wijze van afdoening der ingekomen stukken. Hierbij wordt niet het woord gevoerd, behalve over de vraag op welke wijze de zaak tot afdoening zal worden gebracht, tenzij deze afdoening door algemene verordening of door of krachtens eilandsverordening wordt voorgeschreven.

  • 2. Daarna wordt overgegaan tot het nemen van een beslissing omtrent al of niet toelating van een lid; het doen van de aan de orde gestelde benoemingen en vervolgens de behandeling van de in de oproepingsbrief vermelde onderwerpen, in de volgorde gelijk die daarin voorkomen; zomede tot behandeling van de onderwerpen welke de vergadering besluit buitendien in behandeling te nemen.

  • 3. Vervolgens wordt gelegenheid gegeven tot het houden van interpellaties of het doen van vragen en tot het beantwoorden van in een voorgaande vergadering gehouden interpellaties van gedane vragen.

  • 4. De vergadering kan, op voorstel van de voorzitter of van twee leden, de volgorde der werkzaamheden wijzigen. Zij kan, eveneens, op voorstel van de voorzitter of van twee leden, besluiten dat meerdere onderwerpen, voorstellen of amendementen tegelijk zullen worden behandeld.

  • 5. Een voorstel om op een vroeger besluit terug te komen mag niet worden behandeld wanneer het niet op de oproepingsbrief is vermeld.

  • 6. Met inachtneming van de artikel 35 en 36 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen kunnen de deuren op elk ogenblik worden gesloten.

Artikel 11.

  • 1. Over alle onderwerpen, ten aanzien waarvan de voorzitter of de raad dit doelmatig acht, is de beraadslaging tweeledig. Zij loopt dan eerst over het onderwerp in het algemeen, daarna over de bijzonderheden.

  • 2. In de vergaderingen van de raad wordt het woord gevoerd in de Engelse of de Nederlandse taal. De memorie van toelichting betreffende een ontwerp eilandsverordening wordt voorzien van een bijlage bevattende de Engelse tekst daarvan.

Artikel 12.

Voorstellen waarover de raad het advies van, het bestuurscollege wenst in te winnen, moeten op schrift zijn gebracht, en bij de voorzitter worden ingediend. Zij moeten zijn gesteld in de Engelse of de Nederlandse taal.

Artikel 13.

Ieder lid heeft het recht op een aanhangig voorstel voor of tijdens de behandeling voorstellen tot wijziging in te dienen, doch alleen schriftelijk, tenzij de voorzitter dit onnodig acht.

Voorstellen tot wijziging moeten zijn gesteld in de taal waarin het voorstel is gesteld.

Artikel 14.

  • 1. Geen amendement of motie kan een onderwerp van beraadslaging uitmaken en in stemming worden gebracht, tenzij ingediend door het bestuurscollege of door twee leden.

  • 2. Geen voorstel kan een onderwerp van beraadslaging uitmaken en in stemming worden gebracht tenzij ingediend door de voorzitter, het bestuurscollege of twee leden.

Artikel 15.

Over een voorstel, amendement of motie mag allereerst de voorsteller of een van de voorstellers het woord voeren ter toelichting.

Artikel 16.

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter bij aanvang of in de loop der beraadslagingen over enig onderwerp regelen stellen ten aanzien van de spreektijd der leden.

  • 2. Zodra de voor een redevoering gestelde duur is verstreken, nodigt de voorzitter de spreker uit, zijn rede te beëindigen. Deze is gehouden terstond aan de uitnodiging gevolg te geven.

Artikel 17.

  • 1. Geen lid voert het woord zonder daartoe van de voorzitter verlof te hebben gevraagd en verkregen.

  • 2. De voorzitter geeft desverkiezende het eerst zijn mening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 en verleent daarna het woord in de orde waarin het gevraagd is.

  • 3. Van die orde wordt alleen dan afgeweken indien het woord wordt gevraagd voor het indienen van een motie van orde over de vaststelling van een vraagpunt of over een persoonlijk feit.

Artikel 18.

  • 1. De leden spreken van hun plaats en, behoudens toestemming van de voorzitter, in staande houding.

  • 2. Geen lid mag in zijn rede worden gestoord dan door de voorzitter, in het belang van de goede orde of van een behoorlijk en regelmatig verloop van de vergadering.

Artikel 19.

De voorzitter kan een spreker, die, na tot de orde te zijn geroepen, voortgaat van het onderwerp in beraadslaging af te wijken, beledigende of onvoegzame uitdrukkingen te bezigen of op welke wijze ook de orde te verstoren, het woord ontnemen. In de vergadering waarin dat plaats heeft, mag alsdan de spreker aan de beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp of vraagpunt niet meer deelnemen.

Artikel 20.

De voorzitter kan de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of haar sluiten.

Artikel 21.

  • 1. Behalve de voorzitter, de gedeputeerden en zij die een voorstel hebben ingediend of een verslag hebben uitgebracht, mag niemand over hetzelfde onderwerp meer dan tweemaal het woord voeren. De beraadslaging in tweede instantie blijft beperkt tot hen die in eerste instantie het woord hebben gevoerd.

  • 2. De raad kan in bijzondere gevallen toestaan dat een lid in afwijking van de in het eerste lid gestelde regelen het woord voert.

Artikel 22.

  • 1. De voorzitter kan te allen tijde het sluiten der beraadslagingen of de verdaging der beraadslaging of der stemming over enig voorstel tot een volgende vergadering voorstellen. Over een dergelijk voorstel wordt niet beraadslaagd.

  • 2. Ook een der leden kan een voorstel als in het eerste lid bedoeld doen, mits een ander lid zijn voorstel ondersteunt.

  • 3. Indien tot sluiting der beraadslaging is besloten, kan de voorzitter in buitengewone gevallen toestaan, dat een lid, dat zulks wenst, over het in behandeling zijnde voorstel een korte verklaring aflegt.

Artikel 23.

  • 1. Nadat de beraadslaging gesloten is gaat, behoudens in het geval als bedoeld in artikel 22, de vergadering, tenzij door geen der leden stemming wordt verlangd, tot stemming over.

  • 2. Indien op enig voorstel amendementen, respectievelijk sub-amendementen zijn ingediend, gaat de stemming daarover aan die over het voorstel respectievelijk amendement vooraf in dier voege, dat het amendement respectievelijk sub-amendement van de verste strekking de voorrang heeft.

  • 3. Wanneer een voorstel in onderdelen is gesplitst en de voorzitter zulks wenselijk acht of tenminste twee leden het verzoeken, wordt eerst over de onderdelen en daarna over het voorstel in zijn geheel gestemd.

Artikel 24.

  • 1. Ingeval van stemming bij hoofdelijke oproeping brengen de leden ondubbelzinnig en onveranderlijk hun stem uit naar volgorde van de presentielijst, nadat voor iedere stemming door het lot bepaald is met welk nummer zal worden begonnen.

  • 2. De voorzitter roept de namen van de leden af en deze brengen hun stem uit met de woorden " for " of " against ", dan wel " voor " of " tegen ", zonder enige toevoeging.

  • 3. Geen lid mag zich van medestemming onthouden, tenzij om redenen bij algemene verordening bepaald.

  • 4. Het lid dat voor de aanvang der stemming de presentielijst niet heeft getekend, mag niet medestemmen.

  • 5. Nadat het laatst opgeroepen lid heeft gestemd maakt de voorzitter de uitslag der stemming bekend.

Artikel 25.

  • 1. Indien een lid wenst dat ten aanzien van een bepaald onderwerp van bestuursbeleid, dat vreemd is aan de orde van de dag, door het bestuurscollege of door leden van dat college, ingevolge artikel 62 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen aan de raad inlichtingen zullen worden gegeven, heeft hij tot het doen der daarop betrekking hebbende vragen het verlof van de raad nodig. Het verzoek om verlof en de vragen worden schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 2. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de vergadering, waarin het verlof is verleend of in een volgende vergadering ter kennis van de raad gebracht en kunnen alsdan een onderwerp van beraadslaging uitmaken.'

Artikel 26.

  • 1. Ook zonder verlof van de raad, als bedoeld in het vorig artikel, kan een lid aan het bestuurscollege vragen stellen. Deze vragen moeten, kort en duidelijk geformuleerd, schriftelijk aan de voorzitter worden ingezonden.

  • 2. Indien bij het bestuurscollege tegen het beantwoorden van vragen overwegend bezwaar bestaat, geven zij daarvan aan het betrokken lid kennis.

  • 3. De antwoorden worden met de vragen zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de raad medegedeeld. Zij kunnen geen onderwerp van gedachtenwisseling in de raad uitmaken.

Artikel 27.

Voor de afloop van een besloten vergadering brengt de voorzitter de vraag in stemming of omtrent het daarin behandelde en omtrent de inhoud van de daarop betrekking hebbende, overlegde stukken geheimhouding zal worden opgelegd.

HOOFDSTUK II Onderzoek der geloofsbrieven

Artikel 28.

  • 1. De geloofsbrieven van de nieuwbenoemde leden worden, met de bij artikel 9 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen vereiste stukken, gesteld in handen van een door de voorzitter aangewezen commissie van drie leden, welke na gedaan onderzoek ter vergadering verslag uitbrengt en daarbij een bepaald voorstel doet.

  • 2. De raad beslist terstond de geschillen, welke aangaande de geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen of, zo de zaak uitstel vordert, op een dadelijk te bepalen dag.

HOOFDSTUK III Benoemingen, voordrachten en aanbevelingen van personen

Artikel 29.

  • 1. Wanneer een keuze, voordracht of aanbeveling van personen moet worden gedaan, vormt de voorzitter zonodig een of meer stembureaux, elk bestaande uit een voorzitter en twee leden.

  • 2. De voorzitter van het stembureau onderzoekt of het aantal stembriefjes overeenstemt met dat der aanwezige leden, voor zover zij zich niet van stemming dienen te onthouden. Vervolgens worden de stembriefjes door hem geopend en voorgelezen, door een der leden nagezien, terwijl de stemmen door elk der beide leden worden opgetekend.

Artikel 30.

Er hebben zoveel afzonderlijke stemmingen plaats als er personen te kiezen, voor te dragen of aan te bevelen zijn, tenzij de raad in een bepaald geval anders beslist.

Artikel 31.

  • 1. Zijn er meer briefjes verzameld dan er leden aanwezig zijn, die aan de stemming mogen deelnemen, dan wordt de stemming door de voorzitter van de raad nietig verklaard, indien het verschil van invloed heeft kunnen zijn op de verkregen meerderheid.

  • 2. Niet behoorlijk ingevulde briefjes worden als blanco briefjes beschouwd.

  • 3. Ingeval van twijfel over de inhoud van een briefje beslist de raad.

Artikel 32.

  • 1. Wanneer, behoudens in geval van staking van stemmen, bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt een tweede en een derde stemming gehouden.

  • 2. Is bij die derde vrije stemming evenmin een volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt tot herstemming overgegaan, welke plaats heeft tussen de twee personen, die bij de laatste stemming de meeste stemmen hadden verkregen.

  • 3. Wanneer bij de derde stemming door gelijkheid van stemmen niet is uitgemaakt wie in herstemming zullen komen, heeft een tussenstemming plaats, teneinde dit te bepalen.

  • 4. Indien bij die tussenstemming of ook bij eindstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 33.

Ter beslissing door het lot schrijft de secretaris de namen van allen, die in aanmerking komen, op gelijke, afzonderlijke briefjes, die hij op gelijke wijze dichtvouwt. Hierop trekt de voorzitter van de raad zoveel briefjes als personen door het lot moeten worden aangewezen en leest de daarop voorkomende namen overluid voor. Het andere briefje of de andere briefjes worden door het stembureau gecontroleerd.

HOOFDSTUK IV Commissies

Artikel 34.

  • 1. De voorzitter benoemt alle commissies ter uitvoering van een bijzondere last, tenzij de raad mocht verlangen dat dit door haar geschiede.

  • 2. De commissies bestaan uit tenminste drie leden.

  • 3. Het eerstbenoemde lid ener commissie roept de eerste vergadering bijeen.

  • 4. De commissies benoemen zelf haar voorzitter en zo nodig een rapporteur; zij worden bijgestaan door de secretaris of een door deze aan te wijzen ambtenaar.

Artikel 35.

leder, die tot lid ener commissie, met welke opdracht ook, wordt benoemd, is verplicht de benoeming te aanvaarden, tenzij hij redenen van verschoning inbrengt, die de raad geldig verklaart.

Artikel 36.

Elk lid van de raad kan aan een commissie een door hem getekende nota inzenden, bevattende zijn opmerkingen betreffende de zaak, waarvan het onderzoek aan de commissie is opgedragen.

Artikel 37.

De raad kan een termijn bepalen, binnen welke een commissie haar taak zal moeten afdoen.

Artikel 38.

De commissies geven de voorzitter van de raad alle door hem verlangde inlichtingen omtrent de stand van haar werkzaamheden.

Artikel 39.

  • 1. Alle verslagen of rapporten moeten schriftelijk worden uitgebracht, een bepaald voorstel of advies inhouden en door alle aanwezige leden ondertekend zijn; zij worden aan de voorzitter van de raad ingezonden.

  • 2. In ieder verslag of rapport ener commissie wordt vermeld of het met algemene stemmen is vastgesteld.

  • 3. Het gevoelen der minderheid wordt zo deze dit verlangt, in het verslag of rapport dan wel in een afzonderlijke nota vermeld.

HOOFDSTUK V Onderzoek van de begroting en van de rekening en verantwoording

Artikel 40.

Een afschrift of afdruk van de begroting, met de daarbij behorende memorie van toelichting, wordt, zodra die is aangeboden, aan de leden van de raad uitgereikt.

Artikel 41.

De begroting en de rekening en verantwoording worden onderworpen aan een voorbereidend onderzoek in de afdelingen.

HOOFDSTUK VI Onderzoek in de huishoudelijke vergaderingen en in de vaste commissies van onderzoek

Artikel 42.

  • 1. De raad vormt een huishoudelijke vergadering waarvan alle leden van de raad deel uitmaken.

  • 2. De afdelingen van de raad vormen ieder een huishoudelijke vergadering waarvan alle leden van de desbetreffende afdeling deel uitmaken.

  • 3. Het voorzitterschap van een huishoudelijke vergadering bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bekleed door een lid van de raad onderscheidenlijk een lid van de desbetreffende afdeling, aangewezen door de raad onderscheidenlijk die afdeling voor de duur van elke zitting.

Artikel 43.

  • 1. Ontwerpen van eilandsverordening worden alvorens in beraadslaging te worden gebracht, in huishoudelijke vergadering, onderzocht.

  • 2. Andere aangelegenheden, niet behorende tot die bedoeld in artikel 45, kunnen, alvorens in beraadslaging te worden gebracht, eveneens in huishoudelijke vergadering worden onderzocht.

Artikel 44.

  • 1. De huishoudelijke vergadering kiest rapporteurs, die aantekening houden van het verhandelde in huishoudelijke vergadering. De rapporteurs vormen samen een commissie van rapporteurs.

  • 2. Zodra het onderzoek in huishoudelijke vergadering is afgelopen stelt de commissie van rapporteurs het algemeen verslag samen, hetwelk aan de raad onderscheidenlijk de desbetreffende afdeling wordt uitgebracht en aan het bestuurscollege wordt medegedeeld, dat hierop met een memorie van antwoord kan antwoorden.

  • 3. De huishoudelijke vergadering, de rapporteurs en de commissie van rapporteurs worden bijgestaan door ambtenaren daartoe door de secretaris aangewezen.

Artikel 45.

  • 1. De raad of een afdeling van de raad kan besluiten tot instelling van vaste commissies, belast met het onderzoek van bepaalde, bij besluit van de raad onderscheidenlijk de desbetreffende afdeling aan te wijzen aangelegenheden, alvorens deze in beraadslaging worden gebracht.

  • 2. Het voorzitterschap van zodanige commissie wordt bekleed door een der leden van het bestuurscollege, door de raad onderscheidenlijk de desbetreffende afdeling aan te wijzen.

  • 3. Het aantal leden wordt bepaald en de leden worden benoemd door de raad onderscheidenlijk de desbetreffende afdeling in dier voege dat elke der raadsfracties dan wel afdelingsfracties in de commissie vertegenwoordigd zijn.

Artikel 46.

Ten aanzien van de commissies, in artikel 45 bedoeld, zijn het tweede en derde lid van artikel 44 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47.

Indien de voorzitters van de commissien als bedoeld in artikel 45 dit voor het onderzoek van bepaalde aangelegenheden noodzakelijk oordelen, kunnen deze commissien gezamenlijk beraadslagen. Zij brengen alsdan een gezamenlijk algemeen verslag uit.

HOOFDSTUK VII Vervanging van de secretaris

Artikel 48.

  • 1. De secretaris wordt ingeval van afwezigheid, ongesteldheid of ontstentenis vervangen door een ambtenaar, daartoe door het bestuurscollege aangewezen.

  • 2. Indien de gezaghebber tevens secretaris is wordt, ingeval van afwezigheid, ongesteldheid of ontstentenis, bij voorkeur de waarnemend gezaghebber tot waarnemend secretaris aangewezen.

HOOFDSTUK VIII

Artikel 49.

  • 1. De toehoorders mogen alleen met ongedekten hoofde de zittingen op de voor hen bestemde plaatsen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring is hun verboden.

  • 3. De voorzitter zorgt voor de handhaving van dit verbod en voor de bewaring van behoorlijke stilte.

Artikel 50.

  • 1. Bij twijfel omtrent de uitlegging van dit reglement en in gevallen, waarin bij dit reglement niet is voorzien, beslist de raad.

  • 2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze eilandsverordening eindigt de werking van P.B. 1951 no. 96.