Regeling vervallen per 01-06-2015

Eilandsverordening van de 1ste oktober 1982 regelende de havengelden te Sint Eustatius

Geldend van 05-10-1982 t/m 09-10-2010

Intitulé

Eilandsverordening van de 1ste oktober 1982 regelende de havengelden te Sint Eustatius

Paragraaf 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze eilandsverordening worden de definities vermeld in artikel 1 van de “Loodsdienst- en loodsgeldenverordening Sint Eustatius 1982” aangehouden.

Paragraaf 2 Liggeld

Artikel 2

  • a. Liggeld is verschuldigd door ieder zeilschip, stoomschip, motorschip en lichter, voor het liggen aan enige pier of werf, meerstoel of boei, in beheer bij het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden, afdeling Sint Eustatius of langszij enig vaartuig dat hieraan gemeerd ligt.

  • b. Voor gebruik van ruimte of ligplaats onder de pier voor sportvaartuigen wordt per afzonderlijk geval, afhankelijk van de grootte en soort van sportvaartuig, op voorstel van de Havenmeester, een tarief vastgesteld en met de eigenaar en/of gebruiker door het Bestuurscollege een schriftelijke huurovereenkomst aangegaan.

Artikel 3

“Voor het liggen langszijde/aan de kaden en/of pieren, bedoeld in artikel 2 van deze eilandsverordening, is liggeld verschuldigd, berekend als volgt:

a.

voor zeilschepen boven 100 ton, per 24 uur of gedeelte daarvan

f.25,-

b.

voor lichters, per 24 uur of gedeelte daarvan beneden 50 ton

f.10,-

van 50 tot en met 100 ton

f.20,-

van 101 tot en met 200 ton

f.25,-

c.

voor stoom- of motorschepen, lichters boven 200 ton en drijvende werktuigen: per 24 uur of gedeelte daarvan en per ton,

met een minimum van f. 25,-- per ligperiode.

f.0,05

Artikel 4

  • 1. Voor het liggen van vaartuigen aan de meerstoelen en -boeien, bedoeld in artikel 2, is liggeld verschuldigd van f. 0,03 per ton voor iedere 24 uur of gedeelte daarvan, met een minimum van f. 15,--.

  • 2. In afwijking van het tarief vermeld in het eerste lid kan het Bestuurscollege een reduktie van ten hoogste 50% op het verschuldigde liggeld verlenen.

    • a.

      indien het vaartuig langer dan 30 dagen aaneengesloten van genoemde voorzieningen gebruik maakt;

    • b.

      een maatschappij regelmatig van de genoemde voorzieningen gebruik maakt.

Artikel 5

Geen liggeld is verschuldigd voor:

  • a.

    Oorlogsschepen;

  • b.

    Schepen, geen oorlogsschepen zijnde, die uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van manschappen en goederen van de strijdkracht van het Koninkrijk of van de strijdkracht van bevriende mogendheden;

  • c.

    Vaartuigen beneden 100 ton, behalve lichter;

  • d.

    Vaartuigen in dienst van het eiland Sint Eustatius;

  • e.

    Lichters, voor de tijd dat zij langszij liggen en uitsluitend geladen of gelost worden met explosieven of andere gevaarlijke lading, welke op last de Overheid tijdelijk uit het schip verwijderd is, zolang dit schip langszij ligt.

Paragraaf 3 Ankergelden

Artikel 6

  • a. Voor het ankeren in de haven zijn ankergelden verschuldigd voor elk vaartuig, dat goederen laadt of lost.

  • b. Het ankergeld bedraagt een derde van het liggeld berekend volgens artikel 3.

  • c. Geen ankergeld is verschuldigd voor vaartuigen als bedoeld in artikel 5.

Paragraaf 4 Meergelden

Artikel 7

  • a.

    Voor assistentie bij het meren of ontmeren van een schip in de haven zijn meergelden verschuldigd.

  • b.

    Voor elke handeling bedraagt het meergeld voor vaartuigen:

tot en met 100 ton

nihil

van

101 tot en met

400 ton

f.10,--

van

401 tot en met

800 ton

“ 20,--

van

801 tot en met

1800 ton

“ 30,--

van

1801 tot en met

6000 ton

“ 40,--

van

6001 tot en met

10000 ton

“ 60,--

van

10001 tot en met

13000 ton

“ 80,--

van

13001 tot en met

16000 ton

“ 90,--

van

16001 tot en met

20000 ton

“ 110,--

vanaf

20001 ton

“ 120,--

vermeerderd met f. 30,-- voor elke 10000 ton of gedeelte daarvan boven 25000 ton.

  • c.

    De tarieven vermeld onder b. worden met 50% verhoogd ingeval de handelingen geschieden op werkdagen tussen 18.30 uur en 05.30 uur, op zondagen of op in de Nederlandse Antillen algemeen erkende feestdagen;

  • d.

    Van de betaling van de ingevolge artikel 7b. verschuldigde gelden zijn vrijgesteld in het Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden, Afdeling Sint Eustatius gestationeerde of thuisbehorende sleepboten en lichters, oorlogsschepen, alsmede vaartuigen in dienst van het Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden, afdeling Sint Eustatius dan wel onder overeenkomst met de bevoegde authoriteit een geregelde vaart onderhouden tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen.

Paragraaf 5 Huur van eilandsmateriaal

Hijskranen

Artikel 8

Voor assistentie verleend met de gouvernements hijskraan wordt een bedrag per uur in rekening gebracht:

Voor de mobiele hijskraan

f.50,--

tenzij het Bestuurscollege met een geregelde gebruiker een schriftelijke overeenkomst is aangegaan, in welk geval een apart tarief is vastgesteld.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een uur als een uur beschouwd.

Paragraaf 6 Gebruik van eilandspier en -steigers

Piergelden voor vracht en pakketten

Artikel 9

Voor het vervoeren van vracht en pakketten op een pier of steiger toebehorend aan het Eiland, is piergeld verschuldigd door de vervoerder of bij diens afwezigheid door de eigenaar of gebruiker, volgens onderstaand tarief:

  • a.

    Voor vracht in het algemeen per ton gewicht van 1000 kg of per inhoud van 1 m3, naar het oordeel van de Havenmeester f. 5,-- met een minimum van f. 25,--;

  • b.

    Motor voertuigen met een maximum gewicht van 1000 kg: f. 50,--;

  • c.

    Motor voertuigen met een maximum gewicht van 1500 kg. 75,--;

  • d.

    Vrachtauto’s en andere voertuigen met een maximum gewicht van 1700 kg.f. 80,--;

  • e.

    Vrachtauto’s en andere voertuigen met een maximum gewicht van 2000 kg f. 100,--;

  • f.

    Vrachtauto’s, tractors en ander rollend materieel boven 2000 kg. per ton meer gewicht f. 25,--;

  • g.

    Vis en bevroren vis bij hoeveelheden van tenminste 1000 ton per maand, vervoerd rechtstreeks van visserschepen, per ton f. 0,30;

  • h.

    Zoals bij g, maar indien eerst vervoerd van vissersschip naar een ander vaartuig welke gemeerd ligt aan een pier of steiger, per ton f. 0,15;

  • i.

    Containers:

met een lengte van 20 voet

f.60,--

met een lengte van 35 voet

f.100,--

met een lengte van 40 voet

f. 120,--

welk tarief voor in en uit slechts één keer in rekening wordt gebracht.

De hiergenoemde tarieven zijn verhoogd met hetzelfde bedrag voor elke periode van 24 uur of gedeelte daarvan, dat deze vracht twee dagen na gelost te zijn of gedeponeerd op de pier of steiger blijft liggen, terwijl het Bestuurscollege gemachtigd is na een periode van 4 maal 24 uur, zonder enige verantwoordelijkheid te aanvaarden de vracht te verwijderen van de pier of steiger, op kosten van de eigenaar of vervoerder.

Voor vervoer van goederen van of naar een ander vaartuig, welke gemeerd ligt aan een pier of steiger, wordt de helft van het genoemde tarief in rekening gebracht.

Voor vracht en pakketten welke klaarblijkelijk aangemerkt kunnen worden als doorvoer-goederen, evenals scheepsproviand en baggage (bussen, flessen, cylinders, e.d.) welke vervoerd worden over een pier of steiger, wordt piergeld in rekening gebracht alleen na aankomst hiervan.

Voor vervoer van pakketten met een maximum inhoud van 180 dm3 per pakket f. 1,--.

Het Bestuurscollege kan, op verzoek van de belanghebbende, schriftelijk besluiten dat de bovenvermelde tarieven verlaagd worden met maximum 50%, indien de belanghebbende meer dan gemiddeld 1000 ton per maand vervoert over een pier of steiger.

In speciale gevallen kan het Bestuurscollege ontheffing verlenen van hetgeen in dit artikel is bepaald.

Paragraaf 7 Betalingen en vertrekpas

Artikel 10

  • 1. De havengelden zijn verschuldigd, voorzoveel een schip betreft, door de kapitein of bij gebreke daarvan door de eigenaar of gebruiker, voorzoveel een lichter betreft, door de eigenaar of gebruiker.

  • 2. Betaling van havengelden geschiedt ten kantore van de Eilandsontvanger, in geval het een vaartuig betreft, vóór het vertrek van het vaartuig.

  • 3. Geen vertrekpas wordt uitgereikt, indien het verschuldigde havengeld niet is voldaan, tenzij daartoe naar het oordeel van de Eilandsontvanger voldoende zekerheid is gesteld.

Paragraaf 8 Uitvoering van deze eilandsverordening en slotbepalingen

Artikel 11

  • 1. Met de uitvoering van deze eilandsverordening is belast de Havenmeester, bijgestaan door het daartoe door het Bestuurscollege aangewezen personeel.

  • 2. Deze eilandsverordening, welke kan worden aangehaald als “Havengeldenverordening Sint Eustatius 1982” treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.

  • 3. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze eilandsverordening vervallen alle voorgaande verordeningen, alsmede alle andere wettelijke regelingen inzake de heffing en inning van havengelden voor het Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden, afdeling Sint Eustatius.