Tekst van de 'Verordening vergoeding Passagiersaccomodatie Sint Eustatius 1994' (A.B. 1993, no. 16), laatstelijk gewijzigd bij eilandsverordening van 7 oktober 1994 (A.B. 1994, no. 4)

Geldend van 01-12-2010 t/m heden

Intitulé

Tekst van de 'Verordening vergoeding Passagiersaccomodatie Sint Eustatius 1994' (A.B. 1993, no. 16), laatstelijk gewijzigd bij eilandsverordening van 7 oktober 1994 (A.B. 1994, no. 4)

Artikel 1

  • 1. Onder de naam "vergoeding passagiersaccommodatie" (ook wel: "airporttax") wordt op het eilandgebied Sint Eustatius een vergoeding geheven voor het gebruikmaken van de accommodatie en de faciliteiten op het Franklin D. Roosevelt Vliegveld van alle via dit vliegveld vertrekkende passagiers van luchtvaartuigen.

  • 2. De vergoeding wordt geheven ten bate van het eilandgebied Sint Eustatius en dient als bijdrage in de kosten van het totstandbrengen en instandhouden van de accommodatie en de faciliteiten van het vliegveld.

  • 3. Waar in deze verordening het woord "vergoeding" wordt gebruikt, wordt bedoeld de "vergoeding passagiersaccommodatie".

  • 4. Waar in deze verordening wordt gesproken van "bestuurscollege" wordt bedoeld het "bestuurscollege van het eilandgebied Sint Eustatius".

Artikel 2

  • 1. De vergoeding voor de vertrekkende passagier met als bestemming Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba en Sint Maarten is US$ 10.00.

  • 2. De vergoeding voor de vertrekkende passagiers naar bestemmingen niet vermeld onder lid 1 bedraagt US$ 18.00.

  • 3. Aanpassingen van de bedragen, genoemd in dit artikel, geschiedt bij door het bestuurscollege vast te stellen eilandsbesluit houdende algemene maatregelen. De eilandsraad wordt van elke aanpassing terstond in kennis gesteld.

Artikel 3

Van betaling van de vergoeding zijn vrijgesteld:

  • a.

    leden van de Nederlandse Koninklijke familie en hun gevolg, alsmede buitenlandse staatshoofden, hun gezin en hun gevolg;

  • b.

    houders van een diplomatiek paspoort;

  • c.

    transito-passagiers, waaronder wordt verstaan passagiers, die op doorreis zijn en de voor hen bestemde ruimte op het vliegveld niet verlaten, tenzij de Vreemdelingendienst heeft verklaard dat de passagier deze ruimte dient te verlaten uitsluitend met als doel, het inchecken bij een der op het vliegveld opererende afhandelingsmaatschappijen;

  • d.

    kinderen beneden de leeftijd van twee jaren;

  • e.

    personen, aan wie op grond van de landsverordening toelating en uitzetting (P.B. 1966, no. 17) toelating is geweigerd;

  • f.

    passagiers van militaire luchtvaartuigen;

  • g.

    passagiers van luchtvaartuigen, welke om technische redenen of door weersomstandigheden gedwongen zijn uit te wijken of terug te keren naar het vliegveld;

  • h.

    (vervallen)

Artikel 4

Een reis, welke blijkens het plaatsbewijs wordt onderbroken op een buiten de Nederlandse Antillen gelegen plaats en welke niet met de eerste aansluitende gelegenheid wordt voortgezet, wordt voor de toepassing van deze verordening geacht een plaats buiten de Nederlandse Antillen tot bestemming te hebben.

Artikel 5

  • 1. De vergoeding is verschuldigd door degene wiens of wier naam op het plaatsbewijs of de instapkaart staat vermeld. Bij chartervluchten is de vergoeding verschuldigd voor iedere passagier die aan de chartervlucht deelneemt.

  • 2. Ten bewijze dat de verschuldigde vergoeding is voldaan verstrekt de met de inning belaste persoon een kaartje met een stempelafdruk aan de vertrekkende passagier.

  • 3. De stempelafdruk of het kaartje geven tenminste de datum waarop de vergoeding is verschuldigd en het bedrag van de vergoeding aan.

Artikel 6

  • 1. Restitutie van een reeds betaalde vergoeding kan alleen worden verleend door het bestuurscollege op een daartoe door de directe belanghebbende gedaan schriftelijk verzoek.

  • 2. Restitutie wordt in ieder geval niet verleend indien bij het verzoek niet worden overgelegd:

    • a.

      het relevante plaatsbewijs of de relevante instapkaart, dat behoort te zijn voorzien van een begeleidend kaartje als bedoeld in artikel 5;

    • b.

      een schriftelijke verklaring van de vervoerder dat het vertrek van de passagier of de betreffende vlucht niet heeft plaatsgevonden, dan wel dat de bestemming van de passagier is gewijzigd van een plaats buiten de Nederlandse Antillen naar een plaats daarbinnen gelegen.

Artikel 7

  • 1. Indien blijkt dat ten onrechte geen vergoeding is betaald, kan het niet betaalde doch wel verschuldigde van degene die tot betaling was verplicht worden nagevorderd gedurende drie jaren na het moment waarop de vergoedingsverplichting is ontstaan.

  • 2. Het na te vorderen bedrag wordt met een viervoud daarvan verhoogd indien degene die tot betaling was verplicht niet of niet volledig heeft voldaan aan een of meer bepalingen van de bij deze verordening opgelegde verplichtingen.

  • 3. De verhoging, bedoeld in lid 2 van dit artikel, blijft achterwege indien het bestuurscollege oordeelt dat daartoe op grond van dwaling, verschoonbaar verzuim of van niet aan degene die tot betaling was verplich te wijten oorzaken redenen aanwezig zijn. Beweerde onbekendheid met de bepalingen van deze verordening kan nimmer leiden tot het achterwege laten van de verhoging.

Artikel 8

De invordering van de ingevolge artikel 7 verschuldigde bedragen geschiedt door de eilandsontvanger, op grond van een hem door of vanwege het bestuurscollege verstrekte schriftelijke opdracht.

Artikel 9

Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan deze verordening eveneens van toepassing worden verklaard op passagiers, die per schip een reis naar het buitenland ondernemen. Dat eilandsbesluit regelt dan in ieder het geval de wijze van inning van de vergoeding.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening vergoeding passagiersaccommodatie Sint Eustatius 1994" en treedt in werking op de dag na haar afkondiging.