Eilandbesluit, houdende algemene maatregelen van 6 mei 1976, ter uitvoering van de artikelen 5, tweede lid, 19, 20, 21, 23 en 26, tweede lid van de ‘Eilandsverordening Personenvervoer’ (A.B. 1976, no. 5)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandbesluit, houdende algemene maatregelen van 6 mei 1976, ter uitvoering van de artikelen 5, tweede lid, 19, 20, 21, 23 en 26, tweede lid van de ‘Eilandsverordening Personenvervoer’ (A.B. 1976, no. 5)

AANVRAGEN VERGUNNING

Artikel 1

  • 1. Bij de aanvraag om een vergunning wordt in drievoud overgelegd een inlichtingenstaat overeenkomstig het bij dit eilandsbesluit behorende model (model no. 1).

  • 2. De in het eerste lid vermelde inlichtingenstaat is gratis te verkrijgen bij de secretaris van de commissie.

  • 3. De aanvrager is verplicht zo nauwkeurig mogelijk de gevraagde inlichtingen op de inlichtingenstaat in te vullen.

KEURING VAN HET MOTORRIJTUIG

Artikel 2

  • 1. Een motorrijtuig wordt niet door een vergunninghouder in dienst gesteld of na wijziging opnieuw in dienst gesteld dan na te zijn onderzocht en goedgekeurd door een daartoe door het Bestuurscollege aangewezen keuringsambtenaar.

  • 2. De vergunninghouder verstrekt aan de keuringsambtenaar alle voor een goede beoordeling van het motorrijtuig nodige inlichtingen en gegevens.

  • 3. Ten bewijze van de goedkeuring wordt op de vergunning van deze keuring aantekening gesteld.

  • 4. In de aantekening van deze goedkeuring wordt tevens gesteld het grootste aantal passagiers buiten de bestuurder, dat met het motorrijtuig mag worden vervoerd, alsmede tot wanneer de goedkeuring van kracht is.

Artikel 3

  • 1. Een motorrijtuig van een vergunninghouder wordt bovendien vanwege het Bestuurscollege onderzocht:

    • a.

      uiterlijk twaalf maanden na de indienststelling en telkenmale voordat de goedkeuring haar kracht verliest;

    • b.

      na elke belangrijke herstelling;

    • c.

      na een aanrijding of ongeval, waardoor beschadiging is ontstaan;

    • d.

      wanneer het Plaatselijk Hoofd van Politie een onderzoek op redenen van veiligheid nodig acht.

  • 2. Bij goedkeuring wordt in het keuringsbewijs bepaald tot wanneer de goedkeuring van kracht is; dit tijdstip kan niet later worden gesteld dan twaalf maanden na de dag tot welke de vorige keuring van kracht was, met dien verstande dat voor een motorrijtuig, dat na laatstbedoeld tijdstip onderzocht wordt, de goedkeuring van kracht is tot uiterlijk twaalf maanden na de dag, waarop het onderzoek plaats vindt.

  • 3. Indien een motorrijtuig niet voor het tijdstip, waarop het ingevolge het bepaalde in het eerste lid moet worden onderzocht, voor het onderzoek wordt aangeboden, kan het Plaatselijk Hoofd van Politie het keuringsbewijs innemen of doen innemen.

Artikel 4

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden een motorrijtuig te bezigen, indien daarin niet aanwezig is het geldige keuringsbewijs.

  • 2. De bestuurder van een motorrijtuig moet het keuringsbewijs op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven.

DE VERZEKERING

Artikel 5

  • 1. Aan elke vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst tot het vervoer van personen met een taxi, tot het uitvoeren van toerwagenritten is de voorwaarde verbonden dat de vergunninghouder ten aanzien van elk motorrijtuig waarvoor een vergunningsbewijs is afgegeven, verzekerd is:

  • 1e. voor aansprakelijkheid jegens derden, waaronder ten deze niet verstaan worden de vervoerde passagiers:

    • a.

      tot een bedrag van tenminste f. 90.000,-- (negentig duizend gulden) ingeval van dood of lichamelijk letsel van één persoon;

    • b.

      tot een bedrag van tenminste f. 90.000,-- (negentig duizend gulden) ingeval van dood of lichamelijk letsel van meer dan één persoon en per persoon tenminste tot het sub a vermelde bedrag;

    • c.

      tot een bedrag van tenminste f. 5.000,-- (vijf duizend gulden ingeval aan derden zaak- of bedrijfsschade wordt toegebracht, een en ander tot een bedrag van tenminste f. 90.000,-- (negentig duizend gulden) per gebeurtenis;

  • 2e. voor aansprakelijkheid jegens de vervoerde passagiers tot een bedrag van tenminste f. 15.000,-- (vijftien duizend gulden) per persoon wegens dood of lichamelijk letsel.

  • 2. Ten bewijze van de in het eerste lid bedoelde verzekering moet op de achterzijde van het in het motorrijtuig aanwezige keuringsbewijs een verklaring van of namens de verzekeraar zijn gesteld, dat de in het eerste lid bedoelde verzekering is gesloten met vermelding van de datum tot welke de verzekeringspremie is betaald.

  • 3. Een motorrijtuig, als bedoeld in het eerste lid, wordt geacht niet verzekerd te zijn, indien de verschuldigde premie niet is voldaan.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van toepassing op een verhuurautovergunning, met uitzondering van het bepaalde in het eerste lid onder 2e.

VAN DE BESTUURDERS

Artikel 6

Het is de bestuurder van een autobus, taxi, toerwagen, verboden:

  • a.

    anders dan behoorlijk en zindelijk gekleed als zodanig op te treden;

  • b.

    de passagiers onbeleefd en niet voorkomend te behandelen;

  • c.

    tijdens zijn diensturen naar alcoholhoudende dranken te ruiken, te gebruiken of bij zich te hebben;

  • d.

    tijdens het vervoer van passagiers te roken of een sigaar, sigaret of pijp in de mond te hebben;

  • e.

    door hinderlijk aanprijzen, aanroepen of enigerlei andere hinderlijke wijze de aandacht te trekken van anderen of anderen met aanzoeken tot rijden lastig te vallen;

  • f.

    daarin een groter aantal passagiers te vervoeren, dan er zitten of standplaatsen zijn overeenkomstig het bij het motorrijtuig behorende keuringsbewijs;

  • g.

    passagiers tot zijn zitplaats toe te laten;

  • h.

    zich in kennelijke staat van dronkenschap bevindende of ernstig gewonde of door een uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening aangetaste personen in het motorrijtuig toe te laten of te vervoeren;

  • i.

    zich op de treeplank bevindende passagiers te vervoeren;

  • j.

    andere dieren dan huisdieren of andere goederen dan van geringe omvang in de voor passagiers bestemde ruimte toe te laten of te vervoeren mits bovendien het vervoerde zich in zindelijke staat bevindt en naar gelang de omvang daarvan zulks vordert, minder zitplaatsen ingenomen worden;

  • k.

    in zijn motorrijtuig brandgevaarlijke stoffen te vervoeren anders dan in geheel gesloten metalen bussen;

  • l.

    het motorrijtuig onder zijn toezicht te doen besturen, indien daarin passagiers worden vervoerd.

Artikel 7

Bij de vaststelling van het aantal passagiers, bedoeld in artikel 5, onder f, wordt met kinderen beneden vier jaren, waarvoor geen afzonderlijke plaats wordt verlangd, geen rekening gehouden en worden twee op dezelfde bank van een grote autobus geplaatste kinderen beneden 10 jaren voor één passagier en drie op dezelfde bank geplaatste kinderen van ouder dan tien, doch beneden veertien jaren, voor twee passagiers gerekend.

Artikel 8

De bestuurder van een autobus, taxi of toerwagen is verplicht:

  • a.

    daarin achtergelaten of gevonden voorwerpen zo spoedig mogelijk bij de politie in te leveren;

  • b.

    passagiers, die zich ten vervoer aanmelden tegen betaling volgens tarief toe te laten en te vervoeren, voor zover daardoor niet in strijd met enig ander wettelijk voorschrift gehandeld zou worden.

Artikel 9

Het is de houder van een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst, tot het vervoer van personen met een taxi of tot het uitvoeren van toerwagenritten verboden een motorrijtuig in dienst te stellen of te doen stellen:

  • a.

    dat zich niet in een technisch goed onderhouden en zindelijke staat bevindt;

  • b.

    waarvan een of meer zittingen defect zijn;

  • c.

    waarvan een of meer zitplaatsen niet vast zitten;

  • d.

    waarvan niet alle ruiten van veiligheidsglas zijn vervaardigd;

  • e.

    waarin of waaraan niet aanwezig is een in goede en bruikbare staat verkerend reservewiel met band en voldoende gereedschap tot het verwisselen van een wiel.

Artikel 10

De houder van een vergunning tot het uitoefenen van een autobus is verplicht te zorgen dat:

  • a.

    op de autobus aan de bovenvoorzijde op duidelijke door de politie goed te keuren wijze staat aangegeven de route, die volgens de vergunning moet worden bereden, zulks evenwel slechts voor zover de autobus op die route als zodanig wordt gebruikt.

  • b.

    in de autobus geen conductrices optreden, die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt;

  • c.

    in de autobus op voor de passagiers duidelijk leesbare wijze zijn aangegeven:

    • 1.

      het tarief, dat per enkele rit of gedeelte daarvan verschuldigd is;

    • 2.

      de dienstregeling, volgens welke de autobusdienst moet worden onthouden, onder vermelding van het begin- en eindpunt van de route;

  • d.

    de autobus is voorzien van een vermelding van het grootste aantal passagiers, dat gelijktijdig daarmede mag worden vervoerd, met eventuele onderscheiding van zit- en staanplaatsen.

Artikel 11

  • 1. De houder van een vergunning tot het uitoefenen van een autobus met grote autobussen is verplicht te zorgen dat:

    • a.

      de autobus voorzien is van een nooduitgang, tenzij de autobus van zodanige constructie is, dat zij in geval van nood gemakkelijk anders dan door de normale uitgang door de passagiers kan worden verlaten;

    • b.

      de autobus ten genoegen van de politie voorzien is van een deugdelijke binnenverlichting;

    • c.

      van zonsondergang tot zonsopkomst elke autobus, die voor het vervoer wordt gebezigd, van binnen behoorlijk is verlicht;

    • d.

      in de autobus in behoorlijke staat aanwezig zijn middelen tot het blussen van brand en tot het leggen van een snelverband.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan het Plaatselijk Hoofd van Politie ontheffing verlenen.

Artikel 12

Het tarief dat door de houder van een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met grote autobussen maximaal berekend mag worden is fl. 0.75 per passagier per rit, zoals deze in de vergunning is omschreven.

Artikel 13

Het tarief dat door de houder van een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met kleine autobussen maximaal berekend mag worden is fl. 0.50.

Artikel 14

  • 1. De bestuurder van een autobus moet bij het stoppen voor het opnemen of uitlaten van passagiers zorg dragen, dat het overige verkeer zo weinig mogelijk wordt gehinderd en de passagiers, waar mogelijk, kunnen in- en uitstappen zonder zich op de rijweg te begeven.

  • 2. De duur van het stoppen voor het opnemen en uitlaten van passagiers dient tot een minimum te worden beperkt.

Artikel 15

  • 1. Het is de bestuurder van een taxi verboden daarmede standplaatsen in te nemen op andere plaatsen dan door het Plaatselijk Hoofd van Politie door middel van daartoe bestemde borden is aangegeven.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien in de taxi reeds passagiers worden vervoerd.

Artikel 16

Het is de houder van een verhuurautovergunning en verhuurmotorvergunning verboden een motorrijtuig te verhuren of te doen verhuren, indien:

  • a.

    het motorrijtuig zich niet in een technisch goed onderhouden en zindelijk staat bevindt;

  • b.

    voor zover het betreft een verhuurauto niet alle ruiten van het motorrijtuig van veiligheidsglas zijn vervaardigd;

  • c.

    niet in of aan het motorrijtuig aanwezig is een in goede en bruikbare staat verkerend reservewiel met band en voldoende gereedschap tot het verwisselen van een wiel.

Artikel 17

Het is de houder van een verhuurautovergunning verboden een verhuurauto (met of zonder bestuurder) af te leveren of te doen afleveren bij het vliegveld of aan de pier.

Artikel 18

  • 1. De houder van een verhuurautovergunning of verhuurmotorvergunning is verplicht een register aan te leggen, overeenkomstig het bij dit eilandsbesluit behorende model (model 2), waarin door hem, voordat de huur en verhuur van een motorrijtuig een aanvang neemt , moeten worden opgetekend:

    • a.

      de datum en het uur, waarop de huur en verhuur aanvangt en eindigt;

    • b.

      het kentekennummer van het verhuurde motorrijtuig;

    • c.

      de naam en voornamen, geboortedatum en geboorteplaats van de huurder;

    • d.

      het adres van de huurder, indien het een persoon betreft die slechts tijdelijk op Saba verblijft, zijn adres in het buitenland;

    • e.

      de nationaliteit van de huurder;

    • f.

      het nummer en datum van afgifte van het rijbewijs van de huurder.

  • 2. Het register als bedoeld in het eerste lid, dient doorlopend genummerd te zijn en moet op eerste aanvraag door de vergunninghouder aan een opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 35 van de "Eilandsverordening Personenvervoer" (A.B. 1983, no. 1), ter inzage worden afgegeven.

HET VERGUNNINGSBEWIJS

Artikel 19

Het vergunningsbewijs wordt ingericht volgens het bij dit eilandsbesluit behorende model (model no. 3).

Artikel 20

Het vergunningsbewijs vermeldt:

  • a.

    de soort van de vergunning;

  • b.

    de naam en voorna(a)m(en) van de vergunninghouder;

  • c.

    het adres van de vergunningshouder;

  • d.

    het merk van het motorrijtuig;

  • e.

    het kenteken van het motorrijtuig;

  • f.

    op welke uren de dienst uitgevoerd wordt;

  • g.

    de geldigheidsduur.

Artikel 21

  • 1. De aanvraag tot overschrijving van de vergunning geschiedt schriftelijk onder vermelding van naam en voornamen, geboortedatum en plaats, adres nationaliteit en beroep van degene op wiens naam overschrijving van de vergunning wordt gevraagd.

  • 2. De aanvraag moet door degene, op wiens naam overschrijving van de vergunning wordt gevraagd, mede ondertekend worden.

Artikel 22

  • 1. Het vergunningsbewijs blijft eigendom van het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden.

  • 2. Het vergunningsbewijs wordt bij vernieuwing, wijziging, overschrijving, intrekking of beëindiging van de vergunning ten bestuurskantoor ingeleverd.

DE RIJVERGUNNING

Artikel 23

  • 1. De aanvraag om een rijvergunning geschiedt schriftelijk aan het Plaatselijk Hoofd van Politie en bevat tenminste de navolgende gegevens:

    • a.

      de naam, voorna(a)m(en), geboortedatum, en -plaats, het adres en de nationaliteit van de aanvrager;

    • b.

      het beroep van de aanvrager;

    • c.

      het nummer en de datum van afgifte van het rijbewijs van de aanvrager.

  • 2. In geval de aanvrager geen vergunninghouder is, dient hij een verklaring van zijn werkgever over te leggen, waaruit blijkt dat hij bij deze in dienst is of treedt als bestuurder van een kleine of grote autobus, taxi of toerwagen.

Artikel 24

De rijvergunning wordt verleend voor de duur van ten hoogste 5 jaren.

Artikel 25

De rijvergunning wordt ingericht volgens het bij dit eilandsbesluit behorende model (model no. 4), met dien verstande, dat wanneer een rijvergunning wordt uitgereikt aan een persoon, die niet zelf vergunninghouder is, hiervan blijkt door een diagonale streep over de linker bovenhoek van de rijvergunning in rode inkt.

Artikel 26

De rijvergunning vermeldt:

  • a.

    de naam en voorna(-a)m(en), geboortedatum en –plaats, het adres en nummer van het rijbewijs van de houder;

  • b.

    voor welke categorie motorrijtuigen de vergunning nodig is;

  • c.

    de datum van afgifte;

  • d.

    de geldigheidsduur.

Artikel 27

  • 1. De houder van een rijvergunning dient één maand voor de afloop van de termijn, waarvoor de vergunning is verleend, verlenging daarvan aan te vragen bij de politie.

  • 2. Bij uitreiking van een nieuwe rijvergunning wordt de verlopen vergunning bij de politie ingeleverd.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

  • 1. Overtredingen van of handelen in strijd met enige bepaling krachtens de artikelen 19 of 20 van de "Eilandsverordening Personenvervoer" in dit eilandsbesluit vastgesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.

  • 2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, kan hechtenis of geldboete worden opgelegd tot het dubbele van het voor elk gestelde maximum.

Artikel 29

De feiten, bij dit eilandsbesluit strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 30

Met de opsporing van de feiten, bij dit eilandsbesluit strafbaar gesteld, zijn belast de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen aangewezen personen.

Artikel 31

Dit eilandsbesluit kan worden aangehaald als "Eilandsbesluit Personenvervoer" en treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.