Notitie Afwegingskader sport- en welzijnsvoorzieningen

Geldend van 04-06-2015 t/m heden

Intitulé

Notitie Afwegingskader sport- en welzijnsvoorzieningen

Opdracht

Het college heeft in de programma’s Sport en Recreatie en Mens en Maatschappij van het Coalitieakkoord de volgende opdracht geformuleerd:

“Met het Masterplan Voorzieningen in de hand komen tot heldere keuzes over welke voorzieningen onder de huidige omstandigheden in stand moeten blijven of geclusterd kunnen worden of niet langer door de gemeente ondersteund worden. Om tot deze keuzes te komen een afwegingsproces opstellen en dit keuzeproces binnen 1 jaar afronden”.

Doelspelling

De opdracht vraagt om een eenduidige en ingekaderde doelstelling.

Die doelstelling is het opstellen van een afwegingsproces waarmee de Raad keuzes kan maken om te komen tot de ontwikkeling en realisatie van een passende en

toekomstbestendige voorzieningenstructuur. Gezien de genoemde programma’s uit het Coalitieakkoord leggen wij het accent op de sport- en welzijnsvoorzieningen in de gemeente Terneuzen.

Aanpak

Het Masterplan Voorzieningen Zeeuws – Vlaanderen (hierna te noemen: MPV) wordt als referentiekader voorgesteld om te komen tot een afwegingsproces waarmee de keuzes voor een passend en toekomstbestendig voorzieningenniveau worden gemaakt. Om die reden is het logisch om de analyses, conclusies, mogelijke scenario’s en de scenariokeuze uit het MPV nog eens te beschrijven. De analyse van het MPV vindt u in hoofdstuk 1 en in bijlage 1. Vervolgens passen we deze benaderingswijze toe op het Terneuzense voorzieningenniveau en beschrijven we in hoeverre de analyses uit het MPV voor Terneuzen van toepassing zijn. De analyse van het Terneuzense voorzieningenniveau vindt u in hoofdstuk 2. Aan de hand van die vergelijkende analyse stellen we het gevraagde afwegingskader ten aanzien van de Terneuzense voorzieningenstructuur op. Dit afwegingskader vindt u in hoofdstuk 3.

1 Analyse Masterplan Voorzieningen Zeeuws – Vlaanderen (MPV)

Een samenvatting van de analyse uit het MPV vindt u terug in bijlage 1.

In die bijlage hebben wij de centrale vraagstelling uit het MPV opgenomen, namelijk “welk voorzieningenaanbod kunnen en willen we onze inwoners in Zeeuws – Vlaanderen bieden en hoe verhoudt zich dat tot het huidige aanbod van voorzieningen?”

Wij geven aan welke ontwikkelingen de aanleiding zijn tot de centrale vraagstelling en we benoemen de karakteristieken van het huidige voorzieningenaanbod (decentrale structuur, kleinschalig met kleine verzorgingsgebieden en een overcapaciteit en lage bezettingsgraad). Het MPV stelt zich een tweeledige opgave om tot een toekomstbestendige

voorzieningenstructuur te komen die aansluit bij de ontwikkelingen en bij de behoefte van de inwoners. Het gaat daarbij om het vinden van een evenwicht tussen capaciteit en bereikbaarheid en tussen vernieuwing en behoud.

Vier toekomstgerichte scenario’s worden geformuleerd die allen hun eigen invalshoek hebben.

Scenario 1 richt zich op het behoud van zelfstandige voorzieningen op kernniveau;

Scenario 2 zet in op de clustering van voorzieningen op kernniveau;

Scenario 3 heeft een herschikking van voorzieningen op gemeenteniveau voor ogen; Scenario 4 is het meest vergaand met een centralisatie van voorzieningen op regionaal niveau.

Een nadere uitwerking van de scenario’s en de uitleg van de keuze voor scenario 3 vindt u eveneens in bijlage 1.

2 Analyse voorzieningenniveau Terneuzen

De opdracht uit het Coalitieakkoord impliceert dat analyses uit het MPV van pas kunnen komen bij het ontwikkelen van een passende en toekomstbestendige voorzieningenstructuur voor Terneuzen.

Om die reden leggen we de analyses van het MPV als “meetlat” langs de huidige Terneuzense structuur van sport- en welzijnsvoorzieningen.

2.1 Aanleiding

Ontwikkelingen die (kunnen) zorgen voor een veranderende vraag naar voorzieningen, doen zich ook in Terneuzen voor. Evenals bij het MPV gaat het om dezelfde ontwikkelingen die het bestaande aanbod en beleid onder druk zetten en ons dwingen om (andere) keuzes te maken ten aanzien van een toekomstbestendige inrichting van de voorzieningenstructuur. Uit bijlage 2 – inwoners per kern en leeftijdsgroep – blijkt dat in alle kernen van Terneuzen de leeftijdsgroep tot 45 jaar kleiner is dan de groep van 45 jaar en ouder, hetgeen wijst op een tendens van ontgroening en vergrijzing. Een vergelijking met het jaar 2012 onderbouwt die stelling en de prognoses wijzen op een verdere versterking van die trends.

Voor Terneuzen gelden dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen zoals een verdergaande individualisering, toegenomen (auto)mobiliteit, veranderende vrijetijdsbesteding en een afname van het vrijwilligerswerk terwijl de gemeente zich tegelijkertijd voor een bezuinigingsopgave ziet gesteld.

2.2 Aanbod en beleid in Terneuzen

Het bestaande aanbod in Terneuzen is qua karakteristiek vergelijkbaar met de Zeeuws - Vlaamse situatieschets.

Ook hier geldt een aanbod met een sterke decentrale voorzieningenstructuur, kleinschalig van opzet met kleine verzorgingsgebieden en een beperkte clustering op kernniveau. Bijlage 3 bevat een overzicht van het voorzieningenniveau op sport- en welzijnsterrein dat per kern inzichtelijk is gemaakt. Hieruit blijkt het ‘versnipperde’ aanbod dat gezien de aanwezigheid van welzijnscentra in alle grote, middelgrote én kleine kernen duidt op een kleinschalige opzet met kleine verzorgingsgebieden. Alle middelgrote kernen hebben bovendien een gymzaal en een voetbal- en tennisvereniging (m.u.v. Westdorpe dat geen tennisvoorziening heeft).

Hieronder geven wij een nadere analyse van de welzijns- en sportvoorzieningen.

2.2.1 Welzijnsvoorzieningen

Welzijnsvoorzieningen is een breed begrip en kan betrekking hebben op allerlei verschillende soorten voorzieningen en accommodaties. Vanwege de complexiteit richten we ons hier primair op de welzijnsaccommodaties en de activiteiten die daarin plaats (kunnen) vinden. Specifiek de dorps- en buurthuizen.

De functionaliteit van het gebouw is het middel om activiteiten plaats te laten vinden. Ook de programmering is een middel om het hogere doel van het beleid te behalen.

Het doel is om door middel van de activiteiten een bijdrage te leveren aan hetgeen in de WMO is gesteld: het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en kernen, het bevorderen van het maatschappelijk verkeer en het bestrijden en voorkomen van achterstanden. Wij stimuleren een zelfredzame Terneuzense samenleving.

In totaal hebben we 22 accommodaties waar de bewoners van wijk en kern elkaar kunnen ontmoeten en terecht kunnen voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten met een open en algemeen karakter. De activiteiten kunnen globaal in vier categorieën worden ingedeeld; agogische activiteiten, club-en buurthuiswerk, ontspanning en ontmoeting en overige. Paracommerciële activiteiten zijn niet toegestaan.

Door de vele (kleine) kernen en doordat in elke kern een accommodatie is, ligt het gemiddeld verzorgingsgebied per accommodatie ver onder het landelijk gemiddelde. Het landelijk gemiddelde ligt tussen de 10.000 en 20.000 inwoners per accommodatie. Voor de gemeente Terneuzen geldt een gemiddelde van ongeveer 2.300 inwoners per accommodatie.

In de huidige praktijk zien we over het algemeen een onderbezetting binnen de accommodaties, met name in de ochtend –en middaguren. Dit is deels te verklaren doordat in de sector welzijn veelal met vrijwilligers wordt gewerkt die met name ’s avonds beschikbaar zijn om activiteiten te begeleiden, organiseren. Daarnaast vinden activiteiten voor jeugd en jongeren vaak plaats na schooltijd, veelal in de welzijnsruimten die geïntegreerd zijn binnen een brede school en niet zozeer in solitaire dorps-en buurthuizen. Anderzijds speculeren we dat de beschikbaarheid van de accommodaties onvoldoende bekend is en dat we te weinig inzicht hebben in de vraag naar activiteiten en daardoor lastig kunnen sturen op de programmering.

Tenslotte merken we ten aanzien van de welzijnsaccommodaties op dat we, als het gaat om de mate van kwaliteit uitgedrukt in faciliteiten en geschiktheid van ruimten, beschikken over zeer goed geoutilleerde accommodaties en zeer verouderde accommodaties.

Landelijk gezien is het devies om vraaggericht activiteiten te ontplooien. Bewoners moeten vaak zelf met hun vraag komen, de gemeente faciliteert en ondersteunt hen hierin. Dat vraagt een actieve en betrokken houding van bewoners en een meer terugtrekkende rol van gemeenten, welzijnsorganisaties en zorgorganisaties. Ook de gemeente Terneuzen steekt vooral in op vraaggericht werken. Maar is dit echt wat we met de participatiesamenleving bedoelen? In hoofdstuk 3 komen we hier op terug.

Conclusies welzijnsvoorzieningen

Op het aanbod van de welzijnsvoorzieningen in Terneuzen zijn veelal dezelfde karakteristieken uit het MPV van toepassing. Een decentrale voorzieningenstructuur met kleine verzorgingsgebieden en weinig diversiteit in aanbod. Van burgers wordt verwacht dat zij actief meedoen in de samenleving en als overheid opereren we vooral vraaggericht. De bezetting van welzijnsaccommodaties kan beter. De diversiteit in kwaliteit van de accommodaties is opvallend.

2.2.2 Sportvoorzieningen

Omdat de analyse van de sportvoorzieningen uiteenlopende karakteristieken oplevert, hebben we een onderverdeling aangebracht in:

  • de twee meest populaire buitensportvoorzieningen in Terneuzen, te weten voetbal en tennis;

  • de overige buitensportvoorzieningen;

  • de binnensportvoorzieningen;

  • de zwembaden.

Bijlage 4 geeft een inzicht in de ontwikkeling van het ledenaantal (teams) en de verhouding tussen aanwezige capaciteit en de ruimtebehoefte bij de meest voorkomende sportvoorzieningen, te weten voetbal en tennis.

Kijken we naar de voetbalverenigingen dan zien we een lichte daling bij de seniorleden (vanaf circa 20 jaar en ouder) maar wel een lichte stijging in het aantal jeugdleden. Dit is een beeld dat niet past bij de trend van ontgroening. Dit heeft o.a. te maken met een toenemend aantal meisjes dat gaat voetballen.

De Terneuzense voetbalvoorzieningen kennen een evenwicht tussen de aanwezige capaciteit en de genormeerde ruimtebehoefte. Wel blijft het gegeven overeind van kleinschalige voorzieningen met kleine verzorgingsgebieden.

Conclusie:

Hier is sprake van kleinschalige voorzieningen met kleine verzorgingsgebieden; Wel kennen de voetbalvoorzieningen een evenwicht tussen beschikbare capaciteit en de genormeerde ruimtebehoefte, m.a.w. de bestaande sportvoorzieningen voorzien in een behoefte.

Kijken we naar het beeld van de tennisverenigingen dan zien we in alle opzichten een sterk dalende vraag. Ten opzichte van het ledenaantal van 2005 (1686 senioren en 531 jeugdleden) zien we een daling van 607 seniorleden en van 248 jeugdleden tot een totaal ledenaantal van 1079 senioren en 283 jeugdleden in 2015. Het spreekt vanzelf dat hier sprake is van een stevige overcapaciteit en lage bezettingsgraad. De cijfers van 9 tennisverenigingen met een totale capaciteit van 33 tennisbanen en een genormeerde totale behoefte van 15 en dus een overcapaciteit van 18 banen spreken wat dat betreft boekdelen. De trend van ontgroening zien we bij de tennisverenigingen duidelijk terug in het geringe aantal jeugdleden ten opzichte van de seniorleden.

Naast de geconstateerde overcapaciteit en lage bezetting gaat het bij tennis om kleinschalige voorzieningen met kleine verzorgingsgebieden en is er nauwelijks clustering, bijv. met een andere sportvoorziening, op kernniveau.

Conclusie:

Tennisvoorzieningen zijn er in de grote en middelgrote (m.u.v. Westdorpe) kernen in onze gemeenten.

Zij kenmerken zich als kleinschalige voorzieningen met kleine verzorgingsgebieden. Sinds 2005 is het ledenaantal, ook bij de jeugd fors gedaald (krimp en ontgroening). Het gevolg is dat de tennisaccommodaties te kampen hebben met een overcapaciteit en dus een lage bezettingsgraad van de accommodaties.

De overige buitensportvoorzieningen geven een wisselend beeld te zien van enerzijds kleinschalige voorzieningen zoals korfbal, hockey, honk- en softbal en atletiek en anderzijds voorzieningen op grotere schaal zoals golf-, motorcross, zweefvliegen en ruitersport. Voor alle overige buitensportvoorzieningen geldt dat er sprake is van grotere verzorgingsgebieden omdat deze sportvoorzieningen een regionale functie en uitstraling hebben. Alle overige buitensportvoorzieningen bevinden zich in de grote kernen. Bijlage 5 beschrijft de overige ‘kleinschalige’ buitensporten waarbij we zien dat de bescheiden ledenaantallen in evenwicht zijn met de bescheiden omvang van de bijbehorende accommodaties.

Van de grotere buitensportvoorzieningen motorcross, golf, zweefvliegen en ruitersport met regionale uitstraling hebben wij geen concrete cijfers van ledenaantallen en bezettingsgraad. Zij laten evenwel een beeld zien van bloeiende buitensportvoorzieningen die voorzien in een regionale en zelfs grensoverschrijdende behoefte. Deze geprivatiseerde verenigingen / stichtingen zijn volledig ‘selfsupporting’.

Conclusie:

De overige buitensportvoorzieningen kenmerken zich als kernoverstijgend en in de meeste gevallen zelfs als regionale voorzieningen.

Zowel voor de kleinschalige als voor de grotere voorzieningen geldt dat de capaciteit in evenwicht is met de ruimtebehoefte.

Van de kleinschalige voorzieningen hebben we de ledenaantallen in beeld en deze zijn bescheiden van omvang maar wel constant.

Ook voor binnensportaccommodaties geldt de karakteristiek van het MPV.

De structuur van gymzalen en sporthallen is te kenmerken als een versnipperd aanbod, kleinschalig van aard met kleine verzorgingsgebieden. In het algemeen kennen onze gymzalen en sporthallen een geringe bezettingsgraad. Zij zijn in eerste instantie bestemd voor gymnastiekonderwijs en dus is er sprake van een basisvoorziening in de kernen met een basisschool

Conclusie:

De karakteristiek van MPV is ook van toepassing op het aanbod van binnensportvoorzieningen.

Gymzalen en sporthallen beschouwen we als basisvoorziening vanwege de wettelijke plicht om ruimte voor gymnastiekonderwijs aan te bieden.

Het bereikbaarheidsprincipe is hier, gezien het gymnastiekonderwijs, geen bepalende factor.

Vooral op de zwembadvoorzieningen in onze gemeente is de analyse uit het Zeeuws – Vlaamse MPV van toepassing: een decentrale structuur met kleinschalige voorzieningen en kleine verzorgingsgebieden, een sterke overcapaciteit en een lage bezettingsgraad. Het aanbod van zwembaden is vooral gemeentegericht en kent nauwelijks diversiteit.

Behalve in de grote kernen Terneuzen, Axel en Sas van Gent (bijna 4.000 inwoners) zijn er volwaardige gemeentelijke zwembaden in de middelgrote kernen Zaamslag (2.825 inwoners) en Koewacht (2.542 inwoners).

Conclusie:

De karakteristiek van het MPV is in zijn volle omvang van toepassing op het huidige aanbod van zwembadvoorzieningen.

Terneuzen kent maar liefst 7 volwaardige zwembadvoorzieningen waarvan twee in middelgrote kernen met een inwoneraantal van minder dan 3.000 inwoners. Landelijke normen geven een beeld van een flinke overcapaciteit en een lage bezettingsgraad

De ontwikkeling van het individueel, ongebonden en recreatief sporten zet ook in Terneuzen sterk door. Voorbeelden daarvan zijn hardlopen, wielrennen (al dan niet in een georganiseerd verband), fitness, paardrijden, skeeleren en indoorskiën. Voorzieningen worden voornamelijk opgezet en in stand gehouden door het particulier initiatief, waaronder fitnesscentra, maneges, skihal en organisaties (stichtingen) die wedstrijden organiseren of sportgroepen formeren.

Conclusie:

Ontwikkelingen van het individueel, ongebonden en recreatief sporten zet ook in de Terneuzen sterk door. Gemeentelijke initiatieven inden vooral plaats vanuit sportstimulering. Deze sportvoorziening is vooral ook een zaak en verantwoordelijkheid van het particulier initiatief.

3.Het afwegingskader

Als wij op termijn over een voorzieningenniveau willen beschikken dat passend en toekomstbestendig is, dan is nu het moment om richtinggevende uitspraken te formuleren over de wijze waarop we met onze voorzieningenstructuur moeten omgaan.

Met de beschikbare informatie en de conclusies in bovenstaand verhaal hebben wij met betrekking tot de welzijnsvoorzieningen een kader ontwikkeld. Voor de sportvoorzieningen zijn een aantal varianten geformuleerd waarin de mogelijkheden voor een aanpak van de voorzieningen staat beschreven.

De opgave uit het MPV met het vinden van een evenwicht in “capaciteit versus bereikbaarheid” en in “behoud versus vernieuwing” wordt zowel binnen het kader als in de varianten meegewogen.

Daar waar het relevant is geven we de keuzemogelijkheid aan van een passieve aanpak of juist een actieve aanpak.

3.1. Welzijnsvoorzieningen/accommodaties

In hoofdstuk 2 concludeerden we voor de welzijnsaccommodaties dat het gebruik ervan beter zou kunnen en dat er weinig diversiteit in het aanbod is. We gaven de mogelijke oorzaken aan van de onderbezetting. Ook stelden we de vraag of het inzetten op vraaggericht werken wel de juiste manier is.

Hieronder beschrijven we welke kansen we zien om in relatie tot het MPV onze welzijnsaccommodaties optimaal te benutten, ofwel toekomstbestendig te maken. We doen u daarmee een voorstel om te kiezen voor het volgende kader:

1.

Verantwoordelijkheid bij de burger

2.

Multifunctionaliteit als uitgangspunt voor welzijnsaccommodaties

3.

Het verzelfstandigen van de welzijnsaccommodaties

3.1.1. Verantwoordelijkheid bij de burger

Welzijnsaccommodaties zijn als ontmoetingsplek een bindende factor voor sociale cohesie en leefbaarheid. Hiermee doen zij recht aan het doel van de WMO en de verdergaande ontwikkelingen binnen het sociale domein, namelijk mogelijkheden bieden om mee te doen in de maatschappij. Dit sluit ook aan bij de werkwijze om vraaggericht aan de slag te zijn omdat de nadruk ligt op de eigen kracht van mensen, hun zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid, ten opzichte van zichzelf en van elkaar.

Uitgangspunt is dat mensen als zij ondersteuning nodig hebben in eerste instantie zelf een oplossing zoeken en, waar mogelijk, een beroep doen op hun sociaal netwerk. Onderlinge solidariteit staat voorop.

Echter, doet dat recht aan wat we bedoelen met de participatiesamenleving?

Een misvatting van het begrip participatiesamenleving is dat we álle burgers in staat achten om zelfstandig vorm te geven aan actief burgerschap. Uit onderzoek blijkt dat de meeste buurtgenoten niet spontaan voor elkaar gaan zorgen en elkaar helpen als de overheid zich terugtrekt. De kleine groep die wel hulp geeft, gaf die al, maar in werk of aan elders wonende familie. Kortom, we kunnen burgers loslaten, maar niet aan hun lot overlaten.

Met een eenzijdige aandacht voor actief burgerschap ontstaan allerlei nieuwe plichten en verantwoordelijkheden, maar vaak zonder bijkomende rechten en voorzieningen.

Goed burgerschap gaat over een balans tussen actief en passief, tussen rechten en plichten, en tussen je stem verheffen en weten wanneer je moet luisteren en zwijgen.

Burgerschap is een moreelemotionele praktijk. Wat burgers vinden dat hun rechten en plichten zijn en wat ze vinden dat ze van andere burgers en instituties mogen verwachten, is niet afhankelijk van kosten-batenanalyses maar van moreel geladen emoties, die vaak draaien om erkenning en miskenning

De afweging in handelen zien we dus in de relatie tussen zelforganiserend vermogen van burgers en de betrokkenheid van de overheid.

3.1.2 Multifunctionaliteit als uitgangspunt voor accommodaties

Multifunctionaliteit staat voor de clustering van functies binnen een accommodatie.

Daarnaast komt multifunctioneel gebruik van ruimten binnen een accommodatie voor. Dat wil echter niet zeggen dat iedere accommodatie of ruimte zich ervoor leent om multifunctioneel inzetbaar te zijn. Dat is onder andere afhankelijk van het kwaliteitsniveau, waarover we eerder in hoofdstuk 2 spraken.

Op grond van de norm voor de aanwezigheid van het aantal welzijnsvoorzieningen lijkt het voor de hand liggend om te gaan saneren. Maar door het opschalen van de basis- voorzieningen naar de middelgrote kernen kan de huidige versnipperde overcapaciteit grotendeels worden weggewerkt. Bovendien kan, door zoveel als mogelijk in te zetten op multifunctioneel gebruik van de accommodaties, wijzigingen in de vraag ook makkelijker worden opgevangen.

Een kans die we hierbij zien is de huidige ontwikkeling van Aan-Z met de inzet van zogeheten gebiedsteams. Ieder gebiedsteam moet in het eigen werkgebied kunnen beschikken over de accommodaties die nu al fungeren als een vind- en ontmoetingsplaats. Dit zou bij kunnen dragen aan een nieuw concept waar zorg- en welzijnsorganisaties nauw met elkaar samenwerken in het bieden van collectieve begeleiding en dagbesteding.De welzijnsaccommodatie wordt daarmee nog meer een herkenbare en inspirerende ontmoetingsplek in de wijk, voor ontmoeting, collectieve begeleiding en dagbesteding. Accommodaties worden daardoor efficiënter ingezet. Het lost in ieder geval een deel van de geconstateerde onderbezetting van de accommodaties in de ochtend- en middaguren op.

In het coalitieakkoord is in het programma Mens en Maatschappij onder punt 10.3 opgenomen:

Bij het aanbieden van voorzieningen is het op een duurzame en financieel verantwoorde wijze verzorgen van basisbehoeften het uitgangspunt waarbij natuurlijke clustering wordt ondersteund. Daar waar dat mogelijk is op basis van maatschappelijk initiatief en daar waar dat niet aanwezig is, maar wel nodig, onder regie van de gemeente.

Uitgangspunt is een proactieve, in plaats van reactieve aanpak. Daarbij kijken we kritisch naar het aanbod van activiteiten en functies binnen de accommodaties. Het doel is om op basis daarvan efficiënter en slimmer gebruik te maken van de beschikbare capaciteit, alvorens forse (vervangings) investeringen te doen. We stellen daarom voor om het realiseren van nieuwe accommodaties niet direct te steunen maar ook aanpassingen aan verouderde accommodaties in relatie te brengen met het gewenste kwaliteitsniveau. Daarbij moet de realiteit in acht worden genomen dat sommige van onze dorps- en buurthuizen dermate gedateerd zijn dat we ze het duurzame, eigentijdse karakter middels een kwaliteitsimpuls gewoonweg niet meer kunnen geven.

3.1.3 Verzelfstandigen van de welzijnsaccommodaties

Voor zover niet het geval, worden welzijnsaccommodaties verzelfstandigd, met de voorwaarde dat de activiteiten die plaatsvinden ten dienste blijven aan de doelen van participeren. M.a.w. de beleidslijn zoals verwoord in de nota Accommodatiebeleid wordt voortgezet. Een toegevoegd advies is om die verzelfstandiging in de grote kernen (Terneuzen, Axel en Sas van Gent) met behulp van professionele ondersteuning van het beheer, vorm te geven.

In het coalitieakkoord is in het programma Mens en Maatschappij onder punt 10.4 opgenomen: Een veilige en leefbare samenleving is een opdracht voor elke inwoner. Daar waar dat niet kan, maar wel nodig is, heeft de gemeente een opdracht.

In de huidige situatie geldt dat het beheer van de welzijnsaccommodaties en multifunctionele accommodaties zoveel mogelijk wordt overgelaten aan een lokaal beheerorgaan, veelal een vereniging of stichting.

Uitgangspunt is dat wanneer een beheerorgaan van een welzijnsaccommodatie besluit om te stoppen met haar functie de gemeente geen actieve rol inneemt om een ander beheerorgaan te vinden, afhankelijk van de sociale kracht van de gemeenschap waarin de accommodatie staat.

Bij bestaande accommodaties in de kleine kernen (Overslag,Zandstraat, Spui, Zuiddorpe) betekent bovenstaande dat er een ‘uitsterfconstructie’ wordt gehanteerd; ofwel de gemeente stoot het gebouw af. Hiermee wordt ingespeeld op het toekomstige streefbeeld om de overcapaciteit van welzijnsaccommodaties te beperken.

Wel zal de gemeente zich inspannen om de functie van ‘ontmoeten’ in stand te houden en om deze functie elders onder te brengen. Dit door te verwijzen naar accommodaties die nog ruimte bieden en qua bereikbaarheid acceptabel zijn.

3.2 Sportvoorzieningen

1. Bestaande sportvoorzieningenstructuur in stand houden

Algemeen Kader

1.Bereikbaarheid en leefbaarheid zijn leidend

2.De autonome kern met een breed voorzieningenaanbod

Karakteristiek

De kenmerken van een decentrale structuur, kleinschalige voorzieningen met een klein verzorgingsgebied, overcapaciteit, lage bezettingsgraad en weinig diversiteit wijzigen niet;

De autonome kern blijft in stand. Men behoudt wat het heeft maar het kost veel inzet (in tijd, geld en energie) van vrijwilligers en van gemeente. Die inzet is vooral gericht op beheer en exploitatie van de voorzieningen en dit gaat vaak ten koste van kwaliteits- en vernieuwingsimpulsen.

2. Sportvoorzieningenstructuur in het teken van clustering, fusie, multifunctionaliteit

Algemeen Kader

1.Clustering van voorzieningen en een transformatie van voorzieningen op kernniveau

2.Evenwicht vinden in capaciteit versus bereikbaarheid

Karakteristiek

Voorzieningen blijven op kernniveau maar er wordt ingezet op clustering van voorzieningen, samenwerking van organisaties en multifunctionaliteit van de accommodatie;

Concurrentieprincipe telt minder, vrijwilligersbestand wordt beter benut en de voorziening is beter exploiteerbaar omdat de voorziening financieel en organisatorisch robuuster wordt.

Clustering en multifunctioneel maken kan gepaard gaan met extra investeringen die op de lange termijn besparingen opleveren;

Deze ontwikkelingen worden ook ingezet bij voorzieningen die zich in nabijgelegen kernen bevinden;

Beleid inzake vervangingsinvesteringen dient als actief sturingsinstrument

3. Sportvoorzieningen centreren in de grote kernen

Algemeen Kader

1.herschikking van voorzieningen en een transformatie van de bestaande voorzieningenstructuur met het accent op robuuste voorzieningen in de grote kernen

2.Evenwicht in bereikbaarheid vs capaciteit en behoud vs vernieuwing 3. financiële en organisatorische robuustheid

Karakteristiek

De voorzieningenstructuur is niet op de autonome kernen gericht maar op het gemeentelijk (centraal) niveau;

De voorziening past bij de aard en omvang van het verzorgingsgebied; Belangrijke voorwaarden zijn bereikbaarheid en een evenwicht in vraag en aanbod;

Nieuwe ontwikkelingen worden bezien in het gemeentelijk perspectief; In kleine en middelgrote kernen kunnen voorzieningen verdwijnen; wel geldt voor die kernen dat een ontmoetingsfunctie behouden moet blijven; Het ontstaan van (financieel en organisatorische) robuuste voorzieningen biedt de mogelijkheid voor een professionele inzet van de voorziening en professioneel beheer; in het verlengde daarvan is verdere privatisering een logisch vervolg;

Investeringen in vernieuwing en kwaliteit van het aanbod in de grote kernen. Investeringslast is hoog maar het maatschappelijk rendement ook; extra

(onnodige) instandhoudingslasten door overcapaciteit zullen verdwijnen.

De vervoersbewegingen met bijbehorende vervoerskosten zullen toenemen.

4. Sportvoorzieningenstructuur “op de schop”

Algemeen Kader

1.Bestaande voorzieningenstructuur wordt opnieuw ingericht

2.Regionaal vormgegeven voorzieningenaanbod

Karakteristiek

Uitgangspunt is centralisatie van voorzieningen waarbij maximale opschaling en clustering van voorzieningen plaatsvindt;

Verbetering en vernieuwing van kwaliteit van het aanbod;

Regionale aanpak met intergemeentelijke samenwerking en de blik ook over de grens gericht.

Richtinggevende adviezen

  • 1.

    Gezien de aard van de voorzieningenstructuur en de geschetste ontwikkelingen ligt een keuze voor variant 1, de bestaande sportvoorzieningenstructuur onverkort in stand houden, niet voor de hand;

  • 2.

    Een keuze voor variant 4, waarin we een regionale aanpak voorstaan met een intergemeentelijke (Zeeuws – Vlaamse) aanpak waarbij de voorzieningenstructuur opnieuw wordt ingericht, lijkt voor dit moment een “brug te ver”;

  • 3.

    Insteken op de kenmerken van de varianten 2 en 3 zien wij als de meest logische en de meest haalbare optie. In variant 2 ligt het accent op clustering en multifunctioneel gebruik van voorzieningen en organisatorische samenwerking en fusie. Hierdoor kunnen robuuste, levensvatbare voorzieningen ontstaan waar een evenwicht is in bereikbaarheid en capaciteit. In variant 3 verschuift het accent van de autonome kern met z’n eigen voorzieningen naar het centreren van voorzieningen in de grote kernen. Die lijn doorzettend, houdt het in dat vernieuwingen ook gericht zijn op de robuuste voorzieningen in de grote kernen;

  • 4.

    Als we de gewenste varianten en de richtinggevende adviezen toepassen op de diverse sportvoorzieningen, dan ontstaat het volgende (globale) beeld:

    • a.

      Voetbalvoorzieningen:

      • zijn qua ledenaantal (nog) niet onderhevig aan de demografische ontwikkelingen en de huidige capaciteit is in evenwicht met de ruimtebehoefte

      • staan als traditionele voorziening met draagvlak in alle kernen niet dusdanig onder druk dat sanering of centreren in de grote kernen nu aan de orde is

      • wel verdient het aanbeveling om in te zetten op mogelijke organisatorische fusie en clustering en multifunctionaliteit van voetbalvoorzieningen om een bepaalde mate van robuustheid ook naar de toekomst toe te garanderen

      • wij staan in dit geval een passieve aanpak voor, d.w.z. stimuleren en ondersteunen daar waar initiatieven “uit het veld” ontstaan, waar de gelegenheid zich voordoet en waar draagvlak is

      • Eventuele nieuwe ontwikkelingen toepassen op de sportvoorzieningen in de grote kernen waarbij ook hier clustering en multifunctionaliteit de trefwoorden zijn; denk daarbij aan een ontwikkeling als kunstgras.

    • b.

      Tennisvoorzieningen:

      • hebben alle kenmerken van het MPV in zich: kleinschalige voorzieningen met kleine verzorgingsgebieden, een fors dalend ledenbestand met weinig jeugd, een lage bezettingsgraad en een stevige overcapaciteit;

      • in de grote kernen centreren als robuuste voorzieningen is een logische aanpak met de grootste kans op een passende en toekomstbestendige voorzieningenstructuur .

    • c.

      Overige buitensportvoorzieningen:

      • waaronder de kleinschalige voorzieningen zoals korfbal, hockey, honk/softbal en atletiek zijn niet kerngebonden maar kennen een gemeentelijk en soms ook regionaal verzorgingsgebied; capaciteit en ruimtebehoefte zijn in evenwicht

      • waaronder de grotere voorzieningen zoals zweefvliegen, motorcross, golf zijn robuust, kennen een groot verzorgingsgebied (vaak over de landgrenzen heen) en zijn selfsupporting

      • hebben de kenmerken van scenario 3 al grotendeels in zich (m.u.v. korfbalvereniging Zaamslag)

      • vernieuwingen of nieuwe ontwikkelingen binnen deze voorzieningen zijn gericht op de voorzieningen in de grote kernen waarbij mogelijke clustering en multifunctionaliteit ook hier de trefwoorden zijn; in het MPV wordt gesproken van functionele sportparken

    • d.

      Binnensportvoorzieningen:

      • kennen ook de kenmerken uit het MPV;

      • gymzalen en sporthallen (3 grote kernen) zijn aan te merken als een noodzakelijke basisvoorziening voor gymnastiekonderwijs;

      • handhaven in de kernen en wijken waar zich een basisschool bevindt;

    • e.

      Zwembaden:

      • kennen een voorzieningenstructuur waarop de karakteristiek van het MPV in zijn volle omvang op van toepassing is

      • in de 3 grote kernen hadden in 2014 bezoekersaantallen van circa 18.000 tot 22.000, in de middelgrote kern Koewacht ging het om een bezoekersaantal van 12.000 terwijl het zwembad in Zaamslag een negatieve uitschieter was met nog geen 5.000 geregistreerde bezoekers

      • overaanbod, lage bezoekersaantallen en onevenredig hoge exploitatiekosten zijn aanleiding om variant 3 in overweging te nemen.

Tenslotte

De vergelijkende analyse leert ons dat de bestaande voorzieningenstructuur op het terrein van welzijn en sport in Terneuzen vergelijkbaar is met de eerder aangehaalde karakteristieken van het voorzieningenplan uit het MPV. Tegelijkertijd zijn de geschetste demografische ontwikkelingen van dalende inwoneraantallen, ontgroening en vergrijzing van toepassing op Terneuzen en maken wij ook landelijke ontwikkelingen door zoals individualisering, grotere (auto)mobiliteit, veranderende vrijetijdsbesteding en minder vrijwilligerswerk.

Op basis van het voorgestelde kader voor welzijnsvoorzieningen en de genoemde keuzevarianten voor sportvoorzieningen zijn wij van mening dat u een degelijk instrument in handen heeft om uw afwegingen te maken.